In Staphorst weven ze nog
op z'n zeventiende-eeuws
Ideale staat en zijn
duivelse kiemen
Memoires va:
een fel heer
Rijp oordeel over zelfmoord
Onderzoek homoseksualiteit
Van Thomas Ainsworth trokken ze zich niets aan
ie*
De stijl van dit boek verraadt de tekortkomingen
en
VRIJDAG ZB NOVEMBER I960
TROUWKWARTET.
door Jac. Lelsz
STAMHORST Zo vooruit
strevend Staphorst is op land
bouwgebied, zo behoudend is
het wat betreft het ambacht
van het weven. De Engelsman
Thomas Ainsworth, die bij
voorbeeld in Twente de
grondslag legde voor de mo
derne textielindustrie, heeft
in Staphorst geen been aan de
grond gekregen. Er wordt in
Staphorst voor het vervaardi
gen van de donkere stoffen,
waarvan de vrouwen hun kle
ding maken, nog gewerkt met
zeventiende-eeuwse hand
weefgetouwen; één is er zelfs
van 1611, Het weven met zul
ke getouwen, misschien nog
wel ouder dan Vincent van
Gogh in Brabant schilderde,
roept natuurlijk nostalgische
gevoelens op. maar zoals de
grote textielindustrie elders
zorgen heeft, kent ook het
Staphorster bedrijf pro
blemen.
Problemen op schaal, weliswaar,
maar tóch problemen. De weverij zit
al Jaren In de rode cijfers. In 1980, bij
voorbeeld, moet er 108.000 gulden bij.
Staphorster vrouwen
Verhoudingsgewijs (want er werken
slechts drie mensen) een fors bedrag.
Toch wil men het niet op een debacle
laten aankomen. De gemeente ls des
noods bereid de lokale geldkist om te
keren. Het redden van het mini-tex-
tielbedrijf staat niet los van het be
houd van de klederdracht van de
vrouwen In Staphoret.
De handweverij ls vanouds niet een
typische Staphorster zaak. Met de
landbouw ls dat wel het geval. Nog
altijd is vijftig procent van de bevol
king in deze sector werkzaam. Lande
lijk is dat niet meer dan zes, zeven
procent. Heel anders staat het met
Meppel, een kilometer of zes van
Staphorst verwijderd. Via de verve
ning ontwikkelde het zich van vlek
tot stad. In 1634 bezat het al een
weversgilde. Aan het einde van de
18de eeuw leefde tien procent van de
Meppelse bevolking van de weverij.
Na de Industriële revolutie nam de
betekenis van de weverij-activiteiten
af. Begin twintigste eeuw was het
aantal wevers in Meppel teruggelo
pen tot dertig.
Op het moment zijn er geen wevers
meer in Meppel. een voor Staphorst
eigenlijk onplezierige ontwikkeling,
want deze gemeente is altijd sterk op
Meppel georiënteerd geweest, ook
wat de aanschaffing van kleding be
treft. In Meppel zelf is men trouwens
ook niet gelukkig met de gang van.
zaken. In het midden van de Jaren
zeventig heeft Staphorst enkele ze
ventiende-eeuwse handweefgetou
wen uit Meppel aangekocht en dit
jaar nam Staphorst opnieuw enkele
toestellen van Meppel over. De Stich
ting Staphorst exploiteert nu de we
verij onder supervisie van de gemeen
te, die zich bereid heeft verklaard de
tekorten voor haar rekening te ne
men. Als chef-wever treedt de heer A.
Hagedoorn uit Meppel op. Een man
uit een hele dynastie van wevers. Zo'n
zeven d acht generaties van dit ge
slacht hebben eens een-weverij beze
ten. Enkele Jonge mensen worden
door hem opgeleid, zodat ook in dit
opzicht dit oude ambacht niet verlo
ren behoeft te gaan.
Zoals gezegd, Staphorst trekt zich
van Thomas Ainsworth niets aan.
