Tegen hebben gestemd de heeren: Goudsmit, Hartevelt, Meerburg, Le TooleSikkel Groos, Van der Hoeven en de Voorzitter. V. Vervolgens wordt de beraadslaging geopend over het request van A. W. Sytlioff, ter bekoming eener geschikte plaats in de raadzaal, tot het maken van aanteekeningen ten behoeve van het publiek. De voordragt van Burgemeester en Wethouders hieromtrent luidt aldus Met betrekking tot het door den heer Sytlioff ingediend adres kunnen wij kort zijn. Aan zijn verlangen, om een tweede verslag van onze bande- lingen, zouden wij, al schijnt ons de behoefte er aan twijfelachtig, gaarne willen te gemoet komen. Geenszins gestemd mededinging uit te sluiten staat echter de localiteit zeer in den weg. Waar aan dien tweeden schrij ver, buiten de voor het publiek bestemde ruimte, eene voegzame plaats in onze raadzaal aan te wijzen? Wij verklaren daarin groot bezwaar te zien en moeten op dien grond tot afwijzing raden. De heer van Outeren. Als de Burgemeester eene geschikte plaats in de raadzaal kon aanwijzen, zou ik er voor zijn, het verzoek toe te staan. Wel zie ik de noodzakelijkheid er niet van in, maar ik zou die mededin ging niet willen uitsluiten. De heer Goudsmit. Met den heer van Outeren zou ik er voor zijn, ten minste die mededinging niet uit te sluiten. De heer de Fremery. De conclusie van het rapport is vastgesteld in de meening dat er in de zaal geene genoegzame plaats voorhanden is en er werkelijk geene mogelijkheid zoude zijn om, althans in den winter, een' tweeden verslaggever te plaatsen, geenszins om, wie ook, uit te sluiten. De heer Lezwyn. Ik ben het niet eens met den grond waarop Burge meester en Wethouders voorstellen het verzoek af te wijzen en begrijp de zaak anders. Er is eene mededinging geopend en de slotsom is geweest de levering van het verslag aan den heer Drabbe op te dragen met toekenning eener bepaalde bezoldiging. Nu zoude er een ander nevens hem komen zitten met geen ander doel dan om hem te verdringen. Ik weet wel dat iemand onder het publiek aanteekening kan houden en dit uitgeven; maar dan is het eene zaak tusschen den heer Drabbe en dien persoonmaar de Baad kanzoo lang het contract bestaatgeen tweeden persoon toelaten en de heer Drabbe zoude zich met reden daarover kunnen beklagen als in strijd met de billijkheid. De Baad mag zulk eene mededinging door geene con cessie, van welken aard ook, bevorderen. De heer Meerburg. Ik geloof uit hetzelfde oogpunt als de vorige spre ker, dat het verzoek niet vatbaar is voor inwilliging. De heer le Poole. Hetgeen de heer Lezwyn heeft in het midden ge- bragt, drukt geheel mijn gevoelen uit; en eene inwilliging van het verzoek zou tot gevolg hebben, dat er eene concurrentie tusschen de beide verslag gevers ontstond, of liever eene controle van den één op den ander over de meerdere volledigheid. Ik heb hooren spreken van concurrentiedat woord is tegenwoordig aan de orde van den dag. Concurrentie mag nu goed wezen in koopmanschappen en in negotie, maar concurrentie in de uitlegging of aanteekening wat de leden van den Baad zeggen komt niet te pas. En zooveel belang wordt toch in die verslagen niet gesteld om dit in de hand te werken. De heer du Bieu. Ik ben ook voor de afwijzing van het verzoek. Ik vind het niet goed, dat er meer dan één verslag worde gegeven, dat dan ook alligt een verslag van wege den Baad zal genoemd worden. Om der gevolgen wille zou ik dat" niet wenschen. De heer Sikkel Groos. Er is plaats voor een' tweeden verslaggever en wij hebben ons tegenover den heer Drabbe niet verbonden om plaats aan een tweeden verslaggever te weigeren. De heer GeVers. Ik vereenig mij volkomen met het aangevoerde door den Heer Lezwyn. Ik zoude het niet eerlijk vinden om, daar de concessie nu eenmaal aan den heer Drabbe verleend is, anderen te admitteren. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat eene inwilliging van het ver zoek een bewijs van onpartijdigheid onzerzijds zoude opleveren. Naar het mij voorkomt, is toch door onze vorige beschikking aan den heer Sythoff eenigzins aanleiding gegeven te zeggendat hij geene gelegenheid had om behoorlijke verslagen te leveren. En nu wensch ik, dat niet worde bemoei- jelijkt iemand, die het verhandelde voor niet wenscht mede te deelen. Wij kunnen dan te gelijk zien, welke de ware woorden zijn, die er gesproken zijn. Evenwel beschouw ik de zaak niet uit het oogpunt van een beter verslagdat wij daardoor te wachten zouden hebbenmaar let ik op het verzoek op zich zelf. Als dus mijnheer de Burgemeester nog eene plaats in de zaal kon aanwijzen en des noods nog eene tweede, ik zoude er geene bedenking tegen hebbenja al moesten er zich nog meer concurrenten op doen zoo slechts de ruimte het gedoogtzou ik daar weinig zwarigheid in meenen te zien. De heer de Moen. Indien er eene plaats kon aangewezen worden en de heer Sythoff er mede tevreden was, dan zou ik er, wel voor zijn het ver zoek toe te staan, ten einde allen schijn van partijdigheid weg te nemen, en de mededinging haren vrijen loop te geven. De Voorzitter. De vraag omtrent de mogelijkheid eener tweede plaats kan ieder lid even goed beoordeelen als ik. Ik ga van het denkbeeld uit, dat de plaatsop dit oogenblik voor den verslaggever aangewezengeene geschikte plaats is; en het is dan ook mijn voornemen, zoodra de behoefte aan stoken zal hebben opgehouden, den tegenwoordigen verslaggever in de gelegenheid te stellen voor mij te zitten, ten einde beter te kunnen hooren en het opteekenen gemakkelijker te maken. Dan zal er wel eene plaats open zijn; maar dan zou degeendie daar kwam zitten, weer kunnen zeggen, dat er met hem niet eerlijk ware gehandeldwant dat de persoondie voor den heer Drabbe werkzaam is, beter in de gelegenheid is te hooren en op te teekenen dan hij. Wat zou er dan van worden? Ik moet ver klaren dat ik gaarne het uitgewerkt verslag naziemaar ik heb geen lust om tweeërlei verslagen na te zienen ik twijfelof de overige leden daar toe ook allen bereid zullen zijn. Wat is daarvan het gevolg? Dat wij een verslag zullen zien verschijnendat niet nagezien is en dat dus ieder oogen blik kan worden ontkend. Ik zie er dus geen heil in. En dan zal er ook welligt een strijd ontstaan over hetgeen meer of minder juist is medege deeld, iets wat niet wenschelijk is. De heer Goudsmit. Ik zou juist dat redekavelen over meer of minder naauwkeurige mededeeling verlangen; hoe meer er toch geschreven, hoe meer er over de zaken gediscussieerd wordt, te heilzamer is dit te achten. En wat nu het bezwaar aangaat, dat de heer Sythoff welligt niet tevreden zou zijn met de plaats, die hem zou worden aangewezen, ik geloof, dat wij dit aan het dagelijksch bestuur kunnen overlaten. Overigens hebben wij ons geenszins verbonden, het is reeds teregt aangemerkt, jegens den heer Drabbe om anderen uit te sluiten. Bovendien is het geschrijf, dat men vrreest, in geen geval uitgesloten. Wat eindelijk het nazien van twee ver slagen betreft, dit is eene zaak tusschen de individuele leden van den Baad en de uitgevers der verslagen. Het verzoek, thans in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt afge wezen met 12 tegen 9 stemmen. Yoor het toestaan van het verzoek hebben gestemd: de heeren van Ou teren, Goudsmit, Wttewaall, Hartevelt, ten Sande, Sikkel Groos, van der Hoevende Moen en Driessen. Tegende heeren Hubrechtde FremeryTollensLezwyn Kluit Meerburg, Krantz, Le Poole, Ticbier, du Bieu, Gevers en de