Patiënten samen sterk
Accountant
F
De influx, de
rei en het 'mijn'
iSOCIAAL BERECHT;
-
nten
iter
inke
Will
e en
>on-
°P-
:RDAG 13
DECEMBER
1980
TROUW/KWARTET
13
■BINNENLAND
1',%
Steeds meer mensen vinden het niet meer zo vanzelfsprekend, dat een arts alleen
uitmaakt of iemand ziek of gezond is, want het gaat hier in feite om een
ingewikkeld proces. Daarbij spelen ook de eigen leefwijze en lichamelijke,
geestelijke en sociale factoren een rol. De patiënt zelf heeft een eigen
verantwoordelijkheid om te bepalen in hoeverre hij ziek is en wat er aan het
„verstoorde evenwicht" gedaan kan worden. Dat uitgangspunt is terug te
vinden bij tal van patiëntengroepen In ons land, die zich verzetten tegen deze
medische macht en meer invloed willen binnen de gezondheidszorg.
door Kees de Leeuw
1
emancipattebewe-
ag van de patiënt
jt ls ledereen die vroeg
laat met de gezond-
•ldszorg In aanraking
Dmt heeft de laatste
ren een behoorlijke
ucht genomen. Die
itlënt probeert voor
chzelf op te komen, ls
ch ervan bewust dat
fS ij eigen rechten heeft
stelt tegenover de
tskundlgheld van de
■ts zijn eigen deskun-
,ncje igheid. Zo wordt ge-
robeerd de afstand
issen hulpvrager en
llpverlener te verklei-
En en afhankelijkheid
li te zetten ln een ze-
o n. tre mate van onafhan-
slijkheld.
ps eenvoudig gebruiker van
wrzienlngen ln de gezond-
■idszorg lukt Je dat nooit al-
-en. want daarvoor ls de
Dacht van de medici te groot
iy n te omvangrijk. Wil Je ver-
irieringen tot stand brengen.
D.V. yi heb Je elkaar als patiënt
xlig om samen sterk te
tegenstelling tot artsen en
ndere beroepsgroepen zijn
atiënten voorheen nooit ge-
rganlseerd geweest, maar de
iBtste Jaren ls hierin een ken-
kj* kring opgetreden. Het ls het
P1* legln van een ontwikkeling,
ran voorlopig het eind
pg niet ln zicht ls. Zo zijn er
ïgen opgericht van
tn. die aan een bepaalde
fkte lijden of met een be
ulde handicap te kampen
rtften en bestaan er landelij-
!ierenlglngen.'die opkomen
or de algemene belangen
[ran de patiënt door bijvoor
klachten te behandelen
it valt er een storm-
itlge groei te signaleren
van plaatselijke patiënten
groepen. verspreid over het
hele land. De eerste werd ln
1973 ln De Bilt/Bllthoven op
gericht, maar nu zijn er al zo'n
tachtig en zonder overdrijving
kan gesteld worden, dat er
maandelijks wel één bijkomt.
De overheid erkent het belang
van deze maatschappelijke
beweging en het ministerie
van volksgezondheid si^bsidi-
eert dan ook de stichting Ge
zondheidsvoorlichting van de
Werkgroep 2000. Deze stich
ting ondersteunt groepen en
verenigingen, die op dit ter
rein actief zijn. Bijgestaan
door Yvonne Vlierhuis en Ti
neke Nauman van de werk
groep patiëntenbelangen
Nieuw-Zelst-west legt stafme
dewerker Aart Verhoeven uit,
wat er momenteel gaande ls.
Aart Verhoeven: „Wat wij
doen is het onderhouden van
contacten met patiëntengroe
pen, het verzamelen van infor
matie ervoor, het steunen van
nieuwe groepen in oprichting,
het uitgeven van een krant en
het helpen organiseren van
contactdagen."
De nadruk ligt op de zelfwerk
zaamheid van de groepen, die
onderling nogal verschillen ln
opzet en activiteiten. De één
noemt zich patiëntenraad en
is opgezet rond de praktijk
van een hulsarts, een tweede
onderhoudt nauwe banden
met een gezondheidscentrum,
terwijl een derde niet of nau
welijks contact heeft met
hulpverleners en zich aller
eerst richt op de patiënt zelf.