Ainsworth, technicus zowel als onder
nemer. die van 1795 tot 1841 leefde,
heeft een groot stempel gezet op de
ontwikkeling van de textiel in Neder
land. Ainsworth introduceerde de
schietspoel, waarbij de spoel door het
materiaal werd geschoten, hetgeen
een aanzienlijk snellere werkwijze op
leverde. Staphorst blijft het echter op
de ouderwetse „smletspoel" houden,
die met de handen door de stof wordt
gesmeten. Bij het weefgetouw van
1611 zijn gaten in het eikenhout ge
brand door de .snotneuzen", koperen
tuitjes, bij het licht waarvan vroeger
moest worden gewerkt. Daarbij hoor
de een glazen, met water gevulde bol.
Deze deed dienst als lens. Daardoor
werd het schaarse licht dan op het
doek geconcentreerd.
Bestelling
De handweverij in Staphorst werkt
uitsluitend op bestelling. Bijna alle
vrouwen spinnen zelf de benodigde
wol voor een rok, een buisje of een
kasschiin (jakje). Die wol wordt ge
bruikt voor de inslag terwijl de ket
ting uit linnen garen bestaat, dat van
elders wordt aangevoerd. De Stap
horster vrouwen willen beslist geen
kleding van doek uit de fabriek. Ze
zeggen dat het verschil op grote af
stand te zien ls De stof, die op de oude
weefgetouwen wordt vervaardigd,
glanst volgens hen mooier en dieper
en zij zdU ook sterker zijn en langer
meegaan. En de Staphorster dames
zijn er nu eenmaal nipt tevreden mee
dat een rok of een ander kledingstuk
mar twee of drie Jaar meegaat. Voor
andere dingen, die bij het toilet ho-
Leerling-wever aan weefgetouw uit 1611 ln Staphorst
ren, zoals de omslagdoe, het mutsje
en de schort stappen ze zonder ge
moedsbezwaar naar de winkel.
Willen de vrouwen een nieuwe rok.
dan moeten ze de stof ruim een half
jaar tevoren bij de wever brengen,
want zo lang is de levertijd. Meestal
naaien ze het kledingstuk naderhand
zelf. Bij dit alles wordt gerekend met
de ellemaat; wanneer er over meters
gepraat wordt, raken ze het spoor
bijster. Vpor een rok is vier el nodig,
dus cigeveer 2.80 meter. Gaat het om
kinderen tot vier Jaar, meisjes èn jon
gens, dan ls anderhalf el voldoende.
Daarvan maken de moeders „stulp-'
rokkies". Door elkaar betaalt een
Staphorster vrouw op hpt ogenblik
zo'n honderd gulden per, cd voor het
weven. Aan stof is ze dus yoor een rok
vierhonderd gulden voqr het weven
kwijt, afgezien van bijkomende kos
ten plus het feit dat ze &U eerst uren
eft ir
aan het spinnewiel heeft moeten zit-
ten en naderhand het kledingstuk
zelf nog moet naaien. Eap dure affaire
dus, hoewel relatief ufch ook weer
niet, want de rok kan jaren worden
gedragen, eerst op zonda,
nog ln de week.
Staphorst ls nog altijd de
ln Nederland waar de
het meeste voorkomt,
zielen telt de gemeente. Vai
wen (en meisjes) gaan er
zend ln de Staphorster
kleed. In Staphorst zelf
bijvoorbeeld ln het ook ti
meente behorende Rouveer
geloof heben daarmee ten o
maken (mevrouw H. Nooy-p
daar in haar cultureel-aa
sche studie „Staphorster j
op gewezen). Staphorst ls vi
vormd, een „bonds"-gemef,""
en dan zeer rechts; in Rouve fral
gereformeerden veel kracli
tegenwoordigd.
AG
Voor die vierduizend
vrouwen de mannen
dracht der vaderen goeddl
legd is het erg belang
handweverij ln stand blijf ade
vincie blijkt zelfs niet bert| "7|
terst schamele subsidie u
ken. Het ls niet meer dan e
lijk belang, is het s
hartige visie, is men" t
ken. De Culturele Raad
of het lukt? Misschien datl
iets zou kunnen afschuive;
verband voor de toekomst
wordt gedacht aan een stat
pendance van het Nederla: Jf"
luchtmuseum te Arnhem,
de Wolde, voorlichter van
te Staphorst, denkt niet da
oplossing ligt voor de wevj*~
horst wil de zaak ln eigen
den, vant het gaat ten sl<
dat uiterst nauw verstren
de Staphorster cultuur. M
ging daarvan zou Staph<
wat incasseren van zowel
vincie Overijssel. Voor het
Staphorst, dat er al een n
;oen gulden heeft lngestok
zorgen dat de weverij
draalen. Ook de gemeentel
C. M. H. Dekkers, die de a
tie van het bedrijf voert,
beslistheid gezegd; „Stai
er alles voor over om de It
in stand te houden, dus
verij."
