Het is billijk dat bij deze uitbreiding van werkkring mede de belooning
verboogedie daarbijin afwachting welke vereisehten dit werk zoude ople
veren vrij karig door ons waren berekend.
Daarbij blijkt het een vereischte, dat aan de meisjes-kweekelingen be
paaldelijk door eenen hoofdonderwijzer onderwijs worde verschaft in de Ne-
derlandsche taalkunde, het rekenen en de vormleer, opdat deze, wat deze
vakken betreft, meer aan de behoeften van den tijd kunnen beantwoorden.
Nog wensehen wij aan deze kweekschool gymnastiek en teekenen te ver
binden, zoodat daaruit al spoedig, wat het eerste aangaat, de noodige on
derwijzers voor onze openbare scholen geboren worden.
De verhooging van belooning hieruit voortvloeijende zoude zijn als volgt:
dirigerend hoofdonderwijzer, thans 200, wordt voorgedragen 300; aan
elk der 4 onderwijzers, thans 100, wordt voorgedragen 200; voor het
onderwijs aan meisjes-kweekelingen wordt voorgedragen 100, waardoor de
uitgaven, die nu 600 bedragen, 1200 zouden beloopen, behalve de
uitgaven voor het onderrigt in de gymnastiek en het teekenen, dat veilig
gezamenlijk op f 200 a 300 kan worden bepaald. Wij nemen dienten
gevolge de vrijheid voor dit onderrigt, hetgeen in het belang onzer open
bare scholen onvermijdelijk is, u voor te dragen, te mogen uitgeven eene
som van f 1500, welke gelden uit het art.: //Jaarwedden van hoofd- en
hulponderwijzers enz." kunnen worden bestredenzonder dat daarvoor meer
dere gelden behoeven aangewezen te worden."
De Commissie van Financiën heeft tegen deze voordragt geene bedenking
en raadt tot de aanneming aan.
Deze voordragt wordt mede zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
V. Het verzoek van M. E. Booy om ontslag als regent van het Gere
formeerd Minnehuis.
Gemeld verzoek is gegrond op de omstandigheiddat de adressant door
zijne benoeming als notaris te Hillegom de gemeente met der woon verlaat.
Dit verzoek, waarover door geen der leden liet woord wordt gevraagd,
wordt toegestaan.
YI. De adressen om afschrijving van plaatselijke directe belasting over
1861, als van:
a. J. M. van Rees.
Burgemeester en Wethouders geven in hunne voordragt te kennen, dat
het in het adres aangevoerde overeenkomstig de waarheid is bevonden
weshalve het hun billijk is voorgekomen aan den adressant eene afschrij
ving tot het bedrag van f 9.30 te verleenenovereenkomstig het advies der
Commissie van Financiën.
Dit voorstel wordt~mede zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
b. H. J. Giezen.
Burgemeester en Wethouders concluderendat zij moeten aanraden het
verzoek voor geene gunstige beschikking vatbaar te beschouwen, waarmede
de Commissie van Financiën zich heeft vereenigd.
Overeenkomstig deze voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming be
sloten.
c. D. van Leeuwen.
Bij de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt
voorgesteld de gevraagde afschrijving tot een bedrag van 10.78 te ver
leenen, waarmede de Commissie van Financiën zich vereenigt.
Overeenkomstig dit rapport wordt insgelijks zonder hoofdelijke stemming
besloten.
VII. De voordragt tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke
directe belasting over 1862 aan diverse personen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor den staat deswege vast te stel
len waarmede de Commissie van Financiën zich vereenigt.
Ook deze voordragt wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VIII. In beraadslaging wordt gebragt het adres van N. H. Vlek c. s.
tot behoud van de brug over den Ouden Singel vóór de Scheistraat.
Burgemeester en Wethouders nemen de vrijheidovereenkomstig het rap
port der Commissie van Fabricage, aan te raden op dit verzoek afwijzend
te beschikken.
De heer van der Hoeven. Ik heb wel eenig bezwaar tegen het voort
durend weglaten der brug daar ter plaatse. Het is mij aangenaam door
het rapport in de gelegenheid te zijn hulde te brengen aan de vele en
doelmatige verfraaijingenin den laatsten tijd binnen deze stad aangebragt.