Daarbij kan worden aangete
kend, dat het hier om puur
vrijwilligerswerk gaat en dat
Je echt gemotiveerd moet zijn
om dit alles te kunnen vol
houden.
Aart Verhoeven: „In zekere
zin is er sprake van versplinte
ring, maar het ls de vraag of
dat nu zo erg ls, want de ma
nier van werken wordt duide
lijk bepaald door de situatie
ter plaatse en de wijze, waar
op mensen tegen de gezond
heidszorg aankijken. Er wordt
dan vaak geroepen om een
landelijke vuist van patiënten
tegen de gevestigde artsenor
ganisatie^), maar dat dient
niet ten koste te gaan van de
eigen zelfstandigheid van ver
schillende groepen.
Ik denk dat het inhoud geven
aan de hulpverlening van on
deraf voorop moet staan en
niet zozeer de clubvorming op
landelijk niveau. Juist bij pa
tiëntengroeperingen gaat het
om een flexibele opstelling en
dien Je dit vrijwilligerswerk
niet in een strak model te
persen".
„Afgezien van het feit of Je net
zo'n organisatie als die van de
artsen zou moeten opzetten,
komt dat ook de emancipatie
beweging niet ten goede", al
dus Tineke Nauman. „Een be
paalde wildgroei vind lk pri
ma, pluriformiteit is belang
rijk en als Je dit werk te sterk
gaat kanaliseren, haal Je de
vemleuwlngstendens eruit".
Opvallend ls dat nogal wat
vrouwen actief zijn in de pa
tiëntenbeweging, maar vol
gens Aart Verhoeven hangt
dit nauw samen met het femi
nisme. „Vrouwen hebben
meer dan mannen met de ge
zondheidszorg te maken, met
name als ze kinderen hebben
en ze ontplooien zich gemak
kelijker op dit gebied, daarbij
gestimuleerd door vrouwen
praatgroepen. Bovendien zijn
velen werkzaam in de gezond
heidszorg of zij werkten daar
vroeger in".
De medische stand reageert
overigens nogal uiteenlopend
op het verschijnsel patiënten
groep. Sommige hulpverle
ners met name in de eerste
lijn Juichen een dergelijk
Initiatief alleen maar toe,
maar een probleem apart vor
men de huisartsen, die in hun
eentje werken. Veel patiën
tenverenigingen krijgen op
hen geen vat, omdat deze art
sen van enige bemoeienis met
hun werk nauwelijks Iets wil
len weten.
Tineke Nauman: „De meesten
zijn al Jaren ln hetzelfde pa
troon bezig, en vinden dat ze
het altijd goed hebben ge
daan, de patiënt heeft zich er
maar bij neer te leggen. Ge
lukkig staat daar een toene
mende groep van jonge pro
gressieve huisartsen tegen
over, voor wie samenwerking
ook met patiënten een
dwingende noodzaak ls en die
bereid zijn hun nek uit te
steken."
Er zijn Inmiddels al twee con
tactdagen voor patiënten
groepen geweest, die veel be
langstelling trokken. Van te
voren kon worden aangege
ven, waarmee ze problemen
hadden en welke onderwer
pen er die dagen aan de orde
moesten komen. Zo ls er ge
sproken over het opzetten van
een groep, het werven van
nieuwe vrijwilligers (een groot
probleem), het contact met de
achterban, zelfhulp en mon
digheid.
Yvonne Vlierhuls: „Je merkt
op zo'n dag, dat de mensen er
enorm door gestimuleerd wor
den om verder te gaan. De
meesten zijn vaak plaatselijk
en met een paar mensen be
zig. Nu ontdekken ze, dat ze
beslist niet de enigen zijn en
dat het wel lijkt of half Neder
land in een patiëntengroep of
vereniging zit. Je wisselt
ervaringen uit en doet nieuwe
ideeën op. Iemand riep dan
ook heel enthousiast: „Ik zie
nu dat er veel mensen zo gek
zijn om hun vrije tijd ln dit
werk te steken."
