Rede van den Minister-President
De slag om
Nederland
H. M. de Koningin
Algemeene
richtlijnen
Rede van H.M. de Koningin
Economisch herstel
„Openbare werken
en wederopbouw"
DE BURCHT
Katholiek Dagblad voor Leiden en Omstreken
No. 9
DONDERDAG 28 JUNI 1948
Bureaux Redactie
en Administratie
OUDE RIJN 1. TEL. 22777
Abonnementsprijzen:
f. 0.26 per week
f. 1.10 per maand
f. 3.20 per kwartaal
Gisteravond heeft Zijne Excellentie
Prof. Ir. W. Schermerhorn, Voorzitter
van den Ministerraad, belast met de
algemeene oorlogvoering, een rede ge
houden voor de microfoon van den
zender „Herrijzend Nederland".
Omdat het om technische redenen
en den geringen omvang van ons blad
niet mogelijk is deze rede in haar ge
heel over te nemen, laten we hieronder
eenige uittreksels volgen en een sche
matisch overzicht.
Land- en rijksgenooten,
Nadat het thans optredende kabinet
het groote voorrecht heeft gehad door
H.M. de Koningin bij U te zijn inge
leid, rust op ons de plicht U allen een
inzicht te geven, zoowel in de alge
meene gedachten, die de formateurs
hebben geleid, als wel zeer in het bij
zonder omtrent het te voeren beleid.
Zelden of nooit zal misschien een
regeering in ons land zijn opgetreden
onder zwaarder omstandigheden dan
thans het geval is. Geen druk en over-
heersching zijn er meer, die ons in Ne
derland de tanden op elkaar doen
zetten, ons dichter bij elkaar brengen
en onze laatste krachten voor het ver
zet opwekken. Wij bleven achter met
de kwade gevolgen van de tyrannie op
schier elk terrein: materieel, moreel
en geestelijk. Zij maken ons duidelijk,
dat een nieuwe strijd begint op een
ander front, met andere wapens als
door de voorgangers van deze regee
ring zijn gehanteerd. Doch alvorens wij
ons tot U gaan richten over dien
strijd, welke vóór ons ligt, is het ons
een behoefte hier namens het Neder-
landsche volk te spreken over en tot
hen, die ons voorafgingen, op wier
arbeid wij thans verder bouwen, door
wier geestkracht, door wier zweet,
bloed en tranen het ons mogelijk is ge
worden den weg omhoog weer te be
treden. De eerste gedachten, die deze
nieuwe regeering uitspreekt namens
het Nederlandsche volk, dat onder vijf
jaar bezetting heeft geleden, zijn daar
om gericht tot de geallieerde volkeren,
tot onze broeders in den strijd.
Nederland ontveinst zich niet, dat
zijn aandeel in de wereldworsteling,
naar absolute maat gemeten, slechts
bescheiden is en dat wij onze vrijheid
danken aan de geweldige krachtsin
spanning der geallieerde groote mo
gendheden. In het bewustzijn van de
werkelijkheid dezer verhouding en on
der betuiging van onze groote dank
baarheid voor den bijstand, die ons is
verleend, heeft het ons toch voldoe
ning gegeven algemeen erkend te zien,
dat Nederland, overal waar zulks mo
gelijk was, naar zijn beste krachten
voor zijn vrijheid heeft gestreden: op
het ondergrondsche front, op zee, in
de lucht en ook te land. Diep gevoelen
wij echter, dat wij deze vrijheid mede
danken aan die duizenden jonge sol
daten onzer verbonden vrienden, die
in den strijd het offer van hun leven
brachten.
Vervolgens ging de Minister Pr. over
tot een volledige en heldere uiteenzet
ting van de positie van het vorige kabi
net, waarbij hij zijn buitengewone
dankbaarheid uitsprak voor de volhar
ding, waarmee ze deze uiterst zware
taak heeft vervuld.
