i PmPf NINpS pjiigfl I pi^a Illlfl en Administratie
De Aartsbisschop en de Bisschoppen
van Nederland
TSHHH^Ssw "WBPW IffiHSFT1 woensdag is juli 1941
H I IJJ* IS JeSSf f HUP HBÊË I I Bm Bureaux Redactie
Zaligheid in den Heer
1 1111 J BBS ~f~7 TTWn J rfn '®||I J gj^ |gp ppf OUDE RIJN 1. TEL. 22777
JSÊËÈËlM^ JHMf i-rti^a m&WvRmn ^KliSs^ &Wz-imBrPMiPfin Abonnementsprijzen:
1.0.26 per week
Katholiek Dagblad voor Leiden en Omstreken No. 26 |;I8 oeï "wanaai
aan de hun toevertrouwde Geestelijkheid en Geloovigen
Beminde Geloovigen!
Het zijn vijf zware jaren geweest, die
achter ons liggen. Wij hebben ontzet
tend veel armoede, gebrek en ontbering
geleden. Hoe vele duizenden zijn van
ons weggesleurd om onder groote
lichamelijke en zedelijke gevaren voor
den vijand als slaven te werken. Even
eens zijn duizenden door de Gestapo
vermoord; nog veel meer hebben voor
korteren of langeren tijd in ondrage
lijke kerkers gezucht. Er zullen weinig
families zijn, die niet min of meer door
den oorlog hebben geleden. Honderd
duizenden hebben moeten evacueeren
en hebben tengevolge van deze eva
cuatie of door bombardementen have
en goed verloren. Vele fabrieken en be
drijven zijn stelselmatig leeg geplun
derd en vernield, vele boerderijen ver
brand.
Doch 'het zwaarste is geweest de on
dragelijke druk van een wreeden en
misdadigen vijand een schande voor de
menschheid, waaronder wij allen heb
ben gezucht en gekreund.
Nu zijn wij weer vrij; wij kunnen ons
weer vrij bewegen en vrij met elkander
spreken, zonder door allerlei soorten
Duitsche politie-aggenten en Neder-
landsche verraders bespionneerd te
worden. Een juichkreet stijgt op, als
wij ons goed bewust worden, wat vrij
heid beteekent.
Op de eerste plaats danken wij God,
die ons heeft verlost en ons de vrijheid
heeft teruggegeven. Wij oieaen Untse
eerbiedige gelukwenschen aan aan
Hare Majesteit de Koningin en betui
gen Haar Onzen diepgevoelden dank
en erkentelijkheid, omdat Zij ons land
in een der moeilijkste perioden van zijn
geschiedenis met zooveel kracht en
wijsheid heeft bestuurd. Wij zijn dank
baar jegens onze bondgenooten, die
onzen vijand hebben verslagen. Groo-
ten dank zijn wij verschuldigd aan de
dappere mannen, die het moreel van
ons volk krachtig wisten te houden en
het op allerlei manieren hebben gehol
pen, van wie velen de trouw aan het
vaderland met hun leven hebben moe
ten betalen. Tenslotte, beminde geloo
vigen, zijn Wij U allen bijzonder dank
baar, dat Gij zoo trouw de leiding van
Uw Bisschoppen en priesters hebt ge
volgd, die niet ophielden U te waar
schuwen tegen het doodelijk gevaar
voor geloof en zeden, dat in het Natio-
naal-Socialisme gelegen is. Dankbaar
zijn Wij voor Uw milde giften voor de
Bijzondere Nooden van het Hoogwaar
dig Episcopaat, die meerdere millioe-
nen bedroegen en die besteed werden
voor de slachtoffers van het Nationaal-
Sociaüsme; voor de ruime bijdragen
voor de Bisschoppelijke Hulpacties in
de verschillende Bisdommen tot leni
ging van den nood van vele geëvacu-
eerden en oorlogsslachtoffers.
Wat echter de laatste twintig jaren
is geschied, beminde geloovigen, is een
verschrikkelijke les voor geheel de
wereld. Het Duitsche volk, dat nu ge
broken en vernietigd ter aarde ligt,
was in verschillende opzichten een
groot volk, dat op gebied van techniek
en wetenschap, en vroeger ook op het
gebied der beschaving veel groots tot
stand heeft gebracht. Geen volk over
trof het Duitsche in werklust en ijver.
In den vorigen oorlog was een groot
deel van ons land pro-Duitsch en na
de toenmalige ineenstorting werden
véle Duitsche kinderen hier liefdevol
opgenomen. Wel gevoelde het Duitsche
volk zich boven andere volkeren ver
heven en werd het sedert een paar
eeuwen beheerscht door een noodlottig
militairisme, het streven om op mili
tair gebied andere naties te overheer-
schen en men stelde het voor, dat mi
litaire roem het grootste ideaal was
van een volk.
