In Staphorst weven ze nog op z'n zeventiende-eeuws Ideale staat en zijn duivelse kiemen Memoires va: een fel heer Rijp oordeel over zelfmoord Onderzoek homoseksualiteit Van Thomas Ainsworth trokken ze zich niets aan ie* De stijl van dit boek verraadt de tekortkomingen en VRIJDAG ZB NOVEMBER I960 TROUWKWARTET. door Jac. Lelsz STAMHORST Zo vooruit strevend Staphorst is op land bouwgebied, zo behoudend is het wat betreft het ambacht van het weven. De Engelsman Thomas Ainsworth, die bij voorbeeld in Twente de grondslag legde voor de mo derne textielindustrie, heeft in Staphorst geen been aan de grond gekregen. Er wordt in Staphorst voor het vervaardi gen van de donkere stoffen, waarvan de vrouwen hun kle ding maken, nog gewerkt met zeventiende-eeuwse hand weefgetouwen; één is er zelfs van 1611, Het weven met zul ke getouwen, misschien nog wel ouder dan Vincent van Gogh in Brabant schilderde, roept natuurlijk nostalgische gevoelens op. maar zoals de grote textielindustrie elders zorgen heeft, kent ook het Staphorster bedrijf pro blemen. Problemen op schaal, weliswaar, maar tóch problemen. De weverij zit al Jaren In de rode cijfers. In 1980, bij voorbeeld, moet er 108.000 gulden bij. Staphorster vrouwen Verhoudingsgewijs (want er werken slechts drie mensen) een fors bedrag. Toch wil men het niet op een debacle laten aankomen. De gemeente ls des noods bereid de lokale geldkist om te keren. Het redden van het mini-tex- tielbedrijf staat niet los van het be houd van de klederdracht van de vrouwen In Staphoret. De handweverij ls vanouds niet een typische Staphorster zaak. Met de landbouw ls dat wel het geval. Nog altijd is vijftig procent van de bevol king in deze sector werkzaam. Lande lijk is dat niet meer dan zes, zeven procent. Heel anders staat het met Meppel, een kilometer of zes van Staphorst verwijderd. Via de verve ning ontwikkelde het zich van vlek tot stad. In 1634 bezat het al een weversgilde. Aan het einde van de 18de eeuw leefde tien procent van de Meppelse bevolking van de weverij. Na de Industriële revolutie nam de betekenis van de weverij-activiteiten af. Begin twintigste eeuw was het aantal wevers in Meppel teruggelo pen tot dertig. Op het moment zijn er geen wevers meer in Meppel. een voor Staphorst eigenlijk onplezierige ontwikkeling, want deze gemeente is altijd sterk op Meppel georiënteerd geweest, ook wat de aanschaffing van kleding be treft. In Meppel zelf is men trouwens ook niet gelukkig met de gang van. zaken. In het midden van de Jaren zeventig heeft Staphorst enkele ze ventiende-eeuwse handweefgetou wen uit Meppel aangekocht en dit jaar nam Staphorst opnieuw enkele toestellen van Meppel over. De Stich ting Staphorst exploiteert nu de we verij onder supervisie van de gemeen te, die zich bereid heeft verklaard de tekorten voor haar rekening te ne men. Als chef-wever treedt de heer A. Hagedoorn uit Meppel op. Een man uit een hele dynastie van wevers. Zo'n zeven d acht generaties van dit ge slacht hebben eens een-weverij beze ten. Enkele Jonge mensen worden door hem opgeleid, zodat ook in dit opzicht dit oude ambacht niet verlo ren behoeft te gaan. Zoals gezegd, Staphorst trekt zich van Thomas Ainsworth niets aan. Ainsworth, technicus zowel als onder nemer. die van 1795 tot 1841 leefde, heeft een groot stempel gezet op de ontwikkeling van de textiel in Neder land. Ainsworth introduceerde de schietspoel, waarbij de spoel door het materiaal werd