wachtlijst in gezinszorg groeit Ijverig 'Overbodig', maar toch mooi [SOCIAAL BERECHT! 5dAG 13 SEPTEMBER 1980 TROUW/KWARTET 15 ■BINNENLANDS i structurele achterstand die in Oost-Groningen steeds weer tot acties tegen de rerkloosheid leidt, heeft ook andere nadelige gevolgen. De bevolking vergrijst, [et aantal arbeidsongeschikten is extra hoog. De hulpvraag neemt toe in een bied waar de werkzoekers wegtrekken wegens gebrek aan werk. Er wordt een extra beroep op de hulpverlenende instanties gedaan. In een tijd van economische teruggang en bezuinigingen komen juist in een gebied als Oost-Groningen de klappen weer extra hard aan. Hoe dat doorwerkt in de hulpverlening leest u in onderstaand verhaal. r Jan Sloothaak een tiental Oostgro- ngse gemeenten met inschoten als kern, aan momenteel hon- trd van de ongeveer irtienhonderd cliën- n op een wachtlijst ,or gezinszorg. Tege- k is er een wachtlijst n hulpverleners. Het inststukje om die fee wachtlijsten bij el- iar te brengen zodat elkaar kunnen oplos- n, zou ongeveer een ljoen gulden moeten isten. „Met dat bedrag uden we in ieder geval n eind op weg zijn ge- ilpen", zegt de heer A. Endeman, coördina- r gezinsverzorging n de Stichting maat- happelijke dienstver- iing Oost-Groningen. ünszorg kost kapitalen. Op begroting van CRM staat een bedrag van ruim een (jard gulden voor. De regio nschoten heeft een begro- g van rond de twaalf mil- n gulden. Door de bezuini gen die de regering uil orvoeren is een wachtlijst itaan van mensen die vol- 5 de gehanteerde normen hulp moeten hebben. Die is nog groeiende, want er !t nog méér worden bezui- ik elders hakt het bezuini- iljltje er wel in. Oost- mlngen met zijn voortdu wt structurele werkloos- jrnptótn de daaruit voortvloei- gevolgen zit volgens de Endeman echter extra Dellij k „Gezinsverzorging werkloosheid zijn nauw !t elkaar verbonden". De klap komt extra hard aan omdat de Oostgroningse ge zinszorg een tijd van groei achter de rug heeft. In het midden van de jaren zeventig groeide het personeelsbe stand In de gezinszorg uit van tweehonderd tot niet minder dan duizend, voor tachtig pro cent mensen die er een gedeel- telijke baan in vinden. Daar na kwam In het kader van een beleid om de voorzieningen eerlijker over het land te spreiden een personeelsstop. Oost-Oroningen behoorde tot de gebieden die moesten Inle veren. Erger nog was dat de personeelsstop werd gevolgd door een vacaturestop. Dit be tekent dat de regio Winscho ten het met een derde van het personeel minder zou moeten doen. Daardoor is sinds 1077 een afkalving op gang geko men die nog verder zal moe ten gaan omdat de vereiste terugval in het personeelsbe stand wel grotendeels maar nog niet volledig is bereikt Daarbij komt nog dat het mi nisterie heeft aangekondigd dat er landelijk nog eens 63 miljoen gulden moet worden bezuinigd. Volgens de heer Endeman wordt de toestand nog verdoe zeld door allerlei lapmiddelen, bij voorbeeld werkverrui mingsprojecten. Die mogen echter maar een jaar duren. Na dat jaar probeer je dan een „nieuw" project van de grond te krijgen om toch de continu ïteit te waarborgen. Dat nieuwe project mag dan echter niet worden voortgezet met dezelfde mensen van het oude project. Het arbeidsbu reau wijst andere hulpverle ners toe, die zich dan opnieuw helemaal moeten inwerken. „Een erg inefficiënte manier A. H. Endeman: „De zaak wordt in de politieke sfeer getrokken". van werken", aldus de heer Ebdeman. Daarbij komt dat er verschil lende van die aparte maatre gelen zijn, bijvoorbeeld geval len van hulp aan één-ouder gezinnen, waarvoor dan weer hulpverleners in dienst kun nen worden genomen met fi nanciële middelen van de ge meentelijke sociale diensten. Verder zijn er aparte regelin gen voor AOWers en AA- Wers. Er wordt gewerkt met vijf tot zes soorten hulpverleners wat de financiering betreft. Alle maal erg onoverzichtelijk. „Er