1 aarom niet Den Uyl? refzekerheid, vroeger en straks Contant betalen kan naar twee kanten werken Carters nieuwe strategie iG 29 AUGUSTUS 1980 TROUW/KWARTET A. A. Spijkerboer ngs zei iemand: „Kinderen van v sees kim je hieraan herken- Ji dat ze menen een probleem te ten oplossen door er iets verhe- lv over te zeggen." Of dat waar is ik niet, maar als het waar is dat een vernietigend oordeel onze preken in. Want dan is a dj op de kansel doen niet meer >m een hogere vorm van bellen ;in. n christenen die zich in de !k begeven veel verder dan Jtven beschouwingen, die bij de te geringste aanraking met de i,, elijkheid als zeepbellen uiteen ]ten? In leder geval plegen itenen een van de grote proble- van de politiek, namelijk het leem hoe je mócht kunt gebrui- om recht en vrede te bevorde- 3Q) hardnekkig te ontduiken. ih ik eneratles die ons zijn voorge le en waar we misschien zelf nog van uitmaken, ontdoken het eem door liever maar niet al te a »ver recht en vrede na te den- ■w Ze wisten dat „de overheid het 3ep rd niet tevergeefs" droeg, en o. de overheid dan met dat i rd deed was punt twee, als ze de maar handhaafde. Dat die Tjoms niet veel meer was dan chaos-onder-de-schljn-van-wet- id viel hun dan niet op. Zo zijn we in de onderdrukking van het socialisme aan het begin van deze eeuw en in de politionele acties in Indonesië getuind. Sinds het midden van de Jaren zes tig kennen we in ons land christen- radicalen. Hun in de regel snel uit dijende programma's roepen on weerstaanbaar de gedachte op aan het jongetje, dat van zijn moedei een kommetje zeepsop en van zijn vader een stenen pijpje krijgt en dan bellen gaat blazen: hoe ter we reld denkt men wat men zo fraai op papier heeft gezet, te verwerkelij ken? Verder vertonen de christen- radicalen de neiging om, als er riu echt niets anders op zit dan dat de politie de knoop doorhakt, te gaan pleiten voor een „geweldloze oplos sing". In één opzicht zijn ze nog helemaal zo de kinderen van hun orde lievende „vaderen": ze sluiten hun ogen voor het probleem hoe Je mócht kunt gebruiken om recht en vrede te bevorderen, al doen zij dat dan door over recht en vrede te dromen en macht eigenlijk maar vies te vinden. Of zijn er ook terreinen waarop de staat zijn macht niet hoeft te ge bruiken? Nu, alleen al achter zo iets eenvoudigs als Je belastingbiljet doemt uiteindelijk de gestalte van de deurwaarder op, en als Je de deurwaarder niet opendoet, brengt hij de volgende keer de politie mee. De macht van de staat berust uit eindelijk op zijn vermogen om ge weld te gebruiken. Het is overigens wel gereformeerd (in de klassieke zin van het woord) om te weten dat de macht in dienst van het recht en de vrede dient te staan. Wie zich de catechismus nog herinnert, weet dat de Heidelberger in zondag 40 zegt dat de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren. Iets waarmee Je mensen dood kunt maken zo hanteren dat mensen el kaar niet dood maken daarmee is het probleem zo scherp mogelijk gesteld. Natuurlijk hebben de men sen die hun uiterste best deden om de macht in dienst van recht en vrede te gebruiken nooit ontbro ken: Talma met zijn arbeidswetten en Oerbrandy, die toen onze rege ring in Londen was wist dat er tegen de nazi's gevochten moest worden. Een tijdlang heb ik gemeend dat het besef dat de overheid haar macht in dienst van recht en vrede moet stellen nog het meest leefde in de Anti-Revolutionaire Partij. Of ik me daarin vergist heb weet ik niet, en ik zal het ook nooit weten, want de ARP behoort (bijna) tot het ver leden. Nu het CDA datgene wordt wat men er van het begin