)e teutebellerij van de opinie-onderzoekers
et geschrevene heroverwegen
De ARP, het CDA en
de evangelische politiek
Spijkerboer bij het
Trefpunt welkom
Jrinsjezdy 1J80-.
méér d.^-ZL miljoen Werklozen.,,,,
jloe lan# kznEruiixtet noj trekken
19 SEPTEMBER 1980
TROUW/KWARTET P 13 RS 15 H 17
o0r Koos van Weringh
jtwas weer genieten, de
«lopen week. Ik bedoel niet van
gele kaarten in het betaalde
ietbal
u waren er merkwaardigerwijs
t eens zo veel. de voetballers
i waarschijnlijk in training
5r de Interkerkelijke
[desweek. maar van de
ilagen van enkele
nieonderzoeken.
andagmorgen zat in de tram
jand vóór mij breeduit de
irpagina van het „Algemeen
gblad" te bestuderen, waarop
letters die bij een normale
int gebruikt zouden worden als
bom valt. vermeld werd: WD
de gratie. Omdat ik gedurende
;weekeinde helemaal niet
nomen had dat Van Agt het
rtrouwen in de VVD opgezegd
d, schrok ik eerst wel even.
aar enigszins vooroverbuigend
n ik toen lezen, dat het om de
slag van een enquête ging.
lalsof het een zaak van groot
lang betrof werd op die
arpagina ook nog een
nmentaar op de derde
dzijde aangekondigd. Daar
nd boven: „Rol van WD
gespeeld?" Het opiniewezen
ek weer eens te hebben
geslagen. Twee bureaux, die
ionledig houden met het
ten van "opinies", hebben weer
i uitgevonden dat allerwegen
leiding tot commentaar geeft
cijfers laten deze keer zien dat
grote partijen (PvdA. CDA en
D) achteruit gaan. dit dan in
gelijking met de laatste
uitslagen van de verkiezingen
voor de Tweede Kamer in 1977.
Het algemene dagblad voegt daar
nog aan toe: „Van de grote
partijen kan alleen D'66 op winst
rekenen."
Dat is nou eens een mooi
voorbeeld van de vorming van een
opinie. Tot dusver is D'66
namelijk alleen in de
opinieonderzoeken een grote
partij, want een club van achttS)
vertegenwoordigers in de Tweede
Kamer kan toch moeilijk een
grote partij genoemd worden.
D'66 is de laatste tijd geheel door
het opinievirus aangetast, want
voortdurend worden uitspraken
gedaan die het doen voorkomen
alsof het al een grote partij is.
Vorige week zondagmiddag was in
het AVRO-Magazine een gesprek
met Jan Terlouw, de
kinderboekenschrijver van D'66,
waarin hij opmerkte niet te zullen
weglopen voorde
verantwoordelijkheid van het
minister-presidentschap. Dat
wordt dus nog eens een
jongensboek. Naar aanleiding van
de recente cijfers heeft Lubbers
meegedeeld een coalitie van
PvdA. CDA en D'66 „het meest
logisch te achten." Een aantal
jaren geleden was hij minister in
een coalitie van die samenstelling,
.plus nog wat volk uit het
gezelschapje van mevr. Beckers,
op dit ogenblik houdt hij een
combinatie van WD en CDA op
de been en straks moet het weer
de eerste combinatie worden. Als
de WD niet zo gekelderd was. zou
een coalitie met die partij.het
meest logisch" geweest zijn
natuurlijk. Een leuk
gezelschapsspel voor de politieke
kringen!
Wiegel zelf voelt het meest voor
een nationaal kabinet, maar
denkt u dat we de man daarover
gehoord zouden hebben als de
WD als de allergrootste partij uit
de cijfers tevoorschijn zou zijn
gekomen? Dan was het
automatisch nationaal geweest.
Ook Brinkhorst van D'66 heeft
nog een duit in het zakje der
publieke vermakelijkheid gedaan,
lees ik in het „Algemeen
Dagblad". Voor een coalitie van
WD. CDA en D'66 voelt hij niet.
want dat zou betekenen dat D'66
mede-verantwoordelijkheidzoil
dragen vooreen conservatief
beleid. Wij herinneren ons
allemaal dat WD en CDA een
D'66-burgemeester in Muntendam
hebben benoemd, tegen de
uitdrukkelijke wens van D'66 in.
want die partij staat Immers op
het standpunt van de gekozen
burgemeester.