geschoten, hetgeen een aanzienlijk snellere werkwijze op leverde. Staphorst blijft het echter op de ouderwetse „smletspoel" houden, die met de handen door de stof wordt gesmeten. Bij het weefgetouw van 1611 zijn gaten in het eikenhout ge brand door de .snotneuzen", koperen tuitjes, bij het licht waarvan vroeger moest worden gewerkt. Daarbij hoor de een glazen, met water gevulde bol. Deze deed dienst als lens. Daardoor werd het schaarse licht dan op het doek geconcentreerd. Bestelling De handweverij in Staphorst werkt uitsluitend op bestelling. Bijna alle vrouwen spinnen zelf de benodigde wol voor een rok, een buisje of een kasschiin (jakje). Die wol wordt ge bruikt voor de inslag terwijl de ket ting uit linnen garen bestaat, dat van elders wordt aangevoerd. De Stap horster vrouwen willen beslist geen kleding van doek uit de fabriek. Ze zeggen dat het verschil op grote af stand te zien ls De stof, die op de oude weefgetouwen wordt vervaardigd, glanst volgens hen mooier en dieper en zij zdU ook sterker zijn en langer meegaan. En de Staphorster dames zijn er nu eenmaal nipt tevreden mee dat een rok of een ander kledingstuk mar twee of drie Jaar meegaat. Voor andere dingen, die bij het toilet ho- Leerling-wever aan weefgetouw uit 1611 ln Staphorst ren, zoals de omslagdoe, het mutsje en de schort stappen ze zonder ge moedsbezwaar naar de winkel. Willen de vrouwen een nieuwe rok. dan moeten ze de stof ruim een half jaar tevoren bij de wever brengen, want zo lang is de levertijd. Meestal naaien ze het kledingstuk naderhand zelf. Bij dit alles wordt gerekend met de ellemaat; wanneer er over meters gepraat wordt, raken ze het spoor bijster. Vpor een rok is vier el nodig, dus cigeveer 2.80 meter. Gaat het om kinderen tot vier Jaar, meisjes èn jon gens, dan ls anderhalf el voldoende. Daarvan maken de moeders „stulp-' rokkies". Door elkaar betaalt een Staphorster vrouw op hpt ogenblik zo'n honderd gulden per, cd voor het weven. Aan stof is ze dus yoor een rok vierhonderd gulden voqr het weven kwijt, afgezien van bijkomende kos ten plus het feit dat ze &U eerst uren eft ir aan het spinnewiel heeft moeten zit- ten en naderhand het kledingstuk zelf nog moet naaien. Eap dure affaire dus, hoewel relatief ufch ook weer niet, want de rok kan jaren worden gedragen, eerst op zonda, nog ln de week. Staphorst ls nog altijd de ln Nederland waar de het meeste voorkomt, zielen telt de gemeente. Vai wen (en meisjes) gaan er zend ln de Staphorster kleed. In Staphorst zelf bijvoorbeeld ln het ook ti meente behorende Rouveer geloof heben daarmee ten o maken (mevrouw H. Nooy-p daar in haar cultureel-aa sche studie „Staphorster j op gewezen). Staphorst ls vi vormd, een „bonds"-gemef,"" en dan zeer rechts; in Rouve fral gereformeerden veel kracli tegenwoordigd. AG Voor die vierduizend vrouwen de mannen dracht der vaderen goeddl legd is het erg belang handweverij ln stand blijf ade vincie blijkt zelfs niet bert| "7| terst schamele subsidie u ken. Het ls niet meer dan e lijk belang, is het s hartige visie, is men" t ken. De Culturele Raad of het lukt? Misschien datl iets zou kunnen afschuive; verband voor de toekomst wordt gedacht aan een stat pendance van het Nederla: Jf" luchtmuseum te Arnhem, de Wolde, voorlichter van te Staphorst, denkt niet da oplossing ligt voor de wevj*~ horst wil de zaak ln eigen den, vant het gaat ten sl< dat uiterst nauw verstren de Staphorster cultuur. M ging daarvan