af aan van vrezen moest, is er sprake van dat christen-radicalen zich nóóst de PPR, nó de Evangelische Soldlari-. telts Partij, en nóóst de Evangelisch Progressieve Volkspartij gaan orga niseren in een Evangelisch Politie ke Alternatief. BIJ de bezwaren te gen de christen-radicalen die ik hierboven opperde komt nu ook een grote versplintering: kan men op deze manier veel gewicht in de schaal werpen? Het gaat er in de politiek toch om dat we iets gedaan krijgen? Daarom zou ik willen vragen: waar om niet Den Uyl? In de politiek die Den Uyl. Van Thljn, Van der Stoel en anderen In de Partij van de Ar beid willen voeren is nog het meest te zien van het streven macht in dienst van recht en vrede te stellen: zij willen terecht niet uit de NAVO en ze willen even terecht de NAVO afremmen, en een kabinet waarvan de PvdA deel uitmaakt zou bij de noodzakelijk geworden bezuinigin gen de lasten anders verdelen dan het huidige kabinet. Natuurlijk is het in de PvdA ook niet alles goud wat er blinkt: het is te begrijpen dat deze partij duidelij ke voorwaarden stelt aan samen werking met het CDA maar het socialistische streven om het CDA op alle mogelijke manleren te ver nederen is stuitend en dat streven heeft ook politiek zeer nadelige ge volgen. Dan zijn er de uitbarstingen van razernij op congressen van de PvdA en er is nog zoveel meer. Maar we zullen ons wel niet vergis sen als we veronderstellen dat de PvdA geen eenheid is. Daarom zou ik het Evangelisch Politiek Alterna tief de vraag willen stellen: Indien dan geen CDA, waarom dan geen aansluting bij Den Uyl en zijn geest verwanten in de PvdA? H. J. Neuman is het aardig oude nummers tijdschriften te bewaren. Twee geleden verscheen bij Hamlsh ilton de autobiografie van (Solly) Zuckerman, getiteld Apes to Warlords". Ee groot van dit boek was al een verde lg van de manier waarop de leerden in de Tweede Wereld- t de strategische bombarde ten op Duitsland en bezet Euro- ltvoerden en b) een aanval op nen die het toen en later met manier niet eens waren. erman had een grote reputatie orven in Noord-Afrika. Het ei- Pantellaria in de Middellandse lad zich namelijk overgegeven, de geallieerde luchtmacht precies de hoeveelheid bom- had afgeworpen die volgens erman voor zo'n capitaulatie 1st was: 20.000 ton. Hij kreeg spoedig daarna de gelegenheid lê te bezoeken en hij kwam erg r de indruk van de schade die was toegebracht aan de ha- en vooral de rangeerterreinen de spoorwegen. Hij legde deze indrukken vast in zijn zgn. Sicilië- rapport. Toen men hem zijn advies vroeg over de bombardementen op Italië, ried hij de geallieerden aan ook daar de rangeerterreinen en de spoorlijnen als voornaamste doel wit te kiezen. En wat voor Italië gold ging naar zijn mening ook op voor Duitsland zelf en voor Frank rijk. Begin 1944 kwam kolonel Richard d'Oyly Hughes van de Amerikaanse strategische luchtmacht naar Ber keley Square in Londen. Daar zat o.m. een groep Jonge Amerikaanse academici, voor het merendeel aca demici die later een zekere bekend heid zouden krijgen, zoals Carl Kay- sen en Walt W. Ros tow. Zij m vorm den samen de „Enemy Objectives Unit" en kolonel Hughes wilde van hen weten, wat naar hun mening de strategische luchtmacht kon doen om de voorgenomen geallieerde lan ding in Normandië (operatie „Over lord") tot een succes te maken. De E.O.U.