1
aarom niet Den Uyl?
refzekerheid, vroeger en straks
Contant betalen
kan naar twee
kanten werken
Carters nieuwe
strategie
iG 29 AUGUSTUS 1980
TROUW/KWARTET
A. A. Spijkerboer
ngs zei iemand: „Kinderen van
v sees kim je hieraan herken-
Ji dat ze menen een probleem te
ten oplossen door er iets verhe-
lv over te zeggen." Of dat waar is
ik niet, maar als het waar is
dat een vernietigend oordeel
onze preken in. Want dan is
a dj op de kansel doen niet meer
>m een hogere vorm van bellen
;in.
n christenen die zich in de
!k begeven veel verder dan
Jtven beschouwingen, die bij de
te geringste aanraking met de
i,, elijkheid als zeepbellen uiteen
]ten? In leder geval plegen
itenen een van de grote proble-
van de politiek, namelijk het
leem hoe je mócht kunt gebrui-
om recht en vrede te bevorde-
3Q) hardnekkig te ontduiken.
ih
ik eneratles die ons zijn voorge
le en waar we misschien zelf nog
van uitmaken, ontdoken het
eem door liever maar niet al te
a »ver recht en vrede na te den-
■w Ze wisten dat „de overheid het
3ep rd niet tevergeefs" droeg, en
o. de overheid dan met dat
i rd deed was punt twee, als ze
de maar handhaafde. Dat die
Tjoms niet veel meer was dan
chaos-onder-de-schljn-van-wet-
id viel hun dan niet op. Zo zijn
we in de onderdrukking van het
socialisme aan het begin van deze
eeuw en in de politionele acties in
Indonesië getuind.
Sinds het midden van de Jaren zes
tig kennen we in ons land christen-
radicalen. Hun in de regel snel uit
dijende programma's roepen on
weerstaanbaar de gedachte op aan
het jongetje, dat van zijn moedei
een kommetje zeepsop en van zijn
vader een stenen pijpje krijgt en
dan bellen gaat blazen: hoe ter we
reld denkt men wat men zo fraai op
papier heeft gezet, te verwerkelij
ken? Verder vertonen de christen-
radicalen de neiging om, als er riu
echt niets anders op zit dan dat de
politie de knoop doorhakt, te gaan
pleiten voor een „geweldloze oplos
sing". In één opzicht zijn ze nog
helemaal zo de kinderen van hun
orde lievende „vaderen": ze sluiten
hun ogen voor het probleem hoe Je
mócht kunt gebruiken om recht en
vrede te bevorderen, al doen zij dat
dan door over recht en vrede te
dromen en macht eigenlijk maar
vies te vinden.
Of zijn er ook terreinen waarop de
staat zijn macht niet hoeft te ge
bruiken? Nu, alleen al achter zo iets
eenvoudigs als Je belastingbiljet
doemt uiteindelijk de gestalte van
de deurwaarder op, en als Je de
deurwaarder niet opendoet, brengt
hij de volgende keer de politie mee.
De macht van de staat berust uit
eindelijk op zijn vermogen om ge
weld te gebruiken. Het is overigens
wel gereformeerd (in de klassieke
zin van het woord) om te weten dat
de macht in dienst van het recht en
de vrede dient te staan. Wie zich de
catechismus nog herinnert, weet
dat de Heidelberger in zondag 40
zegt dat de overheid het zwaard
draagt om de doodslag te weren.
Iets waarmee Je mensen dood kunt
maken zo hanteren dat mensen el
kaar niet dood maken daarmee is
het probleem zo scherp mogelijk
gesteld. Natuurlijk hebben de men
sen die hun uiterste best deden om
de macht in dienst van recht en
vrede te gebruiken nooit ontbro
ken: Talma met zijn arbeidswetten
en Oerbrandy, die toen onze rege
ring in Londen was wist dat er tegen
de nazi's gevochten moest worden.
Een tijdlang heb ik gemeend dat
het besef dat de overheid haar
macht in dienst van recht en vrede
moet stellen nog het meest leefde in
de Anti-Revolutionaire Partij. Of ik
me daarin vergist heb weet ik niet,
en ik zal het ook nooit weten, want
de ARP behoort (bijna) tot het ver
leden.
