Zorgen om een
Gronings diep
WSjjm
Uitgewezen
Een heel erg
klein partikeltje
S 4 &&V** 1b ik'i fS
V
y.tSté
iSOCIAAL BERECHT!
r:
ÜPAG 20 DECEMBER 1980
TROUW/KWARTET
23
idraq
auto heeft de trek-
chuit voorgoed verdre-
Wie dat nog niet ge-
ft, moet eena door Hoo-
)ia«|ezand rijden. Je komt er
ïer een weg waar vroe-
■er de tjalken voeren. Het
ipische beeld van een
'v,rfroegere veenkolonie. Het
ïal edempte kanaal vormt
si r unen met de wegen die
dai r vroeger aan wee ra kan-
ela in langs liepen een veel
i brede vlakte. Pogingen
Dm dat beeld met groen
roken wat te breken,
unnen nauwelijks ver-
ullen dat de bebouwing
ie zo goed langs de kana
ra paste, nu een ietwat
lerloren indruk maakt.
ich-
Tot het jaar 1600 was de aarde er nog woest en ledig. Heide en moeras
beheersten het beeld van wat later de Groningse en Drentse veenkoloniën
zouden worden. Totdat de turfgravers kwamen en een net van kanalen het
gebied ging doorkruisen. Turf en scheepsbouw zorgden voor werk. Gevolgd
door boeren, die zich op de afgegraven veengronden nestelden. Agrarische
industrie strokarton, aardappelzetmeel en destilleerderijen bloeiden
op. En raakten in verval. De veenkoloniën zitten in de zorgen over hun
toekomst maar ze weten ook met hun verleden niet goed raad. Wat moet er
gebeuren met de kanalen, eens de ruggegraat van het gebied?
-
&ÈÊÊtëÉii
g-
>?eral proberen veenkoloniën een
imago op te bouwen. Of het nu
rente (Hoogeveen), Friesland
anl)rachten) om maar enkele voor
beelden te noemen of Oost-Gronln-
sn is. Pater L. M. van Uden uit
orredtjk, die zich zeer heeft beijverd
oor het behoud van de oude 'turf-
lutes', onderkende een psychologl-
ïe achtergrond; hij drukte het eens
uit: „Veel vroegere veenkoloniën
ibben aan identiteitsverwoesting
Jaan. Ze dempten de ln onbruik
takte kanalen en vaarten ln een
ging om het symbool van een ge
haat verleden van armoede kwijt te
raken."
Tegen die amechtige pogingen om
zich, tegelijk met het opbouwen van
een nieuw bestaan, te ontdoen van
het verleden, Is echter ook verzet ge
rezen. „We moeten redden wat er nog
te redden ls aan karakteristieke be
bouwing en structuur," zeggen Jan
van Dijk en Willem Foorthuls, afkom
stig uit Hoogezand en Veendam en
tegenwoordig studenten aardrijks
kunde en geschiedenis aan de lera
renopleiding Ubbo Emmlus te Oro-
ningen. Ze bewegen hemel en aarde
om te voorkomen dat ook het laatste
restje van het Oude Winschoterdlep
uit Hoogezand-Sappemeer verdwijnt
Ze hebben steun gekregen van orga
nisaties als de Culturele raad voor de
provincie Groningen en de Bond
Heemschut In Hoogezand-Sappe
meer ls een actiegroep ln oprichting.
De actie van de beide studenten ls
bovendien Ingebed ln al Jarenlang
lopende pogingen van het Veenkolo
niaal Museum te Veendam, ln samen
werking met het Streekhistorisch
centrum te Stadskanaal, om de.face
lift" van het gebied een halt toe te
roepen. „Een Jaar of tien geleden had
Je ln Veendam nog goed bewoonde
schippershuizen. Met het museumbe
stuur zijn we eens op de fiets gestapt
en door de gemeente gereden. De
schippershuizen werden vaak be
woond door oudere mensen. Er waren
weinig voorzieningen en de huisjes
gingen veelal tegen de grond," vertelt
voorzitter H. van der Veen van het
Veenkoloniale museum ln Veendam.
In die tien Jaar ls er veel verdwenen.
door Jan Sloothaak
Van de 37 schippershuizen zijn er nog
twee over.