zou Staph< wat incasseren van zowel vincie Overijssel. Voor het Staphorst, dat er al een n ;oen gulden heeft lngestok zorgen dat de weverij draalen. Ook de gemeentel C. M. H. Dekkers, die de a tie van het bedrijf voert, beslistheid gezegd; „Stai er alles voor over om de It in stand te houden, dus verij." BOEKEN door dr C. Rijnsdorp De meesterdenkers van de Frans schrijvende André Glucksmann verscheen 1977 in Parijs onder de titel Les mal tres penseurs In de Nederlandse vertaling van J. T. H. Thieme-Knottnerus is het werk on langs te Bussum uitgegeven door Het Wereldvenster. Het dikke boek ls gedrukt ln een oogbedervend kleine letter. Op de achterkant van de kaft wordt mee gedeeld dat Glucksmann een van de „nieuwe filosofen" is, een groep die de dogmatisch linksen van bin nen uit bestrijdt. Tijdens de mei opstand van 1968 vochten ze in Pa rijs voor de overwinning van het marxistisch-leninisme. Maar na het verzanden van deze opzienbarende revolte ontwikkelde nun denken zich in de richting van kritiek op hun eigen vroegere Ideeën. Glucksmann wordt beschouwd als de intelligentste van de groep en het onderhavige boek geldt als zijn beste werk. Hij rekent daarin af met het Duitse „idealisme", de filosofie ën van Fichte, Hegel, Marx en Nietzsche, die de staatsidee ver heerlijkten. De Staat als ideaal leid de tot de gruwelen die onze eeuw kenmerken. Het Duitse idealisme, al of niet ver momd, heeft de hele wereld ver overd en wordt in Moskou, Was hington en Peking gebruikt voor politieke doeleinden, aldus de au teur. „Om het even welk systeem dat gebaseerd is op de filosofie van voornoemde wijsgeren, ontaardt in- een dictatuur waar de menselijke waarden met voeten worden getre den." Het boek verraadt op elke bladzijde een grondige kennis van "de materie, maar veronderstelt die ook bij de lezers. Glucksmann spreekt „als tot ver- standigen," om een uitdrukking van Paulus te gebruiken. HIJ, mees- terdenker schrijvend over meester denkers, veronderstelt stilzwijgend meesterlezers, die evenwel dun ge zaaid zijn. De schrijver toont vooralN bewondering voor Nietzsche, al be strijdt hij diens denkbeelden. De recensent heeft ten aanzien van dit- boek met twee dingen te maken: de opvattingen van de auteur, zijn denkbeelden ais zodanig dus, en een belangrijke vormkwestie. Olucksmanns boek ls strijdvaardig., polemisch, maar hij vervangt wat hij verwerpt niet door een eigenhan dige schets van een staatsfilosofie. Het boek is reactie op wat hij ver werpelijk acht, maar het biedt geen ontwerp van wat hij ervoor in de plaats wil stellen. Nu kan dat ook niet allemaal tege lijk in één geschrift en met zijn stormloop op het Duitse idealisme moest hij al zijn krachten, zijn hele briljante intellect, inzetten. Dit vind ik dus jeen bezwaar. Het woord „briljant" brengt mij op 1 de vormkwestie. Deze interesseert mij bijzonder. Eerst even over die invloed van Nietzsche. Diens kracht lag in zijn bondige en toch hooghel- dere stijl Nietzsche schreef aforis tisch; in enkele volzinnen zei hij minstens evenveel als de meeste schrijvers in bladzijden doen. Glucksmann leunt in zijn schrijven bij Nietzsche aan, maar hij hanteert een stromend proza, dat dus in we zen anderssoortig ls. Onwillekeurig ga Je over dat begrip „briljant" nadenken, en wel in ver band met het begrip „helder". Men herinnert zich wat Voltaire over zijn manier van schrijven zei. „Ik ben als de kleine beekjes; ze zijn helder omdat ze