HAMW TAN DEN GI VAN lEYDÏI i - j-iim iriti;-w.:i ;.l 1 dioov u i ,d 1 H .s, 5 v. Kitting Tan Donderdag 20 Maart 1868, geopend des namiddags ten 2\ ure. "Voorzitter: de lieer Burgemeester Mi*. I). Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig dphepren: Xicblqr, Hubrecht, Stoffels, de MoenTol lens Taets van ipnerongen, LezwynDriessen, Meerburg, du Bieu, Gevers, te fooje, de Êremery, Goudsmitten Sande, van der Hoeven en Siegenbeek. De Voorzitter,, Yjm de- heeren van Outeren en Kluit heb ik berigt bekomen, flat zij' verhinder^ zijn de vergadering bij te wonen. De notulen van liet verhandelde in de zitting van Donderdag 13 dezer worden gelezen. De beer de Moen. Ik heb op de notulen zelve geene aanmerking te maken, mijnheer de Voorzitter; doch nadat zij zullen vastgesteld zijn, wenschte ik u wel te verzoeken voor een oogenblik het woord te mogen bekomen. De notulen worden hierop goedgekeurd. De heer de Moen. Wat ik wenschte in het midden te brengen, staat eenigermate in verband met de notulen. Ik moet namelijk mededeelen, dat, toen ik in de verledene week van den heer Drabbe afschrift bekwam van hetgeen door mij zou gesproken zijn in de vorige vergadering, ik ont waard heb, dat dit geen woordelijk verslag was van hetgeen ik heb gezegd, en het dus tacliygraphisch is bewerkt. Intusschen zijn wij toch van het beginsel uitgegaandat er van onze handelingen een stenographisch verslag zou worden uitgegeven. Het blijkt mij evenwel, dat daaraan geen gevolg is gegeven. Ik heb dat bij mijne aanteekeningen aan den heer Drabbe te kennen gegevenen overigens het uitgewerkte zooveel mogelijk gecorrigeerd waar niet woordelijk het door mij gesprokene was teruggegeven. Maar ik heb ook ronduit verklaard, dat daarin een onduitsch woord voorkwam, dat ik werkelijk gezegd had en verzocht door een Hollandsch woord te veran deren en dit pleit in zoo verre voor de juistheid. Niet dat ik daarom over het algemeen aanmerkingen heb op hetgeen er is medegedeeld, en ik zou met dat verslag zelfs best tevreden zijn; maar na het besluit, hetwelk door ons na zoo breedvoerige beraadslagingen genomen is, over de vraag, of wij een stenographisch, dan wel een tachygraphisch verslag zouden beko men, meen ik er de aandacht op te moeten vestigen, dat men zich niet gehouden heeft aan het besluit om het verslag stenographisch op te teeke nen. Mijne aanmerking geldt dus alleen het beginsel. De Voorzitter. Ik zal den wenschdoor u te kennen gegevenbij den uitgever van het verslag overbrengen. De Voorzitter legt over: 1°. Eene voordragt van Burgemeester en Wethouders van Haarlem, tot de uitgifte van een gedeelte gronds langs het Haarlemmer trekpad. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dezeter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Een adres van E. J. Hoos, houdende verzoek om gemeentegrond ter bebouwing. 3°. Een adres van de Heyder Comp.tot het in eigendom bekomen van gemeentegrond. 4°. Elf adressen om tot ambtenaar bij de plaatselijke belastingen te worden benoemd, als van A. G. Ammerlaan, J. Carrée, J. G. Ingeneger, P. Kooreman, C. van Langeveld, B. C. Nouiën, A. de Bu, H. J. Selier, D. vanjder Waard, J. D. Wever en H. A. Wouters. Overeenkomstig de voordragt wordt beslotende verzoekschriften sub 24 te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, om te dienen van berigt en raad. 5°. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving dienst 1861, van het Heilige Geest of Armen Wees- en Kinderhuis. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten, deze, ten fine van berigt en raad, te stellen in handen der Commissie van Einanciën. 6°. Adres van dr. Jac. van Kaathoven, waarbij hij verzoekt als stads doctor te worden gecontinueerd. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten, dit adres te stellen in handen van drie groote armbesturen, om daarop te dienen van berigt en raad. 7°. Adres van Karei Andries Brandes, adsistent-commies-portier bij de plaatselijke belastingen, daarbij verzoekende zoo spoedig mogelijk uit zijne betrekking te worden ontslagen. De Voohzittek. In dat adres, hetwelk mij geworden is, nadat de op roepingsbriefjes reeds waren rondgezonden, wordt verzocht, dat daarop eene spoedige beschikking worde genomen. Ik heb inmiddels den controleur ge raadpleegd, en bereids is door dezen een rapport ingediend. Indien de Baad alzoo kan goedvinden reeds dadelijk op het stuk eene beslissing te nemen, zal ik zoowel het adres als het rapport van den controleur doen voorlezen. De Baad besluit tot dadelijke behandeling, waarna van opgemelde stuk ken voorlezing geschiedt; terwijl uit het rapport van den controleur blijkt, dat bij dezen geene bezwaren zijn gerezen tegen het door den adressant gedane verzoek om ontslagweshalve hij adviseert daartoe te besluiten. Tegen dat rapport geene bedenkingen bestaande, zoo wordt overeen komstig de conclusie daarvan besloten, het gevraagde ontslag eervol te verleeneningaande op heden. 