Over het niet altijd begrijpen van
maatregelen uit Londen, sprak de M.P.
Laten wij aan het begin van een
nieuwe periode in de geschiedenis van
ons land, deze niet met een onwaar
achtigheid aanvangen, door te zeggen,
dat wij uitsluitend bewondering koes
teren voor hetgeen het kabinet in Lon
den ons te zien en te hooren heeft ge
geven. Vaak hebben wij niet alles be
grepen en zonder twijfel zal in dezen
tijd, nu aan alle kanten gebreken in
onze levensomstandigheden, in ons
bestuur en in ons beleid aan den dag
treden, de neiging bij .sommigen ont
staan de schuld hiervan te schuiven
op de regeering in Londen. Maar
tegenover al dezulken staan die over
weldigend groote groepen in het Ne
derlandsche volk, die beseffen, dat de
historieschrijvers van ons volksleven,
in de toekomst ziende naar het ge
voerde béleid van deze jaren, tegen
den achtergrond van de wereldworste
ling alleen oog zullen hebben voor die
ééne groote gedachte, die alles heeft
beheerscht, voor die onverzettelijkheid
en voor die rechtlijnigheid, aan welke
het te danken is, dat na een periode
van crisis, inzinking en erger, het Ne
derlandsche schip van staat weer uit
de nabijheid van de dreigende zand
banken vlot is geraakt en op de wilde
oceanen, temidden van alle stormen,
zijn erkende en ook gewaardeerde
plaats in de slagorde der geallieerde
krijgsmachten heeft hervonden.
Boven de leden van het kabinet
stond de draagster van de Kroon. Het
is tijdens deze vijf jaren van strijd een
zegen voor ons volk geweest, dat. H.M.
de Koningin in deze worsteling om ons
volksbestaan zoo volstrekt voorop ge
gaan is, zich daarbij tegenover ons in
de verdrukking vaak uitend met een
nauw verholen hartstocht. Haar geest
was niet alleen een kracht voor hen,
die in Nederland zwak waren, maar
moet eveneens een prikkel ten goede
hebben beteekend voor onze ambts
voorgangers in Londen.
„HERSTEL EN VERNIEUWING".
Aan dit voornemen is spoedig gevolg
gegeven en daarna heeft H.M. de Ko
ningin de opdracht tot vorming van
een nationaal kabinet voor herstel en
vernieuwing opgedragen aan twee for
mateurs.
Het lijdt geen twijfel, dat in deze
omschrijving van de opdracht gedach
ten zijn uitgedrukt, die de taak der
regering bepalen, ten aanzien van ons
geteisterde vaderland zelf.
Herstel van al hetgeen ons volk voor
zijn materieele bestaan noodig heeft,
herstel ook van alles en van alle in
stellingen, die ons geestelijk klimaat
bepaalden en die ons volk dierbaar
waren. Daarbij tegelijk vernieuwing, in
welk woord uitgedrukt wordt, dat in
ons nationale leven op allerlei punten
ook tekorten werden gevoeld, die ver
langens hebben gewekt en den wil tot
verbetering hebben gesterkt.
Niet de eenvoudige leuze: het moet
alles anders worden, zal ons moeten
leiden, maar wel een hersteld en ver
diept besef van goed en kwaad, van
hetgeen voor de samenleving behoort
te volgen uit het belijden van ieders
diepste levensbeginselen, hoe verschil
lend die op zichzelf ook mogen zijn.
Het gaat om het scheppen van nieuwe
Wij laten hier volgen den lettel-lijken
tekst van de redevoering, welke H.M.
de Koningin gisteravond 8 uur voor
den zender „Herrijzend Nederland"
heeft uitgesproken:
Landgenooten,
Het nieuwe bewind is thans gevormd,
het eerste, dat op vaderlandschen bo
dem is ontstaan na onze bevrijding en
waarvan op twee na alle leden de be
zetting hebben meegemaakt.