Nu het CDA datgene wordt wat
men er van het begin af aan van
vrezen moest, is er sprake van dat
christen-radicalen zich nóóst de
PPR, nó de Evangelische Soldlari-.
telts Partij, en nóóst de Evangelisch
Progressieve Volkspartij gaan orga
niseren in een Evangelisch Politie
ke Alternatief. BIJ de bezwaren te
gen de christen-radicalen die ik
hierboven opperde komt nu ook een
grote versplintering: kan men op
deze manier veel gewicht in de
schaal werpen? Het gaat er in de
politiek toch om dat we iets gedaan
krijgen?
Daarom zou ik willen vragen: waar
om niet Den Uyl? In de politiek die
Den Uyl. Van Thljn, Van der Stoel
en anderen In de Partij van de Ar
beid willen voeren is nog het meest
te zien van het streven macht in
dienst van recht en vrede te stellen:
zij willen terecht niet uit de NAVO
en ze willen even terecht de NAVO
afremmen, en een kabinet waarvan
de PvdA deel uitmaakt zou bij de
noodzakelijk geworden bezuinigin
gen de lasten anders verdelen dan
het huidige kabinet.
Natuurlijk is het in de PvdA ook
niet alles goud wat er blinkt: het is
te begrijpen dat deze partij duidelij
ke voorwaarden stelt aan samen
werking met het CDA maar het
socialistische streven om het CDA
op alle mogelijke manleren te ver
nederen is stuitend en dat streven
heeft ook politiek zeer nadelige ge
volgen. Dan zijn er de uitbarstingen
van razernij op congressen van de
PvdA en er is nog zoveel meer.
Maar we zullen ons wel niet vergis
sen als we veronderstellen dat de
PvdA geen eenheid is. Daarom zou
ik het Evangelisch Politiek Alterna
tief de vraag willen stellen: Indien
dan geen CDA, waarom dan geen
aansluting bij Den Uyl en zijn geest
verwanten in de PvdA?
H. J. Neuman
is het aardig oude nummers
tijdschriften te bewaren. Twee
geleden verscheen bij Hamlsh
ilton de autobiografie van
(Solly) Zuckerman, getiteld
Apes to Warlords". Ee groot
van dit boek was al een verde
lg van de manier waarop de
leerden in de Tweede Wereld-
t de strategische bombarde
ten op Duitsland en bezet Euro-
ltvoerden en b) een aanval op
nen die het toen en later met
manier niet eens waren.
erman had een grote reputatie
orven in Noord-Afrika. Het ei-
Pantellaria in de Middellandse
lad zich namelijk overgegeven,
de geallieerde luchtmacht
precies de hoeveelheid bom-
had afgeworpen die volgens
erman voor zo'n capitaulatie
1st was: 20.000 ton. Hij kreeg
spoedig daarna de gelegenheid
lê te bezoeken en hij kwam erg
r de indruk van de schade die
was toegebracht aan de ha-
en vooral de rangeerterreinen
de spoorwegen. Hij legde deze
indrukken vast in zijn zgn. Sicilië-
rapport. Toen men hem zijn advies
vroeg over de bombardementen op
Italië, ried hij de geallieerden aan
ook daar de rangeerterreinen en de
spoorlijnen als voornaamste doel
wit te kiezen. En wat voor Italië
gold ging naar zijn mening ook op
voor Duitsland zelf en voor Frank
rijk.
Begin 1944 kwam kolonel Richard
d'Oyly Hughes van de Amerikaanse
strategische luchtmacht naar Ber
keley Square in Londen. Daar zat
o.m. een groep Jonge Amerikaanse
academici, voor het merendeel aca
demici die later een zekere bekend
heid zouden krijgen, zoals Carl Kay-
sen en Walt W. Ros tow. Zij m vorm
den samen de „Enemy Objectives
Unit" en kolonel Hughes wilde van
hen weten, wat naar hun mening de
strategische luchtmacht kon doen
om de voorgenomen geallieerde lan
ding in Normandië (operatie „Over
lord") tot een succes te maken.