Het museumbestuur heeft Veendam
geattendeerd op die teruggang. Het
beleid ls her en der wel wat veran
derd, concludeert de heer Van der
Veen. Oude Pekela bij voorbeeld ls
gereconstrueerd. Dat heeft ook tot
particuliere Initiatieven geleld. De
mensen krijgen weer vertrouwen en
knappen zelf hun hulzen ook op. Mu
seum en streekcentrum ijveren er
voor om de kanalen met alles wat
daarbij hoort aan bruggen, sluizen en
karakteristieke bebouwing zo veel
mogelijk te behouden. „Ieder Jaar
blijft er minder van over."
Het valt volgens de heer Van der
Veen niet mee. Het zijn veelal vrijwil
ligers die zich Inzetten voor behoud
van wat zij zien als een „boeiend
verleden". Wat de bebouwing betreft
gaat het ln hoofdzaak om panden uit
het begin van de vorige eeuw, althans
wat daarvan nog over ls. Nóg oudere
gebouwen komen eigenlijk nog maar
nauwelijks voor. Weliswaar werd van
af zestienhonderd begonnen met het
graven van kanalen, maar voor het
overige ls er nog maar weinig over uit
die tijd. Enkele kerken en zogeheten
veenborgjes (eertijds bewoond door
oude families) vormen een uitzonde^
ring.
De kanalen
De kanalen hebben een belangrijke
rol gespeeld. Eerst vormden ze als
turf routes de enige mogelijkheid om
de turf af te voeren. In de beginperio
de waren het vooral Friese schippers
- "Y -t rate
i
v 1
Xr-Y-iv
"W
die onder meer op Holland voeren.
Later vonden de agrarische produk-
ten langs diezelfde kanalen een weg
naar de buitenwereld. Eens vormden
de distilleerderijen (vooral moutwijn)
de belangrijkste concurrent van
drank-producerend Schiedam. Deze
bedrijfstak ls Inmiddels verdwenen.
De karton (zij het niet meer met stro
maar oud papier als grondstof) en de
aardappelmeellndustrie verkeren te
genwoordig ln een fase van herstruc
turering.
Kustvaart
Dank zij de kanalen kon ook de kust
vaart tot bloei komen. In Oost-Gro-
ningen wonen veel reders en nog
steeds vormt de scheepsbouw er een
belangrijke basis van bestaan. Zo
brachten de kanalen behalve de turf
graverij en de armoede die daarmee
mee verbonden was, ook welvaart.
Hun belangrijkste taak transport
naar andere oorden ls echter ach
terhaald door de opkomst van het
wegverkeer.
Veel gemeentebesturen hebben een
beleid gevoerd dat tot demping van
een groot deel van het kanalenstelsel
leidde. Je bent dan meteen van de
kosten van onderhoud af. Demping
brengt soms echter ook problemen
mee. Zoals ln het Drentse Nieuw
Weerdlnge, waar de boeren door de
demping hun waterafvoer kwijt raak
ten en tot de enkels ln het water
Het nog
bestaande deel
van het Oude
Winschoterdiep,
zoals het er
onlangs, na een
fik pak sneeuw,
uitzag.
kwamen te staan. Het kanaal wordt
nu weer open gehaald!
Voorstanders van behoud van de ka
nalen wijzen bovendien op nieuwe
mogelijkheden die ze bieden, vooral
ln de recreatieve sfeer. Nu een groot
deel van de kanalen dankzij onder
meer de smeerpijp stank vrij zijn ge
worden, ls het gebruik van jachten en
kleine bootjes toegenomen. Vanuit
Duitsland blijken de vroegere tur-
froutes een doorvaartroute van toe
nemende betekenis te zijn geworden.
Kapstok.
Behoud van het laatste restje Oude
Winschoterdiep ls de kapstok waar
aan de actie nu wordt opgehangen.
Het ln 1603 gegraven kanaal was één
van de eerste turfroutes, richting stad
Groningen. Er moest een (hoge) zand-
rug voor worden doorgraven naar
het verdergelegen Sappemeer. Aan
die zandrug dankt Hoogezand zijn
huidige naam. „Het gaat ons niet
alleen om die laatste drie kilometer
kanaal, maar ook om de scheepshel
ling Wolthuis." zegt Willem Foort
huls.