Wij staan nu als. volk in zijn geheel
klaar om te beginnen aan den opbouw
van onze toekomst.
Het visioen, dat onzen helden en
heldinnen voor den geest stond, toen
zij hun leven gaven voor recht en voor
vrijheid, willen wij thans tot werke
lijkheid maken.
Nu is het wachten voorbij en tevens
de alom gevoelde onzekerheid. Het
oogenblik is aangebroken, waarop
vorm gegeven kan worden aan onze
toekomst.
De toekomst eischt een democra
tisch beleid, met vastberadenheid uit
gestippeld, welk beleid U zoo straks in
de regeeringsverklaring zal worden
uiteengezet.
Ik behoef U niet te zeggen, dat er
tallooze moeilijkheden en bezwaren, ja
soms schier onoverkomelijke, op onzen
weg liggen. Naast de schaduwen kan
ik echter goddank op sterke lichtpun
ten wijzen: het feit, dat wij in den
donkeren tüd, die achter ons ligt, naar
elkaar gegroeid zijn, het duidelijk
merkbare verlangen naar eendracht,
de groeiende gemeenschapszin en het
onderling vertrouwen en naastenliefde.
Een onzer eerste plichten tegenover
God, tegenover onze volksgemeenschap
en tegenover onszelf is den bestaan-
den drang naar saamhoorigheid verder
te ontwikkelen en het hoogste en beste
wat in ons leeft in dienst te stellen
van onze volksgemeenschap.
Wij willen ons ertoe zetten onszelf
geestelijk op te bouwen en onze kin
deren, elkeen naar eigen overtuiging,
opdat wij als volk de moeilijkheden,
die wij op onzen weg zullen ondervin
den, te boven kunnen komen.
Immers, wij willen trachten voor
trekkers en baanbrekers te zijn voor
den nieuwen tijd, die voor ons ligt.
Een wereldtekort aan grondstoffen,
aan afgewerkte goederen en aan som
mige soorten van voedsel en hierbij
zij niet vergeten de gebrekkige moge
lijkheden aan vervoer dringt voor-
loopig de gedachte, dat wij onze toe
komst geheel in eigen hand hebben,
naar den achtergrond.
Gaarne doe ik een beroep op de
vriendschap onzer bondgenooten om
ons zooveel in hun vermogen ligt tege
moet te komen. Wij zijn hun erkente
lijk voor hun geschenken en voor het
geen zij ons leveren in onzen nood.
Ook doe ik een beroep op hen om
te bereiken, dat uit Nederland geroofde
en als zoodanig te herkennen goede
ren, die in Duitschland worden aan
getroffen, zoo spoedig als dart. kan aan
Nederland worden teruggegeven.
Wij zullen onzen bondgenooten in
geestelijk opzicht hun hulp vergoeden
door een steunpilaar te zijn in het
nieuw ontstaande Europa en wanneer
wij ons land weder kunnen opbouwen,
zullen wij hun toonen, dat wij sterk
zijn.
Ik heb mij overtuigd van de ver
woestingen en van het gebrek, dat er
geleden wordt in de meest geteisterde
streken; ik doe een klemmend beroep
op allen die iets bezitten, dat den bit
teren nood kan lenigen, dit af te staan
ten behoeve van onze zoo zwaar be
proefde broeders en zusters; zij hebben
letterlijk aan alles gebrek, aan het
meest eenvoudige en allernoodigste.
Als wij ons straks mogen verheugen
in de bevrijding van grooter Nederland
onder de keerkringen, waaraan onze
jongelingschap zoo bereid is zijn beste
krachten te geven, zal op ons de plicht
rusten het vernieuwe koninkrijk op te
bouwen.
De taak, die ons wacht, en de ver
antwoordelijkheid, zoowel ten opzichte
van het vaderland als ten opzichte van
ons koninkrijk, zijn ontzaglijk groot.