Geconstateerd kon worden,
dat deze contactdagen zullen
worden voortgezet en dat het
uitgeven van een landelijke
patiëntenkrant een belangrij
ke taak vervult bij het Infor
meren over eikaars activitei
ten. Dat neemt niet weg, dat
er nog heel wat dient te gebeu
ren, voordat patiënten binnen
de gezondheidszorg ook
werkelijk als mondige mensen
worden erkend.
Ook stafmedewerker Aart
Verhoeven is daarvan door
drongen. „Het dringt maar
heel langzaam tot de mensen
door, dat ze als patiënt zelf
Iets kunnen doen aan hun ei
gen situatie. Veel patiënten
durven tegenover hun huis
arts (nog) niet hun mond open
te doen, omdat ze bang zijn
voor repressallles. Dan klop
pen ze weieens bij een patiën
tenorganisatie aan, komen
met een bepaalde klacht,
maar zeggen er direct achter
aan: noem mijn naam niet".
Tineke Nauman: „Het gaat
toch om een bepaalde
machtsverhouding, waarbij
komt dat de patiënt daar ook
emotioneel bij betrokken is.
Opkomen voor Jezelf ln zo'n
situatie leer Je eigenlijk ner
gens, en je stapt ook niet zo
van de ene naar de andere
hulsarts. zeker niet als zieken
fondspatiënt. We zijn er daar
om nog lang niet, ook al be
gint er dan wat te veran
deren".
door Huub Elzerman
Den de accountant ruim veertig Jaar had gewerkt,
«hij niet meer. Zijn werktijden waren de laatste
DJ ook bar en boos: zestig tot zeventig uur per
eek waren heel gewoon. Nu kreeg hij de rekening
tpresenteerd: Zijn bloedcirculatie haperde en hij
ed ln ernstige mate aan suikerziekte. Het was wel
uldelijk dat hij zijn eenmansbedrijf niet langer
draaiende kon houden.
Jk kan het niet meer aan", zei hij tegen een collega,
die aan het hoofd stond van een groot
accountantskantoor. „Zie JIJ wat in een overname
van mijn bedrijf? Ik heb ln al die Jaren een aardige
üantenkring opgebouwd."
De collega van de accountant had daar wel oren
naar. maar hij realiseerde zich direct dat hij geen
overdreven hoog bod hoefde uit te brengen. Zijn
zieke collega moest toch stoppen, of hij dat wilde of
Het
Uiteindelijk werd het eenmansbedrijf voor 100.000
gulden verkocht. Dat leek een redelijke prijs, maar
er zat een adder onder het gras. Om te beginnen
moest de accountant gedurende een half Jaar
rvW kgen een salaris van 4500 gulden bruto per maand
PoE °Pv0,8er Inwerken. Dit bedrag plus de
fgS werkgeverslasten werd van de koopsom
afgetrokken. Vervolgens werd er een
jV' concurrentiebeding overeengekomen. Hij zou
gedurende tien Jaar geen praktijk mogen
^uitoefenen ln Brabant en Limburg.
Wat de accountant ln de verste verte niet had
durven hopen gebeurde vervolgens toch: Onder een
streng leefregime verbeterde zijn
idheldstoestand aanmerkelijk. Misschien
Ideook het gevoel dat hij van een loden last
is bevrijd een rol. maar na een half Jaar was hij zo
ver opgeknapt dat hij aan zijn collega vroeg of hij
misschien ln dienst van diens kantoor kon komen.
•Tja", zei de collega of> het accountantskantoor.
Daar ls best Iets voor te zeggen. Als het Jullie lukt
de klantenkring wat uit te breiden, en de
vooruitzichten zijn gunstig, dan ls er misschien
Plaats voor twee man. Voorlopig houden we Je ln
dienst voor hetzelfde salaris uiteraard zonder
aftrek en dan zien we ln het najaar hoe de zaken
zich ontwikkelen."
