Nog zeventien jaartjes, dan
is het grote Woordenboek af
Kalenders
In Leiden schrijven ze nog steeds volgens De Vries en Te Winkel
aptvya»
V #^7
WOENSDAG 31 DECEMBER 1980
«BINNENLAND!
TROUWKWARTET
door J. O. A. Thijs
Wie meent dat de spelling De
Vries en Te Winkel geheel uit ons
moderne Nederland verdreven ls
vergist zich: in een iraal pand aan
het Plantsoen in Lelden heeft
men ook dit afgelopen jaar heel
consciëntieus „tusschen", „loo-
pen" en „vereenlging" geschre
ven en men zal zo (beter ge
zegd: zoo) blijven schrijven tot
tegen het eind van deze eeuw,
want pas in 1997 zal het bouw
werk voltooid zijn waarvoor pro
fessor Matthljs de Vries 145 Jaar
tevoren de grondslag legde: het
Woordenboek van de Nederland-
sche Taal.
Als de eindstreep Inderdaad ln 1997 be
reikt wordt hoofdredacteur W. E. M. de
Clerck ls daarover optimistisch zal het
eigenlijk nog snel gegaan zijn: er ls in de
loop der Jaren heel wat geklaagd over en
de draak gestoken met de langzame voort4
gang van het werk. De dichter Ouldo
Oezelle schreef ln 1865 nogal sarcastisch
dat we „binnen 250 Jaar of zoo een volledl-
gen nederlandschen woordenboek" zullen
hebben en de bekende J. van Vloten ge
waagde ln 1883, toen na dertig Jaar het
eerste deel (A tot Ajuin) het licht zag, van
een „lijdensweg" en rijmde spottend: „O
luid weerklink de lofbazuin!/Het woorden
boek kwam tot ajuin/In dertig Jaren al;
dat heet/Zijn tijd voorzeker welbesteed."
In minder lang vervlogen tijden waren de
werkers aan het woordenboek zelf nog
heel wat minder optimistisch dan nu; een
Jaar of vier geleden rekende de al genoem
de heer De Clerck uit dat, als men op
dezelfde wijze zou doorwerken en met het
toenmalige aantal redacteuren, men nog
ruim tachtig Jaar nodig zou hebben. Zoals
gezegd: men kijkt er nu wat zonniger
tegenaan. Jarenlang moest het karwei ge
daan worden met drie of vier redacteuren,
nu zijn er zeven en men hoopt door de
komst van een aantal aspirant-redacteu
ren mèt tien tot twaalf medewerkers te
kunnen doorgaan. De Clerck (34 Jaar,
Belg, de titel „licentiaat" voerend die on
geveer gelijkstaat met „doctorandus")
vertelt niet zonder trots dat er ln dit Jaar
een prestatie geleverd ls die uniek is ln de
bijna 130-Jarlge geschiedenis van het
Woordenboek: een produktle van negen
afleveringen, weliswaar nog niet allemaal
bij de afnemers maar al wel bij de drukker
en dus spoedig voor elkeen te raadplegen.
Een flinke stap verder dus op de weg naar
voltooiing van wat de „nederlandlst" dr.
K. Heeroma (ook bekend als de dichter
Muus Jacobse en een aantal Jaren redac
teur bij het Woordenboek) eens noemde
„een groot-nederlands cultuur-monument
van de eerste orde".
Het begin:
Maar eerst iets over de geschiedenis,
waarbij ook de voor een buitenstaander
wat wonderlijke spelling ter sprake zal
komen. Toen Matthljs de Vries ln 1852 het
werk begon, had niemand de Indruk dat
het zó lang zou duren. Een paar Jaar
werkte De Vries met de Belgische kanun
nik Davld (het Woordenboek ls van het
begin af een gezamenlijk Nederlands-Bel
gische onderneming geweest) en spoedig
daarna met dr. L. A. te Winkel. De Vries
begon met de A, Te Winkel met de O;'
aanvankelijk moeten zij gedacht hebben
dat zij „de langgewenschte vaderlandsche
onderneming" nog zelf zouden kunnen
afmaken, maar al spoedig werd duidelijk
dat het anders zou gaan, dat er wat De
Vries noemde „Jonge taalbeoefenaars"
zouden moeten opstaan om de fakkel over
te nemen.
De Vries en Te Winkel schreven ln de
spelling die zij samen met het oog op het
Woordenboek hadden ontworpen en die
spelling heeft, althans ln Lelden, standge
houden tot op de huidige dag. De Clerck
legt uit waarom: „De redactie meende dat
het één werk moest blijven. Zouden we op
een nieuwe spelling overgegaan zijn, dan
zou het verwijzen erg moeilijk geworden
zijn. Wel kunt u behalve „tusschen" ook
wel eens „tussen" ln het Woordenboek
aantreffen, want we citeren de bronnen in
de spelling waarin zij geschreven zijn en er
ls een tijd geweest dat we ook zeer recent
verschenen bronnen verwerkten."
Streep bij iaai
In dat laatste ls een paar Jaar geleden
verandering gekomen. Nadat het princi
pe-besluit genomen was de voltooiing van
het Woordenboek te versnellen, werd niet
alleen de redactie beter bemand, maar
werd ook een streep getrokken bij het Jaar
1921: wat daarné geschreven ls wordt niet
meer ln het Woordenboek verwerkt.
Oppervlakkig beschouwd UJkt dat een
vreemd besluit, maar De Clerck ls er ge
lukkig mee. „De opzet was natuurlijk de
„Lie" W. E. M. de Clerck bij de res
pectabele rij reeds verschenen delen
van het Woordenboek der Neder-
landsche Taal. Er zullen naar ver
wachting nog ongeveer tien delen
bijkomen; het Woordenboek zal dan
uit zo'n 35 delen bestaan. Ergens op
de boekenplanken pleegt ook de
woordenlijst van De Vries en Te
Winkel te staan, want die raadplegen
de Woordenboekschrijvers regel
matig.
zaak te bespoedigen maar er zou ook
een ontzettend verschil met vroegere de
len ontstaan zijn Indien wij doorgegaan
zouden zijn volgens de oorspronkelijk op
zet: alles verwerken tot en met het Jaar
van verschijnen. Wat zijn er de laatste
tientallen Jaren niet een nieuwe woorden
ontstaan, vooral op het gebied van de
techniek! En onze doelstelling ls en blijft:
een hlstorisch-lnventarlserend woorden
Professor dr. Klaas Heeroma, alias Muus Jacobse, oud-redacteur van het
Woordenboek. Hij overleed in 1972.
boek maken. Hieraan valt nog toe te voe
gen dat we ln de loop van de jaren wat
verder ln de geschiedenis teruggegegaan
zijn. De Vries nam als tljdgrens het Jaar
van de statenbijbel, 1637, maar zijn opvol
gers gingen al spoedig terug tot ongeveer
1500. Wel gaan we er nog steeds van uit
dat de taal van de middeleeuwen al vast
gelegd ls. de bekende naslagwerken hoe
ven we niet nog eens over te doen
Kruyskamp
De beslissing om 1921 als „cesuur" te
beschouwen ls ln 1972 ln feite genomen
door dr. C. Kruyskamp, bekend als sa
mensteller van Van Dale maar ook vele
Jaren redacteur van het Woordenboek. Op
de kaft van een toen verschenen afleve
ring liet hij op eigen gezag een mededeling
ln deze geest afdrukken (met de toevoe
ging „dat daarmee niets wezenlijks voor
de doelstellingen van het Woordenboek
verloren gaat") en later werd deze beslis
sing officieel. In het Woordenboek dus
niets van Marsman en Achterberg, om
maar te zwijgen van Gerard Reve, Mamix
OIJsen en Louis Paul Boon!
Er ls méér gedaan om tijd te winnen: de
redacteuren werken nu met een geringer
aantal citaten. Vroeger liep dat aantal
soms op tot tweeduizend per woord; nu
wordt er zo'n twintig procent uit verwij
derd, waarbij men vooral Iets weglaat van
„overtegenwoordigde" bronnen zoals Wil
lem Bllderdljk en Hendrik Conscience.
Die citaten zijn Jarenlang op uiterst primi
tieve wijze bijeengebracht. BIJ het lezen
van geschriften noteerde men belangrijk
geachte woorden op kleine strookjes pa
pier, waarop tevens schrijver, boek en
pagina vermeld werden. Die strookjes
werden later zo goed mogelijk alfabetisch
Ingeplakt (om geld te besparen vaak ln
gebruikte tijdschriften) en weer later wer
den de woorden op kaarten opgenomen,
met vermelding van het verband waarin
ze gebruikt werden en met dat materi
aal kon de redacteur aan het werk gaan.
Het principe van het werk ls eigenlijk niet
veranderd; wel hebben de gebruikte tijd
schriften het veld geruimd en worden cita
ten waar mogelijk niet meer met de hand
uitgeschreven maar overgenomen vla de
De grondlegger
van het Woor
denboek, Mat
thljs (of Matthi
as) de Vries.
Deel van een li
tho van Jan
Veth.
copleermachlne, wat flink veel tijd be
spaart.
Tlatheid,=====
Is het Woordenboek omvangrijker gewor
den dan De Vries voor ogen stond, ook op
andere punten is het anders gegaan dan
hij voorzag. De Vries wilde méér dan hls-
torisch-reglstrerend werken; bezorgd als
hij was over de „losbandigheid en wille
keur" en de „platheid", waartoe de schrijf
taal naar zijn oordeel vervallen was, zag
hij een grote taak voor zijn Woordenboek:
„door voorlichting en raad haar (de taal)
te helpen zuiveren en veredelen" en onder-
scheld te maken tussen wat hij zag als
„taalgoed" en „taaikwaad".
Dat normatieve karakter was volop aan
wezig ln het eerste door hem bewerkte
deel: bij menig woord gaf hij adviezen hoe
het wel en hoe het niet te gebruiken, een
bepaald woord duldde hij aan als „een
plompe vertaling", bij een ander merkte
hij op „het verdient te herleven" en
het „duidelijke, zulver-Ned." woord „aan
houd" vond hij „uitnemend geschikt
om op onze spoorwegen eene der
vreemde benamingen, hetzij station, het
zij halt, te vervangen."
Volkstaal:
De Vries had bovendien grote belangstel
ling voor de volkstaal; de samensteller
van een woordenboek (lexicograaf) moest
volgens hem „alles opteekenen uit den
schat der dagelljksche spreektaal, uit die
levende volksspraak" en als er ln die
volkstaal iets was „dat minder welvoeg
lijk klonk mochten wij niet al te vies
vallen".
Zoals aangeduid: De Vries' opvolgers kon
den met deze gedachten ln de praktijk
niet veel beginnen. De eigentijdse volk
staal maakt nu. als daterende van né 1921,
geen enkele kans meer en het normatieve,
enigszins literaire karakter ging na De
Vries' overlijden (1892) verloren. Degenen
die het werk voortzetten konden, zoals
prof. Heeroma het eens uitdrukte, geen
andere grondslag aanvaarden „dan die
van alle andere grote 19e-eeuwse woor
denboeken van de Europese cultuurtalen"
en dat bracht mee: zuiver historisch in
ventariseren, een „gewoon" wetenschap
pelijk woordenboek maken.
'Bastaarden' geweerd
Ook het standpunt tegenover de vreemde-
en de bastaardwoorden ls totaal veran
derd. Aanvankelijk werden dergelijke
woorden zeer weinig opgenomen; de ge
volgen daarvan zijn nu vooral merkbaar
bij de C, de beginletter van veel wat
„vreemd" ls: die letter beslaat in het
Woordenboek slechts ruim 116 bladzijden
(233 kolommen), aantallen die zeker ver
tienvoudigd zouden zijn Indien het C-tra-
Ject (zoals de woordenboek-makers zeg
gen) ln deze tijd bewerkt zou zijn. Ter
vergelijking: aan het kleine woord „op"
zijn ruim 45 bladzijden (92 kolommen)
gewijd.
Het vroegere standpunt ten aanzien van
bastaardwoorden heeft nog steeds gevol
gen: doordat vroeger zo weinig woordma
teriaal was verzameld dat met de letters
RE begon moest de bewerking van dit
„traject" uitgesteld worden en werd een
nieuw deel begonnen met de letters R*
en ondertussen kreeg het aantal RE-woor-
den in de kaartenbakken de tijd om te
groeien. De vrees voor bastaardwoorden
heeft ook grappige gevolgen gehad: hoe
wel het ongebruikelijk was een deel te
beginnen met een verkleinwoord, waarbij
alleen maar verwezen werd naar het
hoofdwoord, begon deel vijf toch met:
Glaasje, zie glas. Het tweede woord was
namelijk „glacéhandschoen" en men wil
de tot elke prijs vermijden dat zo'n bas
taardwoord op de band van het boek
vermeld zou worden, een eer die volgens
traditie het eerste en laatste woord van
elk deel te beurt valt. Daartegenover staat
de ruime houding van nu: op een onlangs
verschenen aflevering staat in flinke letter
als slotwoord „tzigane" (zigeunermuzi
kant).
Zuid-Nederlands
Er ls nog een punt waarop de redactie
haar beleid heeft herzien: vroeger werden
woorden die ln het bijzonder in België
gebruikt worden aangeduid als „Zuid-Ne
derlands", maar die aanduiding is gewij
zigd in (Vlaams-Belglë), (gewest., Vl.Belg.)
of iets dergelijks. De Clerck: „We doen dit
uitsluitend ter wille van de duidelijkheid.
Op een of ander congres werd ons Woor
denboek namelijk aangevallen omdat ter
men die wij aanduidden als „Zuld-Ned."
ook ln Nederlands Noord-Brabant aange
troffen werden. Wij bedoelden ermee: be
neden de grote rivieren, maar dat werd
kennelijk verkeerd begrepen en dat mis
verstand wilden we wegnemen. Nee, de
wijziging heeft niets met emotionele be
zwaren te maken. WIJ registreren slechts,
ook naar geografische spreiding, we willen
niet normatief zijn. Je kunt het een techni
sche wijziging noemen."
Zeker zeventien Jaar werk dus nog aan
„het" Woordenboek. De letters W, X. Y en
Z moeten nog helemaal; er rest nog een
klein deel van de R (het laatste klaargeko
men woord is .reu" en van wat daarnd
komt ls al een aflevering bij de drukker),
van de V is alles gereed tot VER en het
omvangrijke VER-traject komt dit Jaar
klaar tot ongeveer „verdunnen". Dan ls er
een deel klaar van VES tot VLUWE ei
men is doende met de VR (klaar tot „vrij'
en de VO (klaar tot „vol"). Voor al die
„trajecten" Is het „blinde" materiaal (al
leen woord en vindplaats) al voorradig.
Een van de beslissingen om het werk te
bespoedigen hield ln dat er niet langer
„geëxcerpeerd" zou worden wat bete
kent dat men het moet doen met de nu
bijeengebrachte woorden Tot die woor
den behoort onder meer de waardevolle
..woordentas" die de dichter Guido Gezel-
Ie ln de loop van tientallen Jaren op brief
jes en kaartjes heeft genoteerd en in do
zen heeft opgeborgen en die men van het
Gezelle-museum in Brugge te leen heeft.
t ha
be
Mini
ugu:
ildd
g m
ovei
f dr
is
ech
5 gi
Inge
ezc
De
ur c
kern-
te
1-41
mi 1
ét)
IOU
Jon
Ju:
gen
Geen 'eigentijds'
Al met al ontbreekt het woord „eigen
tijds" ln het ln 1917 verschenen deel. De
Clerck noemt dat „een van de omissies".
Eigentijds zijn echter wel de mensen die
aan het Woordenboek werken. „De vijfde
generatie sinds De Vries is erg Jong,'
vertelt De Clerck. „Gelukkig is er onder
jongeren belangstelling voor dit werk. al
moet Je wel een speciale instelling heb
ben: zo moet je aan een bureau met mas
sa's materiaal kunnen werken en is histo
rische belangstelling nodig. De norm is
dat een redacteur zo'n achtduizend fiches
per jaar of één aflevering per jaar bewerkt.
En wat de waarde en de zin van het werk
aan het WNT betreft: alle hand-woorden
boeken steunen op ons. ik ken er geen dat
niet op het WNT teruggaat."
En voor wie graag alles wil weten: die
afkorting WNT is bedacht door dr. K.
Heeroma, die behalve wetenschap beoefe
nen en verzen maken kennelijk ook erg
praktisch kon werken!
or
3T1
sti
het
bel
iar
F
ln
iste
nd
ich
de
tte
ke
door Mink van RIJsdijk
leder jaar koop ik trouw de zendingskalender. „Zal
ik u maar weer noteren?" vraagt de plaatselijke
zendingsmevrouw en dan loopt alles verder vanzelf.
Dat is prima geregeld, want wat is een mens zonder
kalender? En zonder goed doel? Het moeilijke is
alleen dat er zoveel goede doelen zijn. Want ik koop
ook ieder jaar de kalender voor het Zonnehuis, voor
Pro Juventute, voor Barthimeüs en de Unicef.
Allemaal goede doelen, want ik ben natuurlijk niet
zo getikt om mijn centjes voor een slecht doel uit te
geven.
Wat ik met al die jaaroverzichten doe? Allenaal
ophangen wordt vanzelfsprekend veel te zot. Daar
om geef ik de kalenders weg. Aan de kinderen die
oliebollen verkopen voor het fanfarekorps. En aan
de kinderen die met appelflappen leuren ten bate
van de wandelclub uit een buurtdorp. En aan weer
andere kinderen met oliebollen voor de Sporthal.
Allemaal oliebollen en appelflappen en allemaal
goede doelen. Daar zeg je in deze tijd van het jaar
toch zeker geen nee tegen. Op deze manier slijt ik
gemakkelijk en geruisloos kalenders die aangeschaft
waren voor doven, blinden, zieligen en heidenen.
Inplaats van met een teveel aan kalenders, kom ik
op die manier wel met een gruwelijke hoeveelheid
vette baksels te zitten, maar dat probleem is vrij
eenvoudig op te lossen. Onze tuin barst van de
mezen en die zijn onverzadigbaar en dol op olie
bollen.
Zo dient het ene goede doel het andere en is
uiteindelijk alles tot heil van onze gevederde vrien
den als de dikke kater van de buren er tenminste
geen stokje voor steekt. Ik geef toe, dat de hele
methode nogal omslachtig is en zeker niet goed
koop. Een kilo pinda's voor de vogels is minder
kostbaar, maar dan grijpen de goede doelen er
helemaal naast en dat is toch ook sneu.
Of ik zelf geen kalender heb? Zeker wel. Jaren
geleden heb ik eens gezegd dat ik zo van Vincent van
Gogh hield. Een verre oom stuurt mij daarom altijd
met Kerstmis een kalender met reprodukties van de
vermaarde schilder. De appelboompjes, zonnebloe
men, zelfportretten en aardappeleters werken me
inmiddels al aardig op de zenuwen, maar de oom is
bijna negentig en menselijkerwijs gesproken zal
Vincent van Gogh zijn langste tijd wel bij ons aan
de muur hebben gehangen.
Een veel groter probleem is al die andere kalenders
die jaarlijks bij ons in de brievenbus rollen. „De
bank" verrast steeds met een omvangrijker exem
plaar. Je moet er gewoon een wand voor ontruimen
als je hem zoudt willen ophangen. Daar pieker ik
niet over en ik zou daarom het bescheidener ding
van de diepvriesfirma kunnen bevestigen. Voor geen
geld wil ik echter het hele jaar tegen zoiets lelijks
aankijken.
Neuzen wij daarom eens verder in de oogst. Die van
het bedrijf waar ik eens en nooit weer een auto
kocht? Brr Afgekeurd. Geen nood, er is keuze
genoeg. Want de verzekeringsmaatschappij, de sla
ger, een schildersbedrijf, de benzinepomphouder,
de tuinman, de leverancier voor schapenbrokken en
de hoteleigenaar onder wiens dak wij ooit de nacht
doorbrachten zij allen stuurden ons een kalender
1981. Met bloemen, paarden, bergen, stadsgezich
ten, spelende kinderen en standbeelden.
Het enige doel achter deze kalenders ben ik, die
klant moet blijven of worden. Relaties moeten
immers te vriend(in) gemaakt of gehouden worden.
Eigenlijk betekent dat dus dat ik niet werkelijk het
goede doel ben, maar dat de afzender zichzelf
daartoe promoveert onder het mom van een ge
schenk. Dat vind ik niet zo leuk. Daarom hang ik
een beetje beschaamd maar weer de Van Gogh-
reprodukties op. M'n oom bedoelt het nu al jaren zo
erg lief.
En de rest? Ik heb de hele bundel voordat het
nieuwe jaar begint afgevoerd bij het oude papier.
Verspilling? Dat zal best. Maar; verspilling van wie?
Trouwens de opbrengst van het oude papier in
ons dorp is voor het Verenigingsgebouw van de
kerk. Een erg goed doel, waar menige ondernemei
nu ongevraagd en onbedoeld iets aan bijdraagt.