Dr. Zijlstra: de president Ze werken en sparen, ze zijn verstandiger Ik zou best weer les willen geven Een tikje weemoed Kranten zijn eenzijdig Zwitsers worden beter geregeerd - s JÖENSDAG 31 DECEMBER 1980 Na- ken- l van BINNENLAND I TROUWKWARTET PS 15 - RH 17 Het hoge gebouw van De Nederlandsche Bank aan het Amsterdamse Westeinde heeft iets van een fort. Via een portier in een glazen huisje met slagboom bereik je de binnenplaats. Schuin aan de overkant is de hoofdingang. Wij melden ons bij de receptionist, in zwart uniform. „Wij hebben om twee uur een afspraak met Zijlstra." De receptionist schrijft onze namen op en stelt een intercom in werking: „Hier zijn twee heren van Trouw voor de President." Even later zitten we tegenover „de President". Dat is hier een heel oude traditie. Toen ik in 1967 bij de Bank kwam vroegen de collega's (mede-directeuren) me: de praktijk is hier dat de president wordt aangesproken met „President", wat wilt U? Ik zei: ik wil eigenlijk niks, het kan met niet schelen, wat vindt men hier in huis? Ze zeiden: u doet ons een plezier als u het houdt zoals het is, want het is altijd zo geweest, en als je het verandert raken een boel mensen toch een beetje van slag. Ik heb het toen zo gelaten." „Het kwam op mij net zo vreemd over als de eerste dag dat ik Economische Zaken binnenstapte. (Dr. Zijlstra werd op 2 september 1952 minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees). Ik was toen net 34 jaar, en een heer van in de zestig zei „excellentie" tegen mijDaar moet je aan wennen." „Het 'excellentie' voor ministers is ook verloren gegaan. Als ik ooit weer minister zou worden wat niet zal gebeuren dan zou het me niet in het minst storen als men weer gewoon meneer Zijlstra tegen me zei. Als ik het veel hoor, is het als water op een oliejas. Het gaat er zo weer af." door J. O. Wolters en Johan van Workum Dr Zijlstra Is altijd lid van de ARP ge weest. Is hij nu CDA-lid? „Ja, ik ben tegelijk met de boedel van de ARP over gegaan naar het CDA. Mijn standpunt is dat het aanbeveling verdient dus niet een elfde gebod, maar aanbeveling Je bij een confessionele partij te organiseren. Gescheiden optreden was niet zo doelma tig meer. Fusies zijn niet altijd een garan tie voor succes, zoals we in het bedrijfsle ven zien. Maar toch geloof ik dat het zo het beste is. „Een argument dat bij mij zwaar weegt, is de doelmatigheid. Beter één CDA dan drie gescheiden confessione le partijen. De wijze waarop de drie in het verleden wel eens tegen elkaar zijn uitge speeld, dat mag nooit meer voorkomen." U doelt nu op de formatie van het kabinet- Den Uyl (KVP en ARP in het kabinet, CHU in de oppositie)? (Zonder nadenken, stellig) „Onder andere. Ja. Overigens heb ik me nooit met de partijpolitiek bemoeid zo lang ik hier zit, ook niet achter de schermen, beslist niet. Ik vind dat dat niet kan in deze functie. Nee hoor. het kost me geen cent moeite die afstandelijkheid te bewaren." Het afscheid nemen van de ARP ging wel met enige weemoed gepaard. „Ik was no gal verknocht aan dat gezelschap. Ik heb nooit bij een andere partij gehoord. Heb ook nooit op een andere partij gestemd. Ik ben twee keer lijstaanvoerder geweest Ontelbare redevoeringen uitgesproken, waarvan het grootste deel in de prullen mand is verdwenen, die zijn zo tijdgebon den. Maar ik heb er dus met heel veel plezier aan meegewerkt. „Het is nooit een gemakkelijk gezelschap geweest. Wat Je daar meemaakt, daar zou Je ook een boek over kunnen schrijven. Maar als u het mij zo vraagt: Ja, met een tikje weemoed wél." HeeftZlJlstra een oordeel over het ontwerp- verkiezingsprogram van het CDA? (Rap:) „Ik heb het wel, maar ik geef het niet" Dus niet zo'n positief oordeel? „Om mis verstanden te voorkomen: er staan een heleboel goeie dingen in. Maar ik hou helemaal met van zulke partijprogram ma's. Véél te lang. Men probeert dingen te regelen die toch andeis gaan lopen. Ik vind het een ontaarding van onze demo cratie dat men deze lappen gaat maken. Geeft alleen maar frustratie, als het dan toch niet zo kan. Tal van vraagstukken zijn zo ingewikkeld, die kim Je alleen grondig bestuderen als Je er zit, als minis ter of in de Kamer. Maar een achtenswaar dig gezelschap dat in de loop van een Jaar de problemen van de natie voor vier Jaar in kaart brengt en een blauwdruk van de oplossing geeftDaar kijk ik met een zeker wantrouwen tegenaan." Dr. Zijlstra met de figuur van Mo res: zijn lievelingsbaasje. te be edele lang hev Heef ifeni „De zou best nog weer eens een beetje les willen geven. Maar dan part-time. Als Je zo lang uit de universitaire wereld bent ben Je „te dom" om gewoon hoogleraar te worden. Bepaalde dingen zou lk echter nog best kunnen vertellen. Ik heb vroeger graag college gegeven. Ik werd betrekke lijk Jong hoogleraar. In een tijd met gewel dige uitdagingen. Ja, die tijd leeft ln mijn herinnering als mijn gelukkigste. Het was een functie, waaraan ik nu met het meeste plezier terug denk." Dr J. Zijlstra, presi dent van De Nederlandsche Bank, kijkt een ogenblik peinzend voor zich uit We praten met hem in zijn vrij sober ingerich te werkkamer. Aan de wand een groot wat somber schilderij van Breitner („die is met van mij, hoor, maar bezit van de Bank"), een landschap van Welssenbruch en een Friese staartklok, die het gesprek mono toon tikkend begeleidt. Op een lage kast tegen de wand, uit één plaat koper ge maakt, de figuur van Mozes. „Mijn lieve lingsbaasje", zegt Zijlstra vertederd. „Dat vind ik toch zo mooi." Op het bureau twee telefoontoestellen en vrijwel geen pape rassen. „Ik word helemaal zenuwachtig als mijn bureau vol is." Een radiotoestel op een tafeltje in een hoek en een grote plant completeren het geheel. We vragen hem wat zijn persoonlijke taak is in de directie van de bank. Delegeert hij veel? „We hebben in ons college een taakverde ling. Mijn positie is die van directievoor zitter. Ik heb de portefeuille leiding geven. En voor zover het om het externe vlak gaat: de contacten met de regering lopen vla mij, en ook de vergaderingen van het IMF (Internationale Monetaire Fonds) en van de BIB (Bank voor Internationale Betalingen) in Bazel. Van de laatste ben ik voorzitter. „Delegeren? Ja. dat doe ik graag. Dat heb ik trouwens wel in „Den Haag" geleerd. Daar leer Je wel, dat Je een heleboel dingen met zelf kunt doen, maar aan de andere kant ook dat Je wel verant woordelijk bent. Ik heb me altijd uiterst wel bevonden bij delegeren. Daarover." zegt Zijlstra „zijn twee theorieën in om loop en dat mag wat mij betreft ook wel zo blijven. Dat is in de eerste plaats uit mijn natuurlijke neiging tot luiheid en in de tweede plaats uit de overweging, dat Je als Je tot een belangrijke functie geroepen bent en een zware verantwoordelijkheid moet dragen de tijd moet hebben om te kunnen nadenken. Je moet Je tijd met verknoeien met het navlooien van stapels dossiers, waar honderden capabele mede werkers voor zijn. Nadenken, het uitzetten van beleidsplannen vraagt rust. „Wanneer je een belangrijke functie vervult, moet Je ervoor zorgen geen „dossierkruier" te wor den. Niet alles zelf doen. De vind dat Je ln leven moet kunnen blijven. Als je over werkt raakt weet Je zeker dat de zaken ln de soep draaien. Ik heb nooit gewerkt tot drie uur 's nachts en hoop het ook nooit te doen. Als lk met voldoende slaap krijg, ben ik 's ochtends mets waard en heeft memand wat aan mij." Iemand die zo weet te delegeren als dr Zijlstra moet ongetwijfeld wel tijd over hebben voor „de kleine zaken des levens", voor ontspan ning. Wat doet u zoal, vragen we hem. Leest u, doet u aan sport? „Jawel, skleën. De oude man (62 red.) staat nog op de ski's hoor! Neeeen, met langlaufen, echt alpine skiën," zegt hij met zonder een zekere trots. „Met het hele gezin, man, vrouw, kinderen en kleinkinderen, hebben we in februari nog op de lange latten gestaan in Vorarlberg. Geen gemakkelijk ski-gebied. Gp een gegeven moment moet Je er echter mee stoppen. Mijn vrouw heeft al gezegd: het is tot nog toe altijd fijn gegaan. Geen gebroken benen en zo, laten we nu ophou den. Het is echter nog een punt van dis cussie. En verder: een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding is mijn gezin. Ik heb vijf kinderen, variërend in leeftijd van 19 tot 33 jaar, waarvan de jongste nu net de deur uit is. De weekends houd ik daar om altijd vrij voor de kinderen. Dat „vreet" een heel stuk overigens erg plezierig op van mijn vrije tijd, zij het vroeger veel meer dan nu. En dan lees lk veel." Zijlstra heeft de langste tijd bij de bank erop zitten. „Het regime is hier, dat Je op Je 65ste weggaat. Dat staat met in de wet, maar is conventioneel. Dat zou dus in 1983 zijn. Mijn wens is wel, om als dat mogelijk is, wat eerder te gaan. We moe ten maar zien hoe het allemaal loopt. Ik heb ik elk geval nog wel genoeg interes sants te doen. Ik wil echter geen politieke toekomst. Minister ook met. Ik heb veel liefhebberijen, die tijd zullen vragen. Neen, op non-actief zal ik met direct zijn. Ik hoop nog eens een boek te kunnen schrijven. Wat mij al Jaren bezig houdt is de confrontatie tussen theorie en praktijk. Geven de theoretische inzichten een handvat voor de praktijk? Het antwoord op die vraag heeft mij altijd geboeid. Maar ja, het zal ervan afhangen of ik voldoende tijd en vitaliteit heb om het boek ook werkelijk te schrijven." Eén boek moet Zijlstra zeker binnenkort weer schrijven: zijn jaarverslag. Volgend Jaar komt het vlak vóór de verkiezingen uit, evenals vier Zijlstra is een verwoed krantelezer. „Trouw en de Volkskrant komen bij mij thuis. Trouw werd een tijd lang heel slecht bezorgd, nu is het weer goed. De Volkskrant komt wat laat." In ,zijn auto, op weg van Den Haag naar Amsterdam, leest hij De Telegraaf. „Die neemt mijn chauffeur mee." Op zijn bureau in zijn kamer op de bank vindt hij het Algemeen Dagblad en kijkt hij in de loop van de morgen de Herald Tribune en de Financial Times in. 's Middags om half drie ongeveer is er het Parool en in de auto mee naar huls gaat NRC-Handelsblad. Thuis treft hij dan ook nog het Frieseh Dag blad aan, dat per post is gekomen. „En dan heeft u het hele spul gehad. Of eigenlijk toch nog met. Ik ben ook al 35 Jaar geabonneerd op de Groene Am sterdammer. Een blad, waar ik het veelal mee oneens ben, maar dat ik graag lees om andere meningen te le ren kennen. Wat ik van de Nederlandse kranten vind? Kranten zijn natuurlijk wel een zijdig. Dat kan tot op zekere hoogte ook met anders. Redacteuren hebben een bepaalde overtuiging en die vind Je in hun artikelen terug. Mijn indruk is maar misschien is dat ouderwets dat feiten en commenta ren met meer zo uit elkaar worden gehaald als vroeger. Onlangs stond in de Groene Amsterdammer een artikel over het nationale betalingscircuit, dat ik een klassiek voorbeeld vind van het dooreenhalen van feiten en meningen. Aan de andere kant zeg ik: leve de persvrijheid. Als ik een opvatting lees, waar ik het totaal met mee eens kan zijn, denk ik maar. ben ik nu gek of is hij het." Jaar geleden. Een „fact of life", zegt Zijl stra. „Ik leg er geen verband tussen. Het is echter op zijn minst een interessante situ atie. Ik weet nog wel dat de vorige keer mijn verslag door „Den Haag" per koerier werd afgehaald. Het mag en kan geen politiek document zijn, maar het houdt zich wel met politiek relevante zaken be zig." In het nieuwe Jaar zal ZljLstra, even als vorig Jaar met zijn mededirecteuren in de kantine van de bank zijn om met het personeel dat dat wil een borrel te drin ken. Geen toespraken, geen handjes schudden. „Iedereen is welkom en ieder een kan met iedereen praten. Een paar Jaar geleden ben ik eens door het gebouw gegaan. Iedereen opgezocht van de hoog ste verdieping tot de laagste kelder. Dat kostte me wel twee dagen." Zwitserland: Voor veel wintersporters is dit kleine bergland een stukje paradijs. Maar ook voor menig financieel econoom Er is bijna geen inflatie, de werkloosheid is er laag, de mensen leven er in welvaart. Waarom kan dat in Zwitserland wel en in Nederland met? Zijlstra: „Dat denk ik ook wel eens. Die mensen worden gewoon be ter geregeerd, ze zijn er verstandiger, de vakbeweging is er verstandiger. Maar laat ik het met zo zeggen, anders doe ik de mensen hier onrecht Laat ik dit zeggen; in Zwitserland kan de maatschappij nog functioneren zoals die bij ons twintig Jaar geleden functioneerde. Je probeerde op een verstandige wijze met elkaar de pro blemen op te lossen. Dat kon hier ook, en ik zou willen dat het nóg zo was." „Het financieringstekort kan daar nog makke lijk gedekt worden op de kapitaalmarkt (Het gat tussen uitgaven en inkomsten van de overheid vullen met leningen, dus zonder geldschepping.) En de collectieve voorzieningen zijn er met beroerder dan hier, hoor. Ga er de ziekenhuizen maar binnen, de scholen. Het is er tenminste even goed als hier. En toch kunnen ze het. Ze werken en ze sparen. „Ik weet nog goed, als ik twintig Jaar geleden in het buitenland kwam, dan keken ze net naar ons als wij nu naar Zwitserland. Dan wees ik naar onze sluitende begroting, wij had den alle mensen aan het werk, die kregen eer 'aar twee, drie procent inkomen bij, we iiadden een sluitende betalingsba lans. En dan zeiden ze: ja, jullie in Neder land, maar jullie zijn geen deel van de boze wereld, jullie leven eigenlijk op de maan, bij ons kan zoiets gewoon met. En nu, twintig jaar later, praten wij precies zo als we het over Zwitserland hebben." Wiens schuld is het dat het zo is gekomen? „Daar heb ik wel zo mijn gedachten over. Maar ach, neeMensen die op moeilijke posten staan, zouden me kunnen verwij ten: jij hebt makkelijk praten. En ze zou den dan ook wel een beetje gelijk hebben. Het moet ergens haalbaar zijn, dat is dan de klassieke uitdrukking." Ze vinden U ook maar een onheilsprofeet. „Ja, ik ben jarenlang uitgelachen als ik zei: de werk gelegenheid gaat eraan. Dat zeiden ze: die man roept „daar komt de boze wolf" en er komt daarna helemaal geen wolf. Ja De reacties die ik heb gehad op de jaar verslagen (van De Nederlandsche Bank). Daar zou ik nü een mooie boekje over kunnen maken, een heel mooi, maar ook een beetje droevig boekje." „Toen de werkloosheid nog geen 100.000 was (nu is ze ruim 300.000), zei ik al: het gaat mis met de werkgelegenheid, we moeten terug naar een loonstijging die meer in de buurt van de stijging van de produktiviteit blijft, we moeten alleen doen wat de eco nomie kan lijden. Hartstochtelijk heb ik gewaarschuwd tegen het uit de hand lo pen van het financieringstekort. Maar als je eenmaal bent afgeweken van het pad van de economische deugd, wordt het almaar moeilijker." „Het is geen natuur verschijnsel dat het nu zo slecht gaat. Het is geen mirakel dat het in Zwitserland wél kan. Natuurlijk, wij zijn een open econo mie. Maar voordat de wereldeconomie omsloeg, was het hier al lang bezig mis te gaan. De bedrijfsrendementen werden al lang ondergraven voordat ook van buiten af narigheid op ons af kwam. Nu krijgen we een dubbele portie, en wordt het een hele hijs om eruit te komen. En hoe langer we wachten, hoe moeilijker het wordt." Is die hoge rente eigenlijk niet veel erger dan wat inflatie? Als je wat doorpraat over de bezwaren van inflatie, dan blijken die vaak van morele aard. (Zijlstra gaat recht zitten, docerende toon.) „Het zou waar zijn als alle prijzen met eenzelfde percen tage zouden stijgen, en ook alle vorderin gen, schulden, inkomens dienovereen komstig zouden worden geïndexeerd. Een rente van bijvoorbeeld twaalf procent is trouwens niet vreemd zolang de produ cent de rentelast voor tien procent kan terugkrijgen vla hogere prijzen voor zijn produkten. Een reële rentelast van twee procent of zo moet er altijd wel zijn. Als alles perfect geïndexeerd zou zijn zou in flatie niets uitmaken. Je zou alleen eens in de twintig jaar enkele van het opgelopen aantal nullen van je bankbiljetten moeten halen. „Maar dan zou inflatie ook voor niemand enige zin hebben. Het werkt dus helemaal niet zo. Het grote bezwaar is juist dat bij veel inflatie helemaal niet alle prijzen evenveel omhoog gaan. Sommige gen i niet. Ik wil als econoom dus weten wat daarvan dan de gevolgen zijn. Dan blijkt dat inflatie alles scheef trekt. De verhou ding tussen debiteuren (schuldenaars) en crediteuren (schuldeisers) wordt volstrekt scheeft getrokken. „In het proces van in flatie worden mensen rijker en anderen worden straatarm. Pensioenen, die niet geïndexeerd zijn bijvoorbeeld. Die men sen worden in hun reëel inkomen gepakt. (Zijlstra gaat op het puntje van zijn stoel zitten). Die asymmetrie (niet gelijkop gaan) is de zin van het inflatiemechanis me. Je stelt eerst de ene groep tevreden die je met normale middelen niet tevreden had kunnen stellen. Maar dat blijkt slechts een schijnoplossing, want daarna komen er andere groepen. En daar ga je dan, achter elkaar haasje over. Dezelfde krachten stuwen de inflatie van tien pro cent naar twintig procent, en van twintig naar 80. En het end is wat Israël laat zien: 150 procent inflatie. (Heftig) „Inflatie ontr staat als men voor de werkelijke proble men geen oplossing weet, en die dan maar camoufleert. Onderweg worden er miljo nairs gemaakt en paupers. Inflatie is een heel erg economisch kwaad, en daarom heb ik daar ook morele bezwaren tegen. Het is het ergste sociale kwaad dat er is. Je moet daar geweldig tegen zijn. Het is een vijgeblad. Men komt er niet uit, de regering niet, het parlement niet. En dan wordt een anonieme oplossing gekozen. Het is een teken van een beschamende onmacht." Een groep linkse economen, voornamelijk Amsterdammers, vindt dat de regering de economie moet stimuleren met geldinjecties. Een groot financie ringstekort van de overheid is geen be zwaar. Aantasting van de koopkracht, zoals het kabinet doet, is helemaal fout, want het verkleint de verkopen van de bedrijven. „Wij hebben onze ruimte al lang opgemaakt. Een financieringstekort van tegen de vier procent (van het natio nale inkomen) zou normaal zijn te finan cieren, zonder geldschepping. Maar wij hebben al drie keer de economie gestimu leerd. Wij zitten nu met een tekort van bijna vier procent méér. Dat is zo'n twaalf miljard gulden. Daar kan echt niks meer bij. Wij hebben onze ruimte voor stimule ring al dubbel en dwars verbruikt." Maar het buitenland zal kunnen wijzen op onze mogelijkheden voor stimulering door de inkomsten uit het aardgas. (Vurige ogen.) „Maar die inkomsten hébben we al drie keer uitgegeven! Moet je nagaan: we heb ben ooit, voordat we geld ontvingen uit het aardgas, een overheidstekort gehad dat heel behoorlijk was te financieren. Vervolgens komt er (Zijlstra maakt een wij<ls gebaar met de armen) een slóót geld uit het aardgas. En tegelijk verdub belt ook nog eens het financieringstekort bijna. En nu zegt u: Nederland kan stimu leren, want het heeft toch zijn aardgas. Ik vind dit volstrekt misplaatst. Bijna -een misplaatste gróp. We hebben al veel meer uitgegeven dan we hébbén. Het geld uit het aardgas is niet om naar te verwijzen, het is bijna om te huilen." Maar er ligt hier onder het gebouw voor zo'n achttien tot twintig miljard gulden reserves, goud en deviezen waar u de scepter over zwaait. Dat is toch veel. Daar kan toch ook wel wat mee worden gedaan? (wacht even) „En wat wou u er dan mee doen? Wij hoeven nü nog geen leningen op te nemen in het buitenland. Ze komen nu nog van uit het buitenland naar ons toe, kópen hier miljarden aan Nederlandse obligaties (staatsleningen). Als wij onze reserves zouden kwijtraken, zouden deze geldstro men vanuit het buitenland van dé ene op de andere dag ophouden. Dat zou dus het stomste zijn wat we kunnen doen. En dat boekje van die Amsterdamse economen, waar ik overigens wel waardering voor heb? Ja, ochHoe zalig, als de jongens- kiel nog om de schouders glijdt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17