Tunesië nooit echt onafhankelijk
Toerisme
ÜTEROAG 26 JULI 1980
IBUITENLANDi
Ontwikkelingslanden proberen de laatste jaren minder af
hankelijk te worden van het rijke Noorden. Het uitvloeisel
van de „nieuwe economische orde". Niet ieder derde wereld
land loopt echt warm voor die hergroepering van de wereld
economie. Tunesië bij voorbeeld bindt zich willens en wetens
aan het buitenland. In de praktijk van alle dag wordt vanuit
verschillende uitgangspunten „ontwikkeld". Klein- of groot
schaligheid waar is de arme Tunesiër het meest mee
geholpen?
door Nico Kussendrager
TUNIS Tunesië is nooit echt
onafhankelijk geweest. Na de Fe-
niciërs kwamen de Romeinen, die
onder meer de bekende plaats
Carthago verwoestten. Zij wer
den gevolgd door de Arabieren,
die op hun beurt plaats moesten
maken voor de Turken, die het
veld ruimden voor de Fransen. En
thans is Tunesië economisch met
handen en voeten gebonden aan
het westen.
Westerse bedrijven worden gekoesterd en
vertroeteld, tienduizenden Tunesiërs wer
ken in het buitenland, en omgekeerd rei
zen toeristen naar de Tunesische vakan
tie-oorden voor een paar weken zon. Deze
drie belangrijkste pijlers van de Tunesi
sche economie zijn nu net niet de stevig
ste waarop een land kan bouwen. De indu
striële ontwikkeling kost Tunesië handen
vol geld, dat voor een groot deel in het
buitenland moet worden geleend. Van alle
verdiensten verdwijnt 17,4 procent weer
naar het buitenland als rente en aflossing.
Invloed
De invloed van het buitenland op de eco
nomische ontwikkeling van Tunesië is
groot. Dat lijkt nogal in strijd met de
verzelfstandiging van ontwikkelingslan
den in het kader van een nieuwe economi
sche orde. Tunesië is daarvan een van de
belangrijke pleitbezorgers.
„We hebben bewust gekozen voor nauwe
economische banden met het buitenland,
we voeren een pragmatisch beleid en moe
digen privé-investeringen aan," verklaart
minister van planning Nansour Moalla.
Hij kijkt daarbij met een gezicht van „nou
en?"
„Maar." benadrukt de bewindsman, „wij
nemen uiteindelijk zelf de beslissingen en
niemand anders. Dat is het verschil met
vroeger." „Als Tunesië een kolonie is van
het westen, dan is uw land, Nederland dat
van de Verenigde Staten. Wat gebeurt er
als die de economische betrekkingen ver
breken?"
De minister voor planning noemt niet
zonder trots de verbetering van de levens-
standaard, en het gemiddeld inkomen per
"hoofd van de bevolking van bijna 2000
gulden per jaar. Voor Nederland was dat
een paar jaar geleden reden Tunesië van
de lijst van concentratlelanden voor ont
wikkelingshulp te schrappen. Hartkwalen
zijn de belangrijkste doodsoorzaak, ver
telt een Franse arts, in plaats van bij
voorbeeld ondervoeding ('t is maar wat je
ontwikkeling noemtDe levensver
wachting in Tunesië is gegroeid en de
sterfte daalt. „De mensen hebben het hier
te goed gekregen om dood te gaan,"
meent minister Nansour Moalla grijnzend.
Dat valt nog te bezien. De gegroeide wel
vaart in Tunesië is lang niet iedereen ten
goede gekomen. De koopkracht voor gro
te groepen mensen, met name op het
platteland is gedaald, en de verschillen
tussen arm en rijk in het land zijn eerder
groter dan kleiner geworden. Protest van
de vakbeweging daartegen werd twee jaar
geleden met geweld de kop ingedrukt.
Nog steeds broeit het verzet. Begin dit
Jaar kwam het tot een gewelddadige uit
barsting in de zuidelijke Gafsa. Eerst
kregen Algerije en vooral Libië de schuld.
Maar het staat buiten kijf dat binnenland
se onvrede aanleiding is geweest voor de
opstand. Dertien „daders" zijn inmiddels
terechtgesteld.
Zelfstandig
Het huidige beleid in Tunesië van interna
tionalisering van de economie staat haaks
op de politiek die vanaf de politieke onaf
hankelijkheid (in 1956) tot 1969 werd ge
voerd. Premier Ahmed Ben Salah streefde
ernaar Tunesië economisch zo zelfstandig
mogelijk te maken.