De E.O.U.-economen adviseerden
tot het bombarderen van spoor
bruggen in een wijde cirkel om het
beoogde landingspunt, plus een
aantal extra-bruggen om de Duit
sers in het onzekere te laten over
wat dit landingspunt nu precies
was. Het repareren van zo'n spoor
brug zou de Duitsers toch al gauw
zo'n drie weken kosten, terwijl de
krater die een gewone bom in een
spoorlijn sloeg in hooguit vier uur
ongedaan zou zijn gemaakt.
In zijn boek vertelt Lord Zucker
man, hoe hij kans zag tijdens een
belangrijke bijeenkomst op 25 fe
bruari 1944 dit advies terzijde te
schuiven en zijn in Italië opgedane
en empirische Inzichten" te doen
zegevieren. Spoorbruggen zouden
voorlopig niet worden gebombar
deerd. Om één spoorbrug te vernie
len waren 1200 ton bommen nodig
en die kon men beter voor andere
doelen gebruiken.
Jaren later, in november 1978, kreeg
een van de „jonge Amkerlkaanse
E.OI.U.-economen", inmiddels zelf
hoogleraar geworden aan het Mas
sachusetts Institute of Technology
(M.I.T.), Charles P. Klndleberger, de
gelegenheid zijn versie te stellen-
tegenover die vanLord Zuckerman.
In het Britse maandlbad „Encoun
ter" vertelde hij dat destijds de in
druk bestond dat Zuckerman het
verwoesten van spoorbruggen een
onmogelijke zaak vond maar dat
deze zienswijze al na enkele maan
den werd verlaten. Op 6 mei 1944
gaf generaal Frederick Smith op
dracht de spoorbrug over de Seine
bij Vernon te bombarderen. Het re
sultaat was zodanig dat onmiddel
lijk nieuwe bevelen uitgingen: het
E.O.U.-plan werd uitgevoerd. Lord
Zuckerman had het nakijken.
Toch niet helemaal, antwoordde
Zuckerman (eveneens in „Encoun
ter") in juni 1979. De ervaringen op
Sicilië en in Italië hadden geleerd
dat het wel degelijk mogelijk was
(zij het ook vrij „duur") bruggen te
bombarderen. Wilde men dit in de
buurt van het bruggehoofd in Nor
mandië doen, dan diende dit echter
te geschieden niet door zware maar
door middelzware bommenwerpers
en Jachtvliegtuigen. Bovendien zou
den de geallieerden daarmee tot het
laatste moeten wachten, teneinde
het Duitse opperbevel geen aanwij
zingen te geven met betrekking tot
de exacte plaats van landing.
Dr. Klndleberger kreeg in hetzelfde
nummer van „Encounter" de gele
genheid zijn aanvankelijke kritiek
te staven. Hij maakte het in zijn
dupliek bijzonder kort, daarmee de
indruk wekkend dat hij toch wel
enigszins aangeslagen was. Eén
punt leek echter sterk: om het ele-
ment van de verrassing te behou
den, zo schreef Klndleberger, was
het misschien nodig systematische
aanvallen op bruggen in de Loire zo
lang mogelijk uit te stellen, maar
dat gold zeker niet voor de Seine.
De Duitsers konden er Immers, hoe
dan ook, zeker van zijn dat de geal
lieerden óf aan de ene of aan de
andere kant zouden landen.
In het Jongste nummer van „En-
counter" (augustus-september
1980) komt een van de andere Jon
ge E.O.U.-economen" van destijds
dr. Klndleberger te hulp. Het is
Walt W. Rostow die o.m. betoogt
dat in de eerste maanden van 1944,
nadat luchtmaarschalk Tedder en
Lord Zuckerman waren terugge
keerd naar Londen, ook in Italië
met veel succes spoorbruggen zijn
gebombardeerd. De „Jonge E.O.U.-
economen" hadden op grond van
schaderapporten uit het Middel
landse Zeegebied berekend dat er
een gemiddelde bommenlast van
196 ton nodig was om een brug te
blokkeren, en geen 1200 ton. Boven
dien citeert Rostow luchtmaar
schalk Tedder die later heeft ge
schreven dat hij er spijt van had dat
zijn vliegers, op grond van de advie
zen van deskundigen, zo lang ge
wacht hebben met het aanvallen
van bruggen en zich zo lang hebben
vergenoegd met rangeerterreinen.