is sprake van wildgroei. Ik coördineer hier de gezinszorg maar een beleid voeren is on mogelijk", aldus Endeman. Het stroomlijnen van al die lapmiddelen en aparte rege lingen zou al een hele verbete ring zijn. Dat is één zorg. Een tweede zorg van de wer kers ln de gezinszorg is het ijveren voor een aanvaard baar niveau van de totale fi nanciële middelen. Wachtlijs ten bestaan ook elders. Wat dat betreft is Oost-Oroningen niet meer dan een voorbeeld van de algemene problema tiek. Sommige gebieden hebben het echter extra moeilijk. De heer Endeman meent dat Oost-Oroningen daarvan een voorbeeld bij uitstek is. Een redelijke spreiding van voor zieningen over het hele land vindt hij terecht, maar zo meent hij aan de andere kant kun Je niet zó maar om bijzondere omstandigheden heen. De structurele achter stand is zo'n omslachtigheid. Die heeft niet alleen extreem hoge werkloosheid tot gevolg. Uit een gebied waar geen werk is, trekken de jongeren weg. Het vergrijzingspercentage is opgelopen tot vijftien (lande lijk elf) met in sommige dor pen zelfs uitschieters tot twin tig procent. De bevolkingspy- ramlde naar leeftijdsopbouw is aan de basis smaller gewor den. De problematiek wordt hierdoor verergerd. Er zijn na melijk minder mensen be schikbaar voor vrijwillige en burenhulp. En dat, terwijl de hulpvraag behalve door veel ouderen ook nog eens toe neemt doordat het aantal mensen ln de WAO (arbeids ongeschikt) erg hoog ls. Oude Pekela bijvoorbeeld heeft het hoogste percentage WAO'ers van het hele land. Het gaat om veel mensen met beroepsziekten, aldus de heer Endeman. Dit alles doet zich dan voor ln een plattelandsge bied. dat met zijn dunne be volkingsdichtheid toch al ex tra zorg geeft In plattelands gebieden ls ln verhouding meer hulp nodig dan in ste den, aldus de heer Endeman. De uitgestrektheid wreekt zich. Diezelfde structurele proble matiek die tot voortdurende acties tegen de werkloosheid leidt, heeft ook politieke actie tot gevolg op andere terrei nen. Zo is er ln Oost-Oronin gen een actie-comité gezins zorg in touw, analoog aan de actle-comltés in de fabrieken. „De zaak wordt in de politieke sfeer getrokken. Als stichting proberen we het wel clean te houden," zegt de heer Ende man. „Dat neemt echter niet weg dat we hier met een struc ture!e achterstand zitten." Oost-Oroningen is volgens hem steeds op de verkeerde manier geholpen, met culture le centra, sporthallen, zwem baden in gemeenten met nau welijks drieduizend inwoners. „Het gebied is volgestopt met voorzieningen, soms tot op het absurde af." In feite zijn dat zoethouder tjes geweest en is er er struc tureel nooit iets gebeurd. Ai dat geld voor die voorzienin gen had men beter kunnen besteden aan oplossingen van de structurele achterstand. „Ons dilemma is nu dat we nog steeds in een situatie ver keren waarin we om extra hulp in de sfeer van voorzie ningen moeten vragen, wer ken aan de gevolgen van de structurele achterstand." door Huub Elzerman k ir schilder legde met een vermoeid gebaar de om op de haak en maakte een opmerking, die mschoots voldeed aan de aanduiding iwelvoegelljk". fat zei hij?," drong zijn vrouw aan. „De hoef niet ier terug te komen." zei de man dof. „Met ingang d het eind van de week ben ik ontslagen. Er is joo tn werk meer." indl at liegt ie, hij liegt dat hij barst," riep de vrouw, stampvoette van woede en haar man die nog •eds verslagen naast de telefoon zatzag baasd dat ze een vuist balde. „Maak je nou niet uk," zei hij. „Ik vind best ander werk." ader werk!" gilde zij met overslaande stem. Uu geen ander werk. Dat ontslag is niet geldig. en(ppikken het niet." pikken het niet. Dat werd in de komende iden het.leitmotiv" van het verongelij kte ïtpaar. Dat het niet bij een paar weken zou Jven, maar dat het ln hun ogen onrechtmatige itslag nog jaren van hun leven zou vergallen, inden ze uiteraard nog niet