Universiteit - bolwerk der vrijheid
Feest in
Studentenstad
1575-1945
Dinsdag 18 September 1945
No. 75
Katholiek Dagblad
HET WEER:
Tot Woensdagavond.
Matige tijdelijke krach
tige wind tusschen Zuid
en West. zwaar bewolkt
met tijdelijke opklarin
gen; enkele regenbuien,
plaatselijk nog met
kans op onweer. Koeler
BE BURCHT
Hoofdredacteuren: Rector H. L. J. M. Sondaal en Mr. Dr. C. C. A. van Haren; Redacteuren:
Prof. Dr. W. Asselbergs (Anton v. Duinkerken) en Joop Siebelt; Directeur: G. G. v. Elburg.
Abonnementsprijzen: f 0.26 p. week, 1.10 p. maand, f 3.20 p. kwartaal. Franco p. p. f 4.20.
LEIDEN GAF DEN TOON AAN
VAN 1575 tot het begin der 17e eeuw heeft Leiden in drie
voudig opzicht den toon aangegeven voor geheel het Ne-
jlerlandsche cultureele leven.
Ten eerste was hier het hardnekkig burgerverzet tegen de
Spaansche belegering. De dichters Jan van Hout en Van der
Does, die hierbij de leiding namen, waren de eerste typische
Hollandsche burgerrenaissancisten van de soort, waarvan
Spieghel en Coornhert de grootste vertegenwoordigers zou
den zijn.
Deze burgers schiepen de democratische en humanistische
geestesgesteldheid, die de Republiek vrijwaren zou tegen de
geestelijke gevaren die haar reeds tijdens bet Bestand be
dreigden.
Ten tweede bracht de Leidsche Rederijkerskamer met fi
guren als Jacob Duyn en Jacobus Celosse een nieuwe opvat
ting over het openbare optreden van tooneelspelOrs in zwang
die, via Haarlem, van beslissenden invloed zou zijn op de ont
wikkeling van het tooneelspelen en feestvieren in Amsterdam
en daarmede in alle geuniëerde gewesten.
Maar de grootste invloed ging uit van de Universiteit zelf:
met Scaliger Lipsius en Heinsius brengt zij een merkwaar
dige bezinning op de betieekenis van dichterschap en welspre
kendheid in het maatschappelijke leven van den jongen Staat.
De stad bleet staan en
ongebroken
door druk of nieuwen
hongersnood,
ziet zij haar oude licht
ontloken
en hongert naar het
geestelijk brood.
en vindt wie aitijd
besturen,
o on verwonnen
rijkssymbool -
Oranje binnen hare muren,
Oranje en d'aloude school.
Uit „Cantate
van Jan Engelman.
Wanneer men de werken
dezer schrijvers raadpleegt in
de volgorde waarin ze geschre
ven werden, heeft men als het
ware het schema voor zich
waaraan de aesthetisohe ont
wikkeling van de gouden eeuw
- in haar bloeitijd beantwoorden
zou
Toen deze figuren werkten,
lag het cultureele leven in de
""andere Hollandsohe steden, ook
in Amsterdam, nog te wachten
oo den stoot der vernieuwing.
Het zou duren tot 1600. het
jaartal waarin Spieghel voor
de Amsterdamaohe Kamer zijn
Jubel-Jaer-liedt" voordroeg,
dat de Leidsche gedachten van
burgerhumanisten, plaatselij
ke rederijkers en academische
aestheten hun invloed bevruch
tend doen gelden op de gehee-
le werkdadigheid der Holland
sche kunstenaars.
Die werkdadigheid, aan Lei
den's prikkel te danken, ken
merken v/ij als onze Gouden
Eeuw.
Wanneer wij deze betee-
kenis onzer Universiteitsstad
voor het Nederland dat zich
zelf opbouwen moest tijdens
het Bestand, voor den geest
hebben, stemt dit ons tot
vreugdevolle verwachtingen
aangaande hetgeen van
Leiden kan uitgaan, nu het
Vaderland opnieuw aan ty
rannic ontrukt is.