BOEKEN
door dr C. Rijnsdorp
De meesterdenkers van de Frans
schrijvende André Glucksmann
verscheen 1977 in Parijs onder de
titel Les mal tres penseurs In de
Nederlandse vertaling van J. T. H.
Thieme-Knottnerus is het werk on
langs te Bussum uitgegeven door
Het Wereldvenster.
Het dikke boek ls gedrukt ln een
oogbedervend kleine letter. Op de
achterkant van de kaft wordt mee
gedeeld dat Glucksmann een van
de „nieuwe filosofen" is, een groep
die de dogmatisch linksen van bin
nen uit bestrijdt. Tijdens de mei
opstand van 1968 vochten ze in Pa
rijs voor de overwinning van het
marxistisch-leninisme. Maar na het
verzanden van deze opzienbarende
revolte ontwikkelde nun denken
zich in de richting van kritiek op
hun eigen vroegere Ideeën.
Glucksmann wordt beschouwd als
de intelligentste van de groep en
het onderhavige boek geldt als zijn
beste werk. Hij rekent daarin af met
het Duitse „idealisme", de filosofie
ën van Fichte, Hegel, Marx en
Nietzsche, die de staatsidee ver
heerlijkten. De Staat als ideaal leid
de tot de gruwelen die onze eeuw
kenmerken.
Het Duitse idealisme, al of niet ver
momd, heeft de hele wereld ver
overd en wordt in Moskou, Was
hington en Peking gebruikt voor
politieke doeleinden, aldus de au
teur. „Om het even welk systeem
dat gebaseerd is op de filosofie van
voornoemde wijsgeren, ontaardt in-
een dictatuur waar de menselijke
waarden met voeten worden getre
den." Het boek verraadt op elke
bladzijde een grondige kennis van
"de materie, maar veronderstelt die
ook bij de lezers.
Glucksmann spreekt „als tot ver-
standigen," om een uitdrukking
van Paulus te gebruiken. HIJ, mees-
terdenker schrijvend over meester
denkers, veronderstelt stilzwijgend
meesterlezers, die evenwel dun ge
zaaid zijn. De schrijver toont vooralN
bewondering voor Nietzsche, al be
strijdt hij diens denkbeelden. De
recensent heeft ten aanzien van dit-
boek met twee dingen te maken: de
opvattingen van de auteur, zijn
denkbeelden ais zodanig dus, en
een belangrijke vormkwestie.
Olucksmanns boek ls strijdvaardig.,
polemisch, maar hij vervangt wat
hij verwerpt niet door een eigenhan
dige schets van een staatsfilosofie.
Het boek is reactie op wat hij ver
werpelijk acht, maar het biedt geen
ontwerp van wat hij ervoor in de
plaats wil stellen.
Nu kan dat ook niet allemaal tege
lijk in één geschrift en met zijn
stormloop op het Duitse idealisme
moest hij al zijn krachten, zijn hele
briljante intellect, inzetten. Dit
vind ik dus jeen bezwaar.
Het woord „briljant" brengt mij op 1
de vormkwestie. Deze interesseert
mij bijzonder. Eerst even over die
invloed van Nietzsche. Diens kracht
lag in zijn bondige en toch hooghel-
dere stijl Nietzsche schreef aforis
tisch; in enkele volzinnen zei hij
minstens evenveel als de meeste
schrijvers in bladzijden doen.
Glucksmann leunt in zijn schrijven
bij Nietzsche aan, maar hij hanteert
een stromend proza, dat dus in we
zen anderssoortig ls.
Onwillekeurig ga Je over dat begrip
„briljant" nadenken, en wel in ver
band met het begrip „helder". Men
herinnert zich wat Voltaire over zijn
manier van schrijven zei. „Ik ben
als de kleine beekjes; ze zijn helder
omdat ze niet diep zijn."
