Een dijk van
jen monument
[Hk
Dude hersenen en cultuur
Wetenschap en techniek
1DAG 27 SEPTEMBER 1980
TROUW/KWARTET
IBINNENLANDi
19
atig, haast majestueus, maar soms ook onooglijk laag en smal
onkelt de Westfriese Omringdijk zich 126 kilometer lang om West-
iesland heen. Met een historie die zeker zeven eeuwen lang is. Het is
ai prachtige dijk en binnenkort, als de provincie Noord-Holland een
teuwe verordening heeft opgesteld, een monument. Een reportage
et tegenlichtopnamen en pruimen eten op en langs de eerste
ederlandse dijk, die tot monument verklaard wordt.
sur Haro Hielkema
et de beschilderde klompjes of
windmolens, niet het aantal
itieke partijen, omroepvereni-
gen of kerkgenootschappen,
niet sportsterren als Sjoukje
kstra of Johan Cruijff vormen
ngsymbool van ons kleine land-
jij de zee. Vóór alles zijn het de
ken, die het beeld van het dras-
e Nederland de grootste vorm
uen. Als er iéts zou kunnen fun-
ren als een „nationaal monu-
:nt", moet het haast wel een
llandse dijk zijn.
Mr een dijk als monument vinden we
ar gek. Er moet op z'n minst nog een
jument óp die dijk. We zijn er in Ne-
Jand eigenlijk nooit toe gekomen een
hl te onvervalste dijk tot monument te
klaren, die bescherming te geven die
zo'n historisch bouwwerk past. Wel
hier en daar (Betuwe) dijken opgeno-
in het beschermd dorps- of stadsge-
it en in Friesland staan dijkresten eni-
mate „onder curatele". In Noord-Hol-
wellicht de provincie waar de
iste dijken opgeworpen zijn ver-
ijnt echter het eerste schaap op de
want op het provinciehuis in Haar-
wordt al intensief gestudeerd op een
rstel uit Provinciale Staten om de
jtfriese Omringdijk op de provinciale
g lumentenlijst te zetten.
irmee wordt dan niet de eerste de
te dijk aangepakt. Waarschijnlijk
erg weinig dijken zullen een historie
ben als dit 126 kilometer lange bouw
man klei, veen, steen, hout en riet. Een
orie overigens, die nog maar erg slecht
rifpapier staat, ook al verscheen in 1974
t,t fraaie maar wetenschappelijk niet zo
^fundeerde boek „In de ban van de dijk"
Q'n de hand van het Noordhollandse sta-
üid voor de WD. J. J. Schilstra.
1 hl i nitwit.
i al zou je het willen, bij het praten
r de Westfriese Omringdijk kun je niet
de Bergense heer Schilstra heen. Zijn
k gaf de dijk een hoop publiciteit. Hij
het ook die in de staten van Noord-
land een motie indiende om de dijk
bovenaan de provinciale monumenten
lijst te plaatsen en het lichaam zo tegen
kwalijke verminkingen te beschermen. De
motie werd aangenomen als een opdracht
aan het college van gedeputeerde staten.
Op het provinciehuis wordt nu een be
schrijving van de dijk vervaardigd en er
zijn gesprekken gevoerd met de beheer
ders van de dijk, die geheel West-Fries
land omvat.
De dijk is voor gedeputeerde, dr. ir. J. IJff
(monumentenzorg) wel degelijk een mo
nument: „Ik vind dit bepaald een monu
ment van het menselijk kunnen en van
een geschiedenis. In een tijd waarin ver
minkingen gemakkelijk aangebracht kun
nen worden, is het nodig om zo'n monu
ment te beschermen: tegen technische
ingrepen, tegen op- en aanbouw, afgravin
gen en vergravingen, het zo maar plaatsen
van lichtmasten en het leggen van lei
dingen."
De Omringdijk beschermt West-Friesland
tegen het water van de voormalige Zuider
zee van Medemblik via Enkhuizen tot
Hoorn. Daarna loopt de dijk westwaarts
naar Alkmaar, dan naar het noorden dicht
langs Schagen en Kolhorn om ten zuiden
van de Jonge Wieringermeer weer bij Me
demblik te eindigen. Voorlopig is de totale
dijk nog niet onder een provinciale monu
mentenverordening onder te brengen. In
steden als Medemblik, Hoorn en Enkhui
zen maakt de dijk deel uit van de plaatse
lijke wallen. Zeker vijfennegentig procent
is evenwel in beheer van het hoogheem
raadschap Noordhollands Noorderkwar
tier en het ls dit overgrote deel dat van de
provinciale bescherming gaat genieten.
