oxopeus: 'Den Haag' is te weinig
betrokken bij regionale problemen
IJHHSk
>p het spoor van de ijstijden
Sfc
Wetenschap en techniek
pDAG 25 OKTOBER 1980
TROUW/KWARTET
■BINNENLAND!
E. H. Toxopeus pakt de eerste week van november zijn
in om in Zoe term eer te gaan wonen. De Groningse
issaris der koningin verlegt zijn werkkring weer naar
in Haag. Als lid van de Raad van State kan hij daar straks
profiteren van een rijke ervaring op alle drie
bestuursniveaus: in Breda als raadslid, in Den Haag als
Kamerlid en minister van binnenlandse zaken en in
Groningen als commissaris der koningin. Over zijn
ervaringen leest u hieronder. „De betrokkenheid in Den
Haag bij de regionale problematiek is niet groot," meent de
heer Toxopeus.
door Jan Sloothaak
aag: Vindt u niet dat minister
legel uw vroegere werk als mi-
lier van binnenlandse zaken,
er afbreekt? Mr. E. H. Toxo-
us. „V doelt op de salarissen
:n de ambtenaren. Ik vind in-
rdaad dat de heer Wiegel mijn
•rk wat afbreekt. Dat is niet
ed. Kijk maar naar de belas-
Mo iginspecteurs. Die trekken weg
idat ze als consulent meer kun
st verdienen. Er zijn te grote
schillen ontstaan met de inko-
ins in het bedrijfsleven."
ad
Edzo Hendrik Toxopeus (62). commis-
der koningin In Groningen gaat na
tienjarige periode terug naar Den
ag. Hij wordt er lid van de Raad van
ate. Den Haag, centrum van onze lands-
lltiek, waarvan de heer Toxopeus ooit
ide het gezicht bepaalde. Als Kamerlid
lar vooral ook als minister van binnen-
idse zaken. Uit die tijd dateert de Toxo-
us-ronde.
xopeus (minister van 1959 tot 1965)
dacht het systeem van de „trend": de
tomatlsche aanpassing van de ambte-
rensalarissen aan de lonen in het be-
Jfsleven, opdat ze daar niet te ver bij
uden achter raken. Frappant genoeg is
t nu zijn partijgenoot en opvolger Hans
Jlegel die amechtige pogingen doet om
ierl n tegengestelde Wiegel-ronde op gang te
ijgen. Mr. Toxopeus: „Een eigen loonbe-
qJö voor ambtenaren kan niet. Je hebt
y en produktlemeting. Ik heb nooit be-
gd dat topambtenaren niet weggehaald
igen worden door het bedrijfsleven. Wel
id en vind ik dat al te grote verschillen
inkomen niet juist zijn. Jammer dat het
u nogal ongestructureerd en puur poll
ek wordt omgesleuteld. Een ambtenaar
geen sluitpost te zijn. Als er moet
|fden bezuinigd, zoek het dan liever in
Ibl personeelsstop."
Jnpartijdig»
[ft is één van de weinige keren dat de
Toxopeus zich laat verleiden tot een
itspraak over de actuele politiek. Teke-
voor hem is dat hij dan Juist een
artljgenoot niet in bescherming neemt
ls commissaris der koningin heeft hij
ch altijd uiterst onpartijdig willen op
tellen. In zijn rol als voorzitter hoedde hij
ich er in de immer roerige provinciale
laten voor. zelfs maar de schijn te wek
ken van partijdigheid. Ook buiten de sta
tenzaal stelde hij zich zo op. Soms zelfs de
indruk wekkend, bang te zijn om zich aan
koud water te branden.
Zo ging mr. Toxopeus anders dan bij
voorbeeld zijn partijgenoot en Gelderse
collega Geertsema zelden naar partij
congressen van de WD. Weliswaar stak
hij nooit onder stoelen öT banken dat hij
in hart en nieren een liberaal is. toch wilde
hij niet de kans lopen in een partijpolitie
ke hoek te worden gedrukt. Gaat Toxo
peus straks de partijcongressen weer va
ker bezoeken? „Misschien", zegt hij.
„Maar Ik zal me toch wel wat terughou
dend blijven opstellen. Als lid van de
Raad van State moet Je ook niet te veel in
politiek vaarwater komen. De bevolking
moet vertrouwen hebben in Je onpartijdi
ge opstelling."