„Wolthuis ls een stukje levende histo
rie. Het ls nog de enige helling voor
reparatie van tjalken en andere bin
nenvaartschepen ln zijn soort. Eigen
lijk een museumpje op zichzelf met
nog de gekste ouderwetse toestellen.
Er werken drie man."
Juridisch heeft Wolthuis overigens
geen been om op te staan. Zijn fami
lieleden stichtten anderhalve eeuw
geleden het werfje op een stuk grond
dat helemaal nooit door hen was aan
gekocht De gemeenteraad heeft de
sondanks uitgesproken een schade
vergoeding voor opheffing van het
bedrijf te willen geven.
Weg.
De gemeente wil ook deze laatste drie
kilometer dempen om er een weg op
aan te leggen. Dat past in een be
stemmingsplan dat voorziet ln een
Industrieterrein in deze hoek van de
gemeente. Jan van Dijk en Willem
F oorthuis vinden dat er elders nog
genoeg Industrieterrein braak ligt in
de gemeente, maar bovendien zijn ze
van mening dat er ook best een oplos
sing met behoud van het stuk kanaal
mogelijk is. Ze hebben zich nu tot de
plaatselijke politici gewend, ge
steund door de Bond Heemschut die
de gemeente heeft gewezen op de
landschappelijke, cultuur-historische
en recreatieve waarde. Ook de herin
richtingscommissie Oost-Groningse
en Drentse Veenkoloniën heeft uitge
sproken dat het om een afweging van
belangen gaat die eventueel kan lei
den tot „handhaven of herprofileren"
van kanalen. „Bovendien kan de ge
meente zich de demplngskosten van
vijf miljoen gulden besparen," aldus
Willem Foorthuls.
door Huub Eizerman
>e marechaussee op Schiphol hielp hem de
liegtuigtrap op. Met behulp van zijn kruk hinkte
Ie Jongeman op zijn ene been voorzichtig naar
>oven. Even later keek hij somber door het raampje
laar het druilerige vliegveld. Een toepasselijker
(scheid van Nederland was nauwelijks denkbaar.
Hoe zal dat aflopen." dacht hij. „Nu ik het land
len uitgezet, raak ik misschien mijn uitkering ook
icg kwijt. Thuis zien ze me aankomen, zonder
echterbeen. Nog een maag te vullen en er is al zo
einig."
lat was niets te veel gezegd. De man stond op het
lunt om naar de Kaapverdlsche Eilanden te
liegen. Een droge, onherbergzame rots. waar de
iten steentjes eten om in leven te blijven. Het was
Jgeen pretje om van het welvarende, volgegeten
lederland naar een gebied te vliegen waar
igersnood heerst. Maar de reden van zijn
ireis vervulde hem ook met bitterheid: Zijn
ilijfsvergunnlng was ingetrokken en hij werd
onder pardon het land uitgezet.
Het was allemaal begonnen aan boord van een
Nederlands schip, waar hij als matroos werkte. Hij
aakte met zijn rechter onderbeen bekneld en de
erwondingen waren zo ernstig dat het been moest
nH 'orden geamputeerd. De Kaapverdlaan werd ln
nupederland medisch behandeld en gerevalideerd. In
tchting van zijn herstel kreeg de matroos een
lledige WAO-uitkering, maar tijdens de medische
leijftehandellng was al duidelijk geworden, dat hij nog
^ng last zou houden van de kwetsuren aan het
ivenbeen. Vermoedelijk zou hij de rest van zijn
'en onder medische controle moeten blijven.
nblij
HU Aanvankelijk kreeg hij zonder veel moeite een
verblijfsvergunning om zich medisch te laten
behandelen. Anderhalf jaar later vond de
vreemdelingendienst kennelijk dat de man
voldoende medische aandacht had gekregen, want
via het ministerie van justitie werd zijn
verblijfsvergunning ingetrokken,
lij ging in beroep en hij vroeg tegelijkertijd
•n« bestemming voor het verrichten van aangepast
rk. Op grond van de Vreemdelingenwet heeft
pi to n beroep een schorsende werking, zodat hij
hangende de procedure niet kon worden
uitgewezen. Dat kon wel. toen hij zijn beroep
verloor. De Kaapverdiaan werd op het vliegtuig
gezeten hij vroeg zich op dat moment niet ten
V 0 lonrechte vertwijfeld af wat er met zijn WAO-
fstJ bering zou gebeuren.