Lichtmasten:
Het Noorderkwartier wil ook best, zegt
gedeputeerde LJff. „Natuurlijk controleert
de provinciale waterstaat al of de dijk wel
dijk blijft, maar dat is feitelijk een techni
sche controle, gericht op de veiligheid. En
het is ook wel zo dat wat gemeenten op en
aan de dijken willen ondernemen, via GS
komt om advies in verband met de begro
ting. Maar dat wordt routinematig behan
deld. niet vanuit het oogpunt van monu
mentenzorg. En dan kan het gebeuren dat
er lichtmasten en verkeersborden het aan
zien van de dijk geweld aandoen. We heb
ben nu de afspraak gemaakt dat voortaan
alle zaken via ons provinciale bureau voor
monumentenzorg gaan. Weliswaar heeft
de waterstaat het laatste woord, als er
conflictsituaties zouden optreden, maar
dat is in overeenstemming met de functie
van de dijk: je moet eerst droge voeten
hebben en dan komt pas de rest van de
belangenafweging."
LJff wil niet beweren dat er op of aan de
dijk niks gebeuren mag: „Wij onderken
nen ook wel dat de bestaande situatie
nooit helemaal te handhaven is. Maar wij
willen wel meepraten (met een soort veto
recht) over de aard van de veranderin
gen." En met een lichte trots vertelt de
gedeputeerde, dat hij hoogstpersoonlijk
een grootschalige aanpak bij de bouw van
een viaduct in de dijk ter hoogte van
Barsingerhorn heeft kunnen afremmen.
„Bij het Hoefje wordt nu de provinciale
weg door de dijk heen gelegd op grond van
een besluit van een aantal jaren geleden.
Dat werk zou nu niet meer uitgevoerd
kunnen worden. Helaas was bijsturen niet
meer mogelijk; alleen op details kon het
nog. Anders was er ook een stuk bij Rus
tenburg afgegraven voor de verbreding
van een brug. Wij hebben kunnen bevor
deren dat de brug uiteindelijk smaller
werd aangelegd dan gepland was."
Guerrilla:
Er zijn volgens de gedeputeerde heel wat
strijdpunten tussen de moderne ontwik
kelingen en het monumentale karakter
van de dijk. Met sommige gemeenten zegt
hij in een soort „guerrilla-strijd" te zijn
verwikkeld. De dijk mag er volgens hem
niet verwaarloosd bij liggen. Er kunnen
niet zo maar een stel lichtmasten ge
plaatst worden, zoals tussen Krabbendam
en Sint Maarten in de bedoeling lag. En de
noodkreet, die in het voorlaar uit de buurt
van Sint Maarten kwam oVer het ongege
neerd kappen van prachtige meidoorns op
de dijk (omdat het zo lastig grasmaaien
was), noemt IJff een typisch voorbeeld
van de manier waarop de dijk In haar
aanzien kan worden geschaad.
Mr. A. Callsch, hoofd van de provinciale
monumentenzorg, zegt dat er nogal wat
moeilijkheden aan het beschrijven van de
Westfriese Omringdijk kleven. Op sommi
ge punten is de loop van de dijk niet zeker,
zoals bij Kolhorn. Ook aan de westzijde is
er onvoldoende duidelijkheid en de'
Noordhollandse ambtenaar vindt het ei
genlijk maar raar dat er niet meer onder
zoek naar de geschiedenis van de dijk is
verricht. Dat neemt niet weg dat de be
wondering voor de bouwers van de dijk
groot is. De „onvermijdelijke" heer Schil
stra spreekt in zijn boek zelfs van een
bouwwerk waaraan langer is gewerkt dan
aan de pyramiden, kathedralen en de Chi
nese muur. Omstreeks 1300 was er van een
ongeveer 126 kilometer lange dijk sprake.
De geschiedenis van de dijkage is volgens
Schilstra indrukwekkend maar ook droog,
hetgeen hij afmeet aan het feit dat de
aanleg alles van een moderne roman mist:
seks en humor. „De dijk is als een sfinx",
er zijn veel vraagtekens, al weten we dat
er al heel wat van de dijk was aangelegd
toen West-Friesland in 1287 door een zwa
re overstroming werd getroffen.