Wat mij altijd zo opvalt is dat die
politici de teutebellerij van die
opinieonderzoeken zo serieus
nemen. Nooit hoor Je iemand eens
opmerken: „Ik zou wel eens willen
weten hoe dat onderzoek in elkaar
zit." Of ook: „Hoe is de steekproef
samengesteld waarmee deze
resultaten verkregen zijn?" Nooit
één kritische vraag en ook nooit
een opmerking als: „Ik heb geen
tijd voor die flauwe kul. ik heb wel
wat anders te doen." Politici
hebben altijd de tijd als het om
opinies van het volk gaat die
henzelf betreffen.
Niettemin bestaat er voldoende
aanleiding zeer kritisch tegenover
opinieonderzoeken te staan. In
•het ..Tijdschrift voor
Criminologie" (juli/augustus 1980)
is een belangwekkend artikel
gepubliceerd, waarin uitvoerig
wordt Ingegaan op de
antwoordeffecten bij dergelijke
onderzoeken. De schrijver, F.W.
Winkel, een medewerker van de
Vakgroep Sociale Psychologie van
de Vrije Universiteit, laat daarin
zien dat het gebruik van de
enquête kan leiden tot onjuiste
inzichten in de publieke opinie
inzake criminaliteit. De resultaten
kunnen dus worden beïnvloed
door de wijze waarop zo'n
onderzoek opgebouwd is. Ik denk
dat er weinig reden is om aan te
nemen dat zulke effecten geen rol
spelen als het gaat om het
uitspreken van politieke
voorkeuren.
Daar komt natuurlijk bij dat met
de resultaten van die onderzoeken
weer politiek bedreven kan
worden. Als blijkt, zoals nu, dat de
WD achteruit gaat ik neem de
cijfers even ongecontroleerd als
uitgangspunt wat doet dan het
„Algemeen Dagblad", bepaald
toch geen VVD-vijandige krant?
Die zet dat met grote letters op de
voorpagina en wijdt er bovendien
nog een somber commentaar aan.
Voor de WD lijkt dat wel heel erg.
maar dat is waarschijnlijk niet zo.
Mensen die nog niet weten hoe
hun politieke voorkeur zal
uitvallen maar die niet per
definitie negatief tegenover de
VVD staan zullen nu wellicht
besluiten op die partij te gaan
stemmen omdat ze het zo zielig
vinden dat de flinke Wiegel uit de
H. J. Neumann
itste keer dat ik op deze plaats
rs probeerde te werven voor een
tie over de problematiek
oorlog en vrede betrof het een
[je van de ethicus prof. Douma,
dd „Gewapende vrede". Dit-
1 vraag ik aandacht voor een
a uitgekomen geschrift van de
cteur van het internationale in-
)ut voor vredesonderzoek in
kholm (8IPRI), dr Frank Bar-
r, getiteld „Vredesverwachtin-
(Amsterdam. 1980). Ik hoop
nu dat velen van dit boekje
ik zullen willen nemen, al was
alleen maar omdat hier kenne-
iemand aan het woord is die
heel wat feitenkennis beschikt
lens eerlijke verontrustig over
fepensituatie op vrijwel iedere
üjde tot uiting komt. Men
l het bovendien waarderen dat
iaby een ik zou haast zeggen
stwijfelde poging doet ons een
uit de bestaande dilem-
's te wijzen.
1 uitweg is in tegenstelling
*at in Nederland vaak bepleit
- niet zozeer die van eenzij
stappen op het gebied van ont
ering en wapenbeheersing als
wn andere manier om tot inter
vale overeenstemming te ko-
Kleine landen (waartoe Bar-
naby merkwaardig genoeg ook In
dia en Canada rekent) zouden on
derling een sluitend programma
van ontwapeningsmaatregelen
moeten opstellen en dit vervolgens,
bij voorkeur in de vorm van een
concept-verdrag, presenteren op
een conferentie waar alle landen ter
wereld zijn uitgenodigd. Ze zouden
moeten proberen zoveel mogelijk
landen over te halen dit verdrag te
tekenen. Ze zouden op die manier
een zeer zware morele druk kunnen
leggen op de supermogendheden
die ..het zich niet (kunnen) permit
teren de opvatting van kleine lan-
"den zonder meer te negeren" (blz.