De kunst is tegelijk helder en diep
zinnig te schrijven. Nietzsche ver
stond die kunst. Het daarachter lig
gend geheim is concentratie. „Den
Stil verbessem heisst den Gedan
ken verbessern," d wz. aan duide
lijk schrijven dient helder denken
vooraf te gaan. Die concentratie
mist men bij Glucksmann. Wat men
in zijn boek niet aantreft is het
informerend, het uitleggend, het di
dactische element.
Het afwezig zijn van deze bemoeie
nis stelt hem in staat zich helemaal
over te geven aan de stroom van
zijn gedachten. Deze zijn een reac
tie op zijn belezenheid, die als zoda
nig bezonken is, terwijl zijn eigen
ideeënwereld nog geen rust heeft
CivaadflL^- «4 - «I
Zo Qptstaat een vuurwerk dat schit
tert maar niet wezenlijk verlicht
Hier ziet men het nauwe verband
tussen vorm en inhoud. Als er slecht
gedacht wordt, wordt er slecht ge
schreven. Ontmoet dit Inferieure
proza ook nog slechte lezers, dan ls
en dit ervaart men dagelijks de
boot helemaal aan.
Glucksmann ls een intelligent den
ker (ik ken overigens alleen dit ene
boek van hem), maar doordat zijn
gedachtenwereld nog volop in ont
wikkeling ls, verraadt zich dit ln
zijn stijl. Het is een intellectueel
spel, met het gevaar van spelen om
het spel zelf. Men ontmoet hier een
schitterende analyse, geen getui
genis.
En dit brengt mij terug bij het In
houdelijk element. Glucksmann
heeft overtuigend aangetoond, dat
denken, om met Nietzsche te spre
ken bedoeld is superieur denken
machtsbegeerte verraadt, Wille
zur Macht. Wat men daarbij over
het hoofd ziet zijn de duivelse kie
men, de demonie die in alle mense
lijke verrichtingen meespeelt.
Zolang men dat beginsel van het
boze niet onderkent en er geen reke
ning mee houdt, ziet men voorbij
aan het essentiële. Je krijgt de stuk
ken niet bij elkaar als Je niet met de
zonde rekent, hoe belast en mis
bruikt dit woord ook moge zijn. De
theologie ls de voorkant van de
deur, de filosofie de achterkant,
maar de deur zelf draait op de drie
scharnieren: zonde, genade, verlos
sing.
André Glucksmann: „De meester
denkers"
Uitg.: Het Wereldvenster. Omvang
263 pag.
Prijs: 37.50
door Fred Lammere
AMSTERDAM „Ik heb met nie
mand iets te maken Ik ben Carel
Briels." Met deze lijfspreuk als mot
to heeft de man, die na de oorlog
Jarenlang de aandacht op zich wist
te vestigen als regisseur van massa
spelen en natlQnale spektakels,
maar nu eigenlijk nergens meer aan
de bak komt, thans zijn memoires
-geschreven. In de eerste plaats om
Zijn ervaring ai ln di$ land Van mest
en mist. klap en klip voor zijn kin
deren vast te leggen. Maar over hun
schouders laat hij het Nederlandse
volk meelezen wat hij ln dit „prach
tige maar rare land" zoal heeft be
leefd. Briels doet dat onverbloemd.
Hij trapt willens en wetens op tal
van zere tenen. „Mijn boek ls niet
geschreven om de kool en de geit te
sparen. In het parlement, op de de
partementen ben ik geen enfant
chéri, en ik beschouw dit maar als
een compliment." Tussen de regels
door laat Briels er geen misverstand
over bestaan het gevoel te hebben
stank voor dank te hebben gekre
gen. Neem het Koningin Wilhelml-
na Fonds voor de kankerbestrij
ding, een instelling waartoe Briels
het initiatief nam toen er in 1948
Mink van Rijsdljk heeft een
verstandig en ln goed Neder
lands geschreven boekje ge
publiceerd „over zelfmoord
en zelfmoordpoging" onder
de hoofdtitel „Voor mij hoeft
het niet meer". Ik zal probe
ren de inhoud, enigszins an
ders gerangschikt, globaal
weer te geven. De schrijfster
ls dus zelf aan het woord.