Bedrijven werden genationaliseerd, coö
peraties opgericht, en de staat nam het
leeuwedeel van de investeringen voor zijn
rekening.
Ben Salah stond een Afrikaans socialisme
voor ogen, waarbij de landbouw de grond
slag vormt voor ontwikkeling en bedrij
ven in de eerste plaats produceren voor de
eigen markt in plaats van voor het buiten
land. „Planning" en „democratisering"
waren de sleutelwoorden van zijn beleid.
Het werd een mislukking door weerstand
van de boeren, die liever hun vee slachtten
dan het te laten nationaliseren, en het
gebrek aan kader om alle plannen uit te
voeren. Nu nog gaan de verhalen over
loodsen vol tractoren in het zuiden van
Tunesië die iemand op een ministerie be
steld had. maar die totaal ongeschikt wa
ren voor het werk daar Staatsbemoeienis
en collectivisatie in Tunesië maakten
plaats voor particulier initiatief.
Gevraagd naar zijn mening over het falen
van het socialistische experiment, zegt
minister Nansour Moalla: „Het is niet mis
lukt om filosofische redenen, maar om
puur praktische en concrete. De helft van
de Tunesische bevolking werkt in de land
bouw. De agrarische sector is echter maar
goed voor 15 procent van alle nationale
verdiensten. Al die mensen kun je dus niet
blijvend in de landbouw laten werken."
lie steeds meer „vergeten" en bovendien
het geld zelf nodig hebben.
Landbouweconoom Bouhaouch werkt
voor het Instituut voor droge gebieden in
het nabijgelegen Medenine. Hij neemt me
mee naar een verlaten graanopslagplaats
boven in de bergen (een „ksar"). In vroe
ger jaren sloegen de nomaden daar hun
voorraden op en trokken voor het grootste
deel van het Jaar weg met hun vee. In het
voorjaar keerden ze terug naar de „ksar",
waar huwelijken werden gesloten en feest
werd gevierd. „Ook mijn grootouders heb
ben hier nog rondgetrokken", vertelt Bou
haouch Tohar.
Nomadisme
Onder de Fransen werd het nomadisme al
aan banden gelegd, terwijl na de onafhan
kelijkheid van Tunesië de beperkingen
nog groter werden. De regering gaf er de
voorkeur aan dat zoveel mogelijk mensen
op vaste plaatsen woonden, in plaats van
her en der met het vee rond te zwerven.
Door de naar verhouding lage prijzen voor
vlees en zuivel waren de boeren in het
zuiden van Tunesië gedwongen andere
bronnen van bestaan te zoeken. Zij begon
nen met de verbouw van graan en fruit,
die in korte termijn goede verdiensten
opleverden, maar de bodem snel uitput
ten. Het gebruik van diepsnijdende ploe
gen en het houden van te grote kudden
vee versnelde het verval van de grond.
De woestijn greep zijn kans en grote ge
bieden in het zuiden werden voor de land
bouw steeds minder bruikbaar. Niet voor
niets zochten de makers van de film „Star
wars" een eenzame en troosteloze locatie
in Tunesië.
Het Instituut voor droge gebieden doet
onderzoek naar het evenwicht tussen
mens en natuur en licht de boeren voor
over verstandig landbouwen. De leegloop
van de dorpen schept echter problemen.
Er zijn nog maar weinig mannen over aan
wie de voorlichting besteed is.
Veeteelt
Het instituut probeert ontwikkeling van
„onderop" via de kleine boeren tot
stand te brengen. In tegenstelling tot de
Nederlanders Piet Kerstens en Pieter Uy-
terlinde, die verbonden zijn aan een Ne-
derlands-Tuneslsch veeteeltproject. Doel
is de zuivelproduktie zo snel mogelijk te
vergroten, door een grootschalige aanpak.
„We moeten het wel groot aanpakken en
het kleine voorlopig vergeten," menen de
twee. „Als je probeert de melkproduktie
via de kleine boeren met maar een paar
koeien te vergroten, lukt het nooit. De
„kleine man" helpen waarover in het
kader van het Nederlandse ontwikkelings
beleid zo vaak wordt gepraat is en blijft
noodhulp. Een benadering „van bovenaf"
is de enige oplossing"
Wat het vergroten van de melkproduktie
betreft is het project zeker geslaagd. De
gemiddelde produktie is op het ogenblik
3980 liter melk per aanwezige koe. tegen
5200 liter in Nederland. Voor een ontwik
kelingsland geen slechte score, maar gaat
een dergelijke werkwijze gericht op de
melkvooiziening van de steden, niet ten
koste van de gewone boeren op het Tune
sische platteland?
