De Commissie van Finantiëndaarop gehoordgeeft in haar rapport te kennendat zij volkomen vrijheid meent te hebben om te adviseren de voordragt van heeren Curatoren goed te keuren. De heer Meerburg. Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij niet vereenigen met het voorstel. De heerenwelke tijdelijk die plaats hebben willen ver vullen, hebben dat waarschijnlijk niet gedaan met het uitzigt, daarvoor geldelijke belooning te ontvangen. Ik zou daarom wenschen in overweging te gevenof niet de weduwe van den praeceptor dat geld zou kunnen ge nieten, en of het voor de bedoelde heeren docenten niet even eervol was, wanneer men hun voor hunne welwillendheid dank betuigde? Ik geloof al thans dat die heeren er meer prijs op stellen, dat hun de dank der verga dering werd kenbaar gemaaktzonder eenige tegemoetkomingterwijl het genot dier gelden aan de weduwe niet onwelkom zou zijn. De heer Goudsmit. Ook ik wenschte edelmoedig te zijn, doch niet ten koste van regt en billijkheiden nu kan ik het noch regtvaardig noch bil lijk vinden als de een arbeidt en de ander de vruchten geniet. Neen, eerst dan als zij die gearbeid hebben, voldaan zijn, kan er sprake zijn van het geven van het overschot aan de weduwe, zoo het er is, voor dien tijd zoude ik het zeer afkeuren. De Voorzitter. Het sterfgeval heeft in de eerste dagen van October plaats gehad. Toen hadden de beide heeren reeds op zich genomen de werkzaamheden van den 2deu praeceptor zonder belooning waar te nemen, en heeft de weduwe tot Januarij het tractement genoten. Nu geloof ik, dat heeren Curatoren wenschen te beschikken over het tractement gedu rende de twee maanden Januarij en Februarijniet om daaruit eene gelde lijke belooning te verstrekken, maar om de beide bedoelde heeren een ge ring bewijs van erkentelijkheid aan te bieden. Dit althans is de bedoeling van Curatoren, en ik geloof dat dit allezins billijk is te achten, nog te meer, daar de weduwe zoo lang mogelijk in het genot van het tractement is gebleven. De heer van der Hoeven. Nog bij het leven en de langdurige onge steldheid van den 2dea praeceptor is door die beide heeren eene belangrijke dienst bewezen aan het Gymnasium; en de twee maanden tractement, die nu disponibel zijn, maken eene zoo geringe som uit, dat, als heeren Cura toren daarvoor eenig geschenk (waarschijnlijk een of ander boekwerk of iets dergelijks) wenschen aan te koopen, dit niet anders is aan te merken dan als een bewijs van erkentelijkheid voor de njoeitewelke die beide heeren niet alleen gedurende die twee maandenmaar zelfs langer en reeds vroe ger, hebben op zich genomen. Ik zou nu wel conform het denkbeeld van den heer Meerburg kunnen stemmenmaar eene splitsing der som is inder daad te ontraden, omdat dan het doel niet zou kunnen worden bereikt, terwijl de weduwe er ook niet door zou kunnen worden gebaat. De heer Stoffels. Ik juich ook zeer de voordragt toe: want de we duwe wordt er niet door benadeeld; maar het voorstel strekt hoofdzakelijk om een klein bewijs van erkentelijkheid te geven aan de beide onderwijzers die, geheel onverpligt, zich zooveel moeite hebben willen geven. De heer Lezwyn. Ik ben zeer voor de voordragt. Ik heb juist gelet op het woord «beschikking", en na het nu gehoorde, ben ik er in beves tigd dat heeren Curatoren van het toegestane met delicatesse zullen gebruik maken. De heer Driessen. Ik moet opmerken, dat ik onder het rapport van de Commissie van Finantiën de handteekening van het derde lid mis. Vooral met het oog op de zaak, welke onder IV in behandeling zal ko men wensch ik te weten of dat lid kan geacht worden zich met de con- clusiëft te vereenigen. De heer de Moen. Op deze bedenking moet ik antwoordendat bij het vaststellen van het rapport de heer Krantz uit de stad was. De Voorzitter. Mag ik nog zoo vrij zijn aan den heer Meerburg te zeggendatals wij den weg volgdendoor hem aangewezenwij een ante cedent zouden stellen, dat in den vervolge tot moeijelijkheden zou kunnen aanleiding geven. Wanneer toch, om een voorbeeld te noemen, eenig ambtenaar, een commies bij voorbeeld, overleden zijnde, diens plaats niet binnen de maand na zijn overlijden, of binnen het kwartaal, naar mate de bezoldiging bij de maand of het kwartaal wordt uitbetaald, was vervuld, ware alligt een wijde deur geopend om tot dergelijke aanvragen aan te moedigen. Maar indien wij handelen in den geest der voordragt, zijn wij geheel vrij en stellen geen antecedent, dat ja in het onderwerpelijk geval zoude medebrengendat de som goed besteed waremaar toch bij verdere gelegenheden ons in moeijelijkheden zou kunnen brengen. De heer Meerburg. Na het gehoorde zie ik van mijn denkbeeld af, vooral nu mij gebleken is, dat de weduwe, op die twee maanden na, toch het genot heeft gehad van het geheele jaar tractement. Het rapport, hierop in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met algemeene stemmen aangenomen. IV. Eindelijk wordt in beraadslaging gebragt de voordragt omtrent de brug, ter vervanging van de bestaande Borstelbrug. Deze voordragt heeft de strekking omdaar de aannemingssom de raming bij de begrooting met 4200 overtreft, daarop de vereischte goedkeuring te verkrijgen van den Raaddie tevens de noodige aanwijzing tot vinding dier gelden moet doen. Blijkens het hieromtrent door de Commissie van Finantiën uitgebragt rapport, wordt door haar aan de vergadering geadviseerd aan deze voordragt hare goedkeuring te hechten. De heer de Moen. Ik moet mededeelen, dat ook dit rapport slechts door den heer du Rieu en mij geteekend is. Toen Maandag 11. de stukken betrekkelijk deze zaak van Burgemeester en Wethouders inkwamen, was de heer Krantz nog wel in de staddoch ik uit de staden heeft hij te kennen gegeven, dat hij volkomen genoegen zou nemen met hetgeen door ons zou worden voorgesteld; en dat is de reden waarom dit rapport, bij de daarop gevolgde afwezigheid van den heer Krantz, niet door hem geteekend is. De heer Gevers. Na het gewijzigde plan, dat eenmaal door den Raad is goedgekeurd, spreekt het wel van zelf, dat wij ons ook met deze voor dragt behooren te vereenigenwant wij moeten de middelen verschaffen om het werk ten uitvoer te brengen. De heer Hubrecht. Ik ben zeer voor de voordragt; maar ik moet daarbij herinneren, dat, al is de som wel wat hoog, de kosten van onder houd zeer zullen verminderen. Daarbij komt, dat ook de kosten van het ophalen der brug vervallen zijn. De voordragt wordt hierop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge sloten. v Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 2