In de paar jaar die de man in ons land doorbracht,
was hij niet alleen met de vreemdelingendienst en
het ministerie van justitie in een papierenoorlog
geraakt. Hij had „een tweede front" geopend tegen
,de bedrijfsvereniging. Niet omdat hij dat een
Passende tijdspassering vond, maar omdat de
sociale verzekeringsmannen aan de hoogte van zijn
uitkering knaagden. Acht maanden nadat hij een
'5 volledige WAO-uitkering had gekregen, meldde de
bedrijfsvereniging dat zijn uitkering zou worden
verlaagd tot twintig procent van zijn laatst genoten
salaris. Toen een protest bij de Raad van Beroep
niets uithaalde, wendde hij zich tot de Centrale
Raad van Beroep.
„Ik ben. ook volgens de behandelende arts, nog niet
voldoende opgeknapt," liet hij vla zijn raadsman
weten. „Bovendien heeft de Gemeenschappelijke
Medische Dienst geen enkele poging gedaan om mij
te begeleiden bij het zoeken naar passend werk.
Met mijn handicap heb lk op de arbeidsmarkt
nauwelijks enige kans." Als laatste grief bracht hij
naar voren dat bij de berekening van zijn uitkering
was uitgegaan van een foute loonopgave. Zijn
uitkering zou hoger moeten zijn.
De centrale raad nam zijn klacht punt voor punt ln
behandeling. Was de man niet voldoende hersteld?
„Het ls waar." gaf de raad toe, „dat ook na de
verlaging van de uitkering nog medische
behandeling nodig was en dat de man nagenoeg
voorgoed onder controle zal moeten blijven, maar
dat betekent niet dat er uit medisch oogpunt
bezwaar bestaat tegen het verrichten van passende
in dit geval zittende arbeid."
Het volgende punt had betrekking op de vraag of de
man onvoldoende door de Gemeenschappelijke
Medische Dienst was begeleid. Navraag leerde dat
de arbeldsdeskundlge van de medische dienst had
begrepen dat de man graag naar Portugal wilde.
Bovendien zou begeleiding weinig zin hebben,
omdat de man toch geen verblijfsvergunning zou
krijgen. De raadsman van de matroos voerde aan,
dat dit idee op een communicatiestoornis moest
berusten.
„De Kaapverdiaan spreekt een plaatselijk dialect,"
zei de advocaat. „Het zogeheten Creol, terwijl de
tolk Portugees sprak. Mijn cliënt wil helemaal niet
naar Portugal. Waarom zou hij anders een
verlenging van zijn verblijfsvergunning hebben
gevraagd?"
Vervolgens bracht de raadsman naar voren dat de
arbeldsdeskundlge ten onrechte was uitgegaan van
informatie die hem door de vreemdelingendienst
was verstrekt Daardoor verkeerde hij ln de
veronderstelling dat de man snel het land zou
moeten verlaten, maar door het Instellen van een
beroepsprocedure bleef de matroos veel langer ln
het land dan aanvankelijk was verwacht. In die tijd
zou een goede begeleiding mogelijk zijn geweest.
„Dat ls voor een deel waar," gaf de centrale raad
toe,.maar daar staat tegenover dat zijn
verblijfsduur dermate onzeker was dat hij zich ln
redelijkheid niet kan beklagen over een gebrek aan
begeleiding." Ten slotte verwierp de raad ook de
bezwaren tegen de manier waarop de uitkering was
berekend.