18).
Het boek van Bamaby is een uiterst
somber boek: enkele van de belang
rijkste oorzaken van de bewape
ningsaccumulatie liggen volgens de
auteur „in de natuur van de mens
zelf" (blz. 17) en hij beschrijft op
soms aangrijpende wijze de ver
schrikkingen die zullen optreden
als (zelfs maar een deel van die
wapens ook werkelijk gebruikt zou
den worden. Tussen twee haakjes:
het is een tekortkoming van de Ne
derlandse vertaling dat meer dan
eens over de „inzet" van wapens
wordt gesproken, waar Bamaby
oorspronkelijk vast en zeker zoiets
als „deployment" (opstelling) zal
hebben geschreven. Een somber
boek dus. en nog extra somber voor
wie de geschetste uitweg niet
werkelijk begaanbaar vindt.
Heb ik het zoéven gehad over de
eerlijke verontrusting van Bamaby.
dan moet ik nu ook iets zeggen over
de kennelijke haast waarin hij dit
boekje heeft geschreven. Er zitten
een paar innerlijke tegenspraken en
onjuistheden in die bij wat nadere
reflectie zeker zouden zijn gecorri
geerd. Bamaby ziet bijvoorbeeld in
het steeds maar voortschrijden van
de militaire technologie de motor
van de bewapeningsrace, maar als
de oorzaak van dit voortschrijden
gelegen is „in de natuur van de
mens zelf", dan kunnen we natuur
lijk alle pogingen tot ontwapening
en wapenbeheersing wel opgeven.
Dan hebben we letterlijk te maken
met een natuurkracht waar geen
lievemoederen tegen helpt. Dan zou
ook een beroep op de publieke opi
nie vruchteloos zijn; maar daarover
straks meer.
Op blz. 51 wordt op zijn minst de
indruk gewekt, alsof „de militairen"
het neutronenwapen reeds „bezit
ten", hetgeen feitelijk niet Juist is.
Een pagina verder (blz. 52) lijkt het
net alsof de Russische 8S-20-raket
(volgens de nieuwste „Militairy Ba
lance" van het I.I.S.S. waren hier
van eind juni 160 exemplaren opge
steld) voor Europa geen bedreiging
vormt als hij maar beoosten de Oe
ral staat opgesteld. Dat kan Bama
by zo nooit bedoeld hebben, want
zijn eigen instituut meldt (zie „Wa
penfeiten 1980", blz. 43) dat de raket
ook dan nog een afstand kan be
strijken „als tot Londen". Er zou
den in deze geest nog wel meer
opmerkingen te maken zijn, maar
dat wil ik nu niet doen.
Het gaat er mij vooral om enkele
algemene lijnen te bespreken die
Bamaby in zijn boekje trekt, en dan
met name de uitweg die hij poogt te
schetsen. Het positieve in zijn bena
dering vind ik dat hij het, zoals
gezegd, niet zoekt.in eenzijdige ont
wapening, maar in het verlenen van
een nieuwe stimulans aan het on
derhandelingsproces. Maar het
wordt niet helemaal (of eigenlijk
helemaal niet) duidelijk welke rol
hij nu precies wil toekennen aan
„de" publieke opinie Het is niet
Juist,zegt hij,„de macht van de pu
blieke opinie te onderschatten."
Neen, maar is deze publieke opinie
dan onfeilbaar in haar oordeel?
Kennelijk niet, want Bamaby stelt
op blz. 70 dat het publiek zich in het
verleden ernstig heeft laten mislei
den, nl. toen het jaren achtereen de
verzekering kreeg dat er voortdu
rend vorderingen in de ontwape
ning werden gemaakt. De publieke
opinie heeft volgens Bamaby in
1963 het gedeeltelijke kemstop-
akkoord „afgedwongen" (blz. 77),
maar elders legt hij haarfijn uit dat
dit eigenlijk helemaal niet zo'n
waardevol resultaat is en dat er
eigenlijk niets gewonnen is, zolang
er geen volledig verbod van alle
kernwapenproeven (inclusief de on
dergrondse) komt
Ik zal niet ingaan op het minder dan
complimenteuze onderscheid dat
Barnaby aanbrengt tussen „kleine"
landen die zich hebben „be
kwaamd" in wapenbeperking en
ontwapening en de klaarblijkelijke
dilettanten Canada, Nederland en
Roemenië. Ik vraag me alleen af,
wat hij zich voorstelt van „de" pu
blieke opinie in landen als Joegosla
vië en Roemenië, om van de Sowjet
Unie zelf maar te zwijgen. Een bij
zonder duister zinnetje tref ik in dit
verband aan op blz. 83: het luidt:
„Ze (de Sowjet leiders) zijn er daar
om (omdat ze gebaat zijn bij een
beperking van de wapenwedloop)
niet tegen dat het publiek wordt
verteld welke de gevaren van de
wapenrace zijn, en waarom ontwa
pening nodig is." Betekent dit dat
ze hun eigen publiek op de hoogte
brengen of dat ze toestaan (dank u)
dat het Westelijke publiek wordt
voorgelicht?