„Zeker niet. Integendeel: zij kunnen van
dit project nog wat leren. Anders gaat het
ook niet. Als je bij een kleine boer een
paar goeie koeien neerzet zijn ze binnen
een paar maanden kapot omdat hij de
mogelijkheden niet heeft ze te voeren en
te verzorgen." In het midden blijft hoe de
kleine boeren wat kunnen opsteken van
de grootschalige benadering. Het gebeurt
immers onder totaal andere omstandig
heden.
Mede dank zij het Nederlandse project,
vertellen Kerstens en Uyterlinde, is de
melkprijs verhoogd, wat ook ten goede is
gekomen aan de kleine boer. „Voor het
eerst werd duidelijk wat de kostprijs per
liter was."
Zij bestrijden dat de mechanisering van
de melkproduktie arbeidsplaatsen kost.
„Deze aanpak levert juist werk op, bij
voorbeeld door de verbouw van voederge
wassen voor het vee".
Nederland
Overigens is Nederland zeker niet slechter
geworden van het project. Een deel van
het vee, melkmachines, bouwmaterialen,
de eiersorteermachine op een verwant
pluimveeproject zijn door Nederlandse
bedrijven geleverd.
Het hele plan is een schoolvoorbeeld van
de grootschalige aanpak in Tunesië, die er
uiteindelijk toe moet leiden dat het zelf in
zijn voedsel kan gaan voorzien. Een land
dat eens een van de graanschuren was van
het Romeinse rijk moet nu zelf graan
invoeren.
Van een dergelijke moderne, pragmati
sche. „afhankelijke" benadering is het he
le Tunesische ontwikkelingsbeleid door
trokken. Dat heeft tot nu toe de verschil
len tussen de bevolkingsgroepen en de
landsdelen, tussen de moderne en de tra
ditionele sector vergroot. Van het weg
poetsen van die oneffenheden èn van de
verwikkelingen na het overlijden van „va
der des vaderlands" Habib Bourguiba zal
veel van Tunesiës toekomst afhangen
„Zeker 85 procent van de
hotelbedden is in Tunesi
sche handen."
Ook op ander dan econo
misch gebied heeft het
toerisme nadelen. De Tu
nesiër kijkt vol verbazing
naar die „luie blanke", die
zich laat verzorgen en
verwennen, zonder te we
ten hoe die vakantiegan
ger dat geld heeft ver
diend. De blanke wekt
door zijn „rijkdom" jaloe
zie en schept behoefte aan
luxe zaken, waarop de ge
middelde Tunesiërs niet
in de eerste plaats zitten
te wachten. Ook tijdens
de, juist twee weken gele
den begonnen vasten
maand Ramadan, krijgt
de toerist zijn natje en
droogje ruimschoots op
tijd, terwijl de Tunesiër
tussen zonsopgang en zon
sondergang op een houtje
zit te bijten. Tunesiërs
worden niet zelden door
de vakantiegangers zeer
•uit de hoogte behandeld.
Tijdens een noodgedwon
gen overnachting op het
vakantie-eiland Djerba
maakte ik mee hoe een
Tunesische jongen die in
gebrekkig Duits aan een
van onze oosterburen
vroeg om „Arbeit" in
„Deutschland" luiddruch-
tig in zijn gezicht werd
uitgelachen. ?rettige va
kantie in Tunesië!
f-
'1% 'XX-
'.«V:
In Tunesië blijft de bevolkingsgroei een
van de belangrijkste problemen. De toe
name per jaar is 2,6 procent. In het jaar
2000 zullen er tien miljoen mensen wonen
in Tunesië. Van de jongeren is nu al bijna
de helft zonder werk, hoezeer officiële
cijfers dat ook proberen te versluieren.
Volgens de jongste plannen moeten er per
jaar 80.000 banen in het land bijkomen.
De afgelopen jaren werd slechts de helft
gehaald.