Ik geloof dat wij in dat opzigt allezins reden hebben om aan de Commissie
van Fabricage dankbaar te zijn. Verschillende werken toch zijn met veel
smaak tot stand gebragt, en de wandelingen zijn niet minder verbeterd en
verfraaid. Maar wat nu het voortdurend weglaten der bedoelde brug aan
gaat, zie ik daarin bezwaar. Afstand is eene zeer betrekkelijke zaak, en
als ik Londen naga, dan geldt het hier zeker een zeer kleinen afstand.
Maar neem ik daarentegen eene kleinere stad tot maatstaf, dan is deze af
stand wel groot te noemen, vooral als men van de eene zijde der Oude
Vest naar de andere in de rigting van de Mare wenscht te gaan, en niet
meer van de nu weggenomen brug kan gebruik maken. Men moet dan
drie onderscheidene bruggen overgaan. Hoe ligt kan daardoor oponthoud
veroorzaakt worden, veel grooter dan de afstand alleen medebrengt! Ik
zou dus wel in bedenking willen geven deze brug te laten staan.
De heer Cock. Ik ben geheel van het gevoelen van den vorigen spre
ker. Wij geven geld uit voor verfraaijingen en kunnen dit doenwant er
is geld in kas. Nu dunkt mij mogen wij ook wel iets geven tot gemak en
gerief der ingezetenenzij betalen zware belastingenonder anderen een
hoofdelijken omslag, die niet gering is. Daarvoor mogen zij wel eenig ge
not hebbenen bloote verfraaijingen leveren weinig genot op. Ook daar
voor dient te worden gezorgd, de fondsen laten het toe. Waarom zou
men hun dit genot niet verschaffen?
De heer Librecht Lezwijn. Met de beide vorige sprekers ben ik het zeer
eens, dat de belangen der ingezetenen hier wel mogen wegen; of die be
langen nu grooter of geringer zijn doet niets af, en daar komt bij dat de
geburen zoovele jaren het genot van de brug gehad hebben. Ik vereenig
mij geheel met hetgeen de heer van der Hoeven omtrent de verfraaijingen
in den laatsten tijd heeft gezegd, en wanneer ik dan naga hoe splendiet
men daarbij is geweest en hoe vrijgevig, nog onlangs in de zaak van de
afbraak van de Buiten-Wittepoorthetgeen in mijne schatting niet het
minste nut heeft, maar wel een misstand zal geven, dan geloof ik dat de
ingezetenen aanspraak hebben op het behoud van dat gerief, wat voor hen
bestaat.
De heer van Kaathoven. Ook ik kan mij zeer vereenigen met het
denkbeeld der heerendie zich voor het behoud der brug hebben verklaard.
Ik heb de ondervinding opgedaan, hoe men met de afsluiting belemmerd
wordt, al is men geen bewoner van die buurt. En dan moet men minder
letten op den afstand die misschien, na het wegnemen, niet grooter zal
zijn dan die is op andere grachten, maar ook daarop, dat aan een gedeelte
van de ingezetenen een gemak wordt ontnomen, waaraan zij gewoon zijn ge
worden nu zij er eenmaal is. Daarom zou ik het niet wenschelijk achten
de brug op te ruimen, te meer als ik naga, dat er aan den overkant
vele bewoners zijn, die zich naar de fabriek van den heer Scheltema
moeten begeven.
De heer Krantz. Het is altijd moeijelijk, als men eene verandering
wil tot stand brengendaar men zooveel doenlijk ook het oude wenscht te
behouden. Maar men kan niet alles vereenigen. Nu geloof ik, dat in den
laatsten tijd niet alleen verfraaijingen zijn aangebragt, maar dat daarbij
ook in menig opzigt het nut en gerief is voor oogen gehouden en de pas
sage op verschillende punten belangrijk is verbeterd. Het heeft mij leed
gedaan, dat men eenigen tijd geleden om geldelijke bezwaren niet heeft
kunnen besluiten tot het verbreeden der brug over den Ouden Rijn bij de
Hooigracht, waarover veel passage is; maar wat nu het wegnemen der brug
bij de Scheistraat betreft, komt het mij voor dat het ongerief van enkelen
niet opweegt tegen de meerdere uitgavendie het herstel zoude vorderen.