Ik begrijp verder niet, waarom Bar
naby zoveel vertrouwen stelt in ont
wapeningsinitiatieven van landen
als Frankrijk (blz. 56) en India, die
bijvoorbeeld geen van beiden het
non-proliferatieverdrag hebben on
dertekend en waarvan de een volop
een kernmogendheid is en de ander
zo goed als. Me dunkt dat Bamaby
zijn eigen voorstel nog eens rustig
zou moeten overdenken en verhel
deren; er zitten nu nog te veel grijze
plekken en tegenstrijdigheden in.
Ik ben het gaarne eens met zijn
opvatting (blz. 70) dat nucleaire ont
wapening zodanig moet plaatsvin
den dat ieder land zich veilig blijft
voelen. Maar zoiets is natuurlijk
(zoals ook blijkt uit Bamaby's be
toogje op blz. 80) gemakkelijker ge
zegd dan gedaan.
gratie raakt, wat ze zojuist met
koeien van letters in de krant
hebben zien staan.
Opinieonderzoeken scheppen hun
eigen werkelijkheden.
Er is nog een andere kant aan dit
soort onderzoek, namelijk de
vraag wat Je met de resultaten
kunt doen in de politieke praktijk,
ook als ze op Juiste wijze
verkregen zijn. Neem wat de
kwestie-Stelling genoemd wordt
Dat is de luchtmachtkapitein die
er over de kernwapens een andere
mening op nahoudt dan zijn
autoriteiten. Op 4 september werd
in deze krant aandacht aan die
zaak besteed, waarbij een
^ltspraak van Stelling
aangehaald werd, gedaan op een
vredesbijeenkomst in Alphen aan
den Rijn. Hij heeft daar
opgeroepen de politici weg te
stemmen als ze niet naar de
vredesbewegingen willen
luisteren: „De meerderheid van de
bevolking staat achter het streven
van het Interkerkelijk
Vredesberaad Dat is uit een
enquête gebleken", zei hij.
Zou hij de politici ook weg willen
stemmen als uit een enquête
gebleken is dat de meerderheid
van de bevolking voor het
invoeren van lijfstraffen is? Of
voor het wegsturen van alle
Surinamers en buitenlandse
werknemers?
Ik vraag maar wat.
door drs. C. Bremmer
„Het Is mij werkelijk een
raadsel hoe gereformeerden
die nog geen twintig jaar ge
leden hervormde dominees
van de kansel weerden, om
dat die ter zake van de belij
denis van de reformatie niet
te vertrouwen waren, nu in
zee gaan met een CDA,
waarin deze belijdenis nu
werkelijk geen enkele rol
meer speelt."
Dat schrijft de Amsterdamse predl-
kant dr. A. A. Spijkerboer in Trouw
van 29 augustus Jl. Naast Spijker
boer schreven ook diverse anderen
zoals Feddema en Renes onlangs in
deze krant over het CDA en de
mogelijkheid van het voeren van
een evangelische politiek. Daarbij
komt ook vaak dé rol van de ARP
ter sprake. Geen wonder, nu de fu
sie van het CDA en de opheffing
van de ARP vlak voor de deur
staan.
Daarom nu een enkele kantteke
ning mijnerzijds. Ten eerste. Het is
Spijkerboer wellicht ontgaan, dat
de anti-revolutionaire partij in haar
ruim honderdjarig bestaan nooit
een kerkelijke belijdenis tot de hare
heeft gemaakt en dat het CDA dit
in navolging van de ARP ook niet
doet.
