NA-OORLOGSCHE
van het h
KOERS
itholieke Jeugdiverti
Uit de Omstreken
LEEFT HIJ NOG?
Het vergeten appèl
Vóór den oorlog had het Katholieke
Jeugdwerk reeds een hooge vlucht
genomen.
375.000 meisjes en jongens, jonge-
vrouwen en jongemannen waren in
Katholieke jeugd- en jongerenorgani
saties vereenigd. Dat beteekent meer
dan de helft van geheel de Neder-
landsche georganiseerde jeugd.
Men kende er een groote verschei
denheid. Deze verscheidenheid grondde
zich op psychologische overwegingen
alsook op kerkrechtelijke en territo
riale redenen.
Het is duidelijk, dat in de indeeling
van jeugdwerk rekening gehouden
moet worden met sexe, leeftijd, ont
wikkeling en al datgene, wat in de
vrije jeugdvorming behartiging eischt,
wil men inderdaad het doel der jeugd
beweging bereiken, dat bestaat in het
helpen vormen van beginselvaste ka
tholieken en volwaardige staatsburgers.
Niet minder duidelijk is het, dat een
levend jeugdwerk de kleur aanneemt
van het volk, welks kinderen de jeugd
beweging bevolken: bij alle overeen
komst zal de sfeer, die er heerscht,
anders zijn in het warme Zuiden dan
in het meer nuchtere Noorden.
Voort Katholieken komt er in de
gegroeide verscheidenheid nog een
derde voorname factor bij: de leiding,
die in het jeugdwerk gegeven wordt
door de Kerkelijke Overheid. Bij alle
eenheid, die er ook in de Kerkelijke
discipline geldt, is er naar beneden
toe ook groote vrijheid in al die zaken,
welke het best plaatselijk of geweste
lijk bezien en geregeld kunnen worden.
Ten slotte is er nog de historische
groei, die zich heeft voorgedaan en
nog voortdurend voordoet in het zoe
ken naar de beste methode van het
jeugdwerk.
Al die factoren hebben geleid tot een
groote verscheidenheid in het Katho
lieke jeugdwerk.
Men kende het onderscheid busschen
de vrouwelijke en mannelijke jeugdbe
weging.
In verband met den leeftijd liep in
't algemeen een scheidingslijn langs
het twaalfde en zeventiende levensjaar.
Voor de jongemannen kende men de
Jeugdstandsorganisaties: voor jonge
arbeiders in de St. Josephsgezellenrver-
eeniging, voor jonge middenstandersin
de Katholieke jonge middenstandsver -
eeniging, voor jonge boeren, kweekers
en tuinders in de Land- en Tuinbouw -
jongerenbeweging.
De indeeling van Nederland in vijf
Bisdommen is aanleiding geweest tot
verscheidenheid: in enkele Bisdommen
kende men de Jonge Wacht voor jon
gens beneden de zeven tien jarigen leef
tijd, in ons Haarlemsche Bisdom de
Kruisvaart. Enkele jaren gold in ons
Bisdom de Graal als de eenige orga
nisatie van de meisjes en jongevrou-
wen, in andere Bisdommen heette zij
de K.J.V. met weer de noodige Bis-
dommelijke verscheidenheden.
We zouden nog meer verschillen
kunnen opnoemen, maar een en ander
is toereikend, om de oorzaak en aan
leiding aan te geven, waarom er in
het Katholieke jeugdwerk zoo'n groote
verscheidenheid gegroeid is.
Nu beleven we gelukkig een periode
van streven naar meer eenheid en
grootere samenwerking. Dat is geluk
kig, als er ook maar niet enkelen wa
ren, die alle heil alleen in een straffe
eenheid zoeken. Als men de oorzaken
en aanleiding van de gegroeide ver
scheidenheid goed ontleedt, begrijpt
men terstond, dat eenerzijds er ver
scheidenheden zijn, die geen nut meer
hebben, maar dat er ook anderzijds
verscheidenheden bestaan, die psycho
logisch zoo sterk gefundeerd zijn, dat
de opheffing daarvan een verlies zou
beteekenen.