Tot nu toe had de matroos op alle punten een
nederlaag geleden, maar er lag nog een kwestie. De
bedrijfsvereniging moet bij een herziening van de
arbeidsongeschiktheid rekening houden met de
verminderde mogelijkheid om passend werk te
vinden. Indien een arbeidsongeschikte als gevolg
van zijn handicap geen passend werk kan vinden,
mag zijn uitkering niet worden verlaagd. Dat mag
wel wanneer hij door slapte op de arbeidsmarkt of
door een weigerachtige houding geen werk kan
vinden. In dat geval kan de WAO-uitkering herzien
worden en moet er voor een aanvulling op de
(verlaagde) uitkering een beroep gedaan worden op
de WW. de WWV of de bijstand.
De raadsman wees er op dat zijn cliënt nauwelijks
onderwijs had genoten en dat hij geen Nederlands
sprak. „Zijn handicap ln samenhang met deze
specifieke persoonlijke omstandigheden heeft tot
gevolg dat zijn kans op de arbeidsmarkt uiterst
gering ls," zei de raadsman. Dat klonk in ieder geval
heel aannemelijk, want wie zal willen betwisten dat
een Invalide gastarbeider, die geen Nederlands
spreekt, bij het zoeken naar een baan nagenoeg
kansloos ls?
De centrale raad in ieder geval niet. „Er is sprake
van een complex van factoren," merkte de raad op.
„De verblijfsduur van de man was onzeker en
daardoor bleef begeleiding achterwege. Vooral
omdat zijn handicap inderdaad een verminderde
kans op de arbeidsmarkt veroorzaakte, ls een
verhoging van zijn WAO-uitkering gewettigd. De
bedrijfsvereniging moet de zaak opnieuw ln studie
nemen."
Zo kreeg de Kaapverdiaan maanden nadat hij was
uitgewezen te horen dat hij zou mogen rekenen op
een wat hogere WAO-uitkering. Voorlopig zou hij
door een plaatselijke arts aangewezen door de
bedrijfsvereniging worden gecontroleerd en deze
arts zou de bedrijfsvereniging ln het verre
Nederland laten weten hoe de
arbeidsongeschiktheid van de matroos zich
ontwikkelde. Voor de matroos betekende het dat
hij de toekomst met wat minder zorgen tegemoet
kon zien. Zelfs met een kleine sociale uitkering uit
Nederland kom Je op de Kaapverdlsche eilanden
een heel eind.
We zijn maar een partikeltje van
de geïndustrialiseerde wereld,
zei Van Agt dezer dagen. De nim
mer ln woordnood verkerende
minister-president moet daar
mee Iets érg kleins bedoeld heb
ben: als betekenis van het woord
„partikel" vind ik vermeld het
verkleinwoord „deeltje" en
wie van dat verkleinwoord op
nieuw een verkleinwoordje
maakt, moet wel tot zeer geringe
afmetingen afdalen. Dat super-
verkleinwoordje past overigens
uitstekend in mijn kraam, als ik
wil weergeven wat ik in de nieu
we boeken van dr. L. de Jong
over het laatste oorlogsjaar te
rugvind van de gebeurtenissen
in mijn toenmalige directe om
geving: niet meer dan een parti
keltje. De constatering dat dat
zó weinig is bezorgt me even een
schok; ik moet namelijk altijd
vechten tegen de slechte neiging
om wat er direct om mij heen
geschiedt als hét verhaal te be
schouwen ai nu zie lk die voor
mij zo wezenlijke gebeurtenissen
ineengeschrompeld tot enkele
tientallen woorden ln een relaas
van welgeteld 1005 goedgevulde
bladzijden. Mijn betere ik mag
dan uitvoerig betogen dat die
verhoudingen juist zijn, dat wat
ik beleefde slechts een ondenk
baar klein partikeltje van het
grote verschrikkelijke geheel
was, de schok ls er.
Liepen de Canadese soldaten op
zondagmiddag 5 november 1944
inderdaad zo half gebogen, slui
pend, het geweer wat zwevend ln
de rechterhand, in een lange rij
door onze zwaar gehavende
straat, waar vrijwel geen ruit
meer in de sponningen zat? Ik
neem aan dat het zo was, maar lk
ben er niet zeker meer van, het
beeld is aan het vervagen en het
geschiedverhaal zwijgt nu over
wat voor mij dé herinneringen
aan die bevrijdingszondag zijn.