niet diep zijn." De kunst is tegelijk helder en diep zinnig te schrijven. Nietzsche ver stond die kunst. Het daarachter lig gend geheim is concentratie. „Den Stil verbessem heisst den Gedan ken verbessern," d wz. aan duide lijk schrijven dient helder denken vooraf te gaan. Die concentratie mist men bij Glucksmann. Wat men in zijn boek niet aantreft is het informerend, het uitleggend, het di dactische element. Het afwezig zijn van deze bemoeie nis stelt hem in staat zich helemaal over te geven aan de stroom van zijn gedachten. Deze zijn een reac tie op zijn belezenheid, die als zoda nig bezonken is, terwijl zijn eigen ideeënwereld nog geen rust heeft CivaadflL^- «4 - «I Zo Qptstaat een vuurwerk dat schit tert maar niet wezenlijk verlicht Hier ziet men het nauwe verband tussen vorm en inhoud. Als er slecht gedacht wordt, wordt er slecht ge schreven. Ontmoet dit Inferieure proza ook nog slechte lezers, dan ls en dit ervaart men dagelijks de boot helemaal aan. Glucksmann ls een intelligent den ker (ik ken overigens alleen dit ene boek van hem), maar doordat zijn gedachtenwereld nog volop in ont wikkeling ls, verraadt zich dit ln zijn stijl. Het is een intellectueel spel, met het gevaar van spelen om het spel zelf. Men ontmoet hier een schitterende analyse, geen getui genis. En dit brengt mij terug bij het In houdelijk element. Glucksmann heeft overtuigend aangetoond, dat denken, om met Nietzsche te spre ken bedoeld is superieur denken machtsbegeerte verraadt, Wille zur Macht. Wat men daarbij over het hoofd ziet zijn de duivelse kie men, de demonie die in alle mense lijke verrichtingen meespeelt. Zolang men dat beginsel van het boze niet onderkent en er geen reke ning mee houdt, ziet men voorbij aan het essentiële. Je krijgt de stuk ken niet bij elkaar als Je niet met de zonde rekent, hoe belast en mis bruikt dit woord ook moge zijn. De theologie ls de voorkant van de deur, de filosofie de achterkant, maar de deur zelf draait op de drie scharnieren: zonde, genade, verlos sing. André Glucksmann: „De meester denkers" Uitg.: Het Wereldvenster. Omvang 263 pag. Prijs: 37.50 door Fred Lammere AMSTERDAM „Ik heb met nie mand iets te maken Ik ben Carel Briels." Met deze lijfspreuk als mot to heeft de man, die na de oorlog Jarenlang de aandacht op zich wist te vestigen als regisseur van massa spelen en natlQnale spektakels, maar nu eigenlijk nergens meer aan de bak komt, thans zijn memoires -geschreven. In de eerste plaats om Zijn ervaring ai ln di$ land Van mest en mist. klap en klip voor zijn kin deren vast te leggen. Maar over hun schouders laat hij het Nederlandse volk meelezen wat hij ln dit „prach tige maar rare land" zoal heeft be leefd. Briels doet dat onverbloemd. Hij trapt willens en wetens op tal van zere tenen. „Mijn boek ls niet geschreven om de kool en de geit te sparen. In het parlement, op de de partementen ben ik geen enfant chéri, en ik beschouw dit maar als een compliment." Tussen de regels door laat Briels er geen misverstand over bestaan het gevoel te hebben stank voor dank te hebben gekre gen. Neem het Koningin Wilhelml- na Fonds voor de kankerbestrij ding, een instelling waartoe Briels het initiatief nam toen er in 1948 Mink van Rijsdljk heeft een verstandig en ln goed Neder lands geschreven boekje ge publiceerd „over zelfmoord en zelfmoordpoging" onder de hoofdtitel „Voor mij hoeft het niet meer". Ik zal probe ren de inhoud, enigszins an ders