Goed bestuurder—^—
Die houding van strikte onpartijdigheid
heeft Juist in de door scherpe tegenstellin
gen verscheurde Groninger politiek, goed
gewerkt. Politieke vriend en vijand prij
zen hem als een goed bestuurder. Eén
uitzondering is er geweest toen de socia
list Bé Bos hem verweet zich als WD-er
gunstig uit te laten over door een kabinet
met de WD genomen maatregelen. „Het
WD-lidmaatschap van onze commissaris
heeft rechtstreekse gevolgen voor onze
provincie." aldus wekte Bos de indruk dat
Toxopeus te veel op één lijn was gaan
zitten met een hem bevriende regering.
Toxopeus toonde zich gegriefd. Hij zegt
nu: „Tegen dit kabinet heb ik vaak lelijker
dingen gezegd dan tegen het vorige." In
dit verband herinnert hij aan de kwestie
van de „open universiteit". Limburg en
Groningen waren belde nog in de race
toen Van Agt en de zijnen zonder de
afspraken met Groningen na te komen
plotsklaps de open universiteit toewezen
aan Limburg. Toxopeus is nog zichtbaar
verongelijkt en verontwaardigd als hij dit
onderwerp aanroert
Over de relatie regio-Den Haag. zegt mr.
Toxopeus: „Ik vind dat noch de Kamerle
den noch de ambtenaren noch de minis
ters zich voldoende betrokken voelen bij
de regionale problematiek." Tegelijk
toont hij enig begrip. „Er zijn zoveel
landsdelen die aan de regering trekken,
achterblijvende regio's, de grote steden."
Als een groot nadeel voor de regio's ziet
hij toch wel dat de kiezers in die gebieden
numeriek in de minderheid zijn. Toxopeus
zegt niet de indruk te willen wekken dat
hij politici en ministers ervan verdenkt
puur electoraal te denken. „Maar het ge
ringere inwonertal werkt meteen al door
in de Kamerfracties. Daar zitten maar
weinig noorderlingen in. Hun stem valt
weg in de meerderheid. Ik denk dat dat
een factor is die meespeelt. In het belang
van het noorden is dat er dan kwalitatief
zo goed mogelijke lieden op de kandida
tenlijsten voor de Tweede Kamer komen."
Mr Toxopeus vindt overigens niet dat die
er alleen op moeten komen om pleidooien
voor het Noorden te houden. „Ik ben niet
zo'n voorstander van districtsvertegen
woordiging. Het is echter gewenst dat je
Kamerleden hebt die met gezag de regio
nale belangen kunnen behartigen bij de
begrotingsbehandeling.
Een vergelijking met de periode dat hij
zelf in Den Haag zat. is volgens mr. Toxo
peus maar betrekkelijk mogelijk. „We za
ten toen in een periode van economische
opgang. Ik heb ook nooit noordelijke be
stuurders op bezoek gehad die zeiden: het
kan zo niet langer."
'Superioriteit'
Wel herinnert Toxopeus zich dat er in Den
Haag een sfeer heerste van: we zullen het
Noorden helpen, voorzover dat het westen
niet schaadt. Dat kwam echter voort uit
de tegengestelde problematiek van die
tijd, namelijk een te overspannen arbeids
markt in de randstad. Overigens vindt mr.
Toxopeus dat er in het westen wel een
zeker superioriteitsgevoel heerst. „Men re
deneert: hier zit het intellect en daar zit
ten die stugge Groningers en sentimentele
Friezen. Dat is voor een deel een stereo
tiep, maar er zit ook een kern van waar
heid In."
Het Noorden rijdt zich zelf nogal eens in
de wielen door Interne verdeeldheid. Men
zou zelf meer lntitlatieven kunnen ont
plooien. De nodige eensgezindheid ont
breekt echter vaak. Het voortdurende po
litieke geharrewar in Groningen is daar
van een voorbeeld. „Dat komt niet gun
stig over." De aanwijzing van de Eemsha-
ven als plaats voor vloeibaar aardgas
LNG aan land te brengen vindt hij een
duidelijk voorbeeld dat je met eensge
zindheid iets kunt bereiken. „Politiek zat
heel Groningen toen op één lijn. Dat heeft
wel indruk gemaakt."
