)e teutebellerij van de opinie-onderzoekers et geschrevene heroverwegen De ARP, het CDA en de evangelische politiek Spijkerboer bij het Trefpunt welkom Jrinsjezdy 1J80-. méér d.^-ZL miljoen Werklozen.,,,, jloe lan# kznEruiixtet noj trekken 19 SEPTEMBER 1980 TROUW/KWARTET P 13 RS 15 H 17 o0r Koos van Weringh jtwas weer genieten, de «lopen week. Ik bedoel niet van gele kaarten in het betaalde ietbal u waren er merkwaardigerwijs t eens zo veel. de voetballers i waarschijnlijk in training 5r de Interkerkelijke [desweek. maar van de ilagen van enkele nieonderzoeken. andagmorgen zat in de tram jand vóór mij breeduit de irpagina van het „Algemeen gblad" te bestuderen, waarop letters die bij een normale int gebruikt zouden worden als bom valt. vermeld werd: WD de gratie. Omdat ik gedurende ;weekeinde helemaal niet nomen had dat Van Agt het rtrouwen in de VVD opgezegd d, schrok ik eerst wel even. aar enigszins vooroverbuigend n ik toen lezen, dat het om de slag van een enquête ging. lalsof het een zaak van groot lang betrof werd op die arpagina ook nog een nmentaar op de derde dzijde aangekondigd. Daar nd boven: „Rol van WD gespeeld?" Het opiniewezen ek weer eens te hebben geslagen. Twee bureaux, die ionledig houden met het ten van "opinies", hebben weer i uitgevonden dat allerwegen leiding tot commentaar geeft cijfers laten deze keer zien dat grote partijen (PvdA. CDA en D) achteruit gaan. dit dan in gelijking met de laatste uitslagen van de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1977. Het algemene dagblad voegt daar nog aan toe: „Van de grote partijen kan alleen D'66 op winst rekenen." Dat is nou eens een mooi voorbeeld van de vorming van een opinie. Tot dusver is D'66 namelijk alleen in de opinieonderzoeken een grote partij, want een club van achttS) vertegenwoordigers in de Tweede Kamer kan toch moeilijk een grote partij genoemd worden. D'66 is de laatste tijd geheel door het opinievirus aangetast, want voortdurend worden uitspraken gedaan die het doen voorkomen alsof het al een grote partij is. Vorige week zondagmiddag was in het AVRO-Magazine een gesprek met Jan Terlouw, de kinderboekenschrijver van D'66, waarin hij opmerkte niet te zullen weglopen voorde verantwoordelijkheid van het minister-presidentschap. Dat wordt dus nog eens een jongensboek. Naar aanleiding van de recente cijfers heeft Lubbers meegedeeld een coalitie van PvdA. CDA en D'66 „het meest logisch te achten." Een aantal jaren geleden was hij minister in een coalitie van die samenstelling, .plus nog wat volk uit het gezelschapje van mevr. Beckers, op dit ogenblik houdt hij een combinatie van WD en CDA op de been en straks moet het weer de eerste combinatie worden. Als de WD niet zo gekelderd was. zou een coalitie met die partij.het meest logisch" geweest zijn natuurlijk. Een leuk gezelschapsspel voor de politieke kringen! Wiegel zelf voelt het meest voor een nationaal kabinet, maar denkt u dat we de man daarover gehoord zouden hebben als de WD als de allergrootste partij uit de cijfers tevoorschijn zou zijn gekomen? Dan was het automatisch nationaal geweest. Ook Brinkhorst van D'66 heeft nog een duit in het zakje der publieke vermakelijkheid gedaan, lees ik in het „Algemeen Dagblad". Voor een coalitie van WD. CDA en D'66 voelt hij niet. want dat zou betekenen dat D'66 mede-verantwoordelijkheidzoil dragen vooreen conservatief beleid. Wij herinneren ons allemaal dat WD en CDA een D'66-burgemeester in Muntendam hebben benoemd, tegen de uitdrukkelijke wens van D'66 in. want die partij staat Immers op het standpunt van de gekozen burgemeester. Wat mij altijd zo opvalt