Helaas maakte de accountant zijn „proefperiode"
alet vol. Hij viel ln de nazomer wegens
maagklachten uit, en het duurde tot oktober
voordat hij weer terug kwam. Inmiddels was de
klantenkring van zijn voormalige kantoor
Inderdaad enigszins uitgebreid, maar de nieuwe
eigenaar rekende hem al gauw voor dat de zaak
ju toch niet rendabel genoeg was om de salariëring
Zn J80 twee volwaardige krachten te dragen. Er werd
hem ontslag aangezegd en een paar maanden later
moest hij wederom „zijn" zaak verlaten.
20 stond hij op straat, veel te oud om nog iets
nieuws te beginnen, en te Jong om bij de pakken
nWr te zitten. De pensioengerechtigde leeftijd zou
nog een paar Jaar op zich laten wachten. In arren
moede schreef hij zich ln bij het arbeidsbureau en
vroeg een uitkering aan.
De man kreeg dit antwoord:„Naar aanleiding van
uw aangifte van werkloosheid delen wij u mede dat
het bestuur van de bedrijfsvereniging heeft
besloten u geen uitkering Ingevolge de
werkloosheidswet toe te kennen. Het bestuur heeft
daartoe het volgende in aanmerking genomen.
Nadat u ruim veertig Jaar als zelfstandig
accountant werkzaam bent geweest hebt u uw
bedrijf per 1 januari verkocht aan het
accountantskantoor A. U kwam daarbij een
zodanig verbod tot werken overeen, dat het u
duidelijk moet zijn geweest, mede gelet op uw
arbeidsverleden en uw leeftijd, dat u anders dan
voor accountantskantoor A. niet langer zou kunnen
deelnemen aan het arbeidsproces. Desondanks
kwam u slechts met het accountantskantoor
overeen dat u alleen gedurende een half Jaar ln
dienstbetrekking van deze werkgever zou zijn ln
plaats van voor onbepaalde tijd. Onder deze
^omstandigheden kan uw aangegeven werkloosheid
niet geacht worden een onvrijwillig karakter te
dragen. Dit ls evenwel een vereiste voor het recht op
uitkering zodat u ter zake van de onderhavige
werkloosheid geen aanspraak op uitkering aan de
Werkloosheidswet kunt ontlenen."
„Hoe kunnen ze nu zeggen dat mijn werkloosheid
geen onvrijwillig karakter draagt," vroeg de
accountant zich af. „Mijn gezondheidstoestand was
abominabel. Ik kon geen stap meer verzetten, en als
ik wat langer ziek was gebleven dan zou ik vast en
zeker in aanmerking zijn gekomen voor een
arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ze kunnen me
toch geen WW-uitkeringontzeggen omdat lk beter
ben geworden, omdat lk weer aan de slag ben
gegaan? Dat is toch absurd!"
De accountant had het er kwaad mee. Begrijpelijk,
maar was zijn boosheid terecht? Hij was nog geen
Jaar ziek geweest, dus van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering kon geen sprake
zijn. Nee, het draaide om de vraag of het hem
werkelijk was aan te rekenen dat hij een
concurrentiebeding van tien jaar had aanvaard. Hij
was als man van boven de zestig toch al uiterst
moeilijk bemiddelbaar en het spreekt vanzelf dat
zijn kans op ander werk er niet groter op werd toen
hij met zijn wankele gezondheid de schepen achter
zich verbrandde.
De Raad van Beroep, tot wie hij zich wendde, vond
dat hij bij de verkoop van zijn zaak ln onvoldoende
mate de eigen belangen had afgewogen tegen die
van de bedrijfsvereniging. De uitkering werd
opnieuw wegens niet onvrijwillige werkloosheid
geweigerd
Inmiddels was er nog het een en ander gebeurd. De
accountant, ontegenzeggelijk een energiek man,
had alweer een part-time baan gevonden. Met
toestemming van het accountantskantoor trad hij
voor één dag ln de week als administrateur ln dienst
van een oude klant, terwijl het accountantskantoor
hem ook Incidenteel werk toespeelde; ook voor
gemiddeld één dag per week. Zijn
gezondheidstoestand was redelijk: HIJ kon weer
veertig uur per week werken. Zo was de situatie
toen hij naar de Centrale Raad van Beroep stapte.