Kerkelijke geloofsbelijdenissen zijn
binnen de ARP nooit als grondslag
voor deze politieke organisatie aan
vaard. Deze partij kende dan ook
altijd leden vanuit zeer verschillen
de kerkgenootschappen. De ARP
stelt tegen zo'n binding, net als an
dere organisaties uit de Kuype-
riaanse traditie in haar nog van
kracht zijnde beginselprogramma
het volgende: „Terwijl zij (de ARP)
de roeping der Kerk erkent om het
woord Gods voor heel het leven te
verkondigen, is zij de overtuiging
toegedaan, dat overheid en volk bij
het licht der Heilige Schrift zelf
standig hebben te verstaan wat dit
voor het staatkundig leven van elke
tijd heeft te zeggen".
De ARP heeft zich, ook in dit op
zicht, altijd sterk onderscheiden
van partijen als det SGP en het
GPV. die de binding aan {Ie kerke
lijke confessie een voorwaarde voor
politieke partijvorming achten.
Spijkerboer lijkt op dit punt met
die partijen kennelijk meer verwant
dan met de anti-revolutionare. Zijn
kritiek richt zich blijkbaar tegen
het gehele anti-revolutionaire erf
goed.
door dr. H. M. de Lange
BIJ de discussie tussen Spijkerboer,
Renes en Feddema wil ik een paar
kantekeningen maken, met name bij
de suggestie van eerstgenoemde met
betrekking tot een werkgemeenschap
van protestanten ln de Partij van de
Arbeid
Vooraf maak lk een korte opmerking
over de gang van zaken bij de door
braak. Het wordt wel eens voorge
steld alsof er pas na 1945 ruimte
kwam voor christenen ln de socialisti
sche gelederen. Mag lk er op attent
maken dat aan de vooravond van de
oprichting van de Partij van de Ar
beid (1946) niet alleen een bijeen
komst plaatsvond van de zogenaam
de „doorbraakmensen" (veelal af
komstig uit kringen van de Christe
lijk Historische Unie), maar dat er
ook een bijeenkomst was van dak
lozen.
Onder de laatsten waren zeker niet
minder kerkmensen dan onder de
eersten, maar zij kwamen niet uit de
confessionele partijen. Onder hen wa
ren er heel wat die tot dat tijdstip
politiek niet georganiseerd waren en
(belangrijker) die tot een kerk be
hoorden, waar anders dan bij gerefor
meerden en katholieken niet het
gevoel bestond van een breuk als
men lid werd van een socialistische
partij.
Vanuit dit gevoel van breken met Iets
ls mede de behoefte ontstaan om te
komen tot werkgemeenschappen
voor protestanten en katholieken in
de Partij van de Arbeid. Degenen die
daaraan deelnamen, hadden niet al
leen de behoefte tot reflectie op hun
eigen beslissing, maar zij werden er
ook toe gedrongen, omdat zij daar
door hun vroegere bondgenoten flink
werden aangevallen. Ook een aantal
kerken reageerde negatief op hun
beslissing. Hoe vaak is het niet voor-
gekomen dat leden van de gerefor-'
meerde kerken ln grote moeilijkhe
den kwamen door hun lidmaatschap
van de Partij van de Arbeid? In de
rooms-katholleke kerken kwam het
tot het befaamde Mandement. Het
was onder deze omstandigheden een
volstrekte noodzaak dat er een orga
nisatorische mogelijkheid ontstond
om de gezamenlijk beleefde situatie
te bespreken. Mijn Indruk is dat de
werkgemeenschap voor de rooms-
katholieken het best gewerkt heeft
Van het begin af aan ls het zo geweest
dat ook de protestantse werkgemeen
schap gediend heeft tót een zekere
rechtvaardiging van de stap die men
had gedaan, maar het aantal protes
tantse leden van de Partij van de
Arbeid dat deel nam aan de activitei
ten van deze werkgemeenschap ls al
tijd relatief klein gebleven. Na ver
loop van Jaren werd de noodzaak van
de genoemde rechtvaardiging minder
en de werkgemeenschappen verloren
hun betekenis. Wei waren er steeds
leden van de Partij van de Arbeid, die
gaarne een discussie wilden voeren
over de relatie tussén politieke keu
zen en levens- of wereldbeschouwing.
