worden gelegd, en voorzeker zouden de kosten niet groot zijn. Voor de burgerij is gemak even zoo wensclielijk als verfraaijing, vooral voor den werkman alsook voor den neringdoenden burger, blijkens bet aantal re- questranten. De heer de Fremery. Ik ben bet met den heer de Moen eens, dat het belang van de scheepvaart in deze grooter is dan dat van enkele voor bijgangers, die van die brug tot dusverre gebruik maakten. De Voorzitter. Ik moet omtrent deze zaak dit opmerkendatwan neer eene communicatie wordt weggenomen, zulks altijd eenig ongerief ten gevolge heeft, doch waaraan men zich langzamerhand leert gewennen. Nu wordt hier niet een zoo belangrijk ongerief te weeg gebragtdat het bij zonder kan of moet gelden. Ik kan overigens niet toegevendat er laat stelijk zoo veel aan verfraaijing zoude zijn uitgegeven. Het waren mee- rendeels verbeteringenwaarbij menzoo al eenige verfraaijingvoornamelijk het gemak en gerief heeft op den voorgrond gesteld. Ik noem de verbete ringen aan de Hoogewoerdsbrug en ook die aan de Paardensteeg als groo- telijks het gemak bevorderendeen ik geloof dusdat men te ver gaat als men die veranderingen uitsluitend verfraaijingen noemt. De heer yan der Hoeven. Indien ik van verfraaijingen gesproken heb, dan heb ik daarmede geenszins bedoelddat zij nutteloos waren. Integen deel, en het kon ook niet uit mijne woorden worden afgeleid. Ik heb alleen willen doen uitkomen, dat hier wel alleen op het gerief mogt wor den gelet. Het verzoek tot behoud der brug wordt hierop in stemming gebragt en afgewezen met 13 tegen 7 stemmen. Voor: de heeren Goudsmit, van der Hoeven, Cock, Libreoht Lezwyn, Tickler, van Kaathoven en le Poole. IX. Vervolgens komt in beraadslaging het adres van F. Keulemans om vergunning tot het leggen van eene stoep enz., op de Heerengracht voor het huis, geteekend Wijk VIII, n°. 791. Burgemeester en Wethouders stellen voor zich met het goedkeurend rap port der Commissie van Fabricage hieromtrent te vereenigen. Dit voorstel, hetwelk tot geene discussie aanleiding geeft, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Eindelijk worden in beraadslaging gebragt de suppletoire staat van begrooting en de staten van af- en overschrijving van de vereenigde Gast en Leprooshuizen en de Gemeente-Apotheekover 1861. De Commissie van Financiën raadt de vergadering aan deze staten vast te stellen. Zij worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heer de Moen. Alvorens de vergadering gesloten worde, mijn heer de Voorzitter, wenschte ik een oogenblik het woord te erlangen. De tijd nadert dat Burgemeester en Wethouders de begrooting, voor het dienst jaar 1863, zullen overleggen. Ik zou hun in bedenking geven om daarbij iets in acht te nemen, waarover ik reeds verleden jaar heb gesproken, doch hetgeen toen te laat was. Ik zou namelijk verlangen, dat er eene derde lijn werd gehaald op de begrooting-staten. Er staan nu twee lijnen. De eerste bevat de sommenin de vorige begrooting uitgetrokkenen de tweede lijn de begrooting, zoo als zij voorgedragen wordt. Nu zou ik eene derde lijn verlangen, waarop zouden voorkomen de sommen, die op de rekening van het vorige jaar zijn uitgegeven. Zoo iets zoudunkt mij het onderzoek zeer vergemakkelijken en wordt ook in andere steden gevolgd. De Voorzitter. Ik ben bereid uw verzoek over te nemen; maar ik geloof, dat volgens de ons gegeven voorschriften aan uw denkheeld geen gevolg kan worden gegeven. De heer de Moen. De begrooting, zoo als zij in den Haag is inge- rigt, wordt toch op gelijke wijze opgemaakt als ik het zou wenschen; en daar zal men toch wel dezelfde voorschriften hebben als hier. De heer de Fremery. Ik geloof, dat hetgeen de heer de Moen heeft voorgesteld, zeer dienstig is om te weten, wat er in het voorlaatste jaar is uitgegeven. Maar aan den anderen kant is het ook dienstig bij het vaststellen van eene begrooting te wetenwelke de opbrengst is geweest in de reeds verschenen maanden van het loopende jaar. Daarom zou ik eenigzins verder willen gaan dan zijn voorstel en in een vierde lijn willen opnemen de sommen, die ontvangen zijn in de laatst verloopene maanden. De heer de Moen. Als ik daarop mag antwoorden, dat, als dat even goed kon geschieden, ik er ook voor zou zijn. Maar dat kan niet. De opbrengst der belastingen in het loopende jaar b. v.anders dan van de 7 eerste maanden, kan nog niet bij de begrooting worden vermeld, andere ontvangsten en uitgaven bijna in 't geheel niet, maar worden in de memorie van toelichting zoo veel mogelijk opgegeven. De Voorzitter. Er zal zooveel mogelijk op dit punt worden gelet. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 4