„Ik heb mij niet op een al te lichtvaardige manier
van mijn zaak ontdaan om vervolgens bij de WW-
kas aan te kloppen. Het was bittere noodzaak."
klaagde hij.
De centrale raad bleek de zienswijze van de
accountant te delen. „Er is hem geen verwijt te
maken, oordeelde de raad, want het staat medisch
vast dat zijn gezondheidstoestand hem er toe
noopte zijnzaak over te doen. Ook het feit dat hij
zich een concurrentiebeding moest laten
welgevallen, v^lt hem niet te verwijten." De raad
achtte het ook niet onaannemelijk dat het
dienstverband van de accountant met de nieuwe
eigenaar zou zijn voortgezet, indien de
klantenkring inderdaad zou zijn gegroeid. Toen dat
niet het geval bleek, verkeerde de accountant in
geen andere positie dan iedere andere werknemer,
die een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd heeft
aangegaan." Hij was afhankelijk van de
bedrijvigheid en de rentabiliteit van de
onderneming van zijn werkgever," aldus de raad ln
een heldere uiteenzetting van 's mans nieuwe
positie.
Of de accountant het prettig vond om op zijn
leeftijd nog een lesje arbeidsverhoudingen te
krijgen, ls niet bekend. Als ondergeschikte,
loonafhankelijke werknemer kreeg hij wèl datgene
waar ln de sociale geschiedenis zo lang voor ls
gevochten: Een WW-uitkering. Als pleister op de
wonde.
Voor een goed luisteraar en een
goed lezer viel er dezer dagen
weer heel wat op te steken. Ir. P.
A. R. Post van der Burg, direc
teur van de dienst milieubeheer
ln Rijnmond, kwam ons voor de
t.v. vrolijk glimlachend (wat re
gistreert zo'n camera genade
loos!) vertellen dat er in het in
dustriegebied bij Rotterdam een
„Influx" ls van luchtvervuiling
en dat gewichtige woord bleek
niet meer te betekenen dan dat
de wind vlezigheid van elders
aanvoert. Wat minder moeilijk
maar niet minder vreemd was
het woord dat een aantal Am
sterdammers onder ogen kreeg:
de stadsreiniging deelde hun
mee dat er verandering komt in
de twee dagen waarop het huls-
vuil ln hun wijk opgehaald wordt
en ln een briefje werd nu een
wijziging van de „vuilophaaldag-
comblnatie" aangekondigd. Dan
was er nog een rapport over het
streekplanwerk ln de provincie
Groningen, een stuk waarin die
activiteit „Interdienstelijk" ge
noemd werd waarmee wel ge
woon bedoeld zal zijn dat er
meer dan één dienst bij betrok
ken ls. Tenslotte zetten ook de
mensen van de Vlaamse radio
ons aan het denken en wel over
een vreemd verschil dat er soms
is tussen de woorden werk en
arbeid: een werkplaats, waar
mensen aan 't werk zijn (meestal
met handwerk) ls voor ons besef
heel Iets anders dan een arbeids
plaats, voor het behoud waarvan
de bonden zich zo vaak Inspan
nen maar ln een van de vele
berichten over moeilijkheden
met bedrijven gebruikten de
Belgen „werkplaats" waar wij
„arbeidsplaats" gezegd zouden
hebben. Nu zijn „werk" en „ar
beid" nooit helemaal gelijk ge
weest: „arbeid" was wat plechti
ger, wat deftiger en daardoor
kon de dichter Herman Gorter
de beide woorden samenvoegen
tot een prachtig woord van eigen
maaksel: ln „Een klein helden
dicht," schreef Gorter ln het be
gin van deze eeuw dat een groep
fabrieksarbeiders, na „ln blau
wen schijn der machines" gedis
cussieerd te hebben over de
komst van het socialisme, weer
„aan 't arbeidswerk" gingen.
iitMJi mij, zenu mij un (/caviiv..