Dollard-kanaal
Als voorbeeld dat Groningers het politie
ke spel vaak niet zo handig spelen, noemt-
.mr. Toxopeus het Dollard-kanaal. Tien
tallen jaren is er strijd gevoerd voor een
kanaal van Oost-Groningen naar de ópen
zee, het omstreden Dollardknaal. Nu het
er dank zij een compromis kan komen,
gaan er in Groningen stemmen op om
toch maar te volstaan met een gemaal. De
binnenvaart heeft aan belang ingeboet en
voor het geld dat aan het kanaal zal
worden besteed, kun je ook allerlei andere
leuke dingen doen. „Maar helaas, zo'n
gemaal komt bijna even duur uit en veel
geld blijft er niet over. Intussen geef je het
zuinig Den Haag wel de kans zich af te
vragen of het kanaal wel moet doorgaan
als de Groningers er zelf al niet zo veel
meer in zien. Minister Tuijnman heeft me
al opgebeld met de vraag hoe het zit.
Straks hebben we geen kanaal en ook
geen geld. Dan heb je niks."
'Achterdocht'
Mr. Toxopeus had gehoopt in die tien jaar
meer voor Groningen te kunnen bereiken.
De neergaande economie stak er een stok
je voor en ook over de betrokkenheid van
Den Haag bij de regio is hij dus niet
juichend.
„Ik verwijt geen enkele regering dat het
slecht gaat," zegt hij. Toch klinkt er kri
tiek door. „De Groningers hebben een
natuurlijke achterdocht tegen Den Haag.
Als de regering dan halve toezeggingen
doet, terugkomt op andere toezeggingen
met als motief gebrek aan geld of zo, dan
werkt dat niet ten goede De stukken over
het Integraal structuurplan noorden des
lands moet je altijd twee keer lezen. An
ders loop je de kans dat de regering zegt
dat er iets anders staat dan wij erin lezen
en dat zij de zaak beleefd maar vastbera
den terugdraait. Zo zou er een voor de
scheepvaart geschikt te maken kanaal
(Musselkanaal-Veendam) komen, oor
spronkelijk alleen voor afwatering be
doeld.
Dat project is sterk versoberd, zo
dat het veel moeilijker en duurder wordt
om er ooit nog een scheepvaartkanaal van
te maken. Het is minder dan was afgespro
ken, maar we hebben het in arren moede
maar aanvaard."
'De weg weten'
Mr. Toxopeus vindt het van belang dat je
als bestuurder de weg weet in Den Haag.
„Je kunt dan toch op een andere manier
met allerlei mensen praten dan wanneer
je in een vergadering via de 'geachte voor
zitter' moet spreken." Aan de andere kant
vindt hij dat dit ook weer niet te ver moet
gaan. „Het zou beroerd zijn als in dit land
via vrindjes werd geregeerd. Daar hou ik
niet van."
Bij alle teleurstellingen over fabrieksslui-
tingen, het niet doorgaan van vestigingen
en het op de lange baan raken van zaken
die wel haalbaar leken (zoals het LNG)
blijft de heer Toxopeus altijd een onver
woestbaar vertrouwen uitstralen. Zit daar
niet een fors stuk beroepsoptimisme
achter?
Toxopeus, nogal eerlijk: „Ook wel een
beetje, maar toch geloof ik dat Groningen
een goede toekomst heeft. Voor mij per
soonlijk is het een teleurstelling dat het de
afgelopen tien jaar niet beter is gegaan; in
tegendeel, zelfs slechter."
Op welke argumenten baseert hij zijn
optimisme? „De bereikbaarheid van het
perifere Groningen is enorm verbeterd en
ook in aangrenzend Duitsland wordt er
veel aan gedaan. Toen ik hier kwam moest
je via kronkelwegen naar het westen, nu
over vierbaanswegen. Verder zal ook de
PTT wel ééns komen. Als de economie
weer aantrekt heeft Groningen ook dank
zij de Eemshaven kansen."
door Rob Foppema
Vut voor weer het morgen ia, vinden wij nogal belangrijk: over de verwachting wordt
elijks bericht. Maar veranderingen in het klimaat, het gemiddelde weer op een
aijn van tientallen jaren, kunnen veel dieper ingrijpen. Een paar graden warmer en
het poolijs smelt, genoeg om ons op den duur onder water te zetten in dit lage land. Een
paar graden kouder en de gletsjers van de ijstijden komen terug. Het gaat allemaal niet
zo vlug, maar de gevolgen zijn de moeite waard om over na te denken.