-economen adviseerden tot het bombarderen van spoor bruggen in een wijde cirkel om het beoogde landingspunt, plus een aantal extra-bruggen om de Duit sers in het onzekere te laten over wat dit landingspunt nu precies was. Het repareren van zo'n spoor brug zou de Duitsers toch al gauw zo'n drie weken kosten, terwijl de krater die een gewone bom in een spoorlijn sloeg in hooguit vier uur ongedaan zou zijn gemaakt. In zijn boek vertelt Lord Zucker man, hoe hij kans zag tijdens een belangrijke bijeenkomst op 25 fe bruari 1944 dit advies terzijde te schuiven en zijn in Italië opgedane en empirische Inzichten" te doen zegevieren. Spoorbruggen zouden voorlopig niet worden gebombar deerd. Om één spoorbrug te vernie len waren 1200 ton bommen nodig en die kon men beter voor andere doelen gebruiken. Jaren later, in november 1978, kreeg een van de „jonge Amkerlkaanse E.OI.U.-economen", inmiddels zelf hoogleraar geworden aan het Mas sachusetts Institute of Technology (M.I.T.), Charles P. Klndleberger, de gelegenheid zijn versie te stellen- tegenover die vanLord Zuckerman. In het Britse maandlbad „Encoun ter" vertelde hij dat destijds de in druk bestond dat Zuckerman het verwoesten van spoorbruggen een onmogelijke zaak vond maar dat deze zienswijze al na enkele maan den werd verlaten. Op 6 mei 1944 gaf generaal Frederick Smith op dracht de spoorbrug over de Seine bij Vernon te bombarderen. Het re sultaat was zodanig dat onmiddel lijk nieuwe bevelen uitgingen: het E.O.U.-plan werd uitgevoerd. Lord Zuckerman had het nakijken. Toch niet helemaal, antwoordde Zuckerman (eveneens in „Encoun ter") in juni 1979. De ervaringen op Sicilië en in Italië hadden geleerd dat het wel degelijk mogelijk was (zij het ook vrij „duur") bruggen te bombarderen. Wilde men dit in de buurt van het bruggehoofd in Nor mandië doen, dan diende dit echter te geschieden niet door zware maar door middelzware bommenwerpers en Jachtvliegtuigen. Bovendien zou den de geallieerden daarmee tot het laatste moeten wachten, teneinde het Duitse opperbevel geen aanwij zingen te geven met betrekking tot de exacte plaats van landing. Dr. Klndleberger kreeg in hetzelfde nummer van „Encounter" de gele genheid zijn aanvankelijke kritiek te staven. Hij maakte het in zijn dupliek bijzonder kort, daarmee de indruk wekkend dat hij toch wel enigszins aangeslagen was. Eén punt leek echter sterk: om het ele- ment van de verrassing te behou den, zo schreef Klndleberger, was het misschien nodig systematische aanvallen op bruggen in de Loire zo lang mogelijk uit te stellen, maar dat gold zeker niet voor de Seine. De Duitsers konden er Immers, hoe dan ook, zeker van zijn dat de geal lieerden óf aan de ene of aan de andere kant zouden landen. In het Jongste nummer van „En- counter" (augustus-september 1980) komt een van de andere Jon ge E.O.U.-economen" van destijds dr. Klndleberger te hulp. Het is Walt W. Rostow die o.m. betoogt dat in de eerste maanden van 1944, nadat luchtmaarschalk Tedder en Lord Zuckerman waren terugge keerd naar Londen, ook in Italië met veel succes spoorbruggen zijn gebombardeerd. De „Jonge E.O.U.- economen" hadden op grond van schaderapporten uit het Middel landse Zeegebied berekend dat er een gemiddelde bommenlast van 196 ton nodig was om een brug te blokkeren, en geen 1200 ton. Boven dien citeert Rostow luchtmaar schalk Tedder die later heeft ge schreven dat hij er spijt van had dat zijn vliegers, op grond van de advie zen van deskundigen, zo lang ge wacht hebben met het aanvallen van bruggen en zich zo lang hebben vergenoegd met rangeerterreinen. Waarom is het zo fascinerend deze polemiek meer dan vijfendertig Jaar na dato, te volgen? Ten eerste om dat hieruit blijkt dat niet alleen generaals, maar ook burgerstrate- gegen er na de oorlog mee doorgaan hun leven zo duur mogelijk te ver kopen. En vervolgens omdat de