Waarom is het zo fascinerend deze
polemiek meer dan vijfendertig Jaar
na dato, te volgen? Ten eerste om
dat hieruit blijkt dat niet alleen
generaals, maar ook burgerstrate-
gegen er na de oorlog mee doorgaan
hun leven zo duur mogelijk te ver
kopen. En vervolgens omdat de we
reld met rasse schreden het tijdperk
tegemoet gaat, waarin de trefzeker
heid van bommen en raketten vrij
wel gelijk staat aan hun bedrijfsge-
reedheid. Omstreeks 1990 kunnen
alle doelen waar men kennis van
draagt, ongeacht of ze stationair
zijn of bewegen, worden geraakt.
door Jelle Jan Kllnkert
Toen Simon Vestdijk zijn
praktijk als arts begon zette
hij een bordje op zijn bureau
met de tekst: betaling con
tant. Noch zijn patiënten,
noch zijn collega's vonden
dat vreemd. Want zo'n vijf
tig jaar geleden was nog niet
ieder goed tegen ziektekos
ten verzekerd; en wat be
langrijker was: de gemiddel
de arts verdiende bepaald
geen dikbelegde boterham.
Hoe anders is dat nu. Sinds de twee
de wereldoorlog zijn de medici van
een matig betaalde beroepsgroep
opgeklommen tot een groepering
van uiterst hoogbetaalden, die
dank zij een sterke organisatie nog
niet of nauwelijks last hebben ge
had van dalende conjunctuur en
achteruitgang in inkomen.
Maar nu dreigt de situatie anders te
worden. Sinds de commissie-Van
Mansvelt argumenten op tafel leg
de. dat de gemiddelde specialist re
delijkerwijs 80.000 gulden per Jaar
van zijn inkomen zou behoren in te
leveren en vooral sinds staatssecre
taris Veder-Smit de indruk wekte
dit advies ook te gaan uitvoeren,
hebben de specialisten de scalpel
op tafel gelegd. Maar omdat veel
Nederlanders de indruk hebben dat
de gehele gezondheidszorg drijft op
de arbeid van specialisten, maakt
de dreigende taal van deze medici
ook bij de overheid veel indruk.
„Als die 80.000 gulden doorgaan."
zo wordt gezegd, „dan zullen we
voortaan de patiënten contant en
vooraf laten betalen." En wie weet
hangt ons misschien nog wel eens
een heuse specialistenstaking bo
ven het hoofd.
Omdat de Landelijke Specialisten
Vereniging een sterke organisatie
is, zou ik niet graag in de pumps van
de staatssecretaris staan. Maar ter
wijl ik vanaf de zijlijn het vrije spel
der maatschappelijke krachten in
spanning volg, wil ik toch enkele
opmerkingen kwijt
De eerste opmerking is deze. Er zit
iets uiterst onredelijks in het gege
ven, dat in de ene sector van de
maatschappij mensen moeten
vechten om hun loon van dertig of
veertig duizend gulden per Jaar bij
een dalende conjunctuur te kunnen
behouden, terwijl het elders in onze
samenleving mogelijk blijkt dat be
roepsbeoefenaars tachtig duizend
gulden per Jaar achteruit kunnen
zonder dat dat onredelijk is. Een
vergelijking van deze bedragen
maakt dat de opstelling van de LSV
wel een bijzonder cynisch karakter
krijgt Dat de specialisten zich als
een elitegroep beschouwen is tot
daar aan toe, maar dat hoeft niet te
betekenen dat zij ook blind en doof
voor de maatschappelijke werke
lijkheid mogen zijn.
Mijn tweede opmerking is, dat de
commissie-Van Mansvelt bij haar
advies (80.000 gulden achteruit) uit
gaat van een belangrijke vooron
derstelling. Deze namelijk dat de
betreffende specialisten werk doen,
dat te vergelijken is met het werk
dat de allerhoogste betaalde ambte
naren verrichten. Al eerder wees ik
op deze pagina erop, dat deze voor
onderstelling ertoe heeft geleld, dat
het inkomen van een gemiddelde
huisarts vergeleken mag worden
met dat van een hoogleraar. Specia-
11steninkomens mogen daar als
norm nog ver bovenuit gaan. Maar
eerlijk gezegd: ik begrijp hier niets
van. De redelijkheid bij het vast
stellen van de norminkomens lijkt
mij in belde gevallen verpletterd te
zijn onder de macht van de sterke
beroepsgroepen.
