HAKDMGEU TIB 916E1E1NTEHAA9 TAR LIYD1. 8. Zitting van Woensdag 38 Mel 1863, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de hoeren StoffelsHubreoht, tcu Sande, Meerburg, Krantz, WttewaallLezwynle Pooledu ltieuTichlerKluitvan Outeren dc h'remeryHartevelt, Tollens, Gevers, de Moen en Siegenbeek. De aanteekeningen der vergadering van 22 Mei worden gelezen en goed gekeurd, waarna door den Voorzitter wordt overgelegd: Een adres van eenige ingezetenen, houdende bezwaren tegen het af breken van de brug over den Ouden Singel vóór de Seheistraat, zonder die door eene andere te vervangen. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wethoudersten fine van berigt en raad. Wijders heeft de Voorzitter medegedeeld: Eene missive van de Commissie van Fabricage aangaande de waterverver- sching, zijnde van den volgenden inhoud: wDe Commissie van Fabricage heeft, overeenkomstig het bij uwe missive van den 9 September 1861 n°. 555 te kennen gegeven verlangen, zich bezig gehouden met het onderzoek naar de middelen tot verbetering der waterverversching in de grachten dezer gemeente en tot dat einde inge wonnen het advies van den Gemeente-architect, hetwelk vervolgens aan het oordeel van het bestuur van het Hoogheemraadschap van Bijnland is on derworpen. Zij heeft het evenwel van belang geacht omtrent deze gewig- tige zaak andere deskundigen te raadplegen en uit dien hoofde magtiging te vragen om te dien aanzien in overleg te treden, 'tzij met den hoofd ingenieur, 't zij met andere ambtenaren van 's rijks waterstaat, wier voor lichting in dit geval haar toeschijnt niet te kunnen worden gemist." De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders kunnen u verzekeren, dat zij bereid zijn die magtiging te verleenen. Wij hebben echter ge meend deze zaak te moeten in den Baad brengen, ten einde te vernemen, of de vergadering zich kan vereenigen met het voorstel tot het verleenen der bedoelde magtiging. Ik vraag dus, of de leden daartegen geen be zwaar hebben. De heer Krantz. Ik betreur het zeer, mijnheer de Voorzitter, dat het onderzoek naar den toestand van het water in de grachtenen de moge lijkheid om daarin verbetering te brengenzoo weinig is gevorderdte meer daar ik mij herinner, dat bij het besluit, ongeveer een jaar geleden door den Baad genomen, Burgemeester en Wethouders gemagtigd werden deskundigen te raadplegen. De Voorzitter. Indien hetgeen de heer Krantz beweert juist is, zou de aangevraagde magtiging thans overbodig zijn. De heer Krantz. Het heeft mij destijds verwonderd, dat het besluitnaar aanleiding van een door mij gedaan voorstel, genomen, niet in de courant was vermeld. In de volgende raadsvergadering was ik niet tegenwoordig, en heb mij dus niet kunnen overtuigenof het voorstel in de notulen was op genomen. Volgens later ingewonnen berigten was dit wel het geval. Ik herinner mij intusschen zeer goed, dat die magtiging door den Baad is ver leend op verzoek van den voorzitter der Commissie van Fabricage, die anders bezwaar vond, die taak aan Burgemeester en Wethouders op te dragen. De heer Hubreciit. Ik kan mij niet herinneren dat die magtiging ge vraagd is, zeker echter niet, zoo als nu geschiedt, om de voorlichting van eenen ingenieur in te roepen; maar ik wensch den heer Krantz toch te antwoorden, dat de zaak niet is blijven liggen, maar integendeel voort durend naar middelen is uitgezienom dezen toestand te verbeteren. Toen in het vorige jaar deze zaak in den Gemeenteraad ter sprake isgebragt, is den gemeente-architect opgedragen zijn advies te geven, wat tot verbete ring der waterverversching hier ter stede zoude kunnen gedaan worden. Bij een uitvoerig rapport heeft hij zijne denkbeelden over deze zaak uiteengezet, en alstoen zijn hh. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Bijnland door Bur gemeester en Wethouders in October uitgenoodigdom hun oordeel over genoemd rapport van den gemeente-architect te willen doen kennen. Toen nu in het begin van dit jaar de stukken van hh. Dijkgraaf en Hoogheemraden waren terugontvangen, en ook nader het gevoelen van den gemeente-architect was ingewonnen, meende de Commissie van Fabri- cage, dat het wenschelijk was, om in deze voor de stad hoogst belangrijke zaak het gevoelen ook van andere deskundigen te kunnen inroepen, en dat is de aanleiding van het thans ingebragte voorstel. De heer Krantz. Ik meen toch dat de behandeling dezer zaak in de Zomermaand heeft plaats gehad, een paar maanden nadat reeds door de geneeskundige Commissie op het nadeelige van den toestand van het water gewezen was maar de hoofdzaak nu isdat spoedig maatregelen genomen wordenniet alleen wat de verbetering van het water aangaatmaar ook met betrekking tot eenen hoogeren waterstandwant het is van algemeene bekend heid hoe ook de toegang tot deze gemeentedoor het lage watervoor de scheepvaart belemmerd werd. Het is mogelijk dat het Hoogheemraad schap van Bijnland daarbij weinig belang heeft, maar zeker is het voor Lcyden van gioot belang; en daarom meen ik met vernieuwden aandrang te mogen verzoeken, die zaak wel ter harte te willen nemen. De Voorzitter. Wij hebben ons weder tot het Hoogheemraadschap van Bijnland gewend en vertrouwen, dat