Daartoe werd ln het begin van de
Jaren zeventig een zogeheten Cen
trum voor Levensbeschouwing en Po
litiek opgericht. Voor een kleine
groep leden van de Partij van de
Arbeid ls dit van betekenis geweest,
maar politiek gesproken hebben de
discussies in dit centrum nimmer
veel zoden aan de dijk gezet. Het
centrum zal ln de zeer naaste toe
komst worden opgeheven, want er
heeft zich een nieuwe ontwikkeling
voorgedaan.
In de afgelopen zomer ls als afsluiting
van een proces, dat ln 1977 is begon
nen, opgericht het „Trefpunt voor
socialisme en levensovertuiging". Dit
Trefpunt heeft een meer politiek ka
rakter dan de vroegere activiteiten
van de werkgemeenschap en hét cen
trum. In het Trefpunt werken mee die
leden van de PvdA die zelf op een of
ander wijze een specifieke verant
woordelijkheid dragen in de kerken
en/of kerkelijke organen. De achter
grond van deze nieuwe ontwikkeling
ls dat er ln de afgelopen decennia ln
de kerken en met name ln de oecume
nische beweging nieuwe dimensies
gegroeid zijn van politieke verant
woordelijkheid.
De door ds. Spijkerboer genoemde
punten zijn daarbij van veel beteke
nis. Ik wijs onder andere op de maat-
schappelijk-politieke consequenties
ln het denken en handelen van be
paalde theologische concepties. Ook
het meer op lange termijn denken ls
ln deze oecumenische discussie op
gang gekomen.
Het genoemde Trefpunt wil ln de
eerste plaats een communicatie tot
stand brengen tussen degenen die in
deze ontwikkeling een rol spelen in
Nederland en de top van de PvdA.
Precies hetzelfde geldt voor de huma
nisten die ln een soortgelijke proces
staan.
Welke rol drae Trefpunt-besprekin
gen gaan spelen, valt niet te voorspel
len. Wel ls het mij opgevallen dat de
leiding van de PvdA het tot stand
komen ervan sterk bevorderd heeft,
al weet men dat er over het praktisch
beleid zeker menig kritisch woord zal
klinken. Ook de zaak van de prioritei
ten ln de politiek zal ln de Trefpunt-
besprekingen zeker een belangrijke
rol gaan spelen.
Bij de suggesties van ds. Spijkerboer
plaats ik onder deze omstandigheden
de volgende kanttekening. Met de
strekking van zijn stuk ben ik het
geheel eens. Daarop valt niets af te
dingen (al vraag ik mij wel af of de
term „linkse maffia' wel zo gelukkig
gekozen ls). Ik ben het met hem eens
dat er organisatorisch geen enkele
verhindering ls om weer een werkge
meenschap op te richten, maar de
ervaringen stemmen niet optimis
tisch over de levenskansen.
Het aantal mensen dat zoals ds. Spij
kerboer, gaarne van gedachten wil
Wisselen over de relatie tussen evan
gelie en. politiek, is minder groot dan
hij wellicht veronderstelt. De nood
zaak daartoe erken ik ten volle, maar
ls dat niét meer iets voor dat geregeld
beraad op Kerk en Wereld?
Wel acht ik het noodzakelijk dat de
•mensen die aan de Trefpuntbespre
kingen gaan deelnemen (op 29 sep
tember a.s. vindt de eerste bespre
king plaats over vrede en veiligheid)
een vorm vinden waarin zij een zeke
re verantwoording afleggen over de
wijze waarop zij dat hebben gedaan,
(schriftelijk en mondeling). Op deze
wijze kan de politieke bijdrage van de
christenen aan de PvdA herkenbaar
worden. Het is waar dat met name
aan de politieke herkenbaar-heid in
het verleden wel Iets ontbroken heeft.
Ten tweede. Mede ten gevolge van
de CDA-vorming is er binnen de
CDA-partijen de laatste jaren veel
aandacht besteed aan de relatie
tussen kerkelijk en politiek hande
len en tussen geloof en politiek. Het
rapport van de CDA-commissie
„Grondslag en politiek handelen"
zegt onder meer dat „niet via de
belijdenis maar via een eigen poli
tieke overtuiging de evangelische
boodschap tot de politiek komt".
In het genoemde rapport zijn de
nodige aanzetten gegeven voor een
nadere uitwerking van de politieke
overtuiging, die een antwoord wil
geven op de oproep vanuit het evan
gelie, en die als het ware de ..basisfi
losofie" van het CDA vormt. Juist
die politieke overtuiging beoogt
duurzaamheid en sainenhang te
scheppen en de leden onderling te
binden.