Maar het allergrootste ongeluk was,
dat het Duitsche volk God heeft ver
laten, tenminste in zijn leiders en in
een groot deel van de bevolking. En
wat niet op God gebouwd is, is op zand
gebouwd en zal op den duur als stof
verstrooid worden. „Als de Heer het
huis niet bouwt, werken de arbeiders
tevergeefs" (Ps. 126, 1). Reeds sedert
geslachten was het Christelijk geloof in
Duitschland in breede kringen onder
mijnd. Velen hadden geen hoogere
geestelijke idealen meer. Zij kenden
geen hooger doel meer dan dit korte
aardsche leven zoo dragelijk mogelijk
te maken en er zooveel mogelijk van te
genieten. Toen is Hitier opgestaan als
een profeet die een nieuwe wereldbe
schouwing een nieuwen godsdienst
wilde stichten, die steunde op „ras en
bodem". Het Duitsche volk is volgens
hem het meest begaafde ras en het is
daarom van nature aangewezen de we
reld te beheerschen en te leiden. Het
Duitsche bloed, van vreemde en vooral
van Joodsche smetten vrij, moet zuiver
bewaard en zooveel mogelijk veredeld
worden.
Dooh het Nationaal-Socialisme is
ondanks zijn mooie phrasen zuiver
materialistisch. De stoffelijke wereld is
God, die van eeuwigheid bestaat en
zich uit eigen krachten ontwikkelt,
waarbij het Duitsche bloéd een over-
heerschende rol speelt; een persoon
lijke God, buiten en boven de wereld,
is er niet, nog minder een God-Mensch
Jezus Christus. Zedelijk goed en kwaad
bestaat er niet; goed is, wat nuttig en
aangenaam is; kwaad is, wat schaadt
of hindert. Verdragen en beloften be
hoeven slechts gehouden te worden
zoolang het nuttig is.
Uit iscllibhè c -cnvogingéii veid het
Christelijk geloof aanvankelijk in het
particuliere leven geduld doch hoe
langer hoe meer door allerlei geweld-
maatregelen onderdrukt, en vooral bij
de jeugd werd door gewetenlooze en
handige propaganda het ongeloof ver
breid. Met een voor ons onbegrij
pelijk gebrek aan inzicht en critiek
werd alles geloofd, wat Hitier zeide en
beloofde; hij kon alles, hij wist alles;
er ging een soort goddelijke kracht van
hem uit. Want Hitler was de bron en
de maatstaf der zedelijkheid; wat Hit-
Ier beval, was goed en geoorloofd. Wij
zijn er getuigen van geweest, dat de
meest afschuwelijke misdaden en gru
welen gepleegd en uitgevoerd werden
door uiterlijk fatsoenlijke menschen,
met het excuus: „De Führer heeft het
bevolen; wij moeten gehoorzamen". In
den volksmond sprak men reeds van
SS-beesten, en zij vormden de keur
troepen van Hitier. Wij mogen er niet
aan denken, wat met de wereld ge
beurd zou zijn, als God aan dit Satans
rijk niet een einde had gemaakt. Deze
in onze oogen bijna krankzinnige ge
hoorzaamheid aan den Führer heeft
den oorlog zoolang doen duren, toen
een kind reeds kon begrijpen, dat hij
verloren was. Dit is wel de sterkste ver
oordeeling van de misdadigheid van
het Hitler-regiem, dat het een reeds
verloren strijd heeft voortgezet en
daardoor nog millioenen menschen
ongelukkig maakte alleen om nog een
paar maanden zijn veeg bestaan te
redden. Hier was toch geen sprake
meer van het welzijn van het volk,
ook niet van moed, doch het was
slechts slaafsche vrees voor den
Führer.
De Nederlandsche Bisschoppen heb
ben reeds vroegtijdig, geleerd door het
geen in Duitschland gebeurde, het
doodelijk gevaar ingezien voor geloof
en zeden. In een herderlijken brief van
1934 hebben zij reeds gewezen op de
gevaarlijke nieuwen tendenzen en in
een brief van 1936 het verleenen van
belangrijke steun aan het Nationaal-
Socialisme op straffe van weigering
der H.H. Sacramenten voor ongeoor
loofd verklaard, wat later nog in
scherperen vorm meermalen is her
haald. Hier en daar gingen stemmen
op, dat de Bisschoppen hierdoor de
grenzen van hun bevoegdheid over
schreden en zich op het gebied der
politiek bewogen, doch het ging hier
niet over politiek: de hoogste geeste
lijke belangen stonden op het spel; het
ging er voor de Kerk om: om te zijn
of niet te zijn.
