HAHDMGEK TAS BES &HEENTEBAAD TAS LEYBEN.
10.
En is conform de voordragt beslotendit ter inzage van de leden in de
leeskamer neder te leggen.
Kitting van Zaturdag 28 Junij 1862,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de lieer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heeren: de Moen, Meerburg, Tichler, Wttewaali,
Krantz, van Outeren, du ltieu, Kluit, Stoffels, Lezwijn, Tollens, Hu-
brecht, de Fremery, Hartevelt, Goudsmit, ten Sande, van der Hoeven en
Siegenbeek.
De aanteekeningen der vorige vergadering worden gelezen en vastgesteld,
waarna de Voorzitter mededeelt:
1°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland,
gcdagteekend 11 Junij 1862, B. n°. 3244 (3e afd.), G. S. n°. 45, behel
zende goedkeuring van het raadsbesluit in dato 28 Mei bevorens, tot het
in gebruik geven van een gedeelte gemeentegronds nabij de Witte poort,
aan de Vereeniging tot instandhouding en bevordering van den bloei der
kweekschool voor zeevaart.
2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten dezer provincie, van den
17 Junij jl.B. n°. 3352 (1° afd), G. S. n#. 37, daarbij de ontvangst
berigtcnde van een afschrift der verordening, houdende bepalingen ten aan
zien van ter bewoning voor de gezondheid nadeelige gebouwen binnen de
gemeente Leyden, vastgesteld den 15 Mei dezes jaars.
3°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 17
dezer maand, B. n°. 3366 (3" afd.), G. S. n°. 38, waarbij het kohier der
plaatselijke directe belasting, dienst 1862, wordt goedgekeurd.
Deze zijn aangenomen voor kennisgeving.
Voorts legt de Burgemeester over:
1°. De begrooting van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudelieden-
liuis, voor 1863.
2°. Rekening, over 1861, van de Stedelijke Gas-fabriek.
3°. Eadem van het Gereformeerd Minnehuis.
4°. Eadem van de Boomsch-Catholijke armen.
5°. Eadem van het Roomsch-Catholijk Wees- en Oudeliedenhuis.
Overeenkomstig de voordragt is beslotendie begrooting en rekeningen
ten fine van berigt en raadte stellen in handen der Commissie van
Financiën.
6°. Adres van Dl*. J. de Vlaamom ontslag als len docent in de wis
kunde aan het Stedelijk Gymnasium.
De Voorzitter. Ik zou voorstellen, dat adres te stellen in handen van
heeren Curatoren dier instelling, om daarop te dienen van berigt en raad,
en tevens in overweging geven om de beraadslaging over het sub n°. 3
aan de orde zij nde onderwerp aan te houdentot dat nader op het heden
ingekomen adres zal worden beschikt.
Daar geen der leden zich hiertegen verklaart, zoo wordt dien overeen
komstig besloten.
7°. Rapport van Gecommitteerden tot de administratie der Vereenigde
Gast- en Leprooshuizen op het adres van J. A. Longepee, waarbij deze
verzoekt als heelmeester in het Caecilia-Gasthuis te worden gecontinueerd.
De Burgemeester stelt aan de orde van den dag:
I. De benoeming van drie bestuurders over het Werkhuisbuiten den ge
meenteraad, zijnde voor de drie door gewone aftreding opengevallen plaat
sen de volgende dubbeltallen ter aanbeveling opgemaakt, te weten:
voor de eerste vacature, de heeren: D. A. Schretlen en N. H. de Graaf;
voor de tweedede heerenH. Zaalberg en J. Scheltema Jz. en
voor de derde, de heeren: J. van Heukelom en A. C. Leembruggen.
De heeren van Outerendu Rieu en van der Hoeven worden door den
Voorzitter uitgenoodigd om met hem het stembureau uit te maken.
De uitslag der stemming is, dat ter vervulling der plaats, opengevallen
door de aftreding van den heer Schretlenworden uitgebragt op de heeren
Schretlen 17 stemmen en N. H. de Graaf 1 stem; weshalve de heer
D. A. Schretlen bij vernieuwing is benoemd.
Voor de vervulling der tweede vacature worden uitgebragt op de hee
ren: Zaalberg 14, Scheltema 2 stemmen, met 2 blanco briefjes;
zijnde alzoo ook de heer H. Zaalberg bij vernieuwing benoemd.
Terwijl, ter vervulling der derde vacature, worden uitgebragt op de
heeren: van Heukelom 17 stemmen en Leembruggen 1 stem; zoodat
de heer J. van Heukelom insgelijks bij vernieuwing is benoemd.
II. Thans worden in behandeling gebragt de adressen om continuatie
van de stads-chirurgijns J. H. J. Groothols en M. J. Schretlen.
De adviezen der verschillende armbesturen strekken tot ondersteuning der
gedane verzoeken.
De Voorzitter. Ik zou verzoeken over beide adressen tot continuatie
afzonderlijk te stemmen, en alzoo in de eerste plaats over dat van den heer
Groothols.
De heer Librecht Lezwijn. Wij zijn gewoon met gesloten briefjes te
stemmenwaarop sommige leden den naam der adressanten stellenzoodat
dit zoo goed is als betrof het eene voordragt, en daarbij moesten dan twee
personen zijn opgegeven. Ik geloof, dat die wijze van handelen niet juist
is. Wanneer er een verzoek wordt gedaan om continuatie in eene betrek
king dan geloof ikdat men daarover behoort te stemmenals betreffende
het eene zaak en geene benoeming, al zij het dan ook met gesloten
briefjes.