is dat die politici de teutebellerij van die opinieonderzoeken zo serieus nemen. Nooit hoor Je iemand eens opmerken: „Ik zou wel eens willen weten hoe dat onderzoek in elkaar zit." Of ook: „Hoe is de steekproef samengesteld waarmee deze resultaten verkregen zijn?" Nooit één kritische vraag en ook nooit een opmerking als: „Ik heb geen tijd voor die flauwe kul. ik heb wel wat anders te doen." Politici hebben altijd de tijd als het om opinies van het volk gaat die henzelf betreffen. Niettemin bestaat er voldoende aanleiding zeer kritisch tegenover opinieonderzoeken te staan. In •het ..Tijdschrift voor Criminologie" (juli/augustus 1980) is een belangwekkend artikel gepubliceerd, waarin uitvoerig wordt Ingegaan op de antwoordeffecten bij dergelijke onderzoeken. De schrijver, F.W. Winkel, een medewerker van de Vakgroep Sociale Psychologie van de Vrije Universiteit, laat daarin zien dat het gebruik van de enquête kan leiden tot onjuiste inzichten in de publieke opinie inzake criminaliteit. De resultaten kunnen dus worden beïnvloed door de wijze waarop zo'n onderzoek opgebouwd is. Ik denk dat er weinig reden is om aan te nemen dat zulke effecten geen rol spelen als het gaat om het uitspreken van politieke voorkeuren. Daar komt natuurlijk bij dat met de resultaten van die onderzoeken weer politiek bedreven kan worden. Als blijkt, zoals nu, dat de WD achteruit gaat ik neem de cijfers even ongecontroleerd als uitgangspunt wat doet dan het „Algemeen Dagblad", bepaald toch geen VVD-vijandige krant? Die zet dat met grote letters op de voorpagina en wijdt er bovendien nog een somber commentaar aan. Voor de WD lijkt dat wel heel erg. maar dat is waarschijnlijk niet zo. Mensen die nog niet weten hoe hun politieke voorkeur zal uitvallen maar die niet per definitie negatief tegenover de VVD staan zullen nu wellicht besluiten op die partij te gaan stemmen omdat ze het zo zielig vinden dat de flinke Wiegel uit de H. J. Neumann itste keer dat ik op deze plaats rs probeerde te werven voor een tie over de problematiek oorlog en vrede betrof het een [je van de ethicus prof. Douma, dd „Gewapende vrede". Dit- 1 vraag ik aandacht voor een a uitgekomen geschrift van de cteur van het internationale in- )ut voor vredesonderzoek in kholm (8IPRI), dr Frank Bar- r, getiteld „Vredesverwachtin- (Amsterdam. 1980). Ik hoop nu dat velen van dit boekje ik zullen willen nemen, al was alleen maar omdat hier kenne- iemand aan het woord is die heel wat feitenkennis beschikt lens eerlijke verontrustig over fepensituatie op vrijwel iedere üjde tot uiting komt. Men l het bovendien waarderen dat iaby een ik zou haast zeggen stwijfelde poging doet ons een uit de bestaande dilem- 's te wijzen. 1 uitweg is in tegenstelling *at in Nederland vaak bepleit - niet zozeer die van eenzij stappen op het gebied van ont ering en wapenbeheersing als wn andere manier om tot inter vale overeenstemming te ko- Kleine landen (waartoe Bar- naby merkwaardig genoeg ook In dia en Canada rekent) zouden on derling een sluitend programma van ontwapeningsmaatregelen moeten opstellen en dit vervolgens, bij voorkeur in de vorm van een concept-verdrag, presenteren op een conferentie waar alle landen ter wereld zijn uitgenodigd. Ze zouden moeten proberen zoveel mogelijk landen over te halen dit verdrag te tekenen. Ze zouden op die manier een zeer zware morele druk kunnen leggen op de supermogendheden die ..het zich niet (kunnen) permit teren de opvatting van kleine lan- "den zonder meer te negeren" (blz. 18). Het boek van Bamaby is een uiterst somber boek: enkele van de belang rijkste oorzaken van de bewape ningsaccumulatie