den dus, dut deze uitbreiding van werkzaamheden niet te vergen was en
dat zijne taak daardoor te zwaar zou worden. Dit heeft ons derhalve
weerhouden een dergelijk voorstel te doen. Maar welligt vindt een zoodanig
voorstel van den heer van Amerongen ingang bij de vergadering.
De heer van dek Hoeven. Ik wenschte alleen dit te zeggen. Ik heb
de rooster der lessen niet in mijn hoofd; maar ik geloof, dat de opgave
van den Burgemeester nog beneden de wezenlijkheid is. Ik meen, dat
krachtens de verdeeling der leeruren men wel 40 uren per week aan den
heer van der Ven zou moeten opleggen om te doceren, wanneer het denk
beeld van den heer van Amerongen mogt worden aangenomen, en dat is
zeer zeker te veel gevergd van één docent. Ik geloof daarenbovendat
eene dergelijke opheffing der betrekking van eersten docent ook niet zonder
nadeel voor het onderwijs der leerlingen zou zijn.
De Vookzitter. Wenscht de heer van Amerongen alsnog een bepaald
voorstel te doen?
De heer Taets van Amerongen. Ik begrijp, dat het voor den heer
van der Ven zeer moeijelijk zou zijn die meerdere werkzaamheid op zich
te nemen; maar ik vrees, dat, wanneer een tweede docent mogt wor
den aangesteld, wij in dezelfde moeijelijkheid zullen verkeeren, als
waarin wij ons thans bevinden. Ik voorzie daarbijdat het Gymnasium
zal worden opgehevenwanneer eene nieuwe wet op het hooger onderwijs
zal zijn tot stand gebragt, en dan krijgen die heeren allen ten laste van
de stad een pensioen, dat zeer bezwarend is. Daarom wenschte ik, dat de
heer van der Ven slechts tijdelijk wierd aangesteld, maar dat dan ook een
tweede leeraar tijdelijk wierd benoemd, opdat door geen hunner een regt
zou worden verkregen.
De heer Goudsmit. Het komt mij voor, dat het voorstel van den heer
van Amerongen moeijelijk in aanmerking zou kunnen komen In de eerste
plaats is de opheffing van het Gymnasium eene naauwelijks denkbare even
tualiteit. Het éénige waarschijnlijke is, dat ten gevolge van de wet op het
middelbaar onderwijs de klasse B zou komen te vervallen. Maar ook dan
nog zal blijken, dat de klasse van wiskunde niet door één onderwijzer zal
kunnen worden waargenomen. Men heeft gesproken van 30 en van 40
uren per week. Ik geloof, dat er 60 uren toe gevorderd zouden worden.
En wat nu het middelbaar onderwijs in het algemeen aangaat, zoo schijnt
de heer van Amerongen niet op de hoogte te zijn van de tegenwoordige
schaarschte in dat vak, die van dien aard is, dat men alle mogelijke
moeite heeft om geschikte onderwijzers te vinden, ook dan nog, als hun
tractement mogt worden verhoogd. Wie zal derhalve bij dezen stand van
zaken ooit een tijdelijk beroep aanvaarden? Ik geloof alzoo dat wij eene
zoodanige proef niet behooren te nemen.
De heer Taets van Amerongen. Ik geloof met den heer Goudsmit,
dat er schaarschte aan onderwijzers in dit vak bestaat. Maar ik acht het
desniettemin wensehelijk, om slechts tijdelijk een tweeden onderwijzer in de
wiskunde te benoemen.
De heer van der Hoeven. Ik laat geheele vrijheid aan den heer van
Amerongen om dit voorstel te doen. Maar ik wenschte alleen te vragen,
of dat voorstel niet wat te vroeg komt, en of wij nu niet eerst behooren
te beslissen omtrent het voorstel van heeren Curatoren om den post van
eersten docent te geven aan den heer van der Yen? Zoolang dat niet be
slist is, kan, dunkt mij, het voorstel van den heer van Amerongen niet
in aanmerking komen. Uit dien hoofde zou ik het wensehelijk achten, dat
allereerst deze praealable quaestie worde in aanmerking genomen.
