Het een moet groeien, zegt CDA'er aan de basis ]=l [Hb rNO - vitale vijftigjarige SB# Wetenschap en techniek A^ÉRDAG 11 OKTOBER 1980 ■BINNENLAND! TROUWKWARTET door Jan Sloothaak Op het provinciale vlak verga- d« derden we liever niet apart. We wilden ons als rechtstreekse CDA-leden eigenlijk niet naast AR, KVP en CHU in een vierde poot laten drukken. Daarvoor wa- itn we tenslotte geen rechtstreek- je CDA-leden geworden. Anders dan op landelijk niveau zijn we daar aardig in geslaagd en heb ben we alleen bij uitzondering apart vergaderd." Hieke De Boer-Van der Schaaf wil maar 2fggen dat het rechtstreeks lid worden van het CDA niet inhield dat je dan ook meteen door de christelijke partijen werd aanvaard. Vooral in het begin had men er B die kringen moeite mee om de nieuw ipkomende groep van de rechtstreekse DA-ers te plaatsen. Allengs is dat vol- j frns haar beter geworden. Toen de ARP. CHU en KVP indertijd besloten om samen op te gaan in het CDA. werd ook de mogelijkheid geopend om al vast rechtstreeks lid te worden van die nieuwe partij. Mevrouw De Boer behoorde met tot de CDA-ers van het eerste uur. Een jaar of vijf geleden raakte ze erin verzeild en sindsdien is ze één van dege nen die „aan de basis" hebben gewerkt om het CDA gestalte te geven. Hieke de Boer-van der Schaaf (37). huis- vrouw en moeder van drie opgroeiende 1 meisjes van zes. twaalf en dertien jaar. is I Friezin van afkomst maar woont sinds een T jaar of tien in het fraai In het Drentse I laadKhap verscholen Havette. Hoe komt als zij er toe om veel tijd en pe te steken in de fusie van drie leke partijen waar ze tot dan nauwe- j bemoeienis mee had? {enlijk ging dat bij toeval. Haar man d niet aan politiek, maar kwam er door werk wel mee in aanraking. „Hij is jeningsdeskundige en helpt particu- ren met ontetgeningskwesties." vertelt •ouw De Boer. Toen haar man door de Itatselijke christelijke groepering in Ha- relte werd benaderd, verwees hij naar zijn rouw. Zo raakte ze In de plaatselijke kolltiek verzeild. :r waren hier ln het dorp geen officiële telijke partijen. Wel was er een lokale aepering die zich ACP (Algemene Chris- ike Partij) noemde en een soort tegen- ;cr vormde van de overheersende Het bestuur bestond uit een I groepje heren. Daarin kwam verandering toen twee dames hun Intrede deden. Eén nnien was mevrouw De Boer. Achteraf biw*dat voor haar de start te zijn van een teute deelname in het CDA. Overigens oen in Havelte toen nog nauwelijks •nis gehad met dat CDA In Dren the waren er toen misschien een honderd- til rechtstreekse CDA-leden. De Havel- «i werden benaderd om eens te komen kennis maken. Dat contact leidde ertoe dat een zevental bestuurders naar een provinciale CDA-vergadering in Assen toog. Die vergadering werd bezocht door een dertigtal mensen, voor een deel af komstig uit de drie bestaande partijen en voor een deel gevormd door rechtstreekse CDA-leden. „Voor mij was het toen allemaal nog wat abacadabra." lacht mevrouw De Boer. Ze was zelf wellicht nog het meest verbaasd toen ze tot provinciaal bestuurslid werd gekozen Het eerste rechtstreekse CDA- bestuurslid in Drenthe. Ze heeft zelf het gevoel dat een rechtstreeks CDA-er bij de gratie ln het bestuur werd toegelaten. De zittende bestuursleden waren gerecru- teerd uit de drie „bloedgroepen", zoals de samenstellende delen van het CDA wel genoemd worden. De rechtstreekse CDA- leden kwamen binnen met een heel ande re of zelfs zonder achtergrond. An ders dan CHU. ARP en KVP konden ze niet op historische verworvenheden en organisatorische verbanden bogen Hieke de Boer: „Je kende elkaar