we reld met rasse schreden het tijdperk tegemoet gaat, waarin de trefzeker heid van bommen en raketten vrij wel gelijk staat aan hun bedrijfsge- reedheid. Omstreeks 1990 kunnen alle doelen waar men kennis van draagt, ongeacht of ze stationair zijn of bewegen, worden geraakt. door Jelle Jan Kllnkert Toen Simon Vestdijk zijn praktijk als arts begon zette hij een bordje op zijn bureau met de tekst: betaling con tant. Noch zijn patiënten, noch zijn collega's vonden dat vreemd. Want zo'n vijf tig jaar geleden was nog niet ieder goed tegen ziektekos ten verzekerd; en wat be langrijker was: de gemiddel de arts verdiende bepaald geen dikbelegde boterham. Hoe anders is dat nu. Sinds de twee de wereldoorlog zijn de medici van een matig betaalde beroepsgroep opgeklommen tot een groepering van uiterst hoogbetaalden, die dank zij een sterke organisatie nog niet of nauwelijks last hebben ge had van dalende conjunctuur en achteruitgang in inkomen. Maar nu dreigt de situatie anders te worden. Sinds de commissie-Van Mansvelt argumenten op tafel leg de. dat de gemiddelde specialist re delijkerwijs 80.000 gulden per Jaar van zijn inkomen zou behoren in te leveren en vooral sinds staatssecre taris Veder-Smit de indruk wekte dit advies ook te gaan uitvoeren, hebben de specialisten de scalpel op tafel gelegd. Maar omdat veel Nederlanders de indruk hebben dat de gehele gezondheidszorg drijft op de arbeid van specialisten, maakt de dreigende taal van deze medici ook bij de overheid veel indruk. „Als die 80.000 gulden doorgaan." zo wordt gezegd, „dan zullen we voortaan de patiënten contant en vooraf laten betalen." En wie weet hangt ons misschien nog wel eens een heuse specialistenstaking bo ven het hoofd. Omdat de Landelijke Specialisten Vereniging een sterke organisatie is, zou ik niet graag in de pumps van de staatssecretaris staan. Maar ter wijl ik vanaf de zijlijn het vrije spel der maatschappelijke krachten in spanning volg, wil ik toch enkele opmerkingen kwijt De eerste opmerking is deze. Er zit iets uiterst onredelijks in het gege ven, dat in de ene sector van de maatschappij mensen moeten vechten om hun loon van dertig of veertig duizend gulden per Jaar bij een dalende conjunctuur te kunnen behouden, terwijl het elders in onze samenleving mogelijk blijkt dat be roepsbeoefenaars tachtig duizend gulden per Jaar achteruit kunnen zonder dat dat onredelijk is. Een vergelijking van deze bedragen maakt dat de opstelling van de LSV wel een bijzonder cynisch karakter krijgt Dat de specialisten zich als een elitegroep beschouwen is tot daar aan toe, maar dat hoeft niet te betekenen dat zij ook blind en doof voor de maatschappelijke werke lijkheid mogen zijn. Mijn tweede opmerking is, dat de commissie-Van Mansvelt bij haar advies (80.000 gulden achteruit) uit gaat van een belangrijke vooron derstelling. Deze namelijk dat de betreffende specialisten werk doen, dat te vergelijken is met het werk dat de allerhoogste betaalde ambte naren verrichten. Al eerder wees ik op deze pagina erop, dat deze voor onderstelling ertoe heeft geleld, dat het inkomen van een gemiddelde huisarts vergeleken mag worden met dat van een hoogleraar. Specia- 11steninkomens mogen daar als norm nog ver bovenuit gaan. Maar eerlijk gezegd: ik begrijp hier niets van. De redelijkheid bij het vast stellen van de norminkomens lijkt mij in belde gevallen verpletterd te zijn onder de macht van de sterke beroepsgroepen. Een derde opmerking is, dat het dreigement van de betaling vooraf verwerpelijk maar interessant is; het leent zich goed voor het uitvoe ren van enkele