8°. Verzoek van de Commissie van het Leydsche patronaat ter onder steuning van herstelde krankzinnigen, om het vrij gebruik der Stadsge hoorzaal op den lsien April ek., tot het houden eener lezing ten voordeele van dat patronaat. De Voorzitter. Ook dit verzoek is ingekomen, nadat reeds de oproe pingsbriefjes waren rondgegaan. Nu geloof ik niet, dat er vóór 1 April •eene raadsvergadering zal worden gehouden. Ik zou derhalve voorstellen op dit stuk goedgunstig te beschikken. De heer van der Hoeven. Is die zaal op dien dag beschikbaar? An ders ware het misschien onvoorzigtig het lokaal ter dispositie te stellen. Ik heb reeds heden een toegangkaartje ontvangen voor de voorlezing van den heer ten Kate tegen den 1 April in de Stads-gehoorzaal. De Voorzitter. Er is mij over de zaak gesproken cn ik heb toen te kennen gegeven, dat de commissie gerustelijk de lijsten kon laten rond gaan, onder die voorwaarde nogtans, dat, indien de Baad het verzoek mogt afwijzende commissie de kosten zou moeten betalen. Indien nie mand verder het woord verlangt, zou ik voorstellen het verzoek toe te staan. Dienovereenkomstig wordt besloten. I. Aan de orde is het onderzoek van den geloofsbrief en de verder overgelegde stukken door het nieuwgekozen raadslid, den heer B. W. WttewaalL De heeren Hubrecht, de Eremery en Goudsmit worden door den Voor zitter uitgenoodigd zich met het onderzoek dier stukken bezig te houden wordende tot dat einde de vergadering voor een wijl tijds geschorst. De commissie, zich verwijderd hebbende, keert na de volbrenging barer taak in de vergaderzaal terug en brengt, bij monde van den heer Hubrecht, hieromtrent verslag uit. Daaruit blijkt, dat de commissie de stukken van het nieuwbenoemde lid heeft onderzocht en bevonden heeft, dat deze den bij de wet gevorderden leeftijd heeft; dat hij gedurende het laatste aan zijne verkiezing voorafgaande jaar zijne woonplaats binnen de gemeente gebad heeft; dat hij, blijkens eene door hem zeiven afgegeven verklaring, geene betrekking bekleedt onver- eenigbaar met het lidmaatschap van den Gemeenteraad; dat hij met volstrekte meerderheid van stemmen is verkozen, en hiertegen geene bezwaren zijn ingebragt, weshalve de commissie adviseert den heer Wttewaall als lid van den Baad toe te laten. De Voorzitter. Ik bedank de commissie voor de door haar volbragte taak en zal het voorstel tot toelating van het nieuwbenoemde lid in stem ming brengen. Met algemeene stemmen wordt, overeenkomstig het rapport der commissie tot de toelating van den heer Wttewaall besloten. n. Thans is aan de orde de benoeming Van eene hoofdonderwijzeres voor de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2Jo klasse yóor meisjes. Op de voordragt na het gehouden vergelijkend examen, door Burgemees ter en Wethoudersin overleg met den districts-schoolopzieaeropgemaakt zijn geplaatst: mej. M. van der Burg, hulponderwijzeresse aan de openbare school voor meisjes te Gorinchemmej. M. Jesse, hoofdonderwijzeresse aan eene bijzondere school teLeyden, en mej. E. J. Verschuer, hoofdonderwijzeresse aan eene bijzondere school te Brummen. De heer van der Hoeven. Alvorens tot de stemming worde overge gaan, mijnheer de Voorzitter, wenschte ik te vragen, of er ook eene schrijffout in het rapport is ingeslopen. In dat rapport namelijk worden slechts twee personen aanbevolenterwijl in de voordragt drie genoemd worden. Is er nu ook een voorschrift, dat de voordragt drie personen moet bevatten De Voorzitter. Ja. De heer Tollens. Ik wenschte alvorens mijne stem te geven, mijnheer de Voorzittereene vraag te doen omdat ik niet bij het plaats gehad hebbend examen tegenwoordig heb kunnen zijn. Ik heb namelijk wel gezien, dat mejufvrouw van der Burg de meeste punten heeft verkregen; maar dit is, dunkt mij, alleen een bewijs van meerdere geleerdheid, en wenschte dus wel te weten, of hare wijze van les geven en zich mede te deelen aan de leerlingen gelijk staat met die van mejufvrouw Jesse, of wel ook deze overtreft? De Voorzitter. Ik kan hierop geen bepaald antwoord gevendaar geene proeve is genomen als bij de vorige maal. Er bestond bij deze ge legenheid meer bezwaar om meisjes te vinden dan de vorige keer. Ik ben dus niet in de gelegenheid op de gedane vraag een voldoend antwoord te geven. Alsnu tot de benoeming overgaande, worden de heeren Hubrecht, Taets van Amerongen en Driessen door den Voorzitter uitgenoodigd om met hem het stembureau uit te maken. De uitslag der stemming is, dat worden uitgebragt op mej. M. Jesse 14 en mej. M. van der Burg 3 stemmenzoodat de eerstgenoemde benoemd is. III. Vervolgens komt in beraadslaging de voordragt van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium om te beschikken over twee maanden van het tiac- tement, bij de begrooting voor den 2den praeceptor uitgetrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 1