Op dit historisch oogenblik geldt voor
zeker de spreuk: nu of nooit.
Wij aanvaarden met vertrouwen die
taak; ons jongste verleden heeft be
wezen wat wij kunnen.-Zij zal blijken
niet te groot of te zwaar voor ons te
zijn. God zal ons helpen.
vormen, waarin de wezenlijke geeste
lijke waarden, die ons volksleven door
de eeuwen heen hebben gedragen en
beheerscht, tot nieuwe uitdrukking en
als het kan, tot nieuwe heerlijkheid
zullen komen.
Zeer belangrijk is de passage „Her
stel van de Democratie", omdat in
deze passage wordt medegedeeld, de
regeling van het nood-parlement, dat
in functie zal blijven tot de eerstko
mende verkiezingen, waarvoor de tech
nische voorbereidingen zoo spoedig
mogelijk ter hand zullen worden ge
nomen.
Het probleem van de zuivering werd
niet uit den weg gegaan. De M.P. sprak
in sterke woorden, maar gaf bovendien
blijk van een zeer reëel inzicht.
DE LENIGING VAN DEN
STOFFELIJKEN NOOD
zal ontzaggelijk veel moeite kosten,
maar een der eerste vereischten zal
moeten zijn: arbeid en nog eens ar
beid.
„De Regeering zal er alles op zetten
het Nederlandsche volk te doordringen
van het besef, dat onze arbeidskracht
vrijwel het eenige is, dat ons gelaten
werd".
Werkelijke welvaart voor iedereen
kunnen wij alleen maar opbouwen op
den grondslag van het herstel van ons
productievermogen, dat wil zeggen
door arbeid, en zoolang wij daar in
de praktijk van ons leven geen ernst
mee maken, blijven wij een volk van
arme menschen."
Wanneer de nationale inzameling
van goederen niet voldoende zal op
brengen, zal men tot andere maatre
gelen moeten overgaan.
Wegens het ineengrijpen van alle
mogelijke factoren acht de Regeering
het noodzakelijk een wetenschappelijk
Bureau in te stellen, dat Centraal be
schikkend over alle gegevens adviezen
kan uitbrengen en plannen voorleggen.
In uitzicht wordt gesteld een nood
plan, terwijl voorts bedrijfsorganisa
ties, scheepvaart e.a. voorop in de be
langstelling zullen staan.
De problemen van den eigendom
brengen ook allerlei vragen naar voren,
waaromtrent de Regeering zich een
oordeel zal moeten vormen, alvorens
ze te kunnen beantwoorden.
HET AGRARISCH FUNDAMENT
van onze samenleving eischt een com
plex van maatregelen, waarbij de volle
medewerking zal worden geëischt van
alle betrokkenen, hetgeen de voedsel
voorziening op een vaste basis kan
brengen.
Vervolgens behandelde de M.P. de
precaire en uiterst ingewikkelde kwes
tie FINANCIËN.
Zeer belangrijk was de passage
„Rechtsorde van den Arbeid".
De M.P. leidde dit als volgt in:
„betreffende het departement van
sociale zaken valt op te merken dat
het belang van heel ons volk dringend
een vergrooting van de arbeidsgelegen
heid en het scheppen van verhoudin
gen eischt, waaronder met volle toe
wijding wordt gewerkt en arbeidscon
flicten worden vermeden. De werkers
van hoog tot laag zullen zoowel in
openbare bedrijven als in particuliere
ondernemingen bij het bedrijf moeten
worden betrokken op een wijze, die
hen doet gevoelen, dat met hun rech
ten, belangen en gevoelens rekening
wordt gehouden, maar dat zij dan óók
mede verantwoordelijk zijn en dat een
goede vervulling van hun taak een
maatschappelijke plicht is.
Voor
zal het zwaartepunt van de ministe-
rleelen taak liggen in de zorg voor het
herstel van verkeer, drooglegging en
wederopbouw.