Onderdanig:
Het lijkt tegenstrijdig, maar de aanleg
van de dijk die bedoeld was om West-
Friesland tegen het voortdurend waterge
weld te beschermen (Allerheiligenvloed in
1170, Marceilusvloed in 1219, Mattias-
vloed in 1221, St. Geronsstorm in 1257 en
de Elisabethsvloed in 1421), betekende
tegelijkertijd het „einde" van West-Fries
land. Floris de Vijfde kreeg in ruil voor het'
dichten van de dijk, aangelegd tussen zes
dwangburchten, de onderdanigheid van
de Westfriezen en dat was vóórdien geen
enkele Hollandse graaf gelukt. De West
friezen hadden toen gebruik gemaakt van
de watermassa tussen hun gebied en Hol
land en waren regelmatig op strooptocht
geweest. Floris wist na de overstroming
van 1287 de geïsoleerde dorpen stuk voor
stuk aan zich te onderwerpen. Van de
dwangburchten in Medemblik. Eenigen-
burg, Wijdenes, Nieuwburg, Middelburg
en Nuwendoom ls slechts het kasteel Rad
boud in Medemblik nog over. In Eenigen-
burg is enige tijd geleden de plek van de
burcht gelocaliseerd.
Wanneer het eerste stukje Omringdijk
(die overigens op veel plaatsen nog een
andere naam heeft) is aangelegd, blijft
onbekend. Maar in de polder het Groot
slag bij Bovenkarspel zijn vondsten van
bewoning gedaan uit 1200 tot 700 voor
Christus en in de buurt van Aartswoud
gaan opgravingen zelfs terug tot 2300 voor
Christus.
Wie de dijk eens afrijdt (dat gaat het
gemakkelijkste tegen de klok in. dus van
Alkmaar naar Hoorn, Enkhuizen, Medem
blik, Kolhorn en terug naar Alkmaar) zal
de verschillende gedaantes zien. Haast
majestueus is de dijk in de buurt van
Krabbendam en Schagen: een knoert van
een dijk, met een smalle rijweg er boven
op, maar dat is een geluk. Tussen het
schilderachtige Kolhorn en Medemblik is
er weinig vreugde te beleven, omdat het
hier om een akelig recht stuk dijk gaat.
die voortdurend is doorsneden en waar de
weg bovendien onderlangs gaat. Stoer en
sterk is de Omringdijk van Medemblik
naar Enkhuizen, die door het vanuit het
noorden opgestuwde Zuiderzeewater eeu
wenlang werd geteisterd en in die tijd ook
herhaaldelijk een stapje terug moest doen
(het dorp Gawljzend is zo eens in de
golven verdwenen).
Het mooiste stukje Omringdijk is waar
schijnlijk wel het traject tussen Hoom en
Enkhuizen. Zij slingert zich tussen het
soms behoorlijk spokende IJsselmeer en
het lage land door en wie het geluk van
een zonnetje op die plek mag beleven en
bovendien bij Oosterleek van de overheer
lijke pruimen mag proeven, zal met tegen
zin de tocht voortzetten. Het minst in
aanzien is de dijk tussen Schardam en
Alkmaar. De dijk is daar verkeersweg,
vroeger bedoeld als waterkering naar het
zuiden, maar minder bedreigd en daarom
laag en weinig imposant. Toch zijn het
ook hier waterstaatkundige en politieke
belangen geweest, die in de vroege midde
leeuwen tot de aanleg hebben geleid.
Vijanden:
Vijanden heeft de dijk door de eeuwen
heen steeds gekend. Natuurlijk het omrin
gende water, dat soms ook een bondge
noot tegen de Hollanders was, maar dat
tot de dichting van de Afsluitdijk in 1932
toch vooral een constante bedreiging
vormde. In de achttiende eeuw kwam
daar bovendien de aanval van de paal
worm bij, waardoor de houten palen in de
dijk aangetast werden. Met behulp van
glas, harpuls. zeildoek, koper, koeiehaar,
teer, pek, spijkers, witte verf, arsenicum,
hooi en kalk werden de palen bewerkt en
de Westfriezen gespaard.