De Voorzitter. Men kan toch zijn verlangen om den adressant te
continueren op verschillende wijze uitdrukken. Ik geloof, dat dit gevoege-
lijker geschiedt bij besloten briefjes dan door eene stemming met voor of
tegen.
De heer Librecht Lezwijn. Ik blijf evenwel gelooven, mijnheer de
oorzitterdat het ten deze geene voordragt van personen betreft, maar
dat wij alleen te stemmen hebben over het verzoek tot continuatie.
Alsnu gaat men over tot eene stemming met gesloten briefjes, en is
de uitslag, dat de heer J. H. J. Groothols, en vervolgens ook de heer
M. J. Schretlenmet algemeene stemmen is gecontinueerd.
IIL Alsnu zou aan de orde zijn het rapport van Curatoren van het
Stedelijk Gymnasium omtrent den eersten docent in de wiskunde aan die
instelling; doch ten gevolge van het genomen besluit, naar aanleiding van
het sub n°. 6 ingekomen adres, is deze zaak voorloopig aangehouden.
IV. Aan de orde is de beraadslaging over de adressen tot weder invoering
van een verpligtenden ijk op de botervaten.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders is van
den volgenden inhoud
"Wij gelooven, dat, hoezeer wij ons gevoelen omtrent de proef met den
onverpligten ijk onbewimpeld te kennen gavenhet zijne nuttigheid kan
hebben, dat deze voor alsnog worde voortgezet, opdat daardoor ook nog
aan de voorstanders gelegenheid gegeven worde om, bijaldien zij zulks
mogten verlangenop de inachtneming daarvan aan te dringen. De meer
derheid van het collegie van dagelijksch bestuur acbt door het bovenstaande
zich geregtvaardigdwanneer zij u raadt den adressanten op hunne verzoe
ken te kennen te geven dat gij deze voor geene inwilliging vatbaar beschouwt."
Die van het rapport der commissie voor de plaatselijke verordeningen tegen
wier overtreding straf is bedreigdluidt aldus
"De commissie mag de inwilliging van het gedaan verzoek niet aanraden,
al wil zij niet verzwijgen dat, daar de ervaring het weinig afdoende van
den onverpligten ijk schijnt uit te wijzen, zij, kwam haar voorziening
noodig voor, aan den verpligten ijk de voorkeur zoude geven."
De heer Hdbrecht. Mijn gevoelen over deze zaak is niet veranderdik
heb niets bij het rapport te voegen en zal mij tegen het verzoek verklaren.
De heer de Fremery. Tot gerustheid van hendie meenendat de
botermarkt alhier verminderd iskan ik mededeelendat er in dit jaar tot
21 Junij 91860 Ned. pond boter meer aan de waag gewogen is dan in
het vorig jaar. Men had de vermindering van den aanvoer als bewijs aan
gevoerd voor de noodzakelijkheid van eenen verpligten ijk; ik meen nu uit
dit liooger cijfer te mogen aannemen dat ook dit bewijs wegvalt, en zal
dus tegen het verzoek moeten stemmen.
De heer Hartevelt. Er is over deze zaak reeds veel gezegd en ge
handeld, dat ik daar Diets nieuws heb bij te brengen.
De heer de Moen. Mijn gevoelen over deze zaak is en blijft hetzelfde.
Ik zou zeer gaarne ziendat er een verpligte ijk werd ingevoerdzoodanig
dat plaatshebbende overtredingen konden worden gestraft. De ondervinding
van gepleegd bedrog met zware tonnen heeft meer en meer geleerddat
dit nuttig en noodzakelijk is en sterkt mij in mijne overtuiging. Wat de
bewering van den heer de Fremery betreftdat er ten onregte een minder
cijfer van vertier werd aangegeven voorleden jaar door de voorstanders van
den ijk, dan in werkelijkheid het geval is, kan juist zijn en is dan zeker niet
goed te noemen. Maar wat hij zegt ten aanzien der hoeveelheid, die ge
wogen is in de verloopen maanden van dit jaar tegenover 1861, kan mijns
bedunkens niet tot bewijs strekkendat er meer boter wordt ingevoerd dan
toen. Het bewijst, naar mijn oordeel, alleen dit, dat de-tegenwoordige
waagmeester onder controle van Burgemeester en Wethouders zich beter van
het gewigt verzekertdan de vorigeeen manop wiens naauwkeurigheid
in geenen deele was te rekenen.
De heer Meerburg. Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij niet alleen
niet vereenigen met het rapport van H. H. Burgemeester en Wethouders,
maar mijne opinie is geheel verschillend. Dat de facultatieve ijk niet heeft
beantwoord aan de verwachting, ja geheel is mislukt, is naar mijn beschei
den oordeel niet een bewijs dat men in 't algemeen deze niet verlangt, maar
wel dat een halve maatregel nog slechter werkt dan geen. Dat de hande
laren zoogenaamd de handen niet hebben in een geslagen om op deze wijze
te verkrijgen wat zij verlangden is ook geen bewijs dat men zoodanig eenen
ijk niet begeert. Ten eerste is zoodanig eene overeenkomst in onzen tijd onder
concurrenten denkbeeldig; ten andere wat vooral tegen zoodanig eene za-
menspanning pleit is, dat er tot heden altijd groote behoefte bestaat aan dit
artikel, zoodat de opkooper bijna geene voorwaarde kan maken, maar zor
gen moet zijne vereischte quantiteit meester te worden. De stelling, dat de
onverpligte ijk niet nadeelig heeft gewerkt, daar de botermarkt niet is ver
minderd, is naar mijn inzien niet juist; men kan in den regel aanne
men dat het verzetten van eene sints jaren met goed succes gevestigde
12