weten. Ze stonden pas n het begin van een lange moeizame weg vol Idische valkuilen, communicatiestoornissen en versneden onbenul. Vooral doordat het echtpaar bj veel vermijdbare fouten maakte, zullen we hun }43j ekactie naar een rechtvaardige behandeling stap ■[or stap volgen. „Je kan gemakkelijk roepen dat het niet pikken," hernam de schilder, „maar hoe lak je zo'n ontslag ongedaan? Zo'n werkgever it best hoe hij iemand de straat op moet tóppen." gaan naar de vakbond," zei zijn strijdbare itgenote resoluut. „Die kunnen ons wel helpen, voordat Je dat doet, meld je je eerst ziek. Dan 0 Je voorlopig gedekt. Zoveel weet ik er ook nog 1 van." „Weet Je nog wat je zei toen ik lid vsui de ad wilde worden," zei de man op lijzige toon. „Je dat we die twee tientjes per maand wel beter L mden gebruiken." Toch zochten ze samen in de Bpefoongids het adres van de bouwbond op en nog WBelfde avond meldden ze zich op het spreekuur Hinde plaatselijke bestuurder. Die man deed wat meeste vakbondsbestuurders in zo'n geval doen. schreef de schilder in als lid en legde hem uit dat o vakbond inderdaad individuele leden ln nood Istaat. maar dat zo'n bond ook streeft naar een inleving waarin werkgevers die zich op valse 'nden van hun personeel proberen te ontdoen 'teens meer bestaan. „Maar," zei hij op een "lertoontje, „die samenleving komt alleen als we zijn om er samen voor te knokken. We Igcn het niet cadeau." '°lgens adviseerde hij de schilder onmiddellijk aangetekende protestbrief naar de werkgever sturen. ,,Oa nooit zomaar akkoord met een ig,"zei de vakbondsbestuurder. „Uw gever zal bij het gewestelijk arbeidsbureau een 'agvergunning moeten aanvragen en zolang hij vergunning niet heeft, blijft u zich normaal voor beschikbaar stellen." Hoewel het altijd toeüijk ls dit soort affaires achteraf te beoordelen. K* Z'Ctl op dlt moment waarschijnlijk al een wste communicatiestoornis voor. De schilder ®de aan niets anders denken dan aan het ongedaan maken van het ontslag en de vakbondsbestuurder nam aan dat het aanvragen van een WW-ultkerlng geen zin had zolang er nog tegen het ontslag werd geprotesteerd. Die veronderstelling was juist, maar dat neemt niet weg dat de schilder veel narigheid bespaard zou zijn gebleven wanneer hij wel de nodige stappen had ondernomen. Om te beginnen had hij zich op de eerste dag van zijn werkloosheid naar het arbeidsbureau moeten begeven om zich te laten Inschrijven als werkzoekende en met het Inschrijving»bewijs had hij zich terstond naar de bedrijfsvereniging moeten begeven om d44r een WW-uitkering aan te vragen. Voor de schilder leverde het eerste, prille begin van zijn procedures al onoverzichtelijke problemen op. Want wat was zijn „eerste dag van werkloosheid"? Zijn werkgever deelde hem op 20 mei mee dat hij per 24 mei was ontslagen. Toen de schilder tegen dat ontslag protest aantekende, vroeg zijn werkgever op 30 mei alsnog een ontslagvergunning aan bij de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau. Bij die gelegenheid noemde hij ook de werkelijke reden van het ontslag: de schilder verrichtte keer op keer werkzaamheden die hem niet waren opgedragen en die de werkgever dus ook niet in rekening kon brengen bij de opdrachtgever. Toen waarschuwingen niet hielpen, ging hij over tot ontslag. De ontslagreden, werd ongelukkigerwijs door de directeur van het arbeidsbureau geaccepteerd. Het schildersbedrijf kreeg toestemming om zijn al te ijverige, dan wel verstrooide, werknemer per 5 augustus te ontslaan. De schilder meende dat zijn werkgever hem na de toestemming van het arbeidsbureau opnieuw diende te ontslaan en hij maakte ook na 5 augustus geen aanstalten, om zich alsnog naar het arbeidsbureau of de bedrijfsvereniging te begeven. Integendeel, hij bleef hardnekkige pogingen doen om het ontslag ongedaan te maken. Het werd een lange lijdensweg, want de werkgever had immers