liggen volgens de auteur „in de natuur van de mens zelf" (blz. 17) en hij beschrijft op soms aangrijpende wijze de ver schrikkingen die zullen optreden als (zelfs maar een deel van die wapens ook werkelijk gebruikt zou den worden. Tussen twee haakjes: het is een tekortkoming van de Ne derlandse vertaling dat meer dan eens over de „inzet" van wapens wordt gesproken, waar Bamaby oorspronkelijk vast en zeker zoiets als „deployment" (opstelling) zal hebben geschreven. Een somber boek dus. en nog extra somber voor wie de geschetste uitweg niet werkelijk begaanbaar vindt. Heb ik het zoéven gehad over de eerlijke verontrusting van Bamaby. dan moet ik nu ook iets zeggen over de kennelijke haast waarin hij dit boekje heeft geschreven. Er zitten een paar innerlijke tegenspraken en onjuistheden in die bij wat nadere reflectie zeker zouden zijn gecorri geerd. Bamaby ziet bijvoorbeeld in het steeds maar voortschrijden van de militaire technologie de motor van de bewapeningsrace, maar als de oorzaak van dit voortschrijden gelegen is „in de natuur van de mens zelf", dan kunnen we natuur lijk alle pogingen tot ontwapening en wapenbeheersing wel opgeven. Dan hebben we letterlijk te maken met een natuurkracht waar geen lievemoederen tegen helpt. Dan zou ook een beroep op de publieke opi nie vruchteloos zijn; maar daarover straks meer. Op blz. 51 wordt op zijn minst de indruk gewekt, alsof „de militairen" het neutronenwapen reeds „bezit ten", hetgeen feitelijk niet Juist is. Een pagina verder (blz. 52) lijkt het net alsof de Russische 8S-20-raket (volgens de nieuwste „Militairy Ba lance" van het I.I.S.S. waren hier van eind juni 160 exemplaren opge steld) voor Europa geen bedreiging vormt als hij maar beoosten de Oe ral staat opgesteld. Dat kan Bama by zo nooit bedoeld hebben, want zijn eigen instituut meldt (zie „Wa penfeiten 1980", blz. 43) dat de raket ook dan nog een afstand kan be strijken „als tot Londen". Er zou den in deze geest nog wel meer opmerkingen te maken zijn, maar dat wil ik nu niet doen. Het gaat er mij vooral om enkele algemene lijnen te bespreken die Bamaby in zijn boekje trekt, en dan met name de uitweg die hij poogt te schetsen. Het positieve in zijn bena dering vind ik dat hij het, zoals gezegd, niet zoekt.in eenzijdige ont wapening, maar in het verlenen van een nieuwe stimulans aan het on derhandelingsproces. Maar het wordt niet helemaal (of eigenlijk helemaal niet) duidelijk welke rol hij nu precies wil toekennen aan „de" publieke opinie Het is niet Juist,zegt hij,„de macht van de pu blieke opinie te onderschatten." Neen, maar is deze publieke opinie dan onfeilbaar in haar oordeel? Kennelijk niet, want Bamaby stelt op blz. 70 dat het publiek zich in het verleden ernstig heeft laten mislei den, nl. toen het jaren achtereen de verzekering kreeg dat er voortdu rend vorderingen in de ontwape ning werden gemaakt. De publieke opinie heeft volgens Bamaby in 1963 het gedeeltelijke kemstop- akkoord „afgedwongen" (blz. 77), maar elders legt hij haarfijn uit dat dit eigenlijk helemaal niet zo'n waardevol resultaat is en dat er eigenlijk niets gewonnen is, zolang er geen volledig verbod van alle kernwapenproeven (inclusief de on dergrondse) komt Ik zal niet ingaan op het minder dan complimenteuze onderscheid dat Barnaby aanbrengt tussen „kleine" landen die zich hebben „be kwaamd" in wapenbeperking en ontwapening en de klaarblijkelijke dilettanten Canada, Nederland en Roemenië. Ik vraag me alleen af, wat hij zich voorstelt van „de" pu blieke opinie in landen als Joegosla vië en Roemenië, om van de Sowjet Unie zelf maar te zwijgen. Een