Ten derde. Nu kan men uiteraard
van mening verschillen over de
vraag of het CDA daarin geslaagd
is. dan wel ooit zal slagen. Voor
althans Spijkerboer, lijkt het ant
woord daarop niet moeilijk. Hij
noemde de „C" van het CDA leeg.
Een partij als de PvdA heeft daar
om voorkeur omdat deze op dat.
vlak tenminste geen pretenties
heeft.
Ik stel vast dat het CDA als grond
slag in zijn statuten heeft aanvaard
„De Heilige Schrift als richtsnoer
voor het politieke handelen".
Als men deze intentie publiekelijk
uitdraagt, stelt men zich natuurlijk
bloot aan kritiek. Wij zullen immers
steeds naar die maatstaf gemeten
worden en het zal blijken dat wij
telkens tekort schieten. Het ls aan
zienlijk gerieflijker om de „C" weg
te laten. Maar we leven niet op
aarde om het ons gerieflijk te
maken.
Ten vierde. Het CDA is een bewe
ging waarin katholieken en protes
tanten zich samen aan deze taak
zetten. Beide groeperingen willen
een politiek voeren die ln het evan
gelie zijn inspiratie vindt. Of deze
samenwerking zal blijken te slagen
is op dit moment uiteraard niet te
zeggen. Wel kan geconstateerd wor
den dat vooralsnog ook in andere
maatschappelijke organisaties
vruchtbare samenwerking tussen
reformatorische en katholieke
christenen mogelijk lijkt, zoals bij
voorbeeld in het CNV en NCW.
Het is ontegenzeggelijk een feit dat
een aantal antirevolutionairen de
onder meer door Spijkerboeren
Feddema verwoorde kritiek in meer
en mindere mate deelt en niet mee
gaat met het CDA. Dat is reuze
jammer, want daaronder zijn er ver
schillenden, zoals bij voorbeeld
Goudzwaard, die waardevolle bij
dragen hebben geleverd voor een
verdere uitdieping van christen-de
mocratische politiek; krachten die
het CDA hard nodig heeft.
Ten vijfde. Aan weinigen zijn de
afgelopen jaren gedurende het fu
sieproces teleurstellingen bespaard
gebleven. Vele anti-revolutionairen
kunnen daarover meespreken; ove
rigens binnen de KVP en CHU is dit
evenzeer het geval.
Christen willen zijn heeft echter ook
iets te maken met doorzettingsver
mogen, met het kunnen incasseren
van tegenslagen. Respect is gebo
den tegenover hen die afhaken. Dat
neemt niet weg dat er bij de komen
de fusie wel degelijk sprake is van
een wezenlijke anti-revolutionaire
inbreng. Naast inhoudelijke bijdra
gen zijn anti-revolutionairen ook op
andere wijze aanwezig.
De toekomstige partijvoorzitter, de
voorzitter van de jongerenorganisa
tie. de toekomstige voorzitter van
het CDA-weekblad evenals de voor
zitter van de commissie kader- en
vormingswerk zijn allen van anti
revolutionaire huize, om maar enke
le voorbeelden te noemen.
Van hen die blijven en meegaan zal
het afhangen of het CDA er werke
lijk in zal slagen een vernieuwende
politieke factor te zijn.
Ten zesde. Ten slotte de protestant
se werkgemeenschap ln de PvdA
zoals Spijkerboer schrijft, lijkt ook
volgens Renes en Feddema weinig
bemoedigend. Ik denk hierbij ook
aan een behartenswaardig artikel
dat Vrij Nederland van 5 september
Jl. hieraan onlangs wijdde. Het zou
mij niet verbazen indien de PvdA
daar om andere redenen iets n ziet
dan Spijkerboer, die daarover on
langs bij een kopstuk van deze par
tij zijn licht opstak. Valt dit mis
schien ook onder het hoofdstuk
„Nieuw realisme" (Den Uyl) van de
ze partij?
Drs. C. Bremmer is secretaris van
de anti-revolutionaire partij.
Tom, onze vaste tekenaar is
vertrokken voor een lange
reis. Daarom zullen we zijn
bijdragen de eerstkomende
maanden op deze pagina moe
ten missen.