helemaal niet." Voordat ze werd toegelaten tot het be stuur werden haar dan ook enkele kriti sche vragen gesteld. Was ze bij voorbeeld wel godsdienstig? Dat zat wel goed. Hieke de Boer was gereformeerd en bovendien gastlid van de hervormde kerk. Als onder wijzeres gaf ze daarenboven ondanks haar gereformeerde afkomst namens de her vormde kerk godsdienstles op de openba re lagere school. Pluriformiteit ild Die oecumenische instelling wil ze ook ln de politiek vertalen. „Een pluriformiteit zoals je die in het CDA tegenkomt, vind ik gezond. Het zet aan tot zelfkritiek. Je moet weliswaar niet teveel je vuile was buiten hangen, maar de geschillen zoals die landelijk in het CDA tot uiting komen zijn op zich wel goed. Ieder heeft zijn eigen geschiedenis. De erkenning daarvan dwingt respect af voor elkaar. We zitten in een beginperiode en je kunt niet verwach ten dat het allemaal van een leien dakje gaat." Mevrouw De Boer vindt dat de recht streekse CDA-leden ln dit opzicht een belangrijke rol kunnen spelen. „WIJ heb ben tot nu toe al een brugfunctie gehad en ik denk dat we die ook zeker nog een tiental jaren zullen houden." Het feit dat de drie christelijke partijen zich hebben opgeheven om samen één CDA te worden, wil volgens haar nog niet zeggen dat die drie nu geruisloos en harmonieus in één bedding zullen gaan samenvloeien. De stromingen binnen het CDA hebben elk hun eigen historische achtergrond en dat zal zeker in het begin tot uiting blijven komen. Bij de Kamerverkiezingen zijn de Kamerleden al bij voorbaat aangewezen door de voormalige partijen. Uitgezon derd vier rechtstreekse CDA-ers en met een beetje geluk wellicht een vijfde. „Die Mevrouw Hieke de Boer-Van der Schaaf uit Havelte is een van de rechtstreekse CDA-leden die „aan de basis" werken. Hoe raakt een moeder van drie opgroeiende kinderen in de politiek verzeild en wat drijft haar? Als zij daarover vertelt valt het woord „toeval", maar ook komen haar „oecumenische instelling" en een „brugfunctie ter sprake en een idealisme om niet langer gescheiden verder te gaan. nen geven naar één van de beide rich tingen. Nog waarmaken' Overigens kan Havelte niet model staan voor het CDA aan de basis. Anders dan hier bestonden in de meeste andere ge meenten wél afdelingen en raadsfracties van de christelijke partijen. Rechtstreek se CDA-leden moeten zich een plaats zien te verwerven naast deze „gevestigde or de". Mevrouw De Boer heeft zich vooral ingespannen om de mogelijkheden hier toe te verruimen. Door een vloed van telefoontjes, het leggen van contacten en het werken aan de organisatie, was ze actief op dit terrein. „Niet dat er wantrou wen bestond tegenover de rechtstreekse CDA-leden, maar er was wel een zekere afstand. Je hoorde er eigenlijk niet bij. We moesten ons nog waar maken. In kringen van de bestaande partijen vroeg men zich af wie die nieuwelingen wel waren. Het ging met horten en stoten maar ik geloof dat we er wel goed uit te voorschijn zijn gekomen." v-.\ - IS -Ti' - -* - ■%- i.-i - Mevrouw Hieke de Boer-Van der Schaaf zijn juist uitgekozen om hun persoonlijke vermogen een brugfunctie te vervullen." Staten en raden Ook aan de basis staan CDA-ers klaar om de lokale en regionale besturen (gemeen teraden en provinciale staten) te gaan bevolken. Het aantal rechtstreekse CDA- leden Is inmiddels enorm gegroeid. Lande lijk zijn er nu dertigduizend en in Drenthe zijn er zo'n duizend Voor een deel zijn die afkomstig uit de drie „bloedgroepen" met tot nu toe een dubbel lidmaatschap. An deren zijn uitsluitend rechtstreeks lid. „Wat hen bindt is natuurlijk wel een