aannemelijk kunnen maken dat de schilder er op zijn minst vreemde werkmethoden op nahield. De vakbondsbestuurders en raadslieden, die hij daarna raadpleegde, zagen er kennelijk ook geen gat in, want na twee Jaar werd de hele affaire overgedragen aan een advocatenkantoor. Dit kantoor adviseerde de schilder die overigens al lang weer werkte alsnog een WW-ultkerlng aan te vragen. Toen kwamen de procedurefouten pas goed boven water. De man werd door de bedrijfsvereniging bijkans bedolven onder verwijten en terechtwijzingen. Om te beginnen, zei de bedrijfsvereniging, ontving u van 22 mei tot 16 Juni een uitkering volgens de ziektewet Over die periode kan dus geen WW-uitkering worden toegekend. in beginsel had de schilder daarna 130 dagen WW kunnen ontvangen, maar, zo vervolgde de bedrijfsvereniging, de aanspraak op een uitkering vervalt Indien het verzoek niet binnen negentig dagen is ingediend. Op grond van deze regel kimt u over geen enkele dag aanspraak maken op een uitkering. Vervolgens verweet de bedrijfsvereniging dat de schilder na het ontslag geen loon meer had geëist van de werkgever, dat hij was ontslagen als gevolg van gedragingen waarvan hij kon weten dat ze tot ontslag konden lelden en dat hij had nagelaten om zich tijdig bij het arbeidsbureau als werkzoekende te laten inschrijven èn dat hij zich niet binnen 24 uur had gemeld bij de bedrijfsvereniging. Als „uitsmijter" kreeg de schilder te horen dat hij ten onrechte had berust in het feit, dat zijn werkgever zich niet had gehouden aan de voor hem geldende opzegtermijn. Met andere woorden: de werkgever was na het ontslag op 5 augustus tot 15 augustus loonpllchtig De verbijsterde schilder wendde zich tot de Raad van beroep, toen hij daar te horen kreeg dat de bedrijfsvereniging in haar recht stond, stapte hij naar de centrale raad van beroep. Ook de centrale raad kon echter tot geen andere conclusie komen dan dat de schilder nimmer enig initiatief had ontplooid om een WW-ultkerlng te krijgen. De man was er vast van overtuigd dat zijn ontslag onrechtmatig was en hij en zijn vrouw hadden kennelijk alleen al het Idee om een WW-ultkerlng aan te vragen als een verwerpelijke capitulatie voor zijn voormalige baas beschouwd. Ze wilden er eenvoudigweg niets over heven. De baas moest bloeden, niet de gemeenschap, de werkloosheids kas of welke instantie van liefdadigheid dan ook. Op zichzelf was dat een nobel streven, maar ook de centrale raad moest toegeven dat de schilder de negentig dagen, die nadrukkelijk in de wet worden genoemd, had laten verlopen. „Deze bepaling kent geen uitzondering, bevat dwingend recht en biedt als zuivere vervaldatum geen enkele ruimte, ook niet als de te late aanvraag niet verwijtbaar ls," liet de raad weten. Zo verloor de schilder elke aanspraak. Zijn oordeel over werkgevers, juristen en vakbondsbestuurders ls er sinds die tijd niet milder op geworden. Het was, meen ik, werkgevers- voörzltter (en oud-minister, dat zou Je bijna vergeten) mr. C. van Veen die eens in een persoonlijk praatje voor de radio zei dat mu ziek voor hem vooral „een brug naar herinneringen" was. Die ty pering sprak me erg aan: bepaal de muziekstukken blijven voor mij onverbrekelijk verbonden met de omstandigheden waaron der ik ze gehoord en beleefd heb. Van Veens opmerking geldt ook voor andere dingen, dat besefte ik toen ik een paar keer geboeid gekeken en vooral geluisterd had naar afleveringen van het tv-spel naar aanleiding van A. M. de Jongs „Merijntje Gijzen". Als een bijna tastbare werkelijkheid herleefde voor mij de wereld waarin de in dat stuk gesproken taal precies zo om mij heen klonk: veel ee-klanken verander den ln „eu" (spelen werd speu- len, veel werd veul), een dorp heette een durp en als jongetje werd Je al gauw met „manneke" aangesproken. „Agget t mar wit" was zoveel als „als Je 't maar weet" maar nog liever hoor ik „addegljof „asdegij t mar wit". Met dat laatste heb ik een won derlijk produkt van de spraak makende gemeente net beneden de Moerdijk genoemd. „Had Je", „had u" of „had gij" werd in de loop van eeuwen samengetrok ken tot „haddlj" of „hadde". maar op den duur herkenden de mensen daarin het persoonlijk voornaamwoord „je", „gij" of „u" niet meer en zij gingen er het in die streken helemaal niet plechtig maar Juist vertrouwe lijk klinkende „gij" aan toevoe gen. Daardoor ontstonden de nu ter plaatse overbekende vormen als „hadde-gij". „hebde-gij" en gade-gij". Die „overbodige" maar wel erg leuke toevoegingen hebben al een eerbiedwaardige geschiedenis achter de rug. In zijn bekende klucht laat de ze- ventlende-eeuwse dichter Brede rode de Spaanse Brabander Je- rolimo aan Robbeknol vragen: „Hoort manneken, soecktege (zoek Je) een meester?", „waer hebde te gaen" (waar moet Je heen?) en: „van waer syde ghy?" (van waar kom Je?). Borstbeeld van Guido Gazelle Hiervoor ging het over klinker wisselingen en die zijn ln onze taal geen uitzondering. Bekend is de verandering van „oo" ln „eu": „door" en „voor" worden „deur" en „veur". „mogen 'wordt in heel wat deler} van Nederland .jneugen". „vogel" ls ook „veu- gel", naast „leugen" staat „lo gen" (bijvoorbeeld ln logen straffen") en bekend ls behalve „kreuken" ook „kroken", waar bij menigeen zal denken aan de bekende tekst uit Jesaja 42 over het gekrookte riet en de walmen de vlaspit Prachtig vind ik zelf de wijziging van „uu" in „ie" en dan denk ik vooral aan Vondel en Guido Oezelle. In de Gijs- breght laat Vondel „vier" (vuur) rijmen op „dier" (duur) en in de Lucifer wordt de engel Apolllon „een vliegend vier" (een vliegend vuur) genoemd. In Gezelles ver zen komt herhaaldelijk het „vier" voor de zon laat op de dakpannen „vanuit beuren throon vlerige vonken gloeien", elders giet de zon „vier" over de bomen en ln een ander vers ziet de dichter „vier" spelen ln de wierook ln de kerk Van de begenadigde kunstenaar Oezelle (want begenadigd ben Je als een gedicht over de „wilde en onvervalschte pracht der blom men langs den watergracht" laat uitlopen op „Gods eerstigheld") van Oezelle naar de oude psalm berijming vind ik wel een hele stap achteruit, maar ik waag het er toch op. Ook ln die „oude" psalmen de wisseling van uu en ie: ln een bekend vers van psalm 119 stond „Stier (stuur) mij ln rechte sporen" en in een ander vers van dezelfde psalm: „Be stier (bestuur) ln gunst naar uwe wet mijn schreden". Daarmee ben ik dan toch weer beland ln de sfeer van de psal men en de statenbijbel, die belde zo'n grote Invloed op onze taal gehad hebben, de voorbeelden daarvan liggen voor het grijpen. Daarom ls het zo jammer als er onzorgvuldig geciteerd wordt en dat blijkt ln de beste kringen voor te komen. In het overigens aardige boek van dr. P. H. Schrö- der „Van Aalmoes tot zwijntjes jager" wordt ook het woord „IJ ver" onder de loep genomen. Dat betekent nu „vlijt", maar vroe ger verstond men er zoiets als „vurige liefde" onder, een bete kenis die nog terug te vinden ls in de woorden „IJveren" en „IJve raar". 8chröder haalt in dit ver band als tekst uit psalm 69 aan: „De ijver tot uw huis heeft mij verteerd". Wie het even opzoekt vindt echter iets anders: ln de statenvertaling staat „de IJver van uw huis heeft mij verteerd" en in de nieuwe vertaling van het bijbelgenootschap: en in die van de Katholieke Bijbelstichting: „ijver vóór uw huls Geen „tot" te bekennen. Tot slot: wat ik schreef over het Brabantse „hadde" en „hadde- glj", waarin men het persoonlijk voornaamwoord niet meer her kende, deed me denken aan de „rails" en de „biels", waarin men vaak niet meer het meervoud ziet van „rail" en „biel", zodat Je nu kunt horen spreken over „rallsen" en „bielsen". En het klinkt nog gewoon ook, waarom zouden we dat fout moeten noemen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15