gedachtenexperi- menten. Stel dat de ideeën van de specialis ten werden uitgevoerd. Bij het bin nenkomen in de polikliniek zit de geneeskundige achter de kassa, om, alvorens het deskundig oog op de patiënt te slaan, eerst een zeker zo deskundige blik op diens portemon- naie te laten vallen. Ik denk, dat een dergelijke situatie in elk geval tot gevolg zou hebben dat het kosten bewustzijn van de patiënten sterk zou worden vergroot. En dat zou ongetwijfeld betekenen, dat een aantal patiënten hun bezoeken aan de specialist zullen verminderen of uitstellen. En dat leidt er op zijn beurt weer toe, dat de kassa heel wat minder zou gaan rinkelen, dan hij tot nu toe deed. Daar komt bij, dat de voorgestelde maatregel een flinke administratie zou meebrengen. En het is de vraag of de assistente van de arts de soli dariteit met de strijd van haar werkgever kan opbrengen om deze extra taak erbij te nemen zonder eigen Inkomensverbetering. Met an dere woorden: contante betaling zou de specialisten flink geld gaan kosten. Onderzoek Een laatste opmerking. Stel dat de acties van de specialisten inder daad tot gevolg zouden hebben, dat zij tijdelijk aanzienlijk minder pa tiënten behandelen. Dit zou een unieke kans bieden voor onderzoek naar de gevolgen voor de volksge zondheid van een vermindering van het aanbod van diensten uit de ge- ondheidszorg. Zulk onderzoek is daarom interessant, omdat het de vooronderstellingen van de giganti sche hoge medische salariëring be-1 treft: dat de specialisten een onmis bare en zeer belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid leveren. Juist de laatste tijd wordt deze vooronderstelling niet alleen voor specialisten maar voor de ge zondheidszorg in het algemeen ter discussie gesteld. Het wordt steeds duidelijker dat de vraag naar medische hulp in sterke mate door het aanbod wordt bepaald, en dat een vermindering van het aanbod dus niet onmiddellijk de fatale ge volgen voor de volksgezondheid be hoeft te hebben die naar de medi ci geloven wij gewone mensen verwachten. De resultaten van eer der onderzoek naar deze vraag-aan- bod relaties geven zeker grond aan deze veronderstelling. Tenslotte kan ik nog opmerken dat een vermindering van de activitei ten van de specialisten meteen zou maken, dat een oude wens van de overheid snel in vervulling gaat: het terugdringen van de (poli)klinische zorg ten gunste van de hulp verle ning in de eerste lijn. Ik heb hierboven geschreven over denkexperlmenten; mijn conclusie is namelijk niet dat de spcialisten hun acties maar zouden moeten gaan uitvoeren. De nagestreefde doelstelling is te verwerpelijk om deze medici de daarmee gewonnen aandacht te gunnen. En het doen van onderzoek of het uitvoeren van een beleid over de eerste lijn mag natuurlijk niet op toevallige specia- Ustenactles steunen. Maar een conclusie die ik wel wil trekken is deze: voor de angst en schichtigheid waarmee de overheid en vooral de staatssecretaris ten opzicht van de specialisten rea geren is vooreerst nog geen reden. De volksgezondheid hangt niet al leen van deze medici af. In de ko mende onderhandelingen mag van de overheid dan ook een krachtige opstelling tegenover deze begerige beroepsgroep verwacht worden. Drs. J. J. Kllnkert is verbonden aan de afdeling Gedragswetenschap pen van de medische faciliteit aan de Vrije Universiteit in Am sterdam. door Johan W. E. Riemens Uit het artikel van H. J. Neuman „Van McNamara tot Brown" (Trouw, 15-8-80) zou men kunnen opmaken, dat er met de „presiden tiële richtlijn No. 59" geen sprake is van een andere strategie. Ook maakt het stuk de Indruk dat we