I li. ons land Kobben uc Nazi's het
eerst hun aard getoond door hun abso
lute onbetrouwbaarheid, door hun on
ophoudelijk liegen en bedriegen. De
Duitschers roemden op hun eerlijkheid
en trouw, die Deutsche Treue. Als
ooit een leuze tot schande is gemaakt,
dan is het die van de Duitsche trouw.
Hitler had reeds het plechtig concor
daat met den H. Stoel op schandelijke
wijze geschonden- Tweemaal had hij
verklaard de neutraliteit van or.s land
te zullen eerbiedigen. Zonder vooraf
gaande oorlogsverklaring viel hij ech
ter ons land binnen, dat den oorlog
niet gewild had en niet voldoende
voorbereid was. Toen de eerste aanval
niet gelukte, werd de onbeschermde
stad Rotterdam op gruwelijke wijze
Seyss-Inquart deed mooie beloften:
gebombardeerd. De Rijkscommissaris
„Wij komen hier niet, om een volks
karakter in het nauw te brengen en te
vernielen en om een land de vrijheid
te ontnemen. Wij willen dit land en
zijn bevolking noch imperialistisch in
het nauw drijven, noch aan dit land
en zijn volk onze politieke overtuiging
opdringen." Velen, die den waren
aai-d van het Nationaal-Socialisme niet
kenden, hadden vertrouwen op den
Rijkscommissaris en meenden, dat het
mee zou vallen. Doch, zij die dieper
zagen, zeiden reeds toen: Vexatio dabit
intellectum: de ondervinding zal het
leeren!, en na eenigen tijd bleek het,
C*. C.* VC.'vi vOp
allerlei wijzen werd ons volk onder
drukt, ook op geestelijk gebied. Dik
wijls genoeg hebben Wij er openlijk
tegen geprotesteerd, eenige malen sa
men met de Protestantsche kerken, die
met Ons pal stonden tegen het hei
dendom.
Evenals in andere landen hadden de
Duitschers een krachtige hulp in de
Nederlandsche N.S.B.-ers, die beweer
den, dat zij de trouwste vaderlanders
waren en die in hun huichelarij jaar
lijks een herinneringsdienst hielden
voor de slachtoffers op den Grebbe-
berg.
De ergste ramp kwam over ons, toen
honderdduizenden met geweld gedwon
gen werden in Duitschland en in ons
land voor den vijand te werken. Had
men aanvankelijk nog den schijn van
menschelijkheid bewaard, vooral de
laatste maanden bij de razzia's op
mannen bleek hun barbaarsch karak
ter. En wat de Duitsche trouw en eer
lijkheid betreft: langzamerhand wist
iedereen, dat een vrijstelling van ge
dwongen tewerkstelling een middel
was om de namen der vrijgestelden in
handen te krijgen en hen des te ge
makkelijker te kunnen deporteeren.
Hoe kon het ook anders, waar alle
zedelijke maatstaven weggeworpen
waren.
Nu zijn wij weer vrij, beminde geloo
vigen, en wij kunnen God daarvoor niet
genoeg dankbaar zijn. Onze dankbaar
heid moet zich echter toonen door een
goed en christelijk gebruik van onze
vrijheid. Zij mag vooreerst niet worden
vertroebeld door gevoelens en uitingen
van wraak. Ongetwijfeld moet het
recht zijn loop hebben.
De schade moet worden hersteld. De
misdadigers moeten worden gestraft.
Alle Duitschers moeten beseffen, dat
hun land op den verkeerden weg was
geraakt. Zij moeten nooit meer oorlog
kunnen voeren waardoor zij zich zelf
en andere volkeren in het ongeluk
storten. Maar daarnaast zullen wij ons
goed herinneren het goddelijk voor
beeld van onzen Verlosser, Die stervend
aan Zijn kruis bad voor Zijn vijanden
en Die ons zoo nadrukkelijk heeft ge
zegd: Ik zeg U: bemint Uw vijanden,
doet wel aan degenen die U haten en
vervolgen: zegent hen en vloekt ze niet.
