HAHDELIlfiEH Vil BES SI HIHTBBAAD TAB IfflEÜ. 5. Zitting van Bonderdag 21 April 1862 geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de lieer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de lieeren: de Moen, StoffelsDriessen, van Ouferen Hubrecht, Goudsmit, WttewaaU, de Fremery, Hartevelt, Tollens, Lezwyn, Kluit, ten Sande, Meerburg, Krantz, Le Poole, Tichler, du Eieu, Sikkel Groos, Gevers, van der Hoeven en Siegenbeek. De aanteekeningen der vorige vergadering worden gelezen en vastgesteld. De Voorzitter deelt mede: 1°. Het verslag van een bezoek in de Stads-Bank van Leening, op den 16 der loopende maand. 2°. Een besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland, van den 15 April 1862, n°. 51 (Prov. blad n°. 50), houdende bepaling van den termijn voor de inzending der gemeenterekeningen over 1861. 3°. Eene dispositie van Gedeputeerde StaJ.cn dezer provinciein dato 15 April jl.B. n°. 2052 (3e afd.), G. S. n°. 35, waarbij het raadsbesluit van 20 Maart bevorens, tot wijziging der gemeentebegrootingdienst 1862, in ontvang en in uitgaaf, wordt goedgekeurd. 4°. Eene missive van den Minister van Binnenlandsclie Zakendd. 22 dezer maand, n°. 294 (6® afd.), behelzende mededeeling dat hij geneigd is de doorloopende dagdienst op het Eijkstelegraafkantoor alhier in te voeren mits daartoe een meer geschikt locaal dan het tegenwoordig voor dat kan toor bestemde worde aangewezen. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders omtrent dit aange legen punt nader eene voordragt zullen doen. Deze zijn aangenomen voor kennisgeving. Voorts legt de Burgemeester over: 1°. Het jaarlijksch verslag van den toestand der gemeente, over 1861, dat gedrukt wordt en den leden zal worden toegezonden. Overeenkomstig de voordragt is besloten dit aan te nemen voor kennis geving. 2°. Het rapport der Commissie van Financiën ad hoeop de rekening dienst 1862, der Kamer van Koophandel en Fabrieken. Overeenkomstig de voordragt is besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. I. Aan de orde is de benoeming van twee leden voor het stembureau bij de aanstaande verkiezing van twee leden voor de Provinciale Staten. Voor deze en verdere benoemingen worden de heeren du Eieu, Sikkel Groos en van der Hoeven door den Voorzitter uitgenoodigd om met hem het stembureau uit te maken. De uitslag der stemming is als volgt: de heeren Wttewaall 17, Goud smit 5, du Eieu, Hartevelt elk 4, Kluit en van Outeren elk 3Driessen en ten Sande elk 2 stemmen, Sikkel Groos en Tichler elk 1 stem, en 1 blanco briefje; weshalve, naar het bepaalde bij het reglement van orde, de heeren Wttewaall en Goudsmit bij betrekkelijke meerderheid van stemmen zijn benoemd. De Voorzitter. Ik stel voor, dat de andere leden zich de benoeming van plaatsvervangers zullen laten welgevallen, ten einde de benoemden bij verhindering te kunnen vervangen. II. Aan de orde is thans de benoeming van een lid voor de Commissie van Fabricagewaarvan de uitslag is, dat worden uitgebragt op de heeren van Outeren 12, Meerburg 5 stemmen, Hartevelt, Gevers, Tichler, Krantzen en du Eieu elk 1 stem; zoodat de heer mr. Johan van Outeren is benoemd. III. Thans wordt overgegaan tot de benoeming van drie leden in de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzigtbij periodieke aftre ding. De voordragt deswege is als volgt: voor een geneeskundige de heeren Prof. F. W. Krieger en Dr H. Boursse Wils; voor een heelkundige de heeren J. L. A. Desertine en M. J. Schretlen; en voor een apotheker de heeren H. A. Eeiche en D. J. Cockuyt. De uitslag der stemming is, dat met algemeene stemmen de heeren Prof. Frederik Willem Krieger, Jaques Louis Adolphe Desertine en Hendrik August Eeiche bij vernieuwing worden benoemd. IV. In beraadslaging wordt gebragt de voordragt omtrent het gedrukt verslag van de zittingen van den Gemeenteraad. De conclusie der voordragt van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt De vraag ontstaat: zal met het tot nu toe geleverde gedurende den loop van het proefjaar genoegen worden genomenin de niet zoo geheel onge gronde veronderstelling dat daaraan allengs meerdere volledigheid kan wor den bijgezet, of begeert uwe vergadering de taak van de zamenstelling van het verslag niet langer aan den heer Drabbe toe te vertrouwenop grond der door hem afgelegde verklaring dat hij buiten magte was het door hem aangebodene en door u verlangde te leverenen zal in dat geval beproefd tvorden of het anderen gelukt daarin beter te slagen Ter onzer ontlasting onderwerpen wij die vraag gaarne aan ulieder be slissing. Indachtig aan de onaangenaamhedenwelke de onderwerpelijke zaak ons reeds berokkende, zijn wij inderdaad huiverig onzerzijds eene be paalde meening uit te drukken. Alleen de vrees dat men soms, het vol maakte najagende zonder het bij de uitkomst deelachtig te worden, gevaar kan loopen iets werkelijk bruikbaars te verliezen, zoude ons doen overhellen ort», aanvankelijk althans, op de tot nu toe gevolgde wijze voort te gaan. De