gerangschikt, globaal weer te geven. De schrijfster ls dus zelf aan het woord. De zelfdoding ls er altijd geweest Er valt vandaag een behoorlijke stijging van het aantal gevallen, waar te nemen. Hoe vreemd het klinken moge, maar de welvaart wordt over het algemeen als een door Jelle Jan Klinkert In het enige tijd geleden door mij op deze pagina be sproken Kinsey-rapport over mannelijke en vrouwe lijke homoseksualiteit, werd verslag gedaan van een on derzoek. Dit betrof talloze aspecten van het leven van homoseksuelen, en het werd uitgevoerd door middel van gesprekken en vragenlijsten onder een steekproef van de bevolking van San Fran cisco. De bekende seks-onderzoekere Masters en Johnson hebben nu eveneens een onderzoek betreffen-, de homoseksualiteit gedaan, maar hun belangstelling en hun metho den waren anders dan die van Kinsey. Zij richten zich allereerst op wat zij noemen de fysiologie van de homoseksuele respons. Dit betekent, dat de onderzoekers wilden weten wat er met de licha men van homoseksuele mannen en vrouwen gebeurt en in het bijzon der met hun genitaliën wanneer zij met elkaar vrijen. Het onderzoek is een vervolg op een eerder onder zoek naar de fysiologie van de hete roseksuele respons. In beide onderzoeken gingen Mas ters en Johnson op dezelfde wijze te. werk. Er werd een groep mannen en vrouwen gezocht die bereid waren aan het onderzoek mee te doen. Aan hen werd vereocht te gaan vrijen in een laboratoriumsituatie. Tijdens hun activiteiten trachtten een of meer onderzoekers allerlei soorten waarnemingen te doen. De resultaten van het onderzoek onder homoseksuelen werden ver geleken met die van het onderzoek onder heteroseksuelen. In het boek onder de titel Homoseksualiteit doen Masters en Johnson van een en ander verslag. Ik kan me vooretellen dat sommige lezers van deze krant hoofdschud dend van de bovenomschreven on derzoeksopzet kennis hebben geno men. Is voor de wetenschap dan niets heilig? Moet zoiets moois en teers als het seksuele functioneren van de mens nu ook al in het labora torium worden onderzocht? Mijn antwoord op de laatste vraag is: Ja, mitsIk bedoel met dat Ja" het volgende. Seksualiteit (en in sterkere mate homoseksualiteit) is nog steeds een onderwerp waarop een sterk taboe rust Zo'n taboe maakt dat de ervaringen die men sen met (homo)seksualiteit hebben niet kunnen worden uitgewisseld Je mag er immers niet over praten. En dat maakt weer dat er gemakke lijk een kloof kan ontstaan tussen de feitelijke werkelijkheid en de ideeën en opvattingen over die fei ten. Men denke aan opvattingen die Jarenlang voor waar zijn gehouden, zoals: van masturbatie word Je ziek. Of: mensen die ouder dan 50 of 60 Jaar zijn kunnen geen seks meer hebben. En alleen wetenschappe lijk onderzoek kan hier de heilzame werking hebben de opvattingen over de feiten (in dit geval betref fende homoseksualiteit) weer ln overeenstemming te brengen met die feiten zeil. Het .mits" dat ik boven noemde betreft de ethische kant van dit wetenschappelijk onderzoek en dat geldt voor elk wetenschappelijk onderzoek waarbij mensen als waar te nemen objecten functioneren. Er moet aan heel wat voorwaarden vol daan zijn, voordat dit onderzoek zou mogen worden uitgevoerd. Een van de belangrijkste daarvan ls wel, dat alles wordt gedaan om te voor komen, dat de onderzochte perso nen enige fysieke, psychische of so ciale schade van het onderzoek lij den. Bij het onderzoek van Masters