eigenlijk blij zouden moeten zijn met de beslissing van Carter, geno men in overleg met Brzezinsky en Brown (maar merkwaardig genoeg bulten Muskle om) omdat niét in de eerste plaats bevolkingscentra maar militaire doelen getroffen zou den worden wanneer Amerika on verhoopt meent zijn strategische kernwapens te moeten gebruiken. Dat lijkt relatief sympathieker en zinvoller. Daarna volgt de visie van Neuman op de geschiedenis van de strategie van de NAVO, zich toespitsend op de overgang van de „countercity" strategie naar de „counterforce" strategie, welke laatste begon met de „vermaarde toespraak te Ann Arbor op 16-6-1962 van McNamara". Nadat dan uiteengezet is dat „deze eerste aanzet tot een 'counterforce' strategie in de daarop volgende ja ren om allerlei redenen (onder ande re het onkwetsbaar worden van de Russische intercontinentale raket ten) weer gedeeltelijk is verlaten" wordt de rol vermeld die de minister van defensie Schlesinger tijdens het presidentschap van Nixon zou heb ben vervuld. Neuman schrijft: „De gedachte die vooral in deze periode opkwam en waartoe Schlesinger ac tief heeft bijgedragen, is dat een potentiële aanvaller te gemakkelij ker kan denken dat nucleaire repre sailles hem bespaard zullen blijven, naarmate de afschuw die de verde digende partij daartoe moet over winnen groter is. Bovendien is het ook de wetenschap dat een kernsal vo op de steden van de agressor door deze op precies dezelfde wijze zal worden beantwoord." Maar tot welke conclusies Schlesin ger en het Pentagon kwamen, ver meldt Neuman niet. Dat is vreemd als men wil analyseren „wat er nu eigenlijk zit achter de presidentiële richtlijn No. 59". Wel vermeldt Neu man veelbetekenend dat „de nauw keurigheid van de intercontinentale raketten met sprongen toenam". Maar niets wijst er bij Neuman op dat de conclusies van Schlesinger es. zich buiten de theorie van de afschrikking, terwille van de verde diging, begaven. Toch is er in 1964 een discussie gevoerd tussen Schlesinger en zijn collega van buitenlandse zaken Kis singer. Op zaterdag 8-6-1974 meldde NRC-Handelsblad: „Minister Kis singer zei gisteren in de senaats commissie voor buitenlandse be trekkingen dat hij een element van dwaasheid zag in het geloof van het Pentagon dat het voor Amerikaan se raketten technisch mogelijk is de Sowjet-Unie een eerste klap toe te brengen die alle Russische raketten in hun versterkte ondergrondse lan- ceersilo's zou kunnen uitschakelen. Het Amerikaanse ministerie van de fensie probeert juist van het Con gres goedkeuring te krijgen voor een programma om de nauwkeurig heid en trefkracht van de raketten die op het Amerikaanse vasteland gestationeerd zijn te vergroten als onderdeel van zijn 'selectieve aan- valsstrategie'. Dwaasheid Waarom kan Kissinger „een ele ment van dwaasheid" hebben ge zien in de conceptie van Schlesin ger? Ten eerste omdat het risico voor Amerika zelf te groot is door een onmiddellijk treffen van zijn grondgebied, wanneer het niet lukt alle Russische raketten met atoom wapens te treffen en uit te schake len. Het zou n.1. betekenen dat de VS in staat zouden moeten zijn inéén klap de militaire centra van de ge hele Sowjet-Unie, van Berlijn tot Wladiwostok, van de Noordelijke IJszee tot de zuidgrens van Rusland en Siberië en bovendien alle onder zeeërs, enz. van Sowjet-Rusland te vernietigen. Gezien de overmaat aan massavernietigingswapens die ook de Sowjet-Unie bezit, is een gering percentage overgebleven wa pens al voldoende om ook Amerika een dodelijke slag toe te brengen. Ten tweede, omdat het risico voor Amerika zelf te groot