Bedrijven
Een van de belangrijkste doelstellingen
van de Tunesische regering is het aantrek
ken van buitenlandse bedrijven. Met na
me in de textiel is zij in die opzet geslaagd,
maar ook voor schoenen.
Voor ondernemers heeft Tunesië grote
voordelen. Het ligt gunstig ten opzichte
van de Europese Gemeenschap, de poli
tieke toestand is er (nog) redelijk stabiel
en de lonen en belastingen zijn er laag.
Buitenlandse ondernemers worden door
de Tunesische overheid in de watten ge
legd. Zij hoeven bij wijze van spreken hun
machines maar neer te zetten en kunnen
aan de slag.
Wordt Tunesië daar zelf beter van? Zeker
niet zonder meer. Om het de ondernemers
zo goed mogelijk naar de zin te maken,
zijn grote overheidsinvesteringen nodig
die door hen maar ten dele worden goed
gemaakt. Door de komst van de buiten
landse bedrijven bestaat het gevaar dat
de eigen industrie wordt verwaarloosd. De
werkgelegenheid voor vooral jonge meis
jes wordt geschapen rond de ste
den, en niet op het platteland waar aan
werk grote behoefte bestaat. Tenslotte
bieden dergelijke investeringen weinig ze
kerheid. Zodra de lonen elders nog lager
blijken, verdwijnen bedrijven weer. Oost-
aziatische landen als Taiwan en Korea,
waar zich ook veel dergelijke ondernemin
gen hadden gevestigd, worden nu al met
dat „doorschuiven" geconfronteerd.
Schoenen
Directeur Ahmed Triki van het Nationale
centrum voor leer en schoenen in Tunesië
onderkent die gevaren, maar noemt ook
twee grote voordelen van buitenlandse
investeringen:
de onmiskenbare werkgelegenheid, en
de overdracht van technische kennis.
Door te leren moderne schoenen te maken
èn te verkopen zou Tunesië zichzelf op de
markt kunnen werpen. Of dat lukt is een
andere zaak.
Net als in de textielbedrijven blijft het
werk in de buitenlandse schoenenfabrie
ken routine. Van het ponsen van gaatjes
of het plakken van zolen leer je niet ge
noeg om een eigen bedrijf te stichten. De
bedrijfsleiding, waarvan wel wat op te
steken valt, is en blijft in handen van
buitenlanders. Kennisoverdracht gebeurt
maar mondjesmaat.
„Daarom", zegt directeur Ahmed Triki,
„streven we steeds meer naar 'joint ven
tures' (gezamelijke ondernemingen van de
Tunesische overheid en particulieren) om
zo onze technologie te verbeteren". Een
bijkomende reden is het leren kennen van
de westerse markten.
Een land kan nog zulke goede overhem
den of schoenen maken, als het niet weet
hoe en tegen welke prijs die in de winkels
moeten worden gebracht, schiet het er
weinig mee op. „Marketing" is een van de
grote problemen van ontwikkelingslan
den bij het verkopen van hun produkten.
Het Nationale centrum voor leer en schoe
nen, dat gesteund wordt door het ontwik
kelingsprogramma van de Verenigde Na
ties (UNDP) en de VN-industrieorganisa-
tie (UNIDO) houdt zich verder vooral be
zig met de verbetering van de kwaliteit
van het Tunesische leer. Buitenlandse be
drijven vinden het lokale leer te slecht, en
voeren hun eigen grondstoffen in. De
voordelen voor de Tunesische handelsba
lans van de uitvoer van leerprodukten is
dus beperkt. Het inkomen zou pas stijgen
als het land ook de grondstoffen levert.
„We werken er hard aan", verzekert Ah
med Triki.
Landbouw
Behalve in de industrie zal Tunesië vooral
werk moeten vinden in de landbouw.
UNDP steunt wat dat betreft samen met
de voedsel- en landbouworganisatie FAO
onder meer projecten in het zuiden van
Tunesië om de woestijn tegen te houden
en de landbouw te verbeteren, en in de
buurt van Tunis een project om de
honingopbrengsten te vergroten, onder
meer door kunstmatige inseminatie van
bijen.
Tunesië is behalve bij buitenlandse onder
nemers ook bij bijen zeer geliefd. De pro-
duktiviteit van een bijenkolonie is er twee
maal zo groot als bijvoorbeeld in Frank
rijk. Het houden van de bijen is een aan
trekkelijke bezigheid voor kleine boeren:
het vraagt veel arbeid, de investeringen
zijn laag en de verdiensten zijn goed.