en Johnson heb ik de indruk, dat daar zeker zorg aan is besteed. Het eerste deel van het boek ls het verslag van het bovenomschreven onderzoek. In het tweede deel be schrijven de auteurs de gang van zaken bij en de resultaten van een op hun onderzoeksbevindingen je- baseerde therapie, bedoeld om mensen met bepaalde seksuele pro blemen te helpen. W. H. Masters, V. E. Johnson: Ho moseksualiteit Van Loghum Slate rus, Deventer, (468 p) 45. belangrijke boosdoener gezien. Be halve dèt: Iemand kan zo depressief worden dal de dood barmhartiger lijkt dan het leven. De klem van niet meer willen leven, weg willen zijn, Ja zelfs verlangen naar de dood, is bij veel mensen aanwezig. Wat vooral voor sommige Jongeren fataal kan worden, is de dreiging van een nucleaire oorlog, maar ook op het persoonlijk vlak de gedach te: „Niemand zal me missen, nie mand houdt van me." Wie kan be oordelen of er voor Iemand geen uitweg meer is? Familieleden en vrienden zijn niet altijd in staat de zwaarmoedige van zijn plan te weerhouden en de druk bezette des kundigen, die best een waarschu wend of bemoedigend woord voor hun patiënt over hebben, zullen zich zelden werkelijk intens met diens psychische problemen bezig houden. Pver Iemand die zelfmoord heeft gepleegd, wordt vaak onbarmhartig geoordeeld. Men heeft in de geschie denis zelfmoordenaars na hun dood wel veelvuldig en wreed gestraft, wat ook uit angst kan zijn voortge komen. Om over het gebeurde te praten, ontbreekt doorgaans de moed en wie zoekt spontaan de na bestaanden op? Het wordt dezen inlet gemakkelijk lemaakt. Familie leden en vrienden moeten verder leven onder de doem van het taboe. Ook bepaalde schuldgevoelens die nen zich aan. En tussen een rouwen de en de omgeving treedt gemakke lijk vervreemding in. Het verschil tussen iemand die zelf moord pleegt en Iemand die daartoe een poging onderneemt, ls zeer we zenlijk. Elke zelfdoding is een appèl op de samenleving, maar wordt de patiënt „gered", dan wordt het voor de persoon zelf en de naaste omge ving bijzonder moeilijk. De eerste gevolgen van de sulcldepoglng zijn wel van de baan, maar verder ls er niets opgelost. „Ook deze keer werd Ik wat men noemt .gered'," vertelde iemand bitter, „maar van begelei ding, die ik zo nodig had, was geen sprake." In de meeste gevallen ls een nieuw leven beginnen, weer per spectief krijgen een kwestie van hard werken. Familieleden en vrienden kunnen, door „er te wHlen zijn", vaak al van bijzonder grote betekenis wezen. Een bemoedigende, warme houding; is op zichzelf al van grote waarde. „Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier" riep Paulus naar de gevangenbewaarder van Phiilppi, die de deuren opgesprongen zag en, menende dat de opgeslotenen ont vlucht waren, zichzelf met zijn zwaard het leven wilde benemen (Handelingen 16 vers 28). „Wat Pau lus in dat«ne zinnetje teweegbracht is in een notedop gezien het geheim, de sleutel van elke hulp die geboden wordt aan een mens in nood" (bi. 71). Een afzonderlijk en diep ingrijpend verschijnsel ln onze westerse ge ïndustrialiseerde wereld is zelfdo ding bij kinderen. Hét is naïef te veronderstellen dat alle kinderen blij en gelukkig leven! Over euthanasie weidt Mink van Rijsdljk niet breed uit: naar twee kanten steil ze als voorwaarde: „mits het menselijk gebeurt." Ten slotte bevat haar boekje een aantal verspreide opmerkingen van alge mene aard. Eerst over de bijbel. Zet men de zelfmoorden