Voorzitter. De heer Stoffels onthield zich, op grond van het bepaalde bij art. 46 der gemeentewet, van medestemmen over deze zaak. VI. Alsnu is aan de orde de voordragt tot het in gebruik geven van grond langs het Haarlemmer trekpad. Deze voordragtwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt met algemeene stemmen aangenomen. VII. In behandeling wordt gebragt de voordragt tot verpachting van grasgewas langs hetzelfde jaagpad. Ook deze voordragt wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. VIII. De beraadslaging wordt geopend over het verzoek van Diakenen der Nederduitsch Hervormde Gemeentetot het in gebruik houden van het schoollokaal op de Haarlemmerstraat. De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt Burgemeester en Wethouders kunnen zich overigens geheel met het rap port van de Commissie van Fabricage vereenigen en nemen mitsdien de vrijheid u te raden te besluiten dat, wat het verzoek om het voortdurend gebruik van dat lokaal betreft, daarin worde gedifficulteerddoch dat het Collegie van dagelijksch bestuur worde gemagtigd tot de overname in koop voor deze gemeente van het in het lokaal aanwezig schoolmateriëelvoor zoó veel men zich daaromtrent zal kunnen verstaan. De heer Goudsmit. De vraag is mijns bedunkens, in deze zaak, alleen of de stad het gebouw noodig heeft. Zoo ja, dan kan ik mij gereedelijk met het rapport vereenigen. Mogt dat niet het geval zijndan zou ik het allezins wenschelijk achtendat het verzoek worde toegestaan. De Voorzitter. Het voornemen bestaat om daar eene school voor meis jes der tweede klasse te vestigenzoodra het blijktdat de bestaande school zoodanige bevolking krijgt, dat er behoefte aan meerdere ruimte bestaat. De heer Tichler. Ik kan het verzoek van heeren Diakenen wel onder steunen. Ik meen, dat voor hen groote behoefte aan dat gebouw bestaat; en daarom wenschte ik althans het gebruik daarvan nog zoo lang toe te staan als voor de stad mogelijk is. Ik geloof daarbij, dat de adressanten ook bereid zijn eene hoogere huur te betalen. De Voorzitter. Ik zou ook bereid zijn aan die behoefte te voldoen; maar als de gemeente ook behoefte heeft aan het lokaal, dan wordt het eene andere zaak. Dat is de reden, waarom tot afwijzing van het verzoek is geadviseerd. De heer le Poole. Ik zou er ook voor zijneven als de voorlaatste spreker, om, zoolang de gemeente van het lokaal geen gebruik maakt, het in gebruik der adressanten te laten. De Voorzitter. Dat is niet de vraag, waarover thans een besluit moet worden genomen. Op dit oogenblik is er gevraagd afstand van het gebouw. Op die vraag is het rapport uitgebragt en daarop moet geantwoord worden. De heer de Moen. Ik kan mij wel vereenigen met het rapport der Commissie van Fabricage en van Burgemeester en Wethouders. Toen eenige jaren geleden door diakenen is gevraagd dat gebouw als diaconieschool te gebruiken, heb ik er voor gestemd, niet alleen, om hun dat te vergunnen, maar zelfs krachtig medegewerkt tot de gunstige voorwaarden van bijna geene recognitie te betalen. Doch nu die zoo goed werkende inrigting wordt opgeheven en het doel tevens vervalt waartoe het lokaal aldus werd afgestaan, moet het tot misschien beter gebruik voor de gemeente worden teruggegeven en de gemaakte communicatie tusschen het Huiszittenhuis worden gesloten, zoo als die vroeger was. En is er nu gebrek aan plaats voor de cathechisatiëndie niet zooveel uren zijn, wel nu, als dan later de bijzondere kerkeraadaan wien alleen de regeling en toezigt op het gods dienstig onderwijs volgens synodaal reglement is opgedragen, daartoe aan vrage doet, dan zal wel deze vergadering of Burgemeester en Wethouders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 3