heer van Outeren. Toen ik van het eerste verslag de copij te huis kreeg, was ik daardoor weinig gesticht, omdat daarin was opgenomen of het tegenovergestelde van hetgeen ik gezegd had, of bepaalde onzin. Ik was dan ook voornemens in de volgende vergadering ernstig op de zaak terug te komen en als mijn gevoelen kenbaar te maken, dat de eerste proeve zeer ongunstig was uitgevallen en dat, bij de bestaande mogelijkheid dut men verhinderd werd de copij te verbeteren, het voor een ieder onzer alleronaangenaamst moest zijn dergelijke onnaauwkeurigheden in druk te zien opgenomen. Ik werd verhinderd die vergadering bij te wonen. Sedert evenwel moet ik erkennendat de zaak veranderd isen dat ik voor mij met het verslag, zoo als het tegenwoordig gegeven wordt, mij wel ver eenigen kan. En ofschoon nu ook de heer Drabbe geen gevolg hebbe ge geven aan hetgeen hij op zich heeft genomenenin plaats van een ste- nographisch, een half stenographiscli verslag levert, zoo wensch ik evenwel, conform het rapport mijne stem uit te brengendrukkende op het daarin voorkomende woord aanvankelijkopdat, nu de heer Drabbe zijnerzijds niet voldoet aan de gedane toezegging, ook wij niet langer zullen gebonden zijn dan de vergadering goed aeht. De heer Hubrecht. Ik kan mij met het voorgestelde vereenigen om aanvankelijk op dezelfde wijze met het gedrukt verslag voort te gaan. De heer Goudsmit. Ik meen nog altijd, dat aan ons besluit om een stenographiscli verslag te verkrijgen, moet worden gevolg gegeven, daar de heer Drabbe niet voldoende heeft geantwoord op de hem gedane opmer king van niet voldaan te hebben aan hetgeen hij op zich genomen heeft. Ik meen, dat het onjuist is te beweren, dat de mogelijkheid om een ste- nograaph te verkrijgen niet bestaat; en aangezien de Eaad besloten heeft tot het doen uitgeven van een stenographisch verslagzoo zou ik het beter achtennog eenigen tijd te wachtenomdat minst genomen de onmoge lijkheid niet is gebleken om zoodanig verslag te verkrijgen. De heer Wttewaall. Met het rapport kan ik mij vereenigen. De heer de Fremery. Ik moet verklaren, dat ik voor waarheid heb aangenomen hetgeen de heer Steger aan den heer Drabbe heeft medege- gedeeld; zoodat ik in de stellige overtuiging was, dat er werkelijk geen stenograaph te verkrijgen is tot het bewerken van ons verslag. De heer Hartevelt. Ik refereer mij aan de vorige geachte sprekers. Het verslag is niet hetgeen wij besloten hebbennamelijk een stenographisch ver- j slag. Maar ik geloof ook-, dat de uitvoering van dat besluit aan moeijelijk- heid onderhevig is. Immers de proef, daaromtrent door den heer Sythoff gegeven, heeft ook niet aan de verwachting beantwoord; want wat toen een stenographisch verslag moest heetenwas evenmin stenographischen moet dit zoo heeten, dan is het verhandelde daarin niet woordelijk en juist me degedeeld. Het tegenwoordige verslag zoude mijne goedkeuring wegdragen, en zoude ik kunnen adviseren voort te gaan, ware het niet er bepaald be sloten was, de heer Drabbe een stenographisch verslag moet leveren. De heer Tollens. Ik moet zeggendat het tegenwoordige verslagnaar het mij voorkomt, nog wel iets te wenschen overlaat; maar ik vertrouw, dat, wanneer hij, die met de bewerking daarvan belast ismeer op de hoogte zal komen van de hier te behandelen zakenook het verslag wel in volle digheid zal winnen. De heer Lezwyn. Ik ben er voor om aanvankelijk op dezelfde wijze met het verslag voort te gaan. De heer Meerburg. Ik geloof, dat de zaak niet is op het terrein, waarop zij behoort te wezenwant de heer Drabbe had bepaaldelijk op zich genomen een stenographisch verslag te leveren, waarvoor liem eene subsidie van 500 zou worden toegekend. Ik zou er dus voor zijn, dat het geno men besluit gehandhaafd wierd. Ik heb ook gehoord, dat het wel moge lijk iseen stenograaph te verkrijgendie dat verslag kon bewerken. Maar wat hier ook van zij, de heer Drabbe zegt niet in staat te zijn een steno graphisch verslag te leveren, terwijl hem juist voor zoodanig verslag/500 zou worden toegekend. De heer le Poole. Ik wenschte ook met het verslag voort te gaan op den tegenwoordigen voet. Het eerste verslag liet wel wat te wenschen over, en dit is met de laatste verslagen minder het geval. Het verslag zal echter wel altijd te wenschen overlaten; maar daar wij in de gelegen heid zijn mogelijke verkeerde mededeelingen te veranderenzoo acht 1 wel raadzaam op de tegenwoordige wijze voort te gaan. De heer du Eieu. Ook ik zou op de tegenwoordige wijze wenschen voort te gaan. Ik moet daarbij de opmerking voegen, dat de mm er naauwkeurigheid veelal afhangt van de ledendie zich soms niet ae ïee al herinneren hetgeen zij gezegd hebben. De heer Sikkel Groos. De 500, die aan den heer Drabie zijn oc gestaankunnen wij hem niet meer betalenomdat hij niet i o. aan ïee aan hetgeen wij hebben verlangd en waartoe hij zich ook verbonden heelt. Het zon dus louter een cadeau zijn, dat wij hem gaven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 1