)e laatste paar jaar
s vooral gedacht en
geschreven over de
nogelijkheid dat het
tlimaat op de wereld
warmer wordt. Oor
zaken zijn niet ver te
Zoeken. Het histo
risch sterk stijgende
energieverbruik laat
steeds meer van het
Verbrandingsgas
kooldioxide in de at
mosfeer achter, dat
ioor het broeikas-ef
fect extra zonne
warmte vasthoudt.
Ontbossing op grote
schaal werkt in de
zelfde richting.
ioe erg dat allemaal is of
wordt, valt nog niet te zeg
gen. Weer en klimaat zijn
nog veel te ingewikkeld om
precies te kunnen begrij
pen en voorspellen. En
waar het extra kooldioxide
blijft, weten we ook nog
onvoldoende Maar de
is belangrijk genoeg
hard aan te werken, en
dat gebeurt ook wel. Resul
taten daarvan verschenen
herhaaldelijk in deze ru
briek.
Toch is het zinnig om te
bedenken dat de aandacht
van „de" wetenschap voor
een deel door modever
schijnselen wordt be
heerst. Het broeikas-effect
speelt mee op de achter
grond van het grote ener
giedebat, en is als zodanig
zeer respectabel. Maar een
jaar of wat geleden waren
we haast even geïnteres
seerd in de dreiging van de
eerstvolgende ijstijd.
Dat had veel te maken met
een briljant hoewel iets
eenzijdig televisiepro
gramma van de Brit Nigel
Calder, met bijbehorend
Boek-van-de-maand (De
Weermachine). Volgens
Calder kon de ijstijd zowat
volgend jaar beginnen en
verrassend vlug doorzet
ten. Dat neemt niet weg
dat we, geologisch gezien,
inderdaad leven ln een pe
riode die gekenmerkt
wordt door ijstijden van
zo'n honderdduizend Jaar,
afgewisseld door warmere
perioden vah zo'n tiendui
zend jaar. En we zitten zo
te zien vrij laat in zo'n war
mere periode.
Er zijn zelfs wel olijke gees
ten geweest, die speculeer
den dat wij ons met het
broeikas-effect de volgen
de ijstijd van het lijf zou
den kunnen houden. Een
dergelijke wereldomvat
tende balanceertoer is na
tuurlijk alleen haalbaar
wanneer de krachten naar
weerskanten voldoende
nauwkeurig bekend zijn,
en je bovendien kunt bij
sturen. De werkelijkheid is
dat we niet alleen het
broeikas-effect onvoldoen
de doorgronden, maar ook
de oorzaken van ijstijden
slechts heel gedeeltelijk in
zien. Om van de praktische
mogelijkheid van bijsturen
nog maar te zwijgen: dat
zou er op neerkomen dat
we het wereldverbruik van
energie (fossiele brandstof
fen voorlopig) doelbewust
zouden beheersen.
Toch kan die speculatie
ons opnieuw gevoelig ma
ken voor het belang van
het onderzoek naar de oor
zaken van ijstijden. Ook al
valt er vooralsnog weinig
bij te sturen. Je wilt toch
graag weten waar het met
de wereld heengaat. En
daarvoor moet je de krach
ten kennen die naar weers
kanten werken.
Waarom af en toe de ijs
kappen nogal aangroeien,
is voor een deel wel duide
lijk: omdat er periodiek
minder zon wordt opge-
ijs
0
7\A/\/lAAA/l
3
6 5 4 3 2 1
tijd
Omvang van de ijskap in twee experimenten met Oerlemans' model, afgezet tegen
de tijd (in eenheden van 100.000 jaar). Ter hoogte van 1 op de verticale schaal is de
ijslaag tot drie kilometer dik. De hoofdvorm van de grafiek (de grove zaagtand) is
karakteristiek voor het model-Oerlemans, de kleinere fluctuaties zijn Milanko-
vitch-effecten.
vangen. Dat bedacht de
Joegoslaaf Milankovitch al
ln 1941; kleine periodieke
veranderingen in de baan
die de aarde om de zon
beschrijft, zouden het ver
schil uitmaken. Zijn theo
rie bleef lang op de plank
liggen, omdat de verschil
len wel erg klein leken voor
zulke grote gevolgen. Maar
ln 1976 kwam een indruk
wekkende bevestiging
Met name het wiebelen
van de aardas, eens in de
41.000 jaar, was duidelijk
terug te vinden in de spo
ren van het vroegere kli
maat. die inmiddels veel
beter te meten waren. Ook
een ander effect, dat onge
veer elke 20.000 jaar zich
doet gelden, was naspeur
baar.