Een derde opmerking is, dat het
dreigement van de betaling vooraf
verwerpelijk maar interessant is;
het leent zich goed voor het uitvoe
ren van enkele gedachtenexperi-
menten.
Stel dat de ideeën van de specialis
ten werden uitgevoerd. Bij het bin
nenkomen in de polikliniek zit de
geneeskundige achter de kassa, om,
alvorens het deskundig oog op de
patiënt te slaan, eerst een zeker zo
deskundige blik op diens portemon-
naie te laten vallen. Ik denk, dat een
dergelijke situatie in elk geval tot
gevolg zou hebben dat het kosten
bewustzijn van de patiënten sterk
zou worden vergroot. En dat zou
ongetwijfeld betekenen, dat een
aantal patiënten hun bezoeken aan
de specialist zullen verminderen of
uitstellen. En dat leidt er op zijn
beurt weer toe, dat de kassa heel
wat minder zou gaan rinkelen, dan
hij tot nu toe deed.
Daar komt bij, dat de voorgestelde
maatregel een flinke administratie
zou meebrengen. En het is de vraag
of de assistente van de arts de soli
dariteit met de strijd van haar
werkgever kan opbrengen om deze
extra taak erbij te nemen zonder
eigen Inkomensverbetering. Met an
dere woorden: contante betaling
zou de specialisten flink geld gaan
kosten.
Onderzoek
Een laatste opmerking. Stel dat de
acties van de specialisten inder
daad tot gevolg zouden hebben, dat
zij tijdelijk aanzienlijk minder pa
tiënten behandelen. Dit zou een
unieke kans bieden voor onderzoek
naar de gevolgen voor de volksge
zondheid van een vermindering van
het aanbod van diensten uit de ge-
ondheidszorg. Zulk onderzoek is
daarom interessant, omdat het de
vooronderstellingen van de giganti
sche hoge medische salariëring be-1
treft: dat de specialisten een onmis
bare en zeer belangrijke bijdrage
aan de volksgezondheid leveren.
Juist de laatste tijd wordt deze
vooronderstelling niet alleen
voor specialisten maar voor de ge
zondheidszorg in het algemeen
ter discussie gesteld. Het wordt
steeds duidelijker dat de vraag naar
medische hulp in sterke mate door
het aanbod wordt bepaald, en dat
een vermindering van het aanbod
dus niet onmiddellijk de fatale ge
volgen voor de volksgezondheid be
hoeft te hebben die naar de medi
ci geloven wij gewone mensen
verwachten. De resultaten van eer
der onderzoek naar deze vraag-aan-
bod relaties geven zeker grond aan
deze veronderstelling.
Tenslotte kan ik nog opmerken dat
een vermindering van de activitei
ten van de specialisten meteen zou
maken, dat een oude wens van de
overheid snel in vervulling gaat: het
terugdringen van de (poli)klinische
zorg ten gunste van de hulp verle
ning in de eerste lijn.
Ik heb hierboven geschreven over
denkexperlmenten; mijn conclusie
is namelijk niet dat de spcialisten
hun acties maar zouden moeten
gaan uitvoeren. De nagestreefde
doelstelling is te verwerpelijk om
deze medici de daarmee gewonnen
aandacht te gunnen. En het doen
van onderzoek of het uitvoeren van
een beleid over de eerste lijn mag
natuurlijk niet op toevallige specia-
Ustenactles steunen.
Maar een conclusie die ik wel wil
trekken is deze: voor de angst en
schichtigheid waarmee de overheid
en vooral de staatssecretaris
ten opzicht van de specialisten rea
geren is vooreerst nog geen reden.
De volksgezondheid hangt niet al
leen van deze medici af. In de ko
mende onderhandelingen mag van
de overheid dan ook een krachtige
opstelling tegenover deze begerige
beroepsgroep verwacht worden.
Drs. J. J. Kllnkert is verbonden aan
de afdeling Gedragswetenschap
pen van de medische faciliteit aan
de Vrije Universiteit in Am
sterdam.
door Johan W. E. Riemens
Uit het artikel van H. J. Neuman
„Van McNamara tot Brown"
(Trouw, 15-8-80) zou men kunnen
opmaken, dat er met de „presiden
tiële richtlijn No. 59" geen sprake is
van een andere strategie.