A. v. D.
Viering
van tiet
74ste Lustrum
DE GELD VERNIEUWING
en wat men moet doen.
Tusschen 19 en 25 Septem
ber, de juiste dag wordt plaat
selijk ibekend gemaakt moet
men bij het Distributiekantoor
tien gulden aan bankbiljetten
voor zichzelf en zijn gezinsle
den inwisselen tegen nieuw
papieren geld.
De man, die een vrouw heeft
en drie kinderen legge dus 50
gulden aan papieren geld
apart. Kan men zeli niet gaan,
dan gaat een der andere ge-
einsleden boven de 18 jaar.
Men moet meenemen:
a) de stamkaart plus inleg
vel van het gezinshoofd;
b) de inlegvellen van de
overige gezinsleden;
c) de brandstoffenkaart.
d) het papierengeld gepast
in biljetten van 10.20.
25.— of 50.—. (Muntbiljet
ten van 1.f 2.50 en f 5.
worden niet aangenomen).
Heeft men geen tien gulden
per gezinslid, dan wisseit men
een geringer bedrag om.
Wie, geen brandstoffenkaart
heeft, vrage Geldkaart B aan.
DE ONTVANGST.
Zaterdagmiddag één uur.
Langzaam stroomt het afge
zette terrein voor het station
vol. Reünisten van alle Leid
sche Studenten verfeenigingen
verzamelen onder hun vaan
del. Verbaasde en verraste
uitroepen, uitbundige begroe
tingen overal. Vijf jaren van
zorg en ellende gingen voorbij
en allen zijn veranderd. Maar
toch zijn het de oude vrienden
en kameraden van vroeger
nog en de studenten vormen
zijn gauw weergevonden. Een
trein rijdt binnen. Op het ver
sierde perron weerklinkt het
Io Vivat. Een hieuwe stroom
van reünisten verspreidt zich
over het plein. Is de Prinses er
al? Niemand weet het! Het
wordt twee uur. Steeds weer
nieuwe reünisten komen aan.
Half drie. De Prinses is er!
Gearmd tusschen twee vrien
dinnen, eenvoudig in zwart,
kwam Zij ongemerkt den Rijns
bungerweg af en voegde zich
bij Haar jaar. Eenvoudig en
ontroerend was dit weerzien.
Het was de Prinses aan te zien,
hoe blij Zij was en hoe dank
baar voor Kaar incognito.
„Na alles, wat achter ons ligt
in deze vijf jaren; weer voor
één dag eeoi gewone studente
in Leiden te mogen zijn!" Zij
was één onder velen.
En toen begon de tocht
door de straten vol toeschou
wers en vroolijk wapperende
vlaggen, langs de verweerde
gevels van het Rapenburg,
zoo diep in h%t geheugen ge
grift, vanuit den grijzen sche
mer van het verleden weer
springend in de levende wer
kelijkheid, stille .getuigen van
•haastigen gang naar ooileges, of
vroolijken terugkeer van jolige
en uitgelaten feesten. En dan
de Hooglandsohe Kerk. Zullen
sinds de Hervorming wel ooit
zóóvelen zich tusschen deze
■hooge zuilen verzameld héb
ben?
Na de indrukwekkende
plechtigheid aldaar, waarin de
Civitas Academica, de studen
tengemeenschap, haar hoogste
uitdrukking vond, zetten de
vereenigingen des avonds de
feeestviering voort met diver
se reunistendiners. „Sanctus
Aiugustinus" had „de Turk" ge
charterd en tegen aoht uur
verzamelde zich daar een bon
te menigte, dames en heeren,
jong en oud, allen weer volko
men Augustijn geworden en
bereid cm er weer eens een
ouderwetschen avond van te
maken. En dat is het geworden
ook! Het menu met de bekende
varia erop, de leutige spot- en
drinkliedjes, kortom héél dat
■mengsel van officieele plech-
tigdoenerij en spotten met de
conventie, waaruit doorgaans
een studentenfeest bestaat, was
aanwezig. Oud-minister Aal-
berse, oprichter van Sanctus
Augustinus vóór 52 jaar, moet
wel genoten hebben van die
sfeer, die nooit Verandert, ook
al verandert al het andere, en
zonder welke de studentenwe
reld ondenkbaar is.