De zelfdoding ls er altijd geweest
Er valt vandaag een behoorlijke
stijging van het aantal gevallen,
waar te nemen. Hoe vreemd het
klinken moge, maar de welvaart
wordt over het algemeen als een
door Jelle Jan Klinkert
In het enige tijd geleden
door mij op deze pagina be
sproken Kinsey-rapport
over mannelijke en vrouwe
lijke homoseksualiteit, werd
verslag gedaan van een on
derzoek. Dit betrof talloze
aspecten van het leven van
homoseksuelen, en het werd
uitgevoerd door middel van
gesprekken en vragenlijsten
onder een steekproef van de
bevolking van San Fran
cisco.
De bekende seks-onderzoekere
Masters en Johnson hebben nu
eveneens een onderzoek betreffen-,
de homoseksualiteit gedaan, maar
hun belangstelling en hun metho
den waren anders dan die van
Kinsey. Zij richten zich allereerst
op wat zij noemen de fysiologie van
de homoseksuele respons.
Dit betekent, dat de onderzoekers
wilden weten wat er met de licha
men van homoseksuele mannen en
vrouwen gebeurt en in het bijzon
der met hun genitaliën wanneer
zij met elkaar vrijen. Het onderzoek
is een vervolg op een eerder onder
zoek naar de fysiologie van de hete
roseksuele respons.
In beide onderzoeken gingen Mas
ters en Johnson op dezelfde wijze te.
werk. Er werd een groep mannen en
vrouwen gezocht die bereid waren
aan het onderzoek mee te doen. Aan
hen werd vereocht te gaan vrijen in
een laboratoriumsituatie. Tijdens
hun activiteiten trachtten een of
meer onderzoekers allerlei soorten
waarnemingen te doen.
De resultaten van het onderzoek
onder homoseksuelen werden ver
geleken met die van het onderzoek
onder heteroseksuelen. In het boek
onder de titel Homoseksualiteit
doen Masters en Johnson van een
en ander verslag.
Ik kan me vooretellen dat sommige
lezers van deze krant hoofdschud
dend van de bovenomschreven on
derzoeksopzet kennis hebben geno
men. Is voor de wetenschap dan
niets heilig? Moet zoiets moois en
teers als het seksuele functioneren
van de mens nu ook al in het labora
torium worden onderzocht?
Mijn antwoord op de laatste vraag
is: Ja, mitsIk bedoel met dat
Ja" het volgende. Seksualiteit (en
in sterkere mate homoseksualiteit)
is nog steeds een onderwerp waarop
een sterk taboe rust Zo'n taboe
maakt dat de ervaringen die men
sen met (homo)seksualiteit hebben
niet kunnen worden uitgewisseld
Je mag er immers niet over praten.
En dat maakt weer dat er gemakke
lijk een kloof kan ontstaan tussen
de feitelijke werkelijkheid en de
ideeën en opvattingen over die fei
ten. Men denke aan opvattingen die
Jarenlang voor waar zijn gehouden,
zoals: van masturbatie word Je ziek.
Of: mensen die ouder dan 50 of 60
Jaar zijn kunnen geen seks meer
hebben. En alleen wetenschappe
lijk onderzoek kan hier de heilzame
werking hebben de opvattingen
over de feiten (in dit geval betref
fende homoseksualiteit) weer ln
overeenstemming te brengen met
die feiten zeil.
Het .mits" dat ik boven noemde
betreft de ethische kant van dit
wetenschappelijk onderzoek en
dat geldt voor elk wetenschappelijk
onderzoek waarbij mensen als waar
te nemen objecten functioneren. Er
moet aan heel wat voorwaarden vol
daan zijn, voordat dit onderzoek
zou mogen worden uitgevoerd. Een
van de belangrijkste daarvan ls wel,
dat alles wordt gedaan om te voor
komen, dat de onderzochte perso
nen enige fysieke, psychische of so
ciale schade van het onderzoek lij
den. Bij het onderzoek van Masters
en Johnson heb ik de indruk, dat
daar zeker zorg aan is besteed.
Het eerste deel van het boek ls het
verslag van het bovenomschreven
onderzoek. In het tweede deel be
schrijven de auteurs de gang van
zaken bij en de resultaten van een
op hun onderzoeksbevindingen je-
baseerde therapie, bedoeld om
mensen met bepaalde seksuele pro
blemen te helpen.
W. H. Masters, V. E. Johnson: Ho
moseksualiteit Van Loghum Slate
rus, Deventer, (468 p) 45.
belangrijke boosdoener gezien. Be
halve dèt: Iemand kan zo depressief
worden dal de dood barmhartiger
lijkt dan het leven. De klem van
niet meer willen leven, weg willen
zijn, Ja zelfs verlangen naar de
dood, is bij veel mensen aanwezig.
Wat vooral voor sommige Jongeren
fataal kan worden, is de dreiging
van een nucleaire oorlog, maar ook
op het persoonlijk vlak de gedach
te: „Niemand zal me missen, nie
mand houdt van me." Wie kan be
oordelen of er voor Iemand geen
uitweg meer is? Familieleden en
vrienden zijn niet altijd in staat de
zwaarmoedige van zijn plan te
weerhouden en de druk bezette des
kundigen, die best een waarschu
wend of bemoedigend woord voor
hun patiënt over hebben, zullen
zich zelden werkelijk intens met
diens psychische problemen bezig
houden.
Pver Iemand die zelfmoord heeft
gepleegd, wordt vaak onbarmhartig
geoordeeld. Men heeft in de geschie
denis zelfmoordenaars na hun dood
wel veelvuldig en wreed gestraft,
wat ook uit angst kan zijn voortge
komen. Om over het gebeurde te
praten, ontbreekt doorgaans de
moed en wie zoekt spontaan de na
bestaanden op? Het wordt dezen
inlet gemakkelijk lemaakt. Familie
leden en vrienden moeten verder
leven onder de doem van het taboe.
Ook bepaalde schuldgevoelens die
nen zich aan. En tussen een rouwen
de en de omgeving treedt gemakke
lijk vervreemding in.
Het verschil tussen iemand die zelf
moord pleegt en Iemand die daartoe
een poging onderneemt, ls zeer we
zenlijk. Elke zelfdoding is een appèl
op de samenleving, maar wordt de
patiënt „gered", dan wordt het voor
de persoon zelf en de naaste omge
ving bijzonder moeilijk. De eerste
gevolgen van de sulcldepoglng zijn
wel van de baan, maar verder ls er
niets opgelost. „Ook deze keer werd
Ik wat men noemt .gered'," vertelde
iemand bitter, „maar van begelei
ding, die ik zo nodig had, was geen
sprake." In de meeste gevallen ls
een nieuw leven beginnen, weer per
spectief krijgen een kwestie van
hard werken.
Familieleden en vrienden kunnen,
door „er te wHlen zijn", vaak al van
bijzonder grote betekenis wezen.
Een bemoedigende, warme houding;
is op zichzelf al van grote waarde.
„Doe uzelf geen kwaad, want wij
zijn allen hier" riep Paulus naar de
gevangenbewaarder van Phiilppi,
die de deuren opgesprongen zag en,
menende dat de opgeslotenen ont
vlucht waren, zichzelf met zijn
zwaard het leven wilde benemen
(Handelingen 16 vers 28). „Wat Pau
lus in dat«ne zinnetje teweegbracht
is in een notedop gezien het geheim,
de sleutel van elke hulp die geboden
wordt aan een mens in nood" (bi.
71).
Een afzonderlijk en diep ingrijpend
verschijnsel ln onze westerse ge
ïndustrialiseerde wereld is zelfdo
ding bij kinderen. Hét is naïef te
veronderstellen dat alle kinderen
blij en gelukkig leven!