De heer Hubrecht. Ik zie ook niet in, dat het wegnemen dier brug
een zoo groot bezwaar zal opleveren. Op meer plaatsen hier in de stad is
de afstand even groot, op enkele zelfs nog grooter, dan hier het geval
zal zijn na de amotie der Scheistraat-brug. Onder anderen de afstand van
de Turfmarkt-brug tot de Mare-brug is 300 el, terwijl die van de brug
over de Janvossensteeg tot de Paauwbrug is 325 el. Maar daarenboven,
indien de bedoelde brug zonder groot ongerief kan vervallenhetgeen ik
voor mij aanneem, dan zal dit ook zijn in het belang der scheepvaart; de
groote schepen toch, die nu de Oude Vest moeten passeren, hebben eene
brug meer dan vroeger toen zij door de Borstelbrug konden. Vervalt dus
de Scheistraat-brug, dan zal ook dit bezwaar voor de schippers zijn wegge
nomen. Ik zal tegen de inwilliging van het verzoek stemmen.
De heer de Moen. Ik zal ook stemmen voor het voorstel tot afwijzing
van het verzoek. In de eerste plaats acht ik dat in het finantiëel belang
der gemeente. In de tweede plaats ben ik voor dat voorstelomdat ik
niet kan inzien dat de ingezetenen door de wegneming dier brug zulk een
groot ongerief zullen ondervinden. Er zijn onderscheidene plaatsenwaar
de afstand veel grooter is dan die hier zou ontstaan. Zoo noem ik onder
anderen die van de Noordeindsbrug tot de Houtstraat, van de Kloksteeg tot
de Nieuwsteeg, van de Haven tot de Katoenfabriek en meer dan die, welke
door den heer Hubrecht zijn opgenoemd. Maar er is nog iets. De brug, die
nu afgebroken moet wordenis iets smaller van doorvaart dan die aan de
Turfmarkt en aan de Mare, zoodat alle schepen er niet door kunnen naar
het Galgewater, nu vooral lioognoodig, daar de Borstelbrug voor schepen
met staande mast niet te passeren is. Behield men de brug in quaestie dan
zou ten minste een der hoofden moeten worden verzet, zoo niet beide, en
welke groote kosten zou dat niet baren. Derhalve, de Commissie van Fa
bricage heeft mijns inziens teregt de wegneming dier brug als wenschelijk
en noodzakelijk beschouwd.
De heer le Poole. Ik kan mij niet met de wegneming der brug ver
eenigen. Ik vind het zeer goeddat men verfraaijingen tot stand brengt
dat men nieuwe en sierlijke bruggen maakt, dat men verbeteringen maakt,
kortom dat men met den tijd méégaat; maar als men een dergelijk onge
rief te weeg brengt als door de opruiming van deze brugkan ik mij
daarmede minder vereenigen. Die wegneming zal vooral een ongerief zijn
voor vele werklieden en wevers, die hunne stukken op de Laken- en
Greinhal brengenvoor wie het behoud der brug van groot belang is. Ik
ben er dus in geenen deele voor, die brug weg te nemen. Maar ik zou
hierbij wel iets anders willen in bedenking geven. Waarom daar niet lie
ver eene brug alleen voor voetgangers gemaakt? ik zou zoo iets zeer wen
schelijk achten. Eene dergelijke brug, alleen voor voetgangers, zou zóó
kunnen gemaakt wordendat de schepen er door konden varen eneven
als te Rotterdam het geval is, van eene klap kunnen worden voorzien;
dan behoefden de schepen hun mast niet te strijken.
De heer Hubrecht. Ik moet den heer le Poole doen opmerken, dat de
brug in den laatsten tijd een naauwlettend toezigt eischte. Er was eene verzak
king in de hoofden, en toen nu de passage gevaarlijk zoude worden, is
dezelve afgeslotencn de poorten en balansen weggenomen.
De heer le^ Poole. Daar behoefden toch zulke zware hoofden niet te