uit de bijbel op een rijtje, dan brengen ze ons bij het opbouwen van een eigen ethisch of christelijk verantwoord standpunt niet veel verder. Uitzichtloze wan hoop ls zo oud als het mensdom zelf, maar de agressie wordt over het algemeen groter. Innerlijke vrede en harmonie zijn niet te koop. Wat wel nodig is, dat wordt afgerekend met de dubbele moraal van „hel den" (die zelfdoding onder alle om standigheden afwijzen) en „la faards" (die dit niet kunnen opbren gen). Ziehier globaal de inhoud van dit helder, voor leder begrijpelijk geschreven boekje, dat van een ge rijpt oordeel getuigt en waaraan ik als recensent ditmaal niets heb toe te voegen. c R Mink van Rijsdljk: „Van mij hoeft het niet meer" (Over zelfmoord en zelfmoordpoging). Omvang 87 pag. Ultg. Kok, Kam pen Prijs 1W0. Iets Dc S? ven af een goed doel moest wort dacht waar de gelden die Ne< ter gelegenheid van het gou kh geringsjubileum van konin| heimina bijeen bracht voor kunnen worden bestemd Hel naai comité vond het niet fijijttltQ lig zo'n feest aan een zii kanker te koppelen. Burg( mr Arnold J. d'Ailly van dam Het als voorzitter van! tioneal comité dat Zich Ynet schenk bezig hield Briels öp bruari 1948 weten dat zijrtjila de goedkeuring van het comit „Mocht gij toch besluiten richten van zulks een fonds zetten, dan zullen wij tot ozi daar stelling tegen moeten r Briels zette door. Via prinses wl' na, toen presidente van het landse Rode Kruis, werd Wil na gepolst en zij vond zo'r, voor de kankerbestrijding ma idee. Dat liet zij het nar comité tijdens een ontvang palels op de Dam op niel verstane wijze weten De den gingen buigend af ln h - woedend over de nederlaag hadden geleden. Toen ln 10 zilveren jubileum van het werd gevierd „vergat" men d die aan de wieg had gestaan l__ fonds echter uit te nodigen. ie Jvvl Carel Briels niet weinig prikt Boelend ls het om te leze Briels gedaan wist te krijgt koningin Juliana op 16 juli de crème .calèche door Br< ter opluistering van het bestaan van deze Oranjesta^ plan werd in eerste instant] wezen. Briels reisde echtê Sankt Anton, het wtnteKtt van de koninklijke familie cnBL^j de er daar ln via de naaste ving van de koningin toch zijn krijgen. Winterhulp- N" psycholoog De toenmalige commlssartf i Al koningin in Noord Brabant, p: j*' Jan de Quay door Briels in zS;r aangeduid als „een omgeval;* kenkast en winterhulppsycho was door dit eigenmachtig opt ernstig verstoord. Hij strafte daarvoor dan ook op zijn man! Diep gaat Briels ln op de 8 waarop de stad Nijmegen t vernieling instuurde met Iw dionspel „Voor en na Waterlo ter omgedoopt tot „De tu^ cfw Europa' Door regen en ten W king werd het spel een grew Carel draaide voor de tekc van wat een hoogtepunt viering van 150 Jaar koninkrl;) i moeten worden. Sindsdien IsfBvl spoed hem blijven volgen. 0 zijn mislukte poging samen der van Rappard, de ou< meester van Gorinchem, Tweede Kamer te komen om manier het vaderland van de gang te redden ook toe i den gerekend? Verzuurd is Carel Briels dolirtl tegenslagen niet. Nu hij ate van 65 op zijn leven terugkij! zucht Briels: „De wereld te schouwtoneel. Elk speelt zljnJ^J krijgt zijn deel. Het hoort maal bij. Ik heb nergens sp Ik ben niet berustend gewordi ben nog steeds een fel heer." e U ir zj Carel Briels „De verbijsteret g, rugblik van een massa-regk irbi uiig Elsevier. 168 bU f2&& c WF bof l]| I ij; 0(1 ilag htba

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 16