Door een doordachte manier van bijen-
houden en bestuiven kan de landbouw-
produktie worden vergroot. In de afgelo
pen twee jaar is de honingproduktie in
Tunesië verdubbeld. Het land is nu zelf
voorzienend in honing, en hoopt volgend
jaar te kunnen uitvoeren.
Doel van het project is kleine boeren weer
een toekomst te geven op het platteland.
Dat is ook de achterliggende gedachte bij
de ontwikkelingsplannen van UNDP
voor het zuiden van het land. Die opzet is
tot nu toe niet helemaal geslaagd. Uit het
dorp Bir Lahmar bijvoorbeeld zijn van de
4000 inwoners het afgelopen jaar er alleen
al 400 weggetrokken, vooral jonge
mannen.
Migranten
Bouhaouch Tohar vormt een uitzondering
op die migranten. Hij studeerde
landbouweconomie in het Franse Mont-
pellier. probeerde niet elders een baan te
vinden, maar keerde terug naar zijn ge
boortedorp. „Daar kan ik van nut zijn. Ik
wil dat mijn kinderen hier opgroeien en
niet in de stad".
Hij heeft weinig goede woorden over voor
zijn dorpsgenoten die wel vertrokken zijn.
en eens in de zoveel tijd voor een paar
weken vakantie terugkomen. „Het dorp
raakt er helemaal van in de war. Ze komen
met allemaal luxezaken als koelkasten en
televisietoestellen, die iedereen dan wil,
maar die we hier niet in de eerste plaats
nodig hebben. Voor mijn part mogen ze er
blijven als ze niet van plan zijn voorgoed
terug te komen".
Zulke mensen zijn er maar weinig. Tegen
over de 4000 vertrekkers stonden in Bir
Lahmar vorig jaar slechts vier terugko
mers. Die trend is algemeen. Wie als gast
arbeider eenmaal aan de „welvaart" bui
ten de eigen geboortestreek heeft gero
ken, komt niet terug. Op zijn best blijft hij
geld overmaken aan de familie thuis, de
inkomsten in het dorp nemen wat toe,
maar het blijft afhankelijk van geld dat
elders wordt verdiend, met alle risico's
van dien. De vrees bestaat dat de geld
stroom zal opdrogen doordat de Tunesi
sche gastarbeiders in Frankrijk hun fami-
Meer dan een miljoen toe
risten bezochten vorig
jaar Tunesië. De Arabi
sche cultuur, maar vooral
het strand, de zee en de
zon om het blanke lijf e
kleuren, zijn belangrijke
trekpleisters. Het toeris
me levert Tunesië 25.000
arbeidsplaatsen op en
veel buitenlands geld (de
viezen). Toch is de vakan-
tiestroom niet alleen
maar voordelig. De ar
beidsplaatsen zijn vaak
ondergeschikte banen.
Het toerisme schept een
klasse van bordenwassers
en kamermeisjes, waar
mee niet een land kan
worden opgebouwd. Het
toerisme is een wankele
pijler voor de economie.
Niet voor het eerst zou
een land voor de vakan
tiegangers te duur wor
den, waarop ze het links
laten liggen. Ook. de eco
nomische teruggang en
het steeds duurder wor
den van de buitenlandse
vakanties maakten het
toerisme voor Tunesië
een onzekere inkomsten
bron. Er moeten, om het
de reizigers naar de zin te
maken, veel investerin
gen worden gedaan (we
gen, vliegvelden, water
leidingen). De watervoor
ziening gaat ten koste van
de irrigatie voor de land
bouw. Het grondwater-
De Tunesische stalmeester met de kampioenskoe van de met Nederlandse steun opgezette stal Intilakka: 5000 liter melk per jaar.
peil bij voorbeeld rond de
plaats Sfax is tot een ge
vaarlijk laag peil gezakt.
Om de toeristen te voeden
en te laven moet voedsel
en drank worden inge
voerd (tot tomatenpuree
toe), wat ten koste gaat
van de betalingsbalans.
De voedselprijzen in de
kuststreek stijgen door de
grote vraag van de hotels
De hotels zijn vaak bui
tenlands eigendom in ont
wikkelingslanden, zodat
de verdiensten verdwij
nen over de grens. „Dat
geldt niet voor Tunesië,
verzekert minister Nan
sour Moalla (planning).