Maar dat maakte samen
nog niet verklaarbaar hoe
het klimaat aan die grote
golfbeweging komt van
eens in de 100.000 jaa
Daarvoor publiceerde onze
landgenoot J. Oerlemans
onlangs in Nature een
theoretische verklaring die
hij op het KNMI had uitge
werkt. Het is een sterk ver
eenvoudigd model van het
landijs op het noordelijk
halfrond. Voor het begin
van de groei is een vrij kor
te episode met wat minder
zon nodig (daar zorgt het
mechanisme van Milanko
vitch op z'n tijd wel voor).
Maar daarna groeit de ijs
kap lantaarn en onweer
staanbaar aan. tot hij na
zo'n honderdduizend jaar
betrekkelijk snel weer
wegsmelt. Die cyclus heeft
niets meer met variaties in
zonneschijn te maken,
maar vertoont die dyna
miek uit zichzelf.
Het aardige is dat Oerle
mans dit resultaat bereikt
met een wiskundig model
van de ijskap dat zo een
voudig is dat je intuïtief
het gevoel kunt hebben
dat het deugt. Het bestaat
uit drie vergelijkingen,
waarvan de eerste de dikte
van de ijslaag beschrijft.
Hier wordt vastgesteld dat
ijs niet zomaar kan ver
dwijnen: het moet ordelijk
afsmelten, dan wel weg
schuiven in de lengte of in
de breedte. Of er komt ijs
bij (uit sneeuw die blijft
liggen). Het wegschuiven
gaat door, omdat de ijslaag
naar de noordpool toe het
dikst is, en zich geologisch
gedraagt als een taaie
vloeistof (de gletsjers).
De tweede vergelijking
brengt in rekening dat de
ijslaag zwaar drukt op de
aardkorst waarop hij ligt.
Die aardkorst is elastisch
genoeg om daardoor ter
plaatse te dalen, des te ver
der naar mate de ijslaag
(kilometers) dik is. En de
derde vergelijking be
schrijft dat er meer ijs
wordt gevormd naarmate
het oppervlak van de laag
hoger komt (in de bergen is
het ook kouder tenslotte)
en naarmate je verder in
het noorden zit.
Allemaal heel plausibele
dingen, en als Oerlemans
er dan nog in stopt dat de
aardkorst met enige ver
traging reageert op de last
van het ijs (zo'n tiendui
zend jaar), dan kan zijn
computer heel geloofwaar
dige ijstijden produceren.
Dat het landijs elke hon
derdduizend jaar weer
smelt, blijkt te komen
doordat de aardkorst on
der het ijs zo diep wordt
ingedrukt. De bovenkant
van de ijslaag daalt mee en
daar begint het te dooien.
Dat gaat sneller dan de
aardkorst terug kan „ve
ren", vandaar dat het ein
de van een ijstijd zich rela
tief snel afspeelt.
Het resultaat van Oerle
mans wordt min of meer
bevestigd door het veel
vollediger klimaatmodel
waarmee de Rus Sergin in
Wladiwostok al jaren in de
weer is, ter gelegenheid
van een bezoek aan Ameri
ka onlangs door hem in
Science samengevat. Dat
model is zo ingewikkeld
dat er geen verstandig ver
haal meer bij te vertellen is
(Sergin schrikt niet terug
voor zesde-orde differen
tiaalvergelijkingen). Maar
het komt uit op periodieke
ijstijden om de vijftig- tot
tachtigduizend jaar. En
dat zit, gegeven alle onze
kerheden, leuk in de buurt.
In één kleinigheid zit een
pikant verschil. Sergin
hanteert voor de traagheid
waarmee de aardkorst on
der de ijslast wijkt, een ka
rakteristieke tijd van 2000
jaar. Oerlemans was van
de door hem aangenomen
10.000 jaar niet zo zeker, en
probeerde het ook met
30.000 respectievelijk 5000
jaar Met die 5000 als inge
voerd gegeven kon zijn mo
del geen Ijstijd meer op
hoesten. Modellen zijn
soms zeer eigenwijs.
J. Oerlemans. „Model experiments
on the 100.000-yr glacial cycle". Na
ture 2S7. 430-432 (1980).
V. Ya, Sergin, „Origin and mecha
nism of large-scale climatic oaeilla-
liona". Science 209. I477-I4K <1990).