is door een indirect treffen van zijn bevolking door „fall out" d.wz. de radioactivi teit die uit de atmosfeer over de gehele wereld en dus ook op Ameri ka zelf, op de aarde terugvalt na het gebruik van een groot aantal uiterst krachtige atoomwapens. Deze hon derden, zo niet duizenden benodig de atoomkoppen zouden een zoda nige radioactiviteit verspreiden dat hoger leven op aarde in korte tijd verder onmogelijk wordt Ten derde, omdat een wereld waar van minstens een groot deel defini tief verwoest zou zijn, zowel mate rieel als moreel een onleefbare we reld zou zijn geworden, ook voor Amerika, zelfs als de twee eerder genoemde punten niet juist zouden blijken te zijn. Het morele conflict waardoor de vliegenier die de atoombom op Hirosjlma heeft moe ten werpen, gek is geworden, zou zich aan de gehele bevolking van de VS voltrekken. Ten vierde, omdat het bovendien nu reeds zoveel economische en fi nanciële middelen zou vragen dat de ellende en armoede in de V.S. en de Derde Wereld volkomen uitzicht loos zou worden. Het dwingen van communistisch Rusland om het te gen deze benodigde bewapenings wedloop op te nemen, zoals door Amerikaanse senatoren is voorge steld om het zowel militair als eco nomische op de knieën te dwingen, zou ook voor kapitalistisch Ameri ka zelf catastrofale gevolgen heb ben. De opstanden van de arms ten, met name van de gekleurde bevol kingsgroepen in de V. S. en in de Derde Wereld, zouden nieuwe span ningshaarden veroorzaken die het grijpen naar „het laatste middel" zouden versnellen. Ook als men de conceptie van Schlesinger c.s. puur van Ameri kaans egoïstisch standpunt bekijkt, zonder op enigerlei wijze rekening te houden met de bewoners van de Sowjet-Unie en de rest van de we reld, dan nog is het een misdadig waanzinnig plan. Het is niet duidelijk waarom Neu man deze feiten en achtergronden uit het nabije verleden, die van zo grote, zo niet beslissende betekenis zijn voor de toekomst van de gehele mensheid en alle andere schepse len, niet vermeldt Ook de boodschap die de huidige Amerikaanse minister van defensie Harold Brown aan zijn collega's van de NAVO landen stuurde verhult de mogelijkheden van de nieuwe stra tegie. Al ontkent Brown het doel van de Schlesinger strategie: de middelen die hij voorstaat en die nu presidentiële goedkeuring hebben gekregen, stellen hem of zijn opvol gers, in staat wel degelijk de doelen van Schlesinger uit te voeren. De tragiek van wapens is nu eenmaal altijd dat ze zowel voor verdediging als voor aanval, voor afschrikking, als voor overwinning, kunnen wor den gebruikt. Het doel voorvormt zich in de middelen. In ieder geval zal de angst om te laat te zijn sterk toenemen en beide partijen extra nerveus maken en ook verleiden tot nieuwe militair- technische en strategische zetten en geo-politieke stappen, die weer als negatief moeten worden ervaren en uitgelegd, aan beide zijden. Deze strategie van het Pentagon van 1974 is uit de aard der zaak ook niet aan de aandacht van Moskou ontsnapt. Dat is de werkelijke ach tergrond van de vernieuwde koude oorlogsvoering, die velen pas met „Afghanistan" hebben voelen op steken. Er is misschien nog tijd om de nieu we strategie te bestrijden. Het is een bekend feit dat de Sowjet-Unie vanaf 1945 minstens vijf tien jaar met haar atoombewapening e.d. achter ligt bij Amerika. Ook Ameri ka zelf heeft nog minstens vijf jaar nodig om b.v. de MX-raketten mo biel operationeel te hebben. J. W. E. Riemens is verbonden aan het Martin Luther King Centrum/ Het Derde Kwadrant in Am sterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13