Heir, red mij, toon mij uw ont/ermin
fsGij
v ver,
hebt mijn weeklucht en geschrei)
xunderd in een blijde rei
■bt (Jij weggedaan.
Mijn rouwkleed he>
uw vreugdekleed deedt Gij mij aan.
wn/tM i
De nieuwe berijming: de "blijde rei' heeft standgehouden
Van Gorter naar de psalmen ls
een hele stap, maar toch wil lk
die hier zetten. Afgelopen zon
dag werd ln de kerk uit psalm
dertig gezongen en het viel me
op dat de „blijde rei", waarvan lk
vroeger zo bitter weinig begreep,
ln.de nieuwe berijming ls blijven
staan. „Gij hebt mijn weeklacht
en geschrei, veranderd in een
blijden rel," stond er vroeger en
het staat er nu nog, uitgezonderd
de n van „blijden". Ik vermoed
dat lk vroeger lang niet de enige
was die niet zo goed het verschil
begreep tussen deze „rei" en de
„rij" waarin we ons moesten op
stellen alvorens de school te mo
gen betreden. Voor de Jeugd van
nu zal de moeilijkheid wel niet
veel kleiner zijn maar daar
staat Iets goeds tegenover: we
hoeven niet meer te zingen dat
„mijn zak ontbonden" ls, in de
nieuwe berijming staat: „mijn
rouwkleed hebt gij weggedaan"
en dat klinkt heel wat gewoner.
Eigenlijk behoort .rol" tot de
taal van het verleden en hoe aar
dig we die ook vaak vinden, ze
brengt ons soms wel ln moeilijk
heden. Uit universitaire kring ln
Lelden bereikt me het bericht
dat Iemand daar eens in een rap
port geschreven had dat Iets „zij
ner waardig" was. Een ander
vond die oude woorden in zo'n
formeel rapport wel aardig, maar
vroeg zich af of „zijns waardig"
niet beter zou zijn. Weer een an
der dacht dat de tweede naam
val van „hij" .zijner" was en
tenslotte dacht men aan het
„mijns" uit Mattheüs 10 (vers 37
Statenvertaling), „Die vader
of moeder liefheeft boven mij is
mijns niet waardig," maar ook
aan het „mijn" uit Jesaja 43
(vers 1): „Ik heb u bij uw naam
geroepen, gij zijt Mijn" (gelijk
luidend in de staten- en ln de
nieuwe vertaling, afgezien van
„uw" en „uwe"). Een fraaie op
stapeling van problemen, waar
door lk me zo goed mogelijk een
weg heb trachten te vinden. In
de eerste plaats: Iets kan
„zijns..." of „zijner waardig" zijn,
dat ls beide even mooi en even
„goed", want het gaat om de
tweede naamval van het per
soonlijk voornaamwoord „hij"
en die luidt volgens de oude re
gels „zijns" óf „zijner" (en het
zelfde geldt voor „mijns" en
„mijner"). In het Leidse rapport
zou dus zowel „zijns..." als „zij
ner waardig" kunnen staan.
Meer moeite had lk aanvankelijk
met de woorden „Gij zijt Mijn".
Van Dale noemt een soortgelijke
vorm wel, maar verklaart weinig.
Ik voel aan dat „mijn" hier geen
persoonlijk maar een bezittelijk
voornaamwoord ls, maar in de
grammatica's waarover ik be
schik vind ik er weinig of niets
over. Een bezittelijk voornaam
woord mag Je volgens regels die
ik wél terugvind, zelfstandig ge
bruiken na een lidwoord; „GIJ
zijt de mijne" bijvoorbeeld. Ten
slotte brengt een blik ln het gro
te „woordenboek der Nederland
se taal" meer licht: daarin is
sprake van: ...vormen ln de twee
de naamval mijns en mijner, bei
de slechts ln plechtigen of dich
terlijken stijl, anders omschre
ven door „van mij" of „mijn".
Ook „mijn" dus, de bijbelverta
lers krijgen dus achteraf gelijk
van de woordenboekmakers, hoe
kan het ook anders in ons landje!