De Voorzitter. Ik geloof ookdat eerst bij het tweede voorstel van Cu
ratoren het voorstel van den heer van Amerongen in behandeling kan worden
genomen. Ik moet evenwel, nu wij toch over de zaak discussiëren, herinneren,
dat een gedeelte van het bezwaar van den heer van Amerongen eigenlijk niet
bestaathet bezwaar namelijkdat wij inderdaad eene vaste benoeming zouden
doen, want krachtens de bepalingen, betrekkelijk het Gymnasium gemaakt,
geschiedt iedere benoeming tot wederopzeggens toe. Alzoo kan zoodanige
benoeming ieder oogenblik hare kracht verliezen. Ik heb daarvan het voor
beeld voor mij door de jongste benoeming, zoo als zij uit het archief blijkt.
Daardoor nu worden alle moeijelijkheden vermeden bij eene eventuele op
heffing van het Gymnasium.
De heer Taets van Amerongen. Indien alle docenten op die voor
waarde aangesteld zijnkomt zeker mijn bezwaar te vervallenen dan trek
ik mijn voorstel in.
De Voorzitter. Mag ik alsdan in de eerste plaats in omvraag brengen
het eerste voorstel van heeren Curatoren, daartoe strekkende, dat, zonder
tot eene openbare oproeping over te gaan, de heer van der Ven tot eersten
docent in de wiskunde worde aangesteld?
De heer de Moen. Die benoeming zou dan toch geschieden tegen het
tractement, hetwelk de heer de Vlaam heeft genoten?
De Voorzitter. Ja.
Het eerste voorstel van Curatoren, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt
zijnde, blijkt aanvankelijk, dat van de uitgebragte stemmen de heeren Cock,
Librecht Lezwyn en Taets van Amerongen zich tegen hebben verklaard.
De naam van der. heer van Kaathoven genoemd zijnde, vraagt deze, of
er eene bijzondere reden bestaat, om in deze aan eene openlijke stemming
de voorkeur te geven boven eene geheime stemming? Ik geloof toch, zegt
spreker, dat het hier geldt eene benoeming, en deze moet bij gesloten
briefjes geschieden (Gemeentewet art. 52, Reglement van orde art. 28).
De Voorzitter. Ik meen dat bij vorige gelegenheid op gelijke wijze
is gehandeld. Maar als men het wensehelijk acht tot eene benoeming bij
gesloten briefjes over te gaandan ben ik hiertoe bereid.
Daartoe overgegaan zijnde (de hh. de Moen, le Poole en de Fremery
worden door den Burgemeester aangewezen om met hem het bureau van
stemopneming uit te maken), is de uitslag der stemming, dat 14 stemmen
worden uitgebragt op den heer van der Ven, 1 voor, 1 tegen, terwijl 4
blanco-briefjes in de bus worden gevonden; weshalve tot l!ten docent
in de wiskunde aan het Gymnasium is benoemd Dr. E. van der Ven.
De Voorzitter. Ik zal nu in beraadslaging brengen het tweede voorstel
van Curatoren om ter benoeming van een tweeden docent, in de plaats van
den heer van der Veneene openbare oproeping te doen plaats hebben.
De heer Cock. Ik heb uw voorstel niet goed gehoord, mijnheer de
Voorzitteiv
De Voorzitter. Curatoren hadden in hunnen brief voorgesteld om in
de eerste plaats, ter vervulling der opengevallen betrekking door het aan
den heer de Vlaam verleend eervol ontslag, bij uitzondering aan te stel
len den heer van der Venzonder daartoe eene openbare oproeping te
doenen om voorts hen Curatoren te magtigen eene openbare oproeping
te doen ter benoeming van een 2den docent.
De heer Cock. In dat geval heb ik er niets tegen.
Het tweede voorstel van Curatoren wordt hierop met algemeene stemmen
aangenomen.
II. De voordragt tot de aanstelling van eene tweede hulp-onderwijzeres
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der l5'» klasse
voor meisjes.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
»De hoofdonderwijzeres aan de openbare school voor meer uitgebreid lager
onderwijs der le klasse voor meisjes heeft, onder mededeeling dat het getal
leerlingen op die school na het einde dezer vacantie meer dan 70 bedraagt,
bij den hiernevens gevoegden brief het verzoek om nog eene hulponderwij
zeres gedaan.
Ter beoordeeling dezer aanvrage nemen wij de vrijheid u te wijzen op
art. 2 der verordening, bepalende don bijstand aan de hoofdonderwijzers en
hoofdonderwijzeressen te verleenen, op de openbare lagere scholen binnen
deze gemeente (Gem.-blad n°. 2, 1861), waarin de 2do zinsnede wordt be
paald: //de hoofdonderwijzeres wordt bijgestaan door ééne hulponderwijzeres
en ten minste ééne kweekelinge, en voor elke 30 leerlingen boven het ge
tal van 60 nog daarenboven door ééne hulponderwijzeres."
Mogt men al bij eene strenge uitlegging van dit voorschrift het gevoelen
kunnen vasthouden, dat hier het getal van 90 leerlingen wordt gevorderd,
alvorens de hoofdonderwijzeres aanspraak op eene 2de hulponderwijzeres
zoude kunnen maken, wij vleijen ons echter dat in het belang van het
lager onderwijs op onze openbare scholen, die aanvankelijk den bijval dei-
ingezetenen wegdragenbij u een mildere uitlegging ingang zal vinden en reeds
een getal, dat van 60 te boven gaande, grond moge opleveren op deze
school, naar aanleiding der verordening, het aanstellen eener 2do hulponder
wijzeres te vergunnen, waartoe wij u bij deze de noodige voordragt aanbieden.
Wij maken in het voorstel tot de benoeming eener 3de hulponderwijzeres
bezwaar, en onthouden ons van eenige voordragt daartoe, terwijl wij van
oordeel zijn dat hierin door de benoeming van kweekelingenwier getal
onbeperkt is, kan en moet voorzien worden."
Deze voordragtwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
III. De voordragt tot de aanstelling van eene tweede hulp-onderwijzeres
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 24" klasse
voor meisjes.
Ook deze voordragt, die op dezelfde gronden berust als de voorgaande,
wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IV. De voordragt omtrent de bekostiging van het vormend onderwijs
aan de kweekelingen op de openbare lagere scholen.
Die voordragt is van den volgenden inhoud:
»In de raadsvergadering van den 19d°n September des vorigen jaars brag-
ten wij ter uwer kennis, dat door ons, krachtens art. 5 der Verordening
van den 2 Mei/6 Julij 1861, houdende instructie voor de hoofdonderwijzers
der openbare lagere scholen voor on- en minvermogenden (Gem.-blad n°. 7),
was voorzien in de behoefte aan vormend onderwijs voor de kweekelingen
aan onze openbare lagere scholen. Op onze voordragt werd alstoen voor
belooning door u daartoe aangewezen eene som van 600te vinden op
het art. der begrooting: //Jaarwedden van hoofd- en hulponderwijzers enz.''
Deze inrigting heeft sedert dat tijdstip volkomen aan haar doel beantwoord
en ook de goedkeuring van den schoolopziener in allen deele verworven.
Hare goede werking bleek ook daaruit, dat al spoedig ook hoofdonderwijzers
van bijzondere scholen het aanzoek deden dat hunne kweekelingen mede
op deze instelling mogten toegelaten worden en wij mogten hierin geen
bezwaar maken, te wel overtuigd dat de kweekelingen, hier geboren en hier
tot hulponderwijzer opgeleidmeerendeels hulponderwijzers aan onze openbare
lagere scholen zouden worden en wij alzoo ook bij de goede vorming dier
kweekelingen voor onze scholen niet van belang waren vrij te pleiten.
Gaarne en met dankbaarheid vermelden wij hier ter plaatse de belang
stelling van ons medelid Prof. J. van der Hoevendie kort na de oprigting
dezer instelling het aanbod deed om ten behoeve dier kweekelingen eene
les in de natuurlijke geschiedenis te houden, waarop de kweekelingen hoo-
gen prijs stellen en die niet weinig tot hunne opleiding bijdraagt.
Deze inrigting, klein in hare wording, is sedert met een groot aantal
bezoekers vermeerderd en eischt thans, daar deze veel èn in leeftijd èn in
vorderingen onderling verschillen, uitbreiding, zoodat, terwijl tot hiertoe aan
elke rubriek 2 uren 's weeks worden besteed, hiertoe voortaan van den on
derwijzer 4 uren moeten gevorderd worden.