Over euthanasie weidt Mink van
Rijsdljk niet breed uit: naar twee
kanten steil ze als voorwaarde:
„mits het menselijk gebeurt." Ten
slotte bevat haar boekje een aantal
verspreide opmerkingen van alge
mene aard. Eerst over de bijbel. Zet
men de zelfmoorden uit de bijbel op
een rijtje, dan brengen ze ons bij het
opbouwen van een eigen ethisch of
christelijk verantwoord standpunt
niet veel verder. Uitzichtloze wan
hoop ls zo oud als het mensdom zelf,
maar de agressie wordt over het
algemeen groter. Innerlijke vrede
en harmonie zijn niet te koop. Wat
wel nodig is, dat wordt afgerekend
met de dubbele moraal van „hel
den" (die zelfdoding onder alle om
standigheden afwijzen) en „la
faards" (die dit niet kunnen opbren
gen). Ziehier globaal de inhoud van
dit helder, voor leder begrijpelijk
geschreven boekje, dat van een ge
rijpt oordeel getuigt en waaraan ik
als recensent ditmaal niets heb toe
te voegen. c R
Mink van Rijsdljk: „Van mij hoeft
het niet meer" (Over zelfmoord en
zelfmoordpoging).
Omvang 87 pag. Ultg. Kok, Kam
pen Prijs 1W0.
Iets
Dc
S?
ven
af
een goed doel moest wort
dacht waar de gelden die Ne<
ter gelegenheid van het gou kh
geringsjubileum van konin|
heimina bijeen bracht voor
kunnen worden bestemd Hel
naai comité vond het niet fijijttltQ
lig zo'n feest aan een zii
kanker te koppelen. Burg(
mr Arnold J. d'Ailly van
dam Het als voorzitter van!
tioneal comité dat Zich Ynet
schenk bezig hield Briels öp
bruari 1948 weten dat zijrtjila
de goedkeuring van het comit
„Mocht gij toch besluiten
richten van zulks een fonds
zetten, dan zullen wij tot ozi
daar stelling tegen moeten r
Briels zette door. Via prinses wl'
na, toen presidente van het
landse Rode Kruis, werd Wil
na gepolst en zij vond zo'r,
voor de kankerbestrijding
ma idee. Dat liet zij het nar
comité tijdens een ontvang
palels op de Dam op niel
verstane wijze weten De
den gingen buigend af ln h -
woedend over de nederlaag
hadden geleden. Toen ln 10
zilveren jubileum van het
werd gevierd „vergat" men d
die aan de wieg had gestaan l__
fonds echter uit te nodigen. ie Jvvl
Carel Briels niet weinig prikt
Boelend ls het om te leze
Briels gedaan wist te krijgt
koningin Juliana op 16 juli
de crème .calèche door Br<
ter opluistering van het
bestaan van deze Oranjesta^
plan werd in eerste instant]
wezen. Briels reisde echtê
Sankt Anton, het wtnteKtt
van de koninklijke familie cnBL^j
de er daar ln via de naaste
ving van de koningin toch zijn
krijgen.
Winterhulp- N"
psycholoog
De toenmalige commlssartf i Al
koningin in Noord Brabant, p: j*'
Jan de Quay door Briels in zS;r
aangeduid als „een omgeval;*
kenkast en winterhulppsycho
was door dit eigenmachtig opt
ernstig verstoord. Hij strafte
daarvoor dan ook op zijn man!
Diep gaat Briels ln op de 8
waarop de stad Nijmegen t
vernieling instuurde met Iw
dionspel „Voor en na Waterlo
ter omgedoopt tot „De tu^ cfw
Europa' Door regen en ten W
king werd het spel een grew
Carel draaide voor de tekc
van wat een hoogtepunt
viering van 150 Jaar koninkrl;) i
moeten worden. Sindsdien IsfBvl
spoed hem blijven volgen. 0
zijn mislukte poging samen
der van Rappard, de ou<
meester van Gorinchem,
Tweede Kamer te komen om
manier het vaderland van de
gang te redden ook toe i
den gerekend?
Verzuurd is Carel Briels dolirtl
tegenslagen niet. Nu hij ate
van 65 op zijn leven terugkij!
zucht Briels: „De wereld te
schouwtoneel. Elk speelt zljnJ^J
krijgt zijn deel. Het hoort
maal bij. Ik heb nergens sp
Ik ben niet berustend gewordi
ben nog steeds een fel heer."
e U
ir zj
Carel Briels „De verbijsteret g,
rugblik van een massa-regk irbi
uiig Elsevier. 168 bU f2&& c
WF
bof
l]|
I ij;
0(1 ilag
htba