zeke re affiniteit met christelijke partijen." zegt mevrouw De Boer. Desgevraagd zegt zij niet de indruk te hebben dat machts vorming een motief is voor de meeste CDA-ers. „Wat de CDA-leden bindt, of ze nu al of niet afkomstig zijn uit de bestaan de partijen, is denk ik hun idealisme, het niet gescheiden verder willen gaan." In hoeverre landelijke politieke motieven hebben geleid tot het CDA-lidmaatschap is moeilijk te schatten. „We zijn als CDA- leden wel betrokken geweest bij de grond slag-discussie en het praten over het con ceptprogram en de statuten, maar verder hebben we aan de basis eigenlijk nauwe lijks tijd gehad om diep in de inhoudelijk politieke vraagstukken te duiken," zegt mevrouw De Boer Wat dat betreft merkt ze ook wel een zekere terughoudendheid. „Hier in Havelte bestond eigenlijk alleen dat plaatselijke belangengroepje. Nu wordt men plotseling bij de landelijke politiek bepaald via het CDA. Daarvoor is een groeiproces nodig." Er zijn bij voor beeld mensen die de discussie over de kernbewapening willen afwachten en daarom bij voorkeur eerst nog donatuer blijven in plaats van volwaardig lid te worden. Financiële motieven spelen daar bij overigens ook een rol, want lidmaat schap is duurder. Mevrouw De Boer heeft de indruk dat de verschllende stromingen zoals die in met name de CDA-Kamerfrac- tie te onderkennen zijn, ook terug te vin den zijn in de gelederen van de recht streekse CDA-leden. Het is echter moei lijk te schatten hoe de verhoudingen pre cies liggen en dus ook in hoeverre de rechtstreekse CDA-leden de doorslag kun Provinciaal Behalve op plaatselijk,speelde zich ookop provinciaal niveau een soortgelijk proces af. „Ik geloof dat er een stuk vertrouwen is gekomen," aldus mevrouw De Boer, die inmiddels secretaresse is geworden van het Drentse CDA. De toenemende invloed van de rechtstreekse CDA-leden Is ln de loop van de tijd tot uiting gekomen ln een uitbreiding van het provinciale CDA-be- stuur. Bij de statenverkiezingen van 1982 is één reële kandidatuur toegewezen aan het rechtstreekse CDA. „Wat ledental be treft hadden dat er eigenlijk twee moeten zijn, maar zoiets ligt toch wel gevoelig en je moet het groeiproces niet willen force ren," meent Hieke de Boer. „Als we had den doorgedramd waren er wellicht grote problemen ontstaan." Wel ls de afspraak gemaakt dat, als zich mutaties voordoen onder de kandidaten voor provinciale staten, er wellicht nog een tweede rechtstreekse CDA-kandidaat in zit Mevrouw de Boer veronderstelt dat de grote toevloed van rechtstreekse CDA- leden indertijd niet is voorzien. „Was dat wel zo geweest dan had men waarschijn lijk vooraf wel maatregelen op het organi satorische vlak getroffen om een soepel verloop te waarborgen." Mevrouw De Boer is ook nog twee jaar plaatsvervangend lid geweest van het lan delijke CDA-bestuur. Daarachter heeft ze kort geleden echter een punt gezet om zich weer helemaal aan de „basis" te kun nen wijden. „Ik heb drie opgroeiende kin deren en het vergde veel werk. Bovendien pas ik wat karakter betreft beter in een regionaal bestuur, waar alles zich veel meer afspeelt ln de sfeer van persoonlijke contacten. Daar komt bij dat iedereen zegt dat politiek een hard vak is. Ik ben, denk ik, niet hard genoeg." 1,24 het door Rob Foppema !en jubileum is een kunstmatige gebeurtenis. Aan de kwali teit van de begeleidende gedenkschriften valt dat meestal te iroeven. Een stemmige terugblik, gepaste tevredenheid met het bereikte, vertrouwen in de toekomst. Er is enig lef voor (laten) schrijven. Dat deed deze maand de Organisatie voor nodig om een rafelig verleden onder ogen te zien, middenin toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek, een reorganisatie te zitten, en daar fris van de lever over te Wtnlijk viert TNO niet pr eigen gouden jubi- pn. maar dat van de JlO-wet. die de bedoeling artikel 1 zo glashelder formuleert. „Er is eene cen- tale organisatie voor toe- ppast-natuurwetenschap- •dijk onderzoek, die tot ■»ak heeft te bevorderen. P*t dit onderzoek op de doelmatigste wijze dienst bar gemaakt wordt aan algemeen belang." Poe dat ten dele is mislukt, pjkt nog steeds hoogst Jetueel te zijn. Wat de twee ►schiedschrijvers daar- f'er in het oktobernum- van TNO Project te helden hebben, komt tearscherp terug in een Jiscussie over het heden psen leden van de raad fan bestuur, instituulsdi- «cteuren en de ondervoor- Ötter van de onderne mingsraad pe moesten alle krachten bundelen, was de bedoe- N in 1930. Het duurde tot •932 voordat de wet ook kht jn werking trad. jRimd. vond de eerste P^O-voorzitter prof. Went. FUzend op de verslachte- fcnde economische toe- r®nd. die het functioneren pn een goede organisatie meer dan ooit nodig maak te. Maar het ging niet goed. „TNO vecht voor zijn be staan als onafhankelijke onderzoekorganisatie," no teert drs. O. A. van de Schootbrugge over die be ginperiode. „Er ls sprake van op zijn minst lijdzaam verzet van de kant van ver schillende ministeries. Ambtenaren die zich een stukje macht zien ontglip pen? Of denken ze dat ze het tot dan toe toch zelf ook prima geregeld heb ben? Van Iterson (de twee de voorzitter) geeft op in 1939 „De belangrijkste instellin gen op het gebied van het toegepast natuurweten schappelijk onderzoek in Nederland uit die tijd heb ben dan nog steeds een zeer losse binding met TNO en dat zal zo blijven. TNO-wet of niet. Ik heb het over het Waterloopkundig laboratorium, de KEMA (samenwerkende elektrici teitsbedrijven). het Natio naal luchtvaartlaboratori um. het laboratorium voor grondmechanica en het Nederlands scheepsbouw kundig proefstation." al dus Van de Schootbrugge in feite pas uit de grond gestampt, schrijft dr. H. A. W. Nijveld: een „explosieve groei". De organisatie kreeg zo'n 25 instituten on der beheer ln die periode, vijftien zelf opgericht, tien overgenomen van het Rijk. „Ten opzichte van het to tale aantal rijksinstituten en departementale stich tingen die zich met speur werk bezighielden, was dit getal van tien maar laag," noteert Nijveld. Het zelfde probleem dus. Dat neemt niet weg dat er resultaten werden behaald die mogelijk door de recen te kritiek op het functione ren van TNO wat op de achtergrond zijn geraakt. Met name de Nijverheids- organisatie TNO had. al dus Nijveld. „een belang rijk aandeel in het wonder van de naoorlogse opbouw van de Nederlandse indus trie. Een wonder omdat Nederland, als koloniale en handelsmogendheid vóór de oorlog, zijn industrie nog bijna helemaal moest opbouwen. De tegenwoor dig wel eens vergulste ma teriaalinstituten van TNO speelden daarbij een niet te verwaarlozen rol.!' In de jaren veertig is TNO De sprong naar 1980 is ver rassend klein. In een zonni ge vergaderzaal discussië ren wat prominente TNO'ers over heden en toe komst. Dr. ir. F E. van Wely van de hoofdafdeling bouw en metaal komt over het energieonderzoek te spreken. Hij signaleert „dat er nog een paar ande re instellingen zijn in den lande die op dat gebied werkzaam zijn. Ik wil daar verder niets kwaads van zeggen," aldus Van Wely „Je moet gewoon constate ren dat de historie nu een maal heeft geleid tot de ontwikkeling dat TNO op energiegebied dingen doet. dat een club als het Ener gieonderzoekcentrum Ne derland (ECN) dingen doet, en er zijn er nog wel een paar te noemen mis schien." Inderdaad ja. en hoe dat ongeveer kwam. wisten we dus al. Maar de kernvraag blijft (Van Wely:) „Hoe krijg je dat georganiseerd?" Zijn recept is eenvoudig. Eerst binnen TNO een strategie en een werkprogramma ontwikkelen. rekening houdend met het bestaan van die andere clubs. De voorzitter van de raad van bestuur van TNO. ir. W. A de Jong. wil het wat breder bekijken. „Je ziet overal aparte lichamen op ver schillende wijzen dezelfde markt benaderen en je ziet ze groeien." constateert hij zorgelijk. Hij vindt het een kernpunt van overheidsbe leid om te zorgen dat in de chaos die ten dele al ls ont staan, een zekere mate van ordening komt. Dat hoeft absoluut niet tot één organisatie te leiden, zegt De Jong, maar er moe ten wel duidelijke afspra ken komen over de samen werking tussen de verschil lende organisaties. „Ik zie niet hoe lichamen ergens in de overheidssector in staat zouden sfljn om de programma's van ECN, TNO. KEMA enzovoorts aan elkaar te praten. Dat moeten wij doen met ECN en met KEMA." Daar wordt dus ook wel mee gepraat, meldt De Jongs collega Ir. M. J. Spanraft. „maar in welk kader moet je de resulta ten van die gesprekken plaatsen wanneer door de overheid geen doelgericht onderzoekbeleid wordt aangegeven, met duidelij ke doelstellingen qua tijd en ook qua gebied?" Zou dat niet, oppert ie mand. een taak van de mi nister voor wetenschaps beleid en zijn ambtelijk ap paraat zijn? De Jong denkt van niet, en daarmee neemt het gesprek een pi kante wending. „Het pro bleem is ln feite dat er bin nen de overheid geen structuur bestaat, ook niet het ministerie voor weten schapsbeleid, die in staat is om het hele wetenschap pelijk gebeuren te omvat ten, te begrijpen en te structureren." Weten schapsbeleid heeft, al coör dinerend. een heel heilza me invloed, zegt De Jong. „maar aangezien bijna alle ministeries erbij betrok ken zijn, is het bijna vech ten tegen de bierkaai." We kunnen hier zonder moeite de resten herkennen van de departementale bier kaaien waar TNO ln de ja ren dertig al tegenaanliep Dan gaat De Jong regel recht in de aanval: „Ik moet constateren dat, voor wat betreft het helpen pro grammeren van het onder zoek er geen instru mentarium aanwezig is op de meeste ministeries. Het eerste dat nodig is. is niet dat er aan de kant van de onderzoekers wat gebeurt, maar dat dat aan de kant In deze oven wordt uit een staafje de 0,1 mm dunne glasvezel getrokken die telefoon- en andere signalen kan transporteren in de vorm van lichtpulsjes. Een experimentele glasvezelkabel van 21 kilometer tussen Helmond en Eindhoven werd deze week in gebruik gesteld. van de overheid gebeurt." Déér moet orde op zaken worden gesteld, aldus De Jong, voordat er zinnig heen en weer gepraat kan worden. En er zou eenheid van visie moeten momen over het uitvoeren, beheer sen en financieren van het onderzoek. Dat verschilt per departement nu nog aanzienlijk. Die kritiek is niet mis. In tussen moeten we met lich te verwondering vaststel len dat de TNO'ers met geen woord reppen over het jonge bestaan van de Raad voor het energieon derzoek (REO). Daarin zouden nu juist de verte genwoordigers van over- heid en onderzoekers en een enkele consument de gewenste coördinatie op dit terrein eendrachtig ter hand moeten gaan nemen. Maar dat kan natuurlijk al leen lukken als de overheid ook inderdaad gesprek spartners in het veld kan sturen van het kaliber dat De Jong kennelijk tot nog toe heeft gemist.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 21