DE ZONDAG.
De Zondag werd ingezet
met een kerkdienst in de Pie
terskerk en een plechtige H.
Mis in de Lodewijkskerk. Hier
celebreerde de studentenpastoor
prof. dr. H. v. Rooijen O.S.C.
In zijn toespraak tót de stu
denten ontwikkelde deze de
gedachte van de Civitas Aca
demica op christelijke grond
slag. De helaas sinds vier
eeuwen bestaande kloof in ons
volk tusschen Katholieke en
Protestante Christenen is niet
weg te redeneeren, maar over
de kloof heen hebben wij
elkaar de broederhand gereikt,
één in het antwoord op deze
allerbelangrijkste vraag, waar.
om het ook heden gaat: „Wat
dunkt U van den Christus?
Wiens Zoon is Hij?"
In den middag werd de
roeiwedstrijd op het Galgewa
ter gehouden.
De dag eindigde met een
concert van Sempre Crescendo
in den Stadsschouwburg.
DE MAANDAG.
H. M. de Koningin en Prinses
Juliana in de stad.
Om 7 uur begon het vol te
loopen op de Kaasmarkt, waar
na een langen stoet van meer
dan 500 deelnemers aan het
hengelfestijn, zich in beweging
zette. Er brak voor de visschen-
gemeenschap in de Nieuwe
Vaart een rampdag aan. We zijn
niet erg thuis in het vissohers-
latijn, maar gezien het aantal
mannen en gehoord de ver
wachtingen, moet de aankomst
van den stoet voor de vissohen
als het neèrkomen van een
atoombom geweest zijn. Er wer
den 55 prijzen uitgereikt, ter
wijl de jongste mededinger een
sim en een stoeltje kreeg.
De estafette-loop, die oxri half
twaalf een aanvang nam, werd
gewonnen door de ploeg van
A.S.C. Lugdunum was twee en
U.V.S. drie. Nadat met een toe
spraak de symbolische fakkel
was aangestoken en medailles
en prijzen werden uitgereikt,
werden de winnaars en Prins
Willem van Oranje van alle
zijden gefotografeerd, de PHns
in zijn prachtig costuum van
lila fluweel, de winnaar met den
prijs, een kruik, naar de vorm
van het pakje te oordeelen,
eneen gelukkig gezicht.
Het hoogtepunt van den dag
was de bijeenkomst in de Pie
terskerk. Een onafzienbare
stoet van autoriteiten en ge-
noodigden vulde het prachtige
kerkgebouw. Vertegenwoordi
gers der Regeering, van offi-
ciëele instanties, van universi
teiten. En ten laatste, gekleed
in blauwen mantel met zilver
vos, H.M. de Koningin en H.K.
H. Prinses Juliana, eveneens in
blauwen mantel met klein licht
blauw hoedje.
Dan betreedt de Rector Mag
nificus het spreekgestoelte en
schildert in levendige kleuren
het verzet der Leidsche Univer
siteit in de afgeloopen bezet
tingsjaren. Wij komen op de
geschiedenis van dit verzet in
ons blad nog nader terug.
De rectoraatsoverdracht had
hierna plaats, waarna deze in
drukwekkende plechtigheid met
het zingen van het Wilhelmus
besloten werd.
Korten tijd daarna verliet H.
M. de Koningin het gebouw,
uitgeleide gedaan door Prof.
Escner en den Rector Magnifi
cus en toegejuicht door een
duizendkoppige menigte.
Na afloop van de receptie La
de Academie brak nog een
aardig moment aan, toen het
Leidsch Studenten Zangkoor,
dat „Het Loflied op Leiden"
van Cornelis Schuyt niet in de
Pieterskerk ten ge hoor e had
gebracht door gebrek aan tijd,
dit op het Academiepleintje
voordroeg tot vreugde van een
talrijk publiek, waaronder ver
schillende professoren nog in
toga. Het enthousiasme was
zóo groot, dat gebiseerd moest-
worden.