bij zonder duister zinnetje tref ik in dit verband aan op blz. 83: het luidt: „Ze (de Sowjet leiders) zijn er daar om (omdat ze gebaat zijn bij een beperking van de wapenwedloop) niet tegen dat het publiek wordt verteld welke de gevaren van de wapenrace zijn, en waarom ontwa pening nodig is." Betekent dit dat ze hun eigen publiek op de hoogte brengen of dat ze toestaan (dank u) dat het Westelijke publiek wordt voorgelicht? Ik begrijp verder niet, waarom Bar naby zoveel vertrouwen stelt in ont wapeningsinitiatieven van landen als Frankrijk (blz. 56) en India, die bijvoorbeeld geen van beiden het non-proliferatieverdrag hebben on dertekend en waarvan de een volop een kernmogendheid is en de ander zo goed als. Me dunkt dat Bamaby zijn eigen voorstel nog eens rustig zou moeten overdenken en verhel deren; er zitten nu nog te veel grijze plekken en tegenstrijdigheden in. Ik ben het gaarne eens met zijn opvatting (blz. 70) dat nucleaire ont wapening zodanig moet plaatsvin den dat ieder land zich veilig blijft voelen. Maar zoiets is natuurlijk (zoals ook blijkt uit Bamaby's be toogje op blz. 80) gemakkelijker ge zegd dan gedaan. gratie raakt, wat ze zojuist met koeien van letters in de krant hebben zien staan. Opinieonderzoeken scheppen hun eigen werkelijkheden. Er is nog een andere kant aan dit soort onderzoek, namelijk de vraag wat Je met de resultaten kunt doen in de politieke praktijk, ook als ze op Juiste wijze verkregen zijn. Neem wat de kwestie-Stelling genoemd wordt Dat is de luchtmachtkapitein die er over de kernwapens een andere mening op nahoudt dan zijn autoriteiten. Op 4 september werd in deze krant aandacht aan die zaak besteed, waarbij een ^ltspraak van Stelling aangehaald werd, gedaan op een vredesbijeenkomst in Alphen aan den Rijn. Hij heeft daar opgeroepen de politici weg te stemmen als ze niet naar de vredesbewegingen willen luisteren: „De meerderheid van de bevolking staat achter het streven van het Interkerkelijk Vredesberaad Dat is uit een enquête gebleken", zei hij. Zou hij de politici ook weg willen stemmen als uit een enquête gebleken is dat de meerderheid van de bevolking voor het invoeren van lijfstraffen is? Of voor het wegsturen van alle Surinamers en buitenlandse werknemers? Ik vraag maar wat. door drs. C. Bremmer „Het Is mij werkelijk een raadsel hoe gereformeerden die nog geen twintig jaar ge leden hervormde dominees van de kansel weerden, om dat die ter zake van de belij denis van de reformatie niet te vertrouwen waren, nu in zee gaan met een CDA, waarin deze belijdenis nu werkelijk geen enkele rol meer speelt." Dat schrijft de Amsterdamse predl- kant dr. A. A. Spijkerboer in Trouw van 29 augustus Jl. Naast Spijker boer schreven ook diverse anderen zoals Feddema en Renes onlangs in deze krant over het CDA en de mogelijkheid van het voeren van een evangelische politiek. Daarbij komt ook vaak dé rol van de ARP ter sprake. Geen wonder, nu de fu sie van het CDA en de opheffing van de ARP vlak voor de deur staan. Daarom nu een enkele kantteke ning mijnerzijds. Ten eerste. Het is Spijkerboer wellicht ontgaan, dat de anti-revolutionaire partij in haar ruim honderdjarig bestaan nooit een kerkelijke belijdenis tot de hare heeft gemaakt en dat het CDA dit in navolging van de ARP ook niet doet. Kerkelijke geloofsbelijdenissen zijn binnen de ARP nooit als grondslag voor deze politieke organisatie aan vaard. Deze partij kende dan ook altijd leden vanuit zeer verschillen de kerkgenootschappen. De ARP stelt tegen zo'n binding, net als an dere organisaties uit de Kuype- riaanse traditie in haar nog van kracht zijnde beginselprogramma