Tot dusver moesten wij onzen vijand
op alle mogelijke manieren bestrijden
en tegenwerken Het was de plicht van
vaderlandsliefde. Nu moeten wij de
groote deugd van naastenliefde be
oefenen. Wij hebben misschien nooit
gevoeld als thans, welk een groot offer
de deugd van naastenliefde kan vra
gen. Maar wij züllen ons herinneren,
dat ook onder het Duitsche volk zich
vele goeden bevinden, die door onkunde
of dwaling misleid werden, die vele
dingen, die de Partij deed, hebben af
gekeurd, die evenals wij in gevange
nissen en concentratiekampen gezucht
hebben onder de Nazi-terreur. En als
wij dat goed beseffen, zal eerder een
gevoel van diep medelijden dan van
haat ons jegens de Duitschers bezie
len. Laten wij voor hen bidden, dat
God hen helpe hun vaderland weer op
te bouwen op den grondslag van het
Christendom. Maar de dankbaarheid
voor onze redding en het goed gebruik
van onze vrijheid vragen bovenal, dat
wij de lessen, welke God ons heeft ge
geven, niet vergeten, en dat wij ons
spiegelen aan het ongelukkige voor
beeld van een volk-zonder-God. Door
God te verlaten is het Duitsche volk
zoover afgedwaald en tot zulke wan
daden gekomen. Daardoor raakte het
geheel in de macht van den helschen
geest, daardoor werd het door ziüke
gewetenlooze leiders aan den rand van
den afgrond gebracht.
Wij moeten alles doen wat wij kun
nen, om ons volk voor die ramp te be
hoeden! En dat is een zware taak.
Want al is het Nationaal-Socialisme
als regiem vernietigd, zijn geest is in
andere vormen nog zeer levendig in
het materialisme en nieuw-heidendcm.
Wij zullen daartegen den strijd moeten
aanbinden, wil het christendom in
Europa blijven bestaan. Allen moeten
wij, ieder op zijn plaats, en naar de
mate van zijn krachten, de handen in
eenslaan, om ons land weer op te bou
wen, waarvan zoo groote gedeelten
verwoest zijn. Allen moeten wij onze
uiterste krachten inspannen, om de
geestelijke wonden te genezen, die vijf
jaar verwildering en groote zedelijke
gevaren hebben geslagen.
Daarom beminde geloovigen, roepen
Wij U allen op om reeds nu in Uw
eiigei. krnig ife vicin-iu.
voor het herstel en de hernieuwing
van den christelijken geest in onze
huisgezinnen;
voor de heiliging en de reinheid van
leven zoowel in als buiten het huwelijk;
voor de openbare zedelijkheid;
voor de arbeidzaamheid en de waar
deering van den arbeid als roeping
van God;
voor het aankweeken van offervaar
dige liefde;
voor de heiliging van den dag des
Heeren. Wij noemen slechts enkele
punten. Wij zullen daarop en op nog
andere zaken dikwijls moeten terug
komen; de wereld moet terug naar
Christus, wil zij niet ten gronde gaan.
Want niemand mag een ander funda
ment plaatsen, dan hetwelk gelegd is,
en dat is Jezus Christus (1 Cor. 3, 11).
Wij vertrouwen daarbij op God, Die
ons tot hiertoe zoo zichtbaar hielp.
Bidden wij, beminde geloovigen,
voor onzen H. Vader den Paus, die voor
zulk een verschrikkelijke zware taak
staat, de wereld weer op te bouwen in
Jezus Christus. Bidden wij voor onze
geëerbiedigde Koningin, opdat Zij or.s
land met wijsheid en kracht moge
blijven besturen. Bidden wij ook voor
de spoedige bevrijding van ons Oost-
Indië, met zooveel banden aan ons
veihonden. Bidden wij voor elkander,
opdat wij gezamenlijk ons dierbaar
vaderland met Gods hulp weer kunnen
doen herleven, en vergeten wij vooral
in ons gebed niet degenen, die voor
het vaderland zijn gevallen.
En zal dit Ons gezamenlijk herder
lijk schrijven op Zondag 15 Juli as. in
alle tot Onze Kerkprovincie behoören-
de kerken en in alle kapellen, waar
over een Rector is aangesteld onder
alle vastgestelde HJH. Missen op de
gebruikelijke wijze van den predikstoel
worden voorgelezen, terwijl na de
Hoogmis het Te Deum zal worden ge
zongen, om nogmaals God te danken
voor de herkregen vrijheid.
Gegeven te Utrecht, op den feestdag
van de H.H. Apostelen Petrus en Pau-
lus, 1945.
f Dr. J. DE JONG,
Aartsbisschop van Utrecht,
f P. A. W. HOPMANS,
Bisschop van Breda.
t Dr. J. H. G. LEMMENS,
Bisschop van Roermond,
t J. P. HUIBERS,
Bisschop van Haarlem,
f W. P. A. M. MUTSAERTS,
Bisschop van 'sHertogenbosclk