Des avonds vond in de Stads
schouwburg de gala-opvoering i
plaats van „Repos Ailleurs". 1
TAE LEIDSCHE Universiteit
■"^i/iert dezer dagen haar 74ste
lustrum. In het kader van de
feestviering valt ook de recto
raatsoverdracht en daarmee
tegelijkertijd de officiëele her
opening van de aloude Leidsche
Alma Mater. Zeker, sinds en
kele maanden al is in de Leid
sche collegezalen op voorbeel
dige wijze gewerkt. Men wilde
dengenen, die nu reeds al te
lang moesten wachten, naar
best vermogen tegemoet komen.
Thans echter is de Univer
siteit op plechtige wijze her
opend. Dit is een historische
gebeurtenis. Zij beteekent de
afsluiting van een der roem
volste bladzijden uit de ge
schiedenis onzer Universiteit.
Een bladzijde, waarin Leiden
getoond heeft, dat het begrip
bezat voor de traditie. Het
heeft de lijn doorgetrokken,
die in 1575 begon, toen de
oudste onzer Universiteiten
door den Vader des Vader
lands werd gesticht „tot een
vast steunsel ende onderhoudt
der vryheyt". „Praesidium
libertatis", bolwerk der vrij
heid bleek niet ten onrechte
de leus, die de Universiteit
op haar zegel steeds gehand
haafd heeft.
E HEROPENING van de
Universiteit beteekent echter
tevens het begin van een nieuwe
aera in het universitaire leven.
De nood der oorlogs- en bezet
tingstoestand drong tot samen
werking. Uit dit eendrachtig zij
aan zij strijden werd vanzelf
het verlangen geboren naar
grootere eenheid. Dit verlangen
had ook nog diepere gronden.
De afschuwelijke ideologie, die
zooveel naamlooze ellende over
de wereld en over ons vader
land bracht, deed het besef ont
waken, dat slechts een alge-
meene terugkeer naar de diepe
beginselen van het Christendom
de wereld voor totalen onder
gang redden kan.
Zoo ontstond de idee van
de civitas academica. Zij be
doelt de Universiteit te reor-
ganiseeren tot hechtere een
heid van professoren en stu
denten, maar in deze nieuwe
eenheid wil zij welbewust de
invloed van het Christendom
tot uiting brengen.
Zij wil brekèn met de ver
ouderde opvatting, dat gods
dienst alleen maar in de bin
nenkamer of het kerkgebouw
op haar plaats is. Zij steunt
op het gewichtige besef dat
ons Nederlandsche volk Chris
telijk zal zijn of in het ge
heel niet meer zal zijn.
Deze civitas-gedadhte werd
in principe aanvaard. Het zal
afhangen van de toegewijde sa
menwerking van allen, of zij
nu ook in de practijk haar volle
verwerkelijking vinden zal.
W IJ, KATHOLIEKEN, kun
nen deze nieuwe oriën
teering slechts met vreugde be
groeten. Wij zullen ook, waar
het mogelijk is, onze medewer
king met onthouden. Wij zijn
ons zeer scherp bewust van de
dogmatische kloof, die ons van
onze protestantsohe mede-
Christenen gescheiden houdt.
En het is ons niet geoorloofd,
de grenzen, die ons Geloof ons
aanwijst, te negeeren of te ver
doezelen. Maar wel verwachten
wij, dat uit deze nieuwe samen
werking een beter wederzijdsch
begrijpen, een voller waardee-
ren geboren zal worden.
Wij zullen leeren zien, dat
het uiteindelijk toch de aan
biddelijke figuur is van onzen
grooten God én Zaligmaker,
die ons allen aantrekt. In de
zuivere liefde tot Hem zullen
wij ook elkander liefhebben.
Dat beteeken twinst voor het
Godsrijk. Want de waarachti
ge Liefde, die Liefde, die al
leen in staat is, het aanschijn
dezer aarde te veranderen,
kan alleen de vrucht zijn van
den Heiligen Geest, waardoor
de kinderen van God en
dat beteekent allen, die waar
lijk van goeden wille zijn
geleid worden.
Prof. Dr.
H. L. M. v. Rooyen, O.S.C.