het volgende: „Terwijl zij (de ARP) de roeping der Kerk erkent om het woord Gods voor heel het leven te verkondigen, is zij de overtuiging toegedaan, dat overheid en volk bij het licht der Heilige Schrift zelf standig hebben te verstaan wat dit voor het staatkundig leven van elke tijd heeft te zeggen". De ARP heeft zich, ook in dit op zicht, altijd sterk onderscheiden van partijen als det SGP en het GPV. die de binding aan {Ie kerke lijke confessie een voorwaarde voor politieke partijvorming achten. Spijkerboer lijkt op dit punt met die partijen kennelijk meer verwant dan met de anti-revolutionare. Zijn kritiek richt zich blijkbaar tegen het gehele anti-revolutionaire erf goed. door dr. H. M. de Lange BIJ de discussie tussen Spijkerboer, Renes en Feddema wil ik een paar kantekeningen maken, met name bij de suggestie van eerstgenoemde met betrekking tot een werkgemeenschap van protestanten ln de Partij van de Arbeid Vooraf maak lk een korte opmerking over de gang van zaken bij de door braak. Het wordt wel eens voorge steld alsof er pas na 1945 ruimte kwam voor christenen ln de socialisti sche gelederen. Mag lk er op attent maken dat aan de vooravond van de oprichting van de Partij van de Ar beid (1946) niet alleen een bijeen komst plaatsvond van de zogenaam de „doorbraakmensen" (veelal af komstig uit kringen van de Christe lijk Historische Unie), maar dat er ook een bijeenkomst was van dak lozen. Onder de laatsten waren zeker niet minder kerkmensen dan onder de eersten, maar zij kwamen niet uit de confessionele partijen. Onder hen wa ren er heel wat die tot dat tijdstip politiek niet georganiseerd waren en (belangrijker) die tot een kerk be hoorden, waar anders dan bij gerefor meerden en katholieken niet het gevoel bestond van een breuk als men lid werd van een socialistische partij. Vanuit dit gevoel van breken met Iets ls mede de behoefte ontstaan om te komen tot werkgemeenschappen voor protestanten en katholieken in de Partij van de Arbeid. Degenen die daaraan deelnamen, hadden niet al leen de behoefte tot reflectie op hun eigen beslissing, maar zij werden er ook toe gedrongen, omdat zij daar door hun vroegere bondgenoten flink werden aangevallen. Ook een aantal kerken reageerde negatief op hun beslissing. Hoe vaak is het niet voor- gekomen dat leden van de gerefor-' meerde kerken ln grote moeilijkhe den kwamen door hun lidmaatschap van de Partij van de Arbeid? In de rooms-katholleke kerken kwam het tot het befaamde Mandement. Het was onder deze omstandigheden een volstrekte noodzaak dat er een orga nisatorische mogelijkheid ontstond om de gezamenlijk beleefde situatie te bespreken. Mijn Indruk is dat de werkgemeenschap voor de rooms- katholieken het best gewerkt heeft Van het begin af aan ls het zo geweest dat ook de protestantse werkgemeen schap gediend heeft tót een zekere rechtvaardiging van de stap die men had gedaan, maar het aantal protes tantse leden van de Partij van de Arbeid dat deel nam aan de activitei ten van deze werkgemeenschap ls al tijd relatief klein gebleven. Na ver loop van Jaren werd de noodzaak van de genoemde rechtvaardiging minder en de werkgemeenschappen verloren hun betekenis. Wei waren er steeds leden van de Partij van de Arbeid, die gaarne een discussie wilden voeren over de relatie tussén politieke keu zen en levens- of wereldbeschouwing. Daartoe werd ln het begin van de Jaren zeventig een zogeheten Cen trum voor Levensbeschouwing en Po litiek opgericht. Voor een kleine groep leden van de Partij van de Arbeid ls dit van betekenis geweest, maar politiek gesproken hebben de discussies in dit centrum nimmer