Ook maakt het stuk de Indruk dat
we eigenlijk blij zouden moeten zijn
met de beslissing van Carter, geno
men in overleg met Brzezinsky en
Brown (maar merkwaardig genoeg
bulten Muskle om) omdat niét in de
eerste plaats bevolkingscentra
maar militaire doelen getroffen zou
den worden wanneer Amerika on
verhoopt meent zijn strategische
kernwapens te moeten gebruiken.
Dat lijkt relatief sympathieker en
zinvoller.
Daarna volgt de visie van Neuman
op de geschiedenis van de strategie
van de NAVO, zich toespitsend op
de overgang van de „countercity"
strategie naar de „counterforce"
strategie, welke laatste begon met
de „vermaarde toespraak te Ann
Arbor op 16-6-1962 van McNamara".
Nadat dan uiteengezet is dat „deze
eerste aanzet tot een 'counterforce'
strategie in de daarop volgende ja
ren om allerlei redenen (onder ande
re het onkwetsbaar worden van de
Russische intercontinentale raket
ten) weer gedeeltelijk is verlaten"
wordt de rol vermeld die de minister
van defensie Schlesinger tijdens het
presidentschap van Nixon zou heb
ben vervuld. Neuman schrijft: „De
gedachte die vooral in deze periode
opkwam en waartoe Schlesinger ac
tief heeft bijgedragen, is dat een
potentiële aanvaller te gemakkelij
ker kan denken dat nucleaire repre
sailles hem bespaard zullen blijven,
naarmate de afschuw die de verde
digende partij daartoe moet over
winnen groter is. Bovendien is het
ook de wetenschap dat een kernsal
vo op de steden van de agressor
door deze op precies dezelfde wijze
zal worden beantwoord."
Maar tot welke conclusies Schlesin
ger en het Pentagon kwamen, ver
meldt Neuman niet. Dat is vreemd
als men wil analyseren „wat er nu
eigenlijk zit achter de presidentiële
richtlijn No. 59". Wel vermeldt Neu
man veelbetekenend dat „de nauw
keurigheid van de intercontinentale
raketten met sprongen toenam".
Maar niets wijst er bij Neuman op
dat de conclusies van Schlesinger
es. zich buiten de theorie van de
afschrikking, terwille van de verde
diging, begaven.
Toch is er in 1964 een discussie
gevoerd tussen Schlesinger en zijn
collega van buitenlandse zaken Kis
singer. Op zaterdag 8-6-1974 meldde
NRC-Handelsblad: „Minister Kis
singer zei gisteren in de senaats
commissie voor buitenlandse be
trekkingen dat hij een element van
dwaasheid zag in het geloof van het
Pentagon dat het voor Amerikaan
se raketten technisch mogelijk is de
Sowjet-Unie een eerste klap toe te
brengen die alle Russische raketten
in hun versterkte ondergrondse lan-
ceersilo's zou kunnen uitschakelen.
Het Amerikaanse ministerie van de
fensie probeert juist van het Con
gres goedkeuring te krijgen voor
een programma om de nauwkeurig
heid en trefkracht van de raketten
die op het Amerikaanse vasteland
gestationeerd zijn te vergroten als
onderdeel van zijn 'selectieve aan-
valsstrategie'.
Dwaasheid
Waarom kan Kissinger „een ele
ment van dwaasheid" hebben ge
zien in de conceptie van Schlesin
ger? Ten eerste omdat het risico
voor Amerika zelf te groot is door
een onmiddellijk treffen van zijn
grondgebied, wanneer het niet lukt
alle Russische raketten met atoom
wapens te treffen en uit te schake
len. Het zou n.1. betekenen dat de
VS in staat zouden moeten zijn inéén
klap de militaire centra van de ge
hele Sowjet-Unie, van Berlijn tot
Wladiwostok, van de Noordelijke
IJszee tot de zuidgrens van Rusland
en Siberië en bovendien alle onder
zeeërs, enz. van Sowjet-Rusland te
vernietigen. Gezien de overmaat
aan massavernietigingswapens die
ook de Sowjet-Unie bezit, is een
gering percentage overgebleven wa
pens al voldoende om ook Amerika
een dodelijke slag toe te brengen.