Over die meerdere eenheid en die
blijvende verscheidenheid een volgende
keer.
KATHOLIEK LEVEN IN LEIDEN.
Vergadering van onze Katholieke
onderwijzers.
Zondag 19 Juni hield de St. Augusti-
nus-vereeniging, de organisatie onzer
Katholieke onderwijzers, haar eerste
bijeenkomst na de bevrijding. De op
komst was als nooit te voren was ge
kend. Na de gezongen H. Mis, waaron
der een kort en pittig woord over
„diepgang in het Kabholieke leven"
volgde na intermezzo van gemeen
schappelijk ontbijt, de eigenlijke ver
gadering.
De zeer beperkte plaatsruimte dwingt
ons slechts summier te vermelden, dat
de rede van den voorzitter, den heer
De Boer, niet onverdeeld instemming
genoot en niet bevredigde.
Daarom was het zeer goed te beslui
ten om op een nieuwe bijeenkomst de
zaken, die besproken werden, degelijker
te behandelen en de niet besproken
zaken voor het voetlicht te brengen.
FEEST IN DE „VOORZIENIGHEID".
12 Juni werd in de „Voorzienigheid"
het patroonsfeest gevierd, dat tevens
gelegenheid bood tot het weer eens bij
elkaar komen van vroegere leerlingen
en kennissen. Een heel nummer van
de „Gildepost" is het eigen goed ver
zorgde orgaan van de meisjes en geeft
een uitgebreid verslag. Het hoogtepunt
der viering bestond in een keurige, met
smaak en piëteit verzorgde declamatie
uit illegaal versohenen poëzie en oor
logslitteratuur, door den heer M. de
Bekker uit Voorhout.
KATWIJK AAN DEN RIJN.
Boerenleenbank. - Deze instelling
hield de jaarvergadering in ,,de Kroon'
De voorzitter, de heer Rietveld, sprak
een openingswoord, dat in optimisti
sch en toon gesteld was. De Bank is in
bloeienden toestand. Het aantal spaar
ders en rekeninghouders was ook zelfs
in 1944 toegenomen. Met de beste wen-
schen voor de toekomst eindigde de
voorzitter zijn toespraak. Na lezing der
notulen gaf de kassier, de heer Jac.
Meijer, een financieel verslag. Den
kassier werd dank gezegd voor zijn
uitgebracht rapport. De heer R. van
Delft, lid van het bestuur, werd her
kozen, idem de heer J. Haasnoot, lid
van den Raad van Toezicht.
WASSENAAR.
Massagraf in mijnenveld.
„Louis" van het Sportveld „De Rog-
gewoning" toont ons hoe je door een
veld met landmijnen moet loopen. Dat
gaat heel eenvoudig, indien ze in on
begroeid duin zijn gelegd. Daar waar
het duin begroeid is met duingras of
helm moet je niet loopen, maar voor
de rest volgt men eenvoudig het zand.
De wind houdt dat voortdurend in be
weging, de mijnen komen bloot te lig
gen en je zorgt eenvoudig niet op zoo'n
ijzeren braadpan te trappen. Zelfs is
het, indien men nog een korte wijl het
ondermaansch bestaan wil rekken, vol
doende het slaghoedje met rust te
laten.
Op dezen prachtigen zomernamiddag
aangeland boven op den top van een
duin vinden wij het welletjes. Louis
verzekert mij trouwens, dat hij mij niet
verder meeneemt. Zijn eenzame wan
delingen in het duin onderneemt hij
op eigen risico.
Even heb ik gelegenheid om het
mooie, zij het door Duitsche hand ge
schonden duinlandschap op mij te la
ten inwerken. Een stralende zon, een
frissche bries en een glimp van de zee,
O, Holland, ons weer vrije Nederland,
hoe moeten ajllen van heimwee naar je
zijn vervuld geweest, die in de Duit
sche concentratiekampen hun lot on
dergingen.
Vóór mij, op 75 Meter afstand, vol
brengen leden van de voormalige
Grüne Polizei en NJSJB.'ers onder toe
zicht van een Nederlandschen sergeant
de hun opgedragen taak.
Een groote groeve, waaruit men zes
en vijftig lijken haalt. Ze worden aan
stonds gekist en de beulen van weleer
zwoegen met den droeven last door de
duinen.
Het is het tweede massagraf in de
omgeving van kamp Waalsdorp, waar
zoovelen hun leven lieten.
Hoe in-droevig is het beeld, dat wij
waarnemen.
Maar eeuwig straalt de zon, eeuwig
de liefde.
Zij deden hun plicht en gaven hun
leven; zij zijn de rust ingegaan. O,
God, Uw wil geschiede, maar vergeef
ons zoo wij weenen.
Ik heb maar één dag met hem door
gebracht en toch kan ik hem niet ver
geten. 't Was op de Weteringschans,
cel A. 1-18. Toen ik met m'n deken,
m'n kroes en m'n lepel binnenkwam,
zat hij er al. Een mannetje van zestig,
vijf en zestig. Zoo schatte ik hem ten
minste. De kennismaking was wat in
gewikkeld. Eerst moest hij op een pa
piertje kijken, hoe zijn naam wel
precies was. En toen ik hem vroeg, hoe
lang of hij al „zat'*, toen kreeg ik tot
antwoord, dat ze hem verteld hadden,
dat 't al twee en half jaar was. Ze
hadden hem ook verteld, dat hij in
Scheveningen had gezeten, een half
jaar lang met handen en voeten ge
boeid, zóó vast aan de muur; dat hij
in Amsterdam had „gezeten", in
Utrecht, in Haren. Ja, de laatste tijd,
dat wist hij wel, zat hij in Haren. Ze
hadden hem daar twee en dertig keer
's morgens vroeg naar buiten gebracht,
met de mededeeling, dat hij nu toch
eindelijk gefusilleerd zou worden. Maar
twee en dertig keer was 't weer over
gegaan. „Och", zoo zei hij, „nu kan ik
niet goed meer onthouden. Alles ben
ik haast vergeten. Ze zeggen, dat ik
beroepsofficier ben, dat ik stukken
heb weggemoffeld, dat ik in verbinding
heb gestaan met Engeland. Maar
heusch, ik weet niets meer. En nu moet
ik onderzocht worden in het Wester
gasthuis. Ze zeggen dat ik simuleer,
dat mijn „niets meer weten" maar
aanstellerij is'.'
Deze beroepsofficier echter simuleer
de niet!
De barbaren hadden hem werkelijk
met hun geestelijke kwellingen gek
gemaakt.
Wat kon ik doen?
We hebben toen samen wat gepraat,
met 'n stuk papier de haren in de hoek
van de cel geveegd, want we huisden
op de zgn. knipcel van de gevangenen
en de sporen van de vele operaties
waren blijkbaar in langen tijd niet ver
wijderd. We hebben samen de foto's
bekeken van zijn vrouw en zijn kinde
ren, met elkaar wat gebeden en toen
de stroozakken maar naast elkaar ge
legd en we zijn gaan slapen.
Maar het bleef maar hameren in
mijn kop: Twee en dertig keer. Twee
en dertig keer. En ik kon God dank
baar zijn, als 't mij dan toch maar
éénmaal zou gebeuren.
De volgende morgen om negen uur
werd hij weggehaald. Om twaalf uur
was hij weer terug. Achter in den hals
een klein wondje. Lumbaal-punctie.
En de dokter had hem gezegd, dat hij
nu eindelijk maar eens bekennen
moest, dat hij op moest houden met
z'n flauwe kul, met z'n aanstellerij enz.
Het oude mannetje (was hij wel oud?)
lachte fijntjes, toen hij mij dat alles
vertelde.
Om drie uur 's middags vertrok hij
voor goed. Weer naar Haren.
Zou hij nog leven? Of zou hij toch
nog voor de drie en dertigste keer in
de morgenuren naar buiten zijn ge
bracht?
Ik weet 't niet. Maar ik ben al op
informatie uit.
SANDERS O P.M.
CONFERENTIE TE
SAN FRANCISCO.
Stettinius heeft medegedeeld, dat de
slotzitting der conferentie der ver-
eenigde naties gehouden zal worden
Dinsdagmiddag 4 uur. De toespraak
van president Truman zal het off icieele
einde der conferentie beteekenen. De
onderteekening van het handvest zal
Dinsdag voor de plenaire zitting plaats
hebben.
Woensdag wordt de eerste vergade
ring gehouden van de voorloopige
commissie van beheer. Het uitvoerend
comité bestaande uit 14 leden zal bin
nenkort bijeenkomen.
Dr. Loudon, de Ned. gezant in de
Ver. Staten, die lid is van de Ned.
termiddag als eerste van een reeks
sprekers op de conferentie een uit
voerige toespraak gehouden, waarin
hij zeide, dat alle volken zonder zelf
bestuur zullen uit de nieuwe regelingen
betreffende „trutsship"-beheer nieuwe
hpop, geloof en initiatief putten. Dr.
Loudon verklaarde, dat de Ned. delega
tie had voorgesteld het principe in te
lassohen, dat de belangen der volken,
die nog geen zelfbestuur bezaten van
het allergrootste belang waren en dat
dit principe ook in de tekst was opge
nomen. Dit zou aan dergelijke volken
een krachtiger positie geven in geval
de belangen van bepaalde landen met
hun belangen in conflict zouden ko
men. Thans is het de eerste maal in de
geschiedenis, dat 50 vereenigde landen
formeel verklaard hebben principes
van alle gebieden zonder zelfbestuur te
zullen aanvaarden, uitgezonderd van
die, waarover landen, buiten de ver
eenigde naties de verantwoordelijkheid
dragen.
Dr. Loudon verklaarde, dat de Ned.
delegatie met voldoening en waardee
ring had opgemerkt, die er bestaan
voor de volken van de in het charter
omschreven afhankelijke gebieden. Hij
meende echter, dat men niet diende
te vergeten, dat ook al kan men de
volken zonder zelfbestuur helpen en
steunen, zij toch hun eigen toekomst
dienen op te bouwen, overeenkomstig
bun eigen karakter, philosophic en
cultuur.
De Zuid-Afrikaansche premier, ge
neraal Smuts, heeft in een interview
verklaard, dat de conferentie te San
Francisco is geslaagd, maar dat dit
slechts een begin is van de momumen-
tale taak van wederopbouw dezer droe
vige gedesillusioneerde wereld. Geen
enkele stem van beteekenis, aldus
Smuts, heeft zich verheven om namens
Europa te spreken en niemand heeft
waarlijk Europa's ongeluk blootgelegd
of Europa's verwachtingen weergege
ven. Hij stelde de vorming van een
regionale organisatie voor van het con
tinent, met inbegrip van Rusland en
Engeland, welke tegen niemand is ge
richt, doch die kan bijdragen tot het
herstel en behoud van een groep sta
ten, wklker cultureele en politieke
leven is gescheiden, maar welker
militaire en economische veiligheid van
elkaar afhangt. (Ongecorrigeerd)
Van 6 tot 8 Juni 1.1. werd in de
Aula van het Academisch Ziekenhuis
te Leiden een „Academisch Appèl voor
Indonesië" gehouden. Deze bijeenkomst
mocht zich in grote belangstelling ver
heugen. Toch kan zij niet in ieder op
zicht een succes genoemd worden. Het
programma vermeldde als eerste spre
ker een vertegenwoordiger van de
Regering, die „De taak der academisch
gevormden bij de wederopbouw van
Indonesië" zou aanwijzen. Dat deze
spreker niet verscheen vormde een
zwak punt van het Appèl. Het is de
Regering immers die uiteindelijk be
slissen moet hoe de academisch ge
vormde krachten zullen verdeeld wor
den over de beide, bij de wederopbouw
betrokken Rijksdelen: Nederland en
Indonesië. Het ontbreken van de Re-
gerings-stem was een groot gemis en
zette eigenlijk het gehele Appèl op
losse schroeven.
Dit is echter niet de reden waarom
wij, na twee weken, nog eens op het
Appèl terugkomen. Het ontbreken van
de regeringsvertegenwoordiger kan
niet verweten worden aan de voorbe
reidingscommissie die in deze haar
uiterste best heeft gedaan. Het Appèl
vertoonde een andere leemte, die er
niet had hoeven en niet had mogen
zijn. Er werd gesproken over haast alle
werk wat er in Indonesië te doen valt,
er werd geen woord gezegd over de
Katholieke Missie! Men vraagt zich af
hoe zoiets mogelijk is. De katholieke
Missie in Indonesië is toch werkelijk
geen verschijnsel wat men gemakkelijk
over het hoofd ziet. Om maar enkele
cijfers te noemen. Het aantal katho
lieken in Indonesië is het half milli-
oen reeds ver gepasseerd. Er werken
ruim 600 priesters waaronder reeds
vele inheemsche en één Javaanse bis
schop), ruim 500 broeders en ruim 1800
zusters. Er waren in 1937 reeds 1520
katholieke scholen van alle soort en 57
katholieke centra voor medische ver
zorging (ziekenhuizen, poliklinieken
enz.) verspreid over de gehele archipel.
Dit zijn slechts enkele flitsen, die geen
volledig beeld kunnen geven van de
immense arbeid op godsdienstig en
cultureel gebied door de Missie in In
donesië tot stand gebracht. Wat er van
dit alles na de Japanse overheersing
nog over zal zijn, kunnen wij slechts
vermoeden. Dit is zeker dat voor de
wederopbouw van de Missie in Indo
nesië een enorme krachtsinspanning
nodig zal zijn, waarbij ook de hulp der
academisch gevormden niet gemist zal
kunnen worden. Er had dus ook voor
de Missie plaats moeten zijn op het
Academisch Appèl.
Dat haar deze plaats niet, werd ge
gund, valt des te meer op daar de Pro
testantse Zending door een tweetal
inleiders vertegenwoordigd was. Dr. J.
A. Verdoorn sprak namens de Medise
Zending en Dr. K. J. Brouwer over
Zending en Eredienst. Vele katholieke
aanwezigen hebben het deze eminente
sprekers, wier inleidingen tot de beste
van het Appèl behoorden, kwalijk ge
nomen, dat ook zij over de Missie
zwegen. Zij hadden echter geen op
dracht om over de Missie te spreken
en veronderstelden blijkbaar dat dit
door anderen zou geschieden. De fout
ligt niet bij hen, maar bij de leiding
van het Appèl. Daar de voorbereidings
commissie haar inleiders niet heeft
verzocht de Missie in hun betoog te
betrekken was het haar taak geweest
voor een katholiek spreker over d it
onderwerp te zorgen. Daartoe is, voor
zover wij weten, zelfs geen poging ge
daan. Waarom niet? Deze vraag kwam
reeds op het Appèl tot uiting. De voor-
bereidings-commissie heeft verzuimd
hierop te antwoorden en daarmede het
vermoeden gewettigd, dat zij op het
volkomen verouderd standpunt staat
dat men alles wat vanuit het katho
lieke kamp wordt gepresteerd als
quantité négligeable kan behandelen.
Een derg. mentaliteit diende toch wel
voorgoed tot het verleden te behoren,
zeker in de Leidse universitaire wereld,
waar reeds meerdere missionarissen
hun academische vorming ontvingen
en waar men een beroep doet ook op
de medewerking der katholieken voor
de wederopbouw en reorganisatie der
universiteit.