De jongste vijand vormen de „guerrilla
strijders", zoals gedeputeerde IJff ze zou
noemen, die maar verkeersborden en
lichtmasten plaatsen waar het hen uit
komt, die een historische dijk als de West
friese als een lastig obstakel bij de aanleg
van een nieuwe weg openbreken en die er
heel gemakkelijk aan voorbij gaan dat het
hier om een monument van een dijk (en
binnenkort een dijk van een monument)
gaat.
door Rob Foppema
it is verouderen? We weten allemaal waar het over gaat, maar een definitie ligt
et zo voor de hand. De Amerikaanse onderzoeker Leonard Hayflick: „Er zijn
rtsconservatieven die zeggen dat je veroudert vanaf het moment van de
conceptie. Aan de andere kant verzekert presidentskandidaat Ronald Reagan op
z'n zeventigste dat hij niet veroudert." En zelfs deze tegenstelling zou bij politiek
geïnteresseerden weer extra verwarring kunnen zaaien. Bericht van het symposium.
t de medische faculteit
de Vrije Universiteit
ige week haar dertigste
jaardag vierde met een
nposium over „Veroude-
B en geneeskunde", gaf
üeiding tot vriendelijk
niffel. Ja, ja, vanaf die
'tijd gaat het bergaf-
larts. Ook voor de gere-
nmeerde onderzoeker
tnard Hayflick was der
een kenmerkende leef-
voor dit verschijnsel.
e strijd over definities
iden we tegenwoordig
voor gezien, want
ir is toch niet uit te ko-
zei hij. „Ik hou me
t aan het door levens-
zekeraars vastgestelde
dat na je dertigste de
ns om te overlijden elke
»en jaar verdubbelt." De
Drbereidingscommissie
or het symposium had
wat indirecter gefor
ceerd, maar wezenlijk
t anders: met de jaren
de volwassenheid ver-
ndert het aanpassings-
mogen in toenemende
'te De belastbaarheid
t o het organisme voor tal
invloeden neemt af.
..triomfen van de mo-
fne geneeskunde", be-
Bde Hayflick, hebben
menselijke levensduur
niet verlengd. Wij hebben
het al sinds onheuglijke tij
den in ons om honderd te
kunnen worden en niet
veel méér. Wat veranderd
is, is dat veel meer
mensen redelijkerwijs kun
nen verwachten, in de
buurt van die limiet te
komen.
Maar die ontwikkeling is
dan ook zeer rap gegaan.
Wie in 1900 geboren werd,
had een gemiddelde le
vensduur van 50 jaar; dat
ligt nu op 74. Hoe onge
hoord snel die ontwikke
ling verliep, kon Hayflick
historisch eenvoudig illu
streren. In de Bronstijd
(een paar duizend jaar voor
Christus) was de gemiddel
de levensverwachting voor
een boreling 25. („Veel kor
ter had niet gekund, an
ders was het voortbestaan
van het menselijk ras in de
knel gekomen") Over de
eerste sprong van 25 jaar
deden we dus tientallen
eeuwen, de tweede kwam
binnen een eeuw tot stand.
Toch speelde zelfs daarbij
de rol van de geneeskunde
een andere en bescheide
ner rol dan je intuïtief zou
denken, liet Hayflick zien
met een gedachtenexperi-
ment. Als we morgen („of
volgende week") ineens
doodsoorzaak nummer
één, hart- en vaatziekten,
zouden overwinnen, neemt
de gemiddelde levensver
wachting daardoor met
twaalf jaar toe. Als we.
daarna ook nog even kan
ker uitschakelen, komt
daar nog twee jaar bij.
(„Begrijp me goed, niet dat
ik er voor pleit om dus het
kankeronderzoek maar op
een zacht pitje te zetten.
Maar het geeft wel een
enigszins bescheiden per
spectief aan wat ermee be
reikt kan worden.")
De belangrijkste rol, aldus
Hayflick. in die dramati
sche stijging van de gemid
delde levensverwachting,
heeft het terugdringen van
zuigelingen- en kinder
sterfte gespeeld. Voor wie
behoefte had aan meer ver
rassingen, wist hij nog te
melden dat het bereiken
van een hoge leeftijd voor
een deel ook erfelijk is. Als
je ouders de 75 hebben ge
haald, maak je zelf ook een
meetbare kans om ouder te
worden dan de gemiddelde
medemens. Alweer een
vaststelling van een erva
ren levensverzekerings
maatschappij.