Ten tweede, omdat het risico voor
Amerika zelf te groot is door een
indirect treffen van zijn bevolking
door „fall out" d.wz. de radioactivi
teit die uit de atmosfeer over de
gehele wereld en dus ook op Ameri
ka zelf, op de aarde terugvalt na het
gebruik van een groot aantal uiterst
krachtige atoomwapens. Deze hon
derden, zo niet duizenden benodig
de atoomkoppen zouden een zoda
nige radioactiviteit verspreiden dat
hoger leven op aarde in korte tijd
verder onmogelijk wordt
Ten derde, omdat een wereld waar
van minstens een groot deel defini
tief verwoest zou zijn, zowel mate
rieel als moreel een onleefbare we
reld zou zijn geworden, ook voor
Amerika, zelfs als de twee eerder
genoemde punten niet juist zouden
blijken te zijn. Het morele conflict
waardoor de vliegenier die de
atoombom op Hirosjlma heeft moe
ten werpen, gek is geworden, zou
zich aan de gehele bevolking van de
VS voltrekken.
Ten vierde, omdat het bovendien
nu reeds zoveel economische en fi
nanciële middelen zou vragen dat
de ellende en armoede in de V.S. en
de Derde Wereld volkomen uitzicht
loos zou worden. Het dwingen van
communistisch Rusland om het te
gen deze benodigde bewapenings
wedloop op te nemen, zoals door
Amerikaanse senatoren is voorge
steld om het zowel militair als eco
nomische op de knieën te dwingen,
zou ook voor kapitalistisch Ameri
ka zelf catastrofale gevolgen heb
ben. De opstanden van de arms ten,
met name van de gekleurde bevol
kingsgroepen in de V. S. en in de
Derde Wereld, zouden nieuwe span
ningshaarden veroorzaken die het
grijpen naar „het laatste middel"
zouden versnellen.
Ook als men de conceptie van
Schlesinger c.s. puur van Ameri
kaans egoïstisch standpunt bekijkt,
zonder op enigerlei wijze rekening
te houden met de bewoners van de
Sowjet-Unie en de rest van de we
reld, dan nog is het een misdadig
waanzinnig plan.
Het is niet duidelijk waarom Neu
man deze feiten en achtergronden
uit het nabije verleden, die van zo
grote, zo niet beslissende betekenis
zijn voor de toekomst van de gehele
mensheid en alle andere schepse
len, niet vermeldt
Ook de boodschap die de huidige
Amerikaanse minister van defensie
Harold Brown aan zijn collega's van
de NAVO landen stuurde verhult de
mogelijkheden van de nieuwe stra
tegie. Al ontkent Brown het doel
van de Schlesinger strategie: de
middelen die hij voorstaat en die nu
presidentiële goedkeuring hebben
gekregen, stellen hem of zijn opvol
gers, in staat wel degelijk de doelen
van Schlesinger uit te voeren. De
tragiek van wapens is nu eenmaal
altijd dat ze zowel voor verdediging
als voor aanval, voor afschrikking,
als voor overwinning, kunnen wor
den gebruikt. Het doel voorvormt
zich in de middelen.
In ieder geval zal de angst om te
laat te zijn sterk toenemen en beide
partijen extra nerveus maken en
ook verleiden tot nieuwe militair-
technische en strategische zetten
en geo-politieke stappen, die weer
als negatief moeten worden ervaren
en uitgelegd, aan beide zijden.
Deze strategie van het Pentagon
van 1974 is uit de aard der zaak ook
niet aan de aandacht van Moskou
ontsnapt. Dat is de werkelijke ach
tergrond van de vernieuwde koude
oorlogsvoering, die velen pas met
„Afghanistan" hebben voelen op
steken.
Er is misschien nog tijd om de nieu
we strategie te bestrijden. Het is
een bekend feit dat de Sowjet-Unie
vanaf 1945 minstens vijf tien jaar
met haar atoombewapening e.d.
achter ligt bij Amerika. Ook Ameri
ka zelf heeft nog minstens vijf jaar
nodig om b.v. de MX-raketten mo
biel operationeel te hebben.
J. W. E. Riemens is verbonden aan
het Martin Luther King Centrum/
Het Derde Kwadrant in Am
sterdam.