veel zoden aan de dijk gezet. Het centrum zal ln de zeer naaste toe komst worden opgeheven, want er heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan. In de afgelopen zomer ls als afsluiting van een proces, dat ln 1977 is begon nen, opgericht het „Trefpunt voor socialisme en levensovertuiging". Dit Trefpunt heeft een meer politiek ka rakter dan de vroegere activiteiten van de werkgemeenschap en hét cen trum. In het Trefpunt werken mee die leden van de PvdA die zelf op een of ander wijze een specifieke verant woordelijkheid dragen in de kerken en/of kerkelijke organen. De achter grond van deze nieuwe ontwikkeling ls dat er ln de afgelopen decennia ln de kerken en met name ln de oecume nische beweging nieuwe dimensies gegroeid zijn van politieke verant woordelijkheid. De door ds. Spijkerboer genoemde punten zijn daarbij van veel beteke nis. Ik wijs onder andere op de maat- schappelijk-politieke consequenties ln het denken en handelen van be paalde theologische concepties. Ook het meer op lange termijn denken ls ln deze oecumenische discussie op gang gekomen. Het genoemde Trefpunt wil ln de eerste plaats een communicatie tot stand brengen tussen degenen die in deze ontwikkeling een rol spelen in Nederland en de top van de PvdA. Precies hetzelfde geldt voor de huma nisten die ln een soortgelijke proces staan. Welke rol drae Trefpunt-besprekin gen gaan spelen, valt niet te voorspel len. Wel ls het mij opgevallen dat de leiding van de PvdA het tot stand komen ervan sterk bevorderd heeft, al weet men dat er over het praktisch beleid zeker menig kritisch woord zal klinken. Ook de zaak van de prioritei ten ln de politiek zal ln de Trefpunt- besprekingen zeker een belangrijke rol gaan spelen. Bij de suggesties van ds. Spijkerboer plaats ik onder deze omstandigheden de volgende kanttekening. Met de strekking van zijn stuk ben ik het geheel eens. Daarop valt niets af te dingen (al vraag ik mij wel af of de term „linkse maffia' wel zo gelukkig gekozen ls). Ik ben het met hem eens dat er organisatorisch geen enkele verhindering ls om weer een werkge meenschap op te richten, maar de ervaringen stemmen niet optimis tisch over de levenskansen. Het aantal mensen dat zoals ds. Spij kerboer, gaarne van gedachten wil Wisselen over de relatie tussen evan gelie en. politiek, is minder groot dan hij wellicht veronderstelt. De nood zaak daartoe erken ik ten volle, maar ls dat niét meer iets voor dat geregeld beraad op Kerk en Wereld? Wel acht ik het noodzakelijk dat de •mensen die aan de Trefpuntbespre kingen gaan deelnemen (op 29 sep tember a.s. vindt de eerste bespre king plaats over vrede en veiligheid) een vorm vinden waarin zij een zeke re verantwoording afleggen over de wijze waarop zij dat hebben gedaan, (schriftelijk en mondeling). Op deze wijze kan de politieke bijdrage van de christenen aan de PvdA herkenbaar worden. Het is waar dat met name aan de politieke herkenbaar-heid in het verleden wel Iets ontbroken heeft. Ten tweede. Mede ten gevolge van de CDA-vorming is er binnen de CDA-partijen de laatste jaren veel aandacht besteed aan de relatie tussen kerkelijk en politiek hande len en tussen geloof en politiek. Het rapport van de CDA-commissie „Grondslag en politiek handelen" zegt onder meer dat „niet via de belijdenis maar via een eigen poli tieke overtuiging de evangelische boodschap tot de politiek komt". In het genoemde rapport zijn de nodige aanzetten gegeven voor een nadere uitwerking van de politieke overtuiging, die een antwoord wil geven op de oproep vanuit het evan gelie, en die als het ware de ..basisfi losofie" van het CDA vormt. Juist