Botanisch kabinet voor natuurliefhebbers en kunstminnaars Door hui ver d Venetië in roman van Peter Rosei Ir- saterdag iTFRDAG 19 JULI 1980 ■KUNST! TROUWKWARTET 19 59B— ff at in Boskoop, in Deventer of desnoods zelfs in Wageningen niet zou misstaan, dat is in het hoge noorden te vinden: een xylotheek in het Friese Franeker. Het begrip xylotheek zal JJ waarschijnlijk weinigen veel zeggen, maar het gaat om een bomenbibliotheek. Niet zomaar een verzameling van boeken over bomen, maar boeken die een bepaalde boom in als zijn „natuurlijke" facetten laten Jzien. Museum 't Coopmanhüs, waar deze xylotheek is ondergebracht, wil nu met een bijzondere tentoonstelling -jwat extra aandacht vragen voor dit fenomeen. door Peter Karstkarel Een jaar of vijf geleden werd er in verschillende tijdschriften en kranten (onder andere in Trouw) aandacht gevraagd voor de ..unieke" bo menbibliotheek van de Timirjazew-landbouw- hogeschool van de Sow- jet-Unie te Moskou. Er kwamen vele reacties op, want het bleek niet lie oudste en zeker niet te fraaiste xylotheek te In het Museum 't ipmanshüs te Frane- ler bleek de bomenbi- itheek van de voor- ige Hogeschool van leker bewaard te irden. Deze xylotheek is ouder dan de Mosko- vitische en verschaft veel meer informatie over de bomen In Moskou is het een verzame ling van blokken hout in •kvorm. In Franeker zijn de boekdelen een soort kistjes, van één bepaalde houtsoort vervaardigd en op de rug voorzien van bast en takjes i van de betreffende boomsoor ten ten. De kistjes kunnen open- ide geslagen worden en op een ondergrond van mos zijn dan de belangrijkste aspecten van de bomen op smaakvolle wij- geëtaleerd, bladeren, vrachten, stukjes kops- en m ^ngsgezaagd hout en kleine i tasjes die vrucht- en stