/meent van Gogh, een ->chte Nederlandse schilder Iet portret van de jonge kunstenaar ÜG20 DECEMBER 1980 TROUW/KWARTET 27 ■KUNST! gr Van Oogh is zo langzamerhand wel het meeste end. Toch wordt er zo blijkt in de enschapswereld menige discussie gevoerd over >aag of hij als een puur-Nederlandse of een echte Franse sohilder moet worden besohouwd. Het Vincent van Ooghmuseum in Amsterdam is er na ampele studie achtergekomen dat de schilder uit Zundert een echte, typische Nederlander is. Een tentoonstelling is er het gevolg van. Gaat dat zien: de Aardappeleters in het vooruitzicht van een welvoorziene kerstdis. jent van Qogh is een Neder- se schilder. Dat zal iedere Mei genoot beamen: hij is in het v iantse Zundert geboren, het hier Jarenlang gewerkt, zelfs «schillende plaatsen die al gelang hun geografische lig- fl aan het werk een onderver- ig in periodes geven: Den Drenthe, Brabant. Oeen èrkjfe' dus. rnaar er is meer dan ide vinisme voor nodig om het inland te overtuigen dat Van een „typisch Nederlandse wider" is. BUI ïgqe Mjksmuseum Vincent van Gogh in n erdam wil die stelling onderstrepen Ich in feite over het hoofd van het irlandse) publiek heen tot het buiten- te richten. Het heeft daartoe een title ingericht die zich baseert op de In welke zin Van Gogh een Neder- e schilder is. Niet alleen volgens de pen kan namelijk gesteld worden dat ,ur lelangrljkste werk van Van Gogh in krijk zelf is ontstaan. Zoals de Belgen jen dat er ook een „Belgische" Van ls en daarin nog onlangs een aanlei- ln vonden voor het organiseren van Igens voortreffelijke tentoonstel- het in de Borlnage gelegen Mons logh en Belglque). Daar vlakbij, in loedige mijnwerkersdorpjes Cues- 'fiturages en Wasmes, had Van niet alleen zijn zieleherderlljke werk hij maakte er ook honderden te- tn en was èr tot het inzicht geko- om voortaan te gaan schilderen. im dan nog zit Van Gogh niet in Frank- hij gaat na de Borinage terug naar geboorteland, eerst naar Etten, om in 1881 in Den Haag te vestigen. Naar krijk gaat hij pas in 1886, na een tondlg verblijf in Antwerpen. Van dus geen „typische Hollandse schil- Kwantitatief zijn zijn Hollandse pe- s beslist in de minderheid. Volgens telling van J.-B. de la Faille heeft Van tussen Etten (april 1881) en Nuenen iber 1885 ruim 180 schilderijen ge- Tussen Parijs maart 1886 en Au- 1890 (let wel: ook maar vier jaar) maar liefst 832 schilderijen. Is de tijd voor hem alleen maar een geweest om pas in Frankrijk echt actief te worden? Is Van Gogh dus ilsch Nederlandse schilder? Fout, [Johannes van der Wolk. de directeur het Van Ooghmuseum en met hem Pollock, een Engelse kunsthisto- 0 die promoveerde op het antwoord van vraag en door het museum voor de van de organisatie van de expositie grof gastconservatrlce ingehuurd. Fout, ze, want in Frankrijk is Van Gogh iw gebleven aan zijn in Nederland ge- e uitgangspunten. Dat antwoord, .j gecomprimeerd weergegeven, dekt ™heel wat complexere lading die zelfs ie tentoonstelling niet altijd helder uit verf komt. Daarvoor dient wel een irlge, zelfs wetenschappelijk gefun- t catalogus (waarmee maar weer ;ve De Ingang van de Bank van Lening, potlood en pen op papier, 1882, eigen collectie. eens wordt bewezen welke rol catalogi de laatste tijd zijn gaan spelen: zonder cata logi geen voortgang in de kunsthistorie!). Een enkel voorbeeld van het gegeven dat catalogus en tentoonstelling elkaar niet altijd volgen. Als Van Gogh de Borinage verlaat, komt hij in Brussel in contact met Roelofs en Van Rappard. De eerste is vooral belangrijk omdat hier sprake is van een contact van Van Gogh met een verte genwoordiger van de Haagse School, de laatste wordt een vriend die in tegenstel ling tot zijn later veel genialere collega in een wat conventionele trant zal blijven werken. Op de tentoonstelling is van Van Rappard weliswaar een mooi portret van een oude Drentse vrouw te zien, maar ik vind dat je het conflict Van Rappard-Van Gogh toch ook met meer werk moet illu streren. Overeenstemming Uitstekend daarentegen wordt de rol van Mauve weergegeven, immers zo belang rijk omdat hij het lichtend voorbeeld voor Van Oogh was en met hem een groepje getrouwe navolgers onder wie Johannes van der Weele van wie Teylers Museum een heel mooi herfstig bosgezicht uit leende. Voor het eerst brengt een museum hier trouwens de relatie Haagse School-Van Gogh op een Juiste wijze in beeld. Juist door Van Gogh altijd in het klimaat van de Franse impressionisten te plaatsen (be ter gezegd neo-impressionisten, Van Gogh behoort immers niet tot de generatie van Manet en Renoir) wordt te vaak vergeten dat Van Gogh zijn wortels in het Holland se impressionisme heeft. Is Van Oogh daarmee een echte Haagse Scholer ge weest, al was het maar gedurende zijn Haagse periode? Voor een antwoord op die vraag is het noodzakelijk de Haagse School enigszins te kenschetsen. Opval lend punt van overeenstemming in deze op zich toch wel heterogene groep ls het feit dat het weliswaar om in Den Haag wonende schilders gaat die echter niet de stad als hun onderwerp kiezen, maar Juist datgene dat er bulten ligt. Met Mesdag als uitzondering togen de Haagse schilders naar de omgeving van de Nieuwkoopse plassen (het gehucht Noorden was erg geliefd) waar het land nog onbedorven was en de lucht schoon. Daar kon de Haagse Schol tot haar voornaamste on derwerp komen: water-wind-wolken en dat alles als een parel in een zilveren zetting. Heimwee> Van Gogh, in die Jaren nog Jong en iedere nieuwe uiting ijverig beproevend, kruipt wei in de huid van de Haagse School, maar zijn natuur is toch te afwijkend om een schilder van het puur-Hollandse land schap te worden Hij blijft trouwens in de stad die door zijn schilderende tijdgeno ten wordt gemeden. In de Borinage beeft Van Gogh zich al bekommerd om het lot van het proletariaat als evangelist, in Den Haag zal hij deze betrokkenheid ook schil derkundig gaan uitdrukken. De werkende mens, typische sta da gegevens als café's, gaarkeukens, wachtkamers en fabrieks- buurten en de weergave van de stadsuit breiding waar tot voor kort nog wellanden waren: dat is Van Gogh in zijn Haagse periode. Minder met Welssenbruch dan met George Breltner stemt hij overeen: die vertegenwoordiger van de „Amster damse School" met zijn voorliefde voor afbraakbuurten die Je bij de Haagse School nooit zult tegenkomen. Het ls typerend voor Van Gogh en zijn relatie met de Haagse School dat hij in hun gezamenlijke liefde voor het platte land niet voor het sompige Zuidhollandse plassengebied heeft gekozen, maar naar de zandgronden van Drenthe toog. Dren the, als subsituut van Brabant waarnaar Van Gogh toch helmwee moet hebben gehad, was in die tijd nog maagdelijk- onaangeraakt door de voortschrijdende modernisatie van het boerenleven die door Van Gogh werd afgewezen. Drenthe is zoals bekend een keerpunt in het leven van Van Gogh geweest. Hier kiest hij waar hij in Den Haag niet aan toe kwam, voor het landschap. Maar het blijft Hollands; hoewel er invloed is van Rousseau, Dupré, Michel en Daubigny, is de weergave van de streek loodzwaar en somber. Op zich valt dat wel te verklaren. De schilders van de school van Barbizon die hier werden genoemd, vonden hun inspiratie bij de grote landschapsschilders uit de 17e eeuwse Hollandse traditie (de Ruysdaels, Van Goyen). Via een achterdeurtje was Van Gogh dan toch weer bij de echte Hollandse identiteit aangekomen. Zijn zoektocht naar nieuwe motleven en invloeden zal hem in zijn Nunense periode in aanraking brengen met een andere schilder van de school van Barbizon, Mil let. Dat leidt tot een uitgebreide serie portretten van boeren, met als hoogte punt de befaamde Aardappeleters. Zijn schilderkunst is dan allang niet meer vrij blijvend, dient in wezen een ander, bijna een niet-schllderkunstig doel. In het Ne derland van de Jaren '80 van de vorige eeuw staat Van Gogh daarmee alleen. Het (Hollandse) impressionisme plaatst de mens in een ondergeschikte rol: het gaat om de sfeer, de toon die uit het landschap spreekt. Opvallend is ook dat het portret in het impressionisme als zodanig geen genre is geworden. Ook in Frankrijk niet, met uitzondering dan van Renoir. Pas bij de post-impressionisten keert het terug: bij de Toulouse-Lautrec, bij Gauguin. Keren we terug tot de vraag waarop deze expositie een antwoorrd geeft. We hebben totnogtoe gezien dat Van Gogh vooral in de weer is geweest met Franse voorbeel den: Millet, Daubigny, Michel, de hele Barbizon-school. Maar het kembewijs moet nog geleverd worden: als Van Gogh naar Parijs, later naar de Provence en Auvers gaat, blijft hij dan zijn in Neder land ontwikkelde uitgangspunten trouw? Het moet gezegd worden: Juist wat ln die periode door Van Gogh wordt gemaakt, daarvan is niet zoveel op de tentoonstel ling aanwezig. Het bewijs wordt heel krap jes geleverd met een „epiloog" die nog geen twintig nummers telt, waaronder ook tekeningen vallen. De Pont Langlols bij Aries wordt getoond en er wordt verwe zen naar het zelfde motief dat Van Gogh al met de ophaalbrug bij Nieuw-Amster- dam ln zijn Drentse periode verkoos, er wordt verwezen naar een hommage aan Mauve. In werkelijkheid gaat het natuurlijk om meer en dat is het bezwaar dat zich op deze tentoonstelling eigenlijk het sterkst laat voelen. Van Gogh ging uit Brabant Kop van een boertien, swart krijt op papier, 1885, eigen collectie. weg omdat Antwerpen en Parijs hem meer „lucht" te bieden hadden. Het be nauwende karakter dat vaak van de Bra bantse doeken uitgaat, is in Frankrijk volledig verdwenen. Van Oogh mag dan volgens de samensteller» van de tentoon stelling in Frankrijk trouw zijn gebleven aan zijn eenmaal gestelde uitgangspun ten: de invloed van licht en lucht is zo onmiskenbaar dat dat op zijn minst een notitie waard zou zijn geweest. Maar ook in Frankrijk bleek dat Van Gogh zich niet door welke streek of welk milieu ook zou laten beperken. Daarvoor had hij een te rusteloze aard die hem steeds liet zoeken. Naar een andere plaats, maar ook naar een steeds vooruitstrevender stijl die hem tenslotte tot een expres*ionist-avant-la- lettre zou maken. Daarmee is Van Oogh niet typisch een Nederlandse schilder of een typische Fransman. Van Gogh is een universeel genie geweest die niet geclaimd hoeft te worden. Hij ontstijgt ermee aan zijn eigen nationaliteit, zoals Da Vinei geen typische Italiaan is, Mozart geen typische Oosten rijker en Shakespeare geen typische En gelsman. Genieën staan boven hun tijd, boven hun landsaard. Ze zijn een apart, uiterst zeldzaam ras. „Vincent van Gogh In rijn Hollandse jaren/Kijk op stad en land door Van Gogh en rijn tijdgenoten 1870-1890" in het Rijksmuseum Vincent van Gogh in de Paulus Potterstraat in Amsterdam, ;tot 22 maart 1981, dagelijks geopend van 9.30-17 uur, op sondagen van 13-17 uur. Het museum is beide Kerstdagen van 13- 17 uur geopend, op oudejaarsdag van 10- 16 uur, maar op Nieuwjaarsdag gesloten. irrit Komrij heeft zijn Vrij Nederland-feuilleton „Verwoest Arcadië" bewerkt nu als boek uitgegeven. Het is een knappe, indirecte reconstructie geworden van het eigen verleden, voor zover dat er literair toedoet. De literaire figuur Komrij schept zijn eigen voorgeschiedenis met behulp van een alter ego inen !k „V ut dc 'or or T. van Deel Klil 'an kindsbeen al be- netllte Jacob, aanvanke- ebfk als een duister ver- oeden. maar allengs rsoliidelijker en zelfbe- ister, dat zijn leven sratuur was, niets 'eu|n literatuur." t is een van de vele sleutel- nen uit Gerrlt Komrij's .Verwoest Arcadië". Er de tegenstelling in ter die het hele boek over- jdr*erst. de tegenstelling tus- leven en kunst. Het be keef11 er 01 mee dat de schrijver zichzelf schrijft in de persoon: „hij, die dit schrijft". Er is geen ik aan woord, er wordt een Wstmatige afstand gescha ft. „Hij heeft geen verleden. zal hij er over schrijven, ftderdmaal opnieuw begin- syd end' <En alle malen terug- 'Inzend ook.) Na afloop van st karwei, dat kommervolle srwei zal hij een verleden md tbben. Genaaid en ingebon- enPas als iets opgeschre- en is, heeft het bestaan, 'aar het is wel kunst, géén tven 30 Je jen te Vandaar dat Komrij geen au tobiografie in de gangbare betekenis van het woord schrijft. „Verwoest Arcadië" is eigenlijk een „autobiogra fie" (tussen aanhalingstekens dus). De eerste persoon is een derde persoon geworden Jacob Witsen en die is „Ik". Het tussen aanhalingstekens zetten is een motief in dit boek. „Wie is Jacob anders dan hij tussen aanhalingste kens?" staat ergens, en men moet zich voorstellen dat de schrijver dat, publiekelijk, aan zichzelf vraagt en dat hij zo, gehuld ln derde personen, toegeeft hoeveel hij met Ja cob te maken heeft. „Verwoest Arcadië" is te be schouwen als een verdedi ging, door middel van een li teraire autobiografie, van al lerlei eigenaardigheden, naar inhoud en vorm, die we uit Komrij's overige literaire werk kennen. In dat opzicht is het een ongewoon boek. Het komt tegemoet aan de vraag naar een voorgeschie denis, een vraag die wordt opgewekt door de boeken van Komrij. Er wordt een verle den geschapen dat passend ls in zoverre het Komrij's lite raire werk verklaart. Dat begint al dadelijk, als Ja cobs verbeelding in gang wordt gezet door lectuur van kinderboeken. HIJ blijkt dat talent voor buitenissigheden te bezitten: „een olifant die limonade slurpt met zijn slurf en een pelikaan die een kaars ln de onderste la van zijn bek houdt". Dit zijn vroege beel den van de paniek die soort gelijk onder woorden wordt gebracht ln Komrij's poëzie, ik denk aan „Fabeldieren" of „De Verschrikking". Ook het Komrij'se „Je" dat sinds hij het introduceerde een rage is geworden in de poëzie krijgt een verklaring uit de jeugd: ln een rijmpje treedt het op, en met gevoel voor zelfspot staat er dan: „Drie" stunteligheden ln vier regels: de maat deugt niet, het en jambement ook niet. En dat rare: jeWie is nu: je?". Jacob voelt zich aangetrok ken tot „alles wat raar was", „ballonnen, soupeetjes, het tegenovergestelde van wat je Gerrit Komrij Foto Ronald Hoeben bedoelde. Vooral dat laatste." Grondig behandelt Komrij Jacobs Inzichten dienaan gaande. Het wordt een funda menteel spel met maskers en rollen, een zeer Ingewikkeld doen alsof, dat echter de grootst mogelijke eerlijkheid moet benaderen. „Verwoest Arcadië" is dan ook in feite een uiterst confidentieel boek. Het legt de bronnen bloot die vorm en inhoud van Komrij's overige werk bepa len. en gelukkig gebeurt d&t ook weer op de wijze van Komrij. Jacob Witsen wordt vanaf zijn vroege Jeugd gevolgd. We zien hem opgroeien in een provincieplaats (de beginre gel „De winter wist van geen wijken" zal wel een knipoog naar Winterswijk/zijn, waar Komrij is geboren), we ma ken mee wat hij leest en hoe hij erdoor gevormd wordt. Die lectuur doet hem ver slaafd raken aan de verbeel ding en hij kiest bij voorkeur boeken uit die z'n verbeel ding stimuleren. Soms is er een misser bij: „Het ging („Circusjong van Dick Laan) niet over het gestamp^ voet en geschal van olifanten, de fermgezoolde, niet over de Lippizaners, de hyacinten on der de paarden ging het, maar over nuffige types in plusfours. Over jongens die na afloop van een bioscoop voorstelling „nog een glas li monade" gingen drinken en over uit bronsgroen eikehout gekerfde Gooise meiden die hun wenkbrauwen ophaalden en dan 'ben je zestig!' riepen." Zulke boeken dus niet. niet. Jacob gaat op school toneel spelen, hij gaat schrijven, dichten. Zijn aandacht richt hij juist op datgene waar nie mand voor voelt. „Stel dat er een lijst bestond met allerlei begrippenparen: zon en maan, kerk en ruïne, lente- bries en herfstnevel. wieg en doodkist, oase en fata morga na, malse weiden en druip- grotten, socialistenmarsen en zwanezangen, Robin Hood en Dracula, vreugde en kommer, kamer en kelder, duif en slang, ontbijt en galgemaal, meisje en Jongen, vlees en as, echt en onecht, en ze duwden hem die lijst onder zijn neus, dan zouden zowel zijn neus als zijn sympathie geheel vanzelf, instinctmatig nee! automatisch uitgaan naar maan, ruïne, herfstne vel, zwanezang, slang en as." Studie „Verwoest Arcadië is een schitterend portret van de kunstenaar als jonge man, een studie in- eerlijkheid, maar dan op de manier van de literatuur. Komrij's the ma's krijgen hun voorge schiedenis, zijn ironie, zijn dubbelzinnigheid, zijn voor keur voor rijm, zijn afkeer van onzin en nog veel meer, het wordt belichaamd door de figuur Jacob Witsen, die een eenzame strijd met de engel levert. Gerrit Komrij. Verwoest Ar cadië. Arasterdam, Arbeider spers, 264 bis. 29,50 (reeks Privé-Domèin)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 27