die politieke overtuiging beoogt duurzaamheid en sainenhang te scheppen en de leden onderling te binden. Ten derde. Nu kan men uiteraard van mening verschillen over de vraag of het CDA daarin geslaagd is. dan wel ooit zal slagen. Voor althans Spijkerboer, lijkt het ant woord daarop niet moeilijk. Hij noemde de „C" van het CDA leeg. Een partij als de PvdA heeft daar om voorkeur omdat deze op dat. vlak tenminste geen pretenties heeft. Ik stel vast dat het CDA als grond slag in zijn statuten heeft aanvaard „De Heilige Schrift als richtsnoer voor het politieke handelen". Als men deze intentie publiekelijk uitdraagt, stelt men zich natuurlijk bloot aan kritiek. Wij zullen immers steeds naar die maatstaf gemeten worden en het zal blijken dat wij telkens tekort schieten. Het ls aan zienlijk gerieflijker om de „C" weg te laten. Maar we leven niet op aarde om het ons gerieflijk te maken. Ten vierde. Het CDA is een bewe ging waarin katholieken en protes tanten zich samen aan deze taak zetten. Beide groeperingen willen een politiek voeren die ln het evan gelie zijn inspiratie vindt. Of deze samenwerking zal blijken te slagen is op dit moment uiteraard niet te zeggen. Wel kan geconstateerd wor den dat vooralsnog ook in andere maatschappelijke organisaties vruchtbare samenwerking tussen reformatorische en katholieke christenen mogelijk lijkt, zoals bij voorbeeld in het CNV en NCW. Het is ontegenzeggelijk een feit dat een aantal antirevolutionairen de onder meer door Spijkerboeren Feddema verwoorde kritiek in meer en mindere mate deelt en niet mee gaat met het CDA. Dat is reuze jammer, want daaronder zijn er ver schillenden, zoals bij voorbeeld Goudzwaard, die waardevolle bij dragen hebben geleverd voor een verdere uitdieping van christen-de mocratische politiek; krachten die het CDA hard nodig heeft. Ten vijfde. Aan weinigen zijn de afgelopen jaren gedurende het fu sieproces teleurstellingen bespaard gebleven. Vele anti-revolutionairen kunnen daarover meespreken; ove rigens binnen de KVP en CHU is dit evenzeer het geval. Christen willen zijn heeft echter ook iets te maken met doorzettingsver mogen, met het kunnen incasseren van tegenslagen. Respect is gebo den tegenover hen die afhaken. Dat neemt niet weg dat er bij de komen de fusie wel degelijk sprake is van een wezenlijke anti-revolutionaire inbreng. Naast inhoudelijke bijdra gen zijn anti-revolutionairen ook op andere wijze aanwezig. De toekomstige partijvoorzitter, de voorzitter van de jongerenorganisa tie. de toekomstige voorzitter van het CDA-weekblad evenals de voor zitter van de commissie kader- en vormingswerk zijn allen van anti revolutionaire huize, om maar enke le voorbeelden te noemen. Van hen die blijven en meegaan zal het afhangen of het CDA er werke lijk in zal slagen een vernieuwende politieke factor te zijn. Ten zesde. Ten slotte de protestant se werkgemeenschap ln de PvdA zoals Spijkerboer schrijft, lijkt ook volgens Renes en Feddema weinig bemoedigend. Ik denk hierbij ook aan een behartenswaardig artikel dat Vrij Nederland van 5 september Jl. hieraan onlangs wijdde. Het zou mij niet verbazen indien de PvdA daar om andere redenen iets n ziet dan Spijkerboer, die daarover on langs bij een kopstuk van deze par tij zijn licht opstak. Valt dit mis schien ook onder het hoofdstuk „Nieuw realisme" (Den Uyl) van de ze partij? Drs. C. Bremmer is secretaris van de anti-revolutionaire partij. Tom, onze vaste tekenaar is vertrokken voor een lange reis. Daarom zullen we zijn bijdragen de eerstkomende maanden op deze pagina moe ten missen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17