dit collegie, met alle welwillend heid bezield, bereid zal zijn om aan ons verlangen te voldoen. Maar ik vermoed ook, dat het Hoogheemraadschap dat belang niet heeft bij de zaak, en dat het misschien ten nutte van Leyden een weinig zou moeten treden buiten het algemeen belang. De heer Libreciit Lezwijn. Ik kan mededeelen, en de heer de Fre- mery zal het ook kunnen bevestigendat ik nog onlangs van een lid van het Hoogheemraadschap vernomen hebdat het wel degelijk het voornemen van dat collegie is om aan het verlangen van Lcyden te gemoet te komen. De heer de Fremery zal het zich ook herinneren? De heer de Fremery. In antwoord op de vraag van den heer Lezwijn kan ik zeggen, dat ik wel geloof, dat Bijnland bij zeer lagen waterstand gezind is eenig water van Delfland over te nemen gelijk in het vorige jaar mede heeft plaats gehad; maar ik betwijfel het, of dat wel voldoende is, om te gemoet te komen aan de bestaande behoefte aan waterverbetering en verversching in het algemeen. De heer Hartevelt. Ik moet beamen, wat door den heer Krantz is gezegd; ook ik meen mij zeer goed te herinneren, dat de magtiging, die thans wordt gevraagdreeds is verleendom deskundigen te raadplegen. De Voorzitter. Ik moet bekennen, dat mij dit niet meer levendig voor den geest staat. Maar is het werkelijk zoo, en is de magtiging reeds verstrekt, dan zullen Burgemeester en Wethouders trachten de zaak zooveel mogelijk te bevorderen. Wordt mitsdien in het voorstel toegestemd. I. De beraadslaging wordt geopend over het voorstel tot wegneming van de Buiten-Wittepoort. Door de Commissie van Fabricage wordt voorgesteld het volgende: 1°. om den tuingrond aan de Wittepoort te slechten, de muren, de buitenpoort en het huis naast de poort in het Noordeinde af te breken en het open terrein daardoor verkregen te verbreeden door aanplemping van een gedeelte van het Galgewater; 2°. dit werk onderhands, buiten bezwaar der gemeentekas, onder nader te omschrijven voorwaarden, die de geregelde uitvoering van dit werk bin nen een bepaalden tijd verzekeren, te gunnen aan Jacob van Leeuwen, koopmanwonende alhier in de Groenesteeg 3°. openbaar aan te besteden het leveren van een ijzeren hek tot afslui ting van het terreinzoowel als tot verzekering van het toezigt der ambte naren aan die poort; 4°. openbaar aan te besteden de herstellingen aan het lokaal voor het belastingkantoor, het stellen enz. van een trap aan de Wittepoort en het zoo noodig verzekeren der muren van de kazerne; 5°. aan de Kweekschool voor zeevaart te vergunnen het gebruik van het nieuwe terrein tot toegang naar dat gebouw; 6°. art. 82 der begrooting van 1862 bij af- en overschrijving van art. 142 voor onvoorziene uitgaven te verhoogen met 1500; 7°. in buitengewone ontvang te brengen de ƒ500 als bijdrage der Ver- eeniging van de Kweekschool voor zeevaart. De heer Hartevelt. Het plan van de Commissie van Fabricage juich ik zeer toeen niets zal mij aangenamer wezen dan de poortennaar gelang stads financiën dit gedoogen, successivelijk te zien vallen. Vooral ben ik voor dit plan; de afbreking kost weinig geld, en de kosten kunnen gevon den worden uit den post van onvoorziene uitgaven. De heer Tollens, Ook ik kan mij gereedelijk met het plan vereenigen, vooral omdat de avenue er beter door zal uitzien. Het spijt mij echter, dat ook de poort zal worden weggenomen; want ik ben op het stuk dei- poorten, ik beken het, zeer behoudend. Ik zou dus zeer mijn zegel hech ten aan het aangeboden plan tot verbetering van den toegang aan deze zijde van de stad, doch ik doe dat alleen onder het voorbehoud dat de Commissie van Fabricage later geen plannen ter tafel brengt tot amotie der hoofdpoorten, waarvan sommige sieraden zijn der stad. De heer Gevers. Ook ik kan wel mijne goedkeuring aan het voorstel hechten. Ik wilde evenwel de commissie attent maken op eene kleine vergissing in de teekening, de plaatsing namelijk van liet kantoor dei- ambtenaren. Ik bemerk echter nu dat die sints het ter visie liggen der tee kening reeds hersteld is. De heer IIubrecht. Toen de teekening gemaakt werd, was het plan om het commiezen-huisje te plaatsen op den weg te graven grond; later is hierin verandering gekomen en wordt nu ook in het voorstel aangegeven om de aan de overzijde gelegen geweermakerswinkel, welk huisje niet aan het rijk is afgestaan, tot commiezen-huisje in te rigten. De heer Gevers. Ik heb er dan vrede mede. Het was slechts de éénige aanmerking, die ik te maken had. Ik juich overigens zeer het denkbeeld toe om van lieverlede aan de stad een beter aanzien te geven. De heer de Moen. Wat mij betreft, kan ik mij ook wel met het plan vereenigen, omdat de toegang tot de stad, voor rijtuigen vrij lastig, er door verbeterd wordthoewel de finantiën er door bezwaard worden. Nu is wel door de Commissie van bestuur over de Kweekschool voor zeevaart ƒ500 aangeboden, om het gebruik van het terrein aldaar te hebben; maar dan nog komt de verandering aan de stad te staan op eene uitgaaf van 1000, terwijl de tweede f 1000 kan gevonden worden uit hetgeen op art. 82 der begrooting overschiet, waarover de Commissie van Fabricage niet 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 1