Een week lang had zwaar gra-
naatvuur het dorp en zijn omge
ving getroffen, de mensen had
den vrijwel geheel in de kelders
geleefd, maar in veel huizen wa
ren toch slachtoffers gevallen,
Terwijl West-Brabant na hevige
strijd net bevrijd was ging
„Trouw" in het noorden door
met ondergrondse strijd: een
kopje uit het nummer dat begin
november verscheen.
tot bij de buren toe. Tot slot
hadden vliegtuigen hun ver
woestende bommenlasten laten
vallen en de aarde had verschrik
kelijk gebeefd, ook die laatste
zaterdagnacht, toen naar het
noorden terugtrekkende Duit
sers volgens de orders alle kerk
torens, een watertoren en alle
bruggen opbliezen. Een toen.
plotseling, nadat het geschut al
een poos gezwegen had en een
vreemde stilte ingetreden was,
de vlak langs ons tuinhek slui
pende soldaten, gebukt onder
hun zware bepakkingen, geen
Duitsers, maar anderen, Canade
zen! Die soldaten moeten ge
dacht hebben dat de mensen in
dit dorp stapelgek geworden wa
ren, zo stil en wezenloos moeten
we naar hen hebben staan kij
ken, wat verlegen ook en het
gevaar niet beseffend, terwijl de
moffen misschien nog schiet-
klaar om de hoek stonden. De
streek was, vertelt De Jong, een
van de zwaarst getroffen gebie
den in het hele zuiden; in het
dorp was er, toen de geallieerden
er binnentrokken, maar één huis
dat niet beschadigd was maar
waar zijn ln het verhaal die
vreemd en verbaasd kijkende
mensen, na een week vol dood
sangst weer boven de grond ge
kropen en nu totaal overdonderd
of is ook dat beeld vervaagd
en vervolgens vervormd?
De Jongs nieuwe boeken heb ik
nog lang niet helemaal gelezen;
slechts wat hij vertelt over het
westen van Noord-Brabant Y
het bloed kruipt nu eenmaal
waar het niet gaan kan heb ik
doorgekeken. Er is iets wat ik
wél in het verhaal terugvind: een
paar maanden na die vreemde
novemberzondag, in maart '45.
waarschuwden de gereformeer
de kerken in het zuiden niet al
leen tegen „danswoede en genot
zucht", zij spraken ook hun „ver
slagenheid" uit over de scheu
ring die niet zo lang voor dolle
dinsdag in hun gelederen had
plaatsgevonden door de breuk
met wat De Jong noemt de
groep-Schilder, anders gezegd de
artikel 31-ers of de vrijgemaak-
ten. Achteraf bezien ls het een
groot raadsel dat die kerkelijke
bom moest barsten juist toen de
nationale nood op het hoogst
was. Met de oprukkende gealli
eerden bijna ln zicht en de be
vrijding onmiskenbaar voor de
deur was er die langzaam groei
ende en toen plotseling doorzet
tende scheiding tussen vrienden,
tussen familieleden, tussen ge
zinsleden zelfs. Toen de Duitsers
verdreven waren en het woord
„bevrijding" zijn bijzondere ge
voelswaarde gekregen had. had
ook het woord „vrijmaking" zich
een vaste plaats verworven.
Twee synoniemen bijna, nu ver
uiteengroeiend en nooit weer
bijeengebracht.
Zo zullen velen particuliere her
inneringen en ervaringen kun
nen plaatsen tussen de regels
van De Jongs relaas door, ont
zettend kleine partikeltjes die
voor hen de kleur van het grote
geheel zo zeer bepaald hebben.
Mij komen nog allerlei woorden
in herinnering die nu snel de
oorlogswoorden uit de 'Duitse'
tijd verdrongen. Het woord 'oor
logsvrijwilliger' overheerste
daarbij al spoedig: met achteraf
onvoorstel enthousiasme gaven
we ons als zodanig op tot
verbazing van veel Canadezen,
Britten en Amerikanen die al
heel wat achter de rug hadden en
nu op ons vrijwillig dienstnemen
reageerden met een voor ons
nogal ontnuchterend gebaar: ze
wezen naar hun voorhoofd, want
zoiets doe je toch niet als je niet
móet. Achteraf begrijp ik hun
reactie beter dan toen!