Iets dichter bij de binnen-
Het thema „Veroudering" werd voor het VU-symposium verbeeld in een serie
profielschetsen van wie anders Abraham Kuyper.
kant van het probleem
waagde zich de anatoom
Harold Brody, die aan de
staatsuniversiteit van New
York doceert en de verou
dering van het zenuwstel
sel bestudeert. Ook hij
moest enkele voor de hand
liggende ideeën relative
ren. Het oudst bekende feit
wijst maar al te makkelijk
een kant op: met het klim
men der jaren loopt het
gewicht van de hersenen
zo'n tien procent terug.
Brody's conclusie was snel
en krachtig: daar is geen
verstandig woord over te
zeggen zolang we niet we
ten hoe de hersenen wer
ken, en dat weten we niet.
Het is een netwerk van vele
miljarden zenuwcellen,
met nog veel meer verbin
dingen onderling en naar
buiten. Volgens de litera
tuur zou ook het aantal ze
nuwcellen en onderlinge
verbindingen met de leef
tijd systematisch teruglo
pen. Maar dat is in zijn
algemeenheid in elk geval
niet waar.
Zenuwcellen zijn er in alle
maten en soorten, zei Bro
dy („net als de mensen
waar ze in zitten") en het
zou verwonderlijk zijn als
die allemaal hetzelfde zou
den reageren op veroude
ring. Voor zover dat mi
croscopisch nageteld en
bekeken is maar dat is
nog veel te weinig gebeurd
loopt het aantal cellen in
sommige gebieden inder
daad terug, in andere dui
delijk niet. Sommige ze
nuwcellen verliezen hun
contacten met de omge
ving, andere kunnen tot op
hoge leeftijd nieuwe ver
bindingen vormen. Dat
laatste is alleen nog maar
bij de rat aangetoond,
maar het geeft te denken.
Zulke „plasticiteit" van de
oudere zenuwcel werd ooit
rondweg voor onmogelijk
gehouden.
Bij al deze onzekerheden
weigert Brody principieel,
wat hij in oudere hersenen
aan verschillen ziet optre
den te beschrijven als „af
wijkingen" ten opzichte
van een norm die aan jon
gere zou zijn ontleend. Wat
hij ziet, is een volgend sta
dium van ontwikkeling,
waarover hij nog steeds on
voldoende weet.
Om echt de binnenkant
van het probleem te raken,
had het symposium een fi
losoof nodig, en nog wel
een emeritus: de Nijmeeg
se prof a- A. G. M. van
Melsen. Hij vergeleek, om
even wat perspectief te
krijgen, onze samenleving
met die van de middeleeu
wen. Toen bood het aardse
leven weinig perspectief, Je
kon de omstandigheden
toch niet veranderen, be
langrijker was het eeuwige
leven na de dood. Dat per
spectief was voor jong en
oud hetzelfde, en oud had
bovendien nog meer erva
ring met de omstandig
heden.
Hoe anders is het perspec
tief nu wij ontdekt hebben
dat de aardse omstandig
heden wél te veranderen
zijn, en daar ook actief aan
werken. Het toekomstper
spectief verschuift van de
hemel naar de aarde, de
bejaarde heeft dus het
grootste deel van zijn be
staan gehéd. En zijn of
haar ervaring slaat inmid
dels op wellicht achter
haalde omstandigheden.
In dat verschoven perspec
tief zocht Van Melsen de
uitgesproken waarden van
de „derde levensfase". Hij
vond die in liefde en
vriendschap, die „eigenlijk
een heel leven nodig heb
ben om naar hun volle
diepte en betekenis erva
ren en gecultiveerd te wor
den". In besef van beperkt-
heid („allerminst een ver-
valverschijnsel, eer
der een toegenomen wer
kelijkheidszin").
Wij kunnen hier maar een
keus doen uit Van Melsens
vondsten. Zijn laatste:
„daar moet het toch op uit
lopen Oude mensen
zouden wijs moeten zijn.
Ja, ja." Maar. aldus de filo
soof. ze hebben in ieder ge
val meer tijd om na te den
ken en om te luisteren. Dat
hebben de meeste jongere
mensen niet. Kansen om te
benutten en ook, in onze
activistische cultuur, kan
sen om vast te houden.
Het klinkt misschien wat
idealistisch, dacht Van
Melsen zelf. maar dat zou
onwennigheid van de sa
menleving als geheel kun
nen zijn „De mensen die
nu oud zijn, hebben nooit
verwacht dat zij het met
zovelen zouden worden."
De tekst van Van Melsen die voor
het «ymposium werd verspreid,
was ontleend aan een tijdschriftar
tikel: Gerontolofle. U <19«0». IIS-