HA1DELIN6EI VAK DES fiSBEEITnAAI TAS LETDEN.
12.
Zitting van Donderdag 31 Jnlij 1863,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heeren Tichler, de Moen, Sikkel Groos, Hubrecht,
Goudsmit, van der Hoeven, du ItieuStoffels, Tollens, de FremeryCock
en Siegenbeek.
De heeren Hartevelt, Wttewaall, Lezwijn, MeerburgKluit en van Outeren
gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
Een half uur na den voor het houden dezer bijeenkomst bestemden tijd
opent de Voorzitter1 de vergadering en doet de presentielijst voorlezen
waaruit blijkt dat niet de grootste helft der leden tegenwoordig is.
Vermits de Baad alzoo, ingevolge art. 48 der Wet van 29 Junij 1851
(Staatsblad n°. 85), niet mag beraadslagen of besluiten, wordt door den
Burgemeester, ter voldoening aan art. 219 der gemelde Wet, alléén over
gelegd de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven der
gemeente, dienst 1861, sluitende met een batig saldo van f 76,967.38j.
waarbij evenwel, ter voorkoming van onjuiste gevolgtrekkingen werd opge
merkt dat van die som èn reeds 9452.43 onder art. 1 der begrooting van
1862 is gebragt, als uitmakende het batig slot der rekening over 1860, èn
door verschillende af- en overschrijvingen bereids is of moet worden be
schikt over ƒ45,245.50, zoodat het voordeelig saldo der overgelegde rekening
inderdaad slechts 22,269.45bedraagt.
Deze rekening wordt in handen der Commissie van Financiën gesteld
waarna de vergadering door den Voorzitter gesloten wordt.
Zitting van Donderdag Augustus 1863,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heeren Lezwijn, Meerburg, Tichler, du Bieu, Taets
van Amerongen, ten Sande, Driessen, Hartevelt, van Kaathoven, Stoffels,
KrantzHubrechtde Moenvan Outeren le Poolede FremeryGoud
smit van der HoevenCock en Siegenbeekterwijl het lid Tollens kennis
gaf verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen der vergaderingen van 19 en 31 Julij jl. «worden
gelezen en vastgesteldwaarna de Voorzitter mededeelt:
1°. eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
gedagteekend 23 Julij 1862B. n°. 4059 (3® afd.) G. S. n°. 17, waarbij
het raadsbesluit van den 19 dier maand, tot het onder de hand afstaan
der tienden onder Leyderdorp, aan de tiendpligtigenwordt goedgekeurd.
2°. eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in dato
29 Julij jl., B. n°. 4084 (3® afd.), G. S. n°. 46, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit van den 19 bevorens, tot de onderhandsche verhuring
van eenige lokalen op het Eaadhuis, aan den Minister van Justitie, ten
dienste der regterlijke Collegiën.
Deze zijn aangenomen voor kennisgeving.
Voorts legt de Burgemeester over:
1°. Het procesverbaal van de opname der boeken en kas van den Ge
meente-ontvanger, op den 29 der vorige maand.
Overeenkomstig de voordragt is besloten dit aantenemen voor kennisge
ving en gedurende veertien dagen ter inzage van de leden in de leeskamer
neder te leggen.
2°. Een adres van S. van der Paauw, waarbij deze, als architect, rooi
meester en directeur der brandblusschingtegen 1°. Januarij a. s. een eer
vol ontslag verzoekt, onder toekenning van pensioen.
De Voorzitter. Ik stel voor, dit adres te stellen in handen van Bur
gemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine
van berigt en raad.
De heer van der Hoeven. Zou het ook niet in handen van de Com
missie van Fabricage dienen te worden gesteld?
De Voorzitter. Zij wordt óók door Burgemeester en Wethouders over
de zaak gehoord.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
3°. Adressen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, 1862,
van M. E. Booy, J. P. van den Bosch, de weduwe H. A. Dyckmeester
geboren van der Willigen, de erven de weduwe H. Kreps, de erven de
weduwe Lezwijn en P. Stallinga.
4°. Adres van de gezamenlijke agenten van policie, tot het erlangen
eener gratificatie voor bewezene buitengewone diensten.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten, de verzoekschriften sub
n°. 3 en 4 te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en de
Commissie van Financiënom daarop te dienen van berigt en raad.
5°. Staat van af- en overschrijving, dienst 1S61, van het Israëlitisch
Armbestuur.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten, dien ten fine van berigt en
raad te stellen in handen der Commissie van Financiën.
De Burgemeester stelt aan de orde van den dag:
I. De voordragt tot benoeming van een l®n docent in de wiskunde aan
het Stedelijk Gymnasium.
De voordragt van HH. Curatoren is van den volgenden inhoud
//Curatoren van het Stedelijk Gymnasium alhier hebben de eer, naar aan
leiding van het eervol ontslag verleend aan Dr. J. de Vlaam, Ist® onder
wijzer in de wiskunde aan die inrigting, bij besluit van den Gemeenteraad
van den 19don dezer, en de daaruit ontstane vacature in het personeel van
docenten, zich tot U. E. A. te wenden. Zij nemen de vrijheid met betrek
king tot de vervulling van die vacature voor te stellenvoor ditmaal eenig-
zins van de hiervoor gebruikelijke wijze af te wijken en U. E. A. te ver
zoekenzonder voorafgaande oproeping, den heer dr. E. van der Ven,
thans 2do onderwijzer in de wiskunde aan het Gymnasium, tot l8len onder
wijzer in dat vak, in de plaats van dr. J. de Vlaam, te benoemen.
De aanleiding tot dit voorstel hebben Curatoren gemeend te moeten vin
den in de groote verdiensten van den heer van der Ven. Gedurende den
tijd van zes jaren dat hij aan het Gymnasium verbonden was, heeft hij
zijne betrekking met voorbeeldigen ijver en groote naauwgezetheid waarge
nomen, en gedurende dien tijd de doorslaandste bewijzen gegeven te zijn
een man van groote talenten, toegerust met uitgebreide kundigheden en
bovenal die groote verdienste te bezitten, zijne, anders zoo dorre weten
schap, op eene uitnemende, bevattelijke en aangename wijze aan de disci
pelen mede te deelen, zoodat zijn onderwijs steeds aan Curatoren stof tot
tevredenheid gegeven en goede uitkomsten opgeleverd heeft. Bovendien
beveelt zich de voorgestelde maatregel aan door de besparing van tijd, en
het voordeel dat daaruit voor het Gymnasium voortvloeit, aangezien het
zich laat voorzien dat, wanneer U. E. A. zich met het voorstel niet mogt
kunnen vereenigen en de gebruikelijke wijze van eenen docent te benoemen
gevolgd werd, met het begin van den aanstaanden cursus het personeel van
onderwijzers niet zoodanig bezet zal zijn, dat het onderwijs in de wiskunde
geregeld en ongestoord kan gegeven worden; welke stremming in het onder
wijs vooral bij den aanvang van den cursus zeer hinderlijk en nadeelig is.
Ten slotte verzoeken Curatoren, zoo U. E. A. een besluit overeenkom
stig het voorstel mogt nemendat ervoor de betrekking van 2dtn onder
wijzer in de wiskunde aan het Stedelijk Gymnasium, die door gemelden
maatregel zal komen te vaceren, zoo spoedig mogelijk eene oproeping van
sollicitanten moge geschieden."
Burgemeester en Wethouders brengen daaromtrent het volgende rapport uit
//Burgemeester en Wethoudersgezien hebbende nevensgaande voordragt
van Curatorenachten zich verpligt deze bij u te ondersteunen. Wanneer
men toch in aanmerking neemt de gedurende een tijdvak van zes jaren be
proefde bekwaamheden van den 2deu docent in de wiskunde, dr E. van
der Yen, en zijne geschiktheid om die aan zijne leerlingen mede te deelen,
dan gelooven wij dat het eene nuttelooze formaliteit en tijdverspilling zoude
zijn hier eene oproeping van sollicitanten te doen, om, terwijl men thans
bij ondervinding weet wie de persoon is welken men zal benoemen, in het
onzekere op aanbevelingen onder die sollicitanten rond te tasten. Deze
wijze van benoeming is daarbij bij het Gymnasium meer gebruikelijk ge
weest; zij wijzen slechts op de benoeming van dr. B. Fruin, bij gelegen
heid, dat aan dr. W. G. Pluygers op zijn verzoek een eervol ontslag werd
verleend. Bedenen, waarom zij de vrijheid nemen deze voordragt bij u te
ondersteunen en u tot de benoeming van dr. E. van der Ven, tot l5tcn
docent in de wiskunde aan het Stedelijk Gymnasium, te raden."
De heer Taets van Amerongen. Consideratiën heb ik zoozeer niet
tegen deze zaak, Mijnheer de Voorzitter, en ik heb er niets tegen, dat de
heer van der Ven de plaats, die opengevallen is, zal waarnemen. Maar ik
zou wel in overweging willen geven, of het niet goed ware den heer van
der Ven te laten wat hij is, doch hem tevens eene toelage te verstrekken
voor de meerdere werkzaamheid, die hem zou worden opgelegd? Ik weet
niet, wat in het vervolg van het Gymnasium worden zal, na de wet op het
middelbaar onderwijs, die onlangs ingediend is. Wanneer de nieuwe wet
op het hooger onderwijs daar is, zal vermoedelijk het Gymnasium worden opge
heven. En uit dat oogpunt zou ik het wenschelijk achtendat men voor
alsnog geen eersten docent benoemdemaarin afwachting van hetgeen later
mogt geschieden, den heer van der Ven, voor de meerdere aan hem op te
leggen werkzaamhedeneene toelage te verstrekken.
De heer van Kaathoven. Ik weet niet, of de heer van Amerongen
voornemens is, naar aanleiding van het door hem in het midden gebragte,
een bepaald voorstel te doen. In zoodanig geval stel ik mij voor, mijne
meening daarover kenbaar te maken.
De Voorzitter. Ik moet alleen opmerkendat het denkbeeld van den
heer van Amerongenin een anderen vormook in het collegie van Cura
toren was geopperd, of er namelijk behoefte bestaat om twee docenten in
de wiskunde te behouden, en of men den heer van der Ven niet met
meerder werk kon belasten. Maar men heeft dat denkbeeld verworpen, om
dat men van oordeel was, dat die taak te groot zou zijn voor één mensch.
Blijkens de verordening op het Gymnasium toch zou de heer van der Ven
verpligt zijn zich minstens 32 uren per weea met de leerlingen bezig te
houden, wanneer hij, met behoud zijner tegenwoordige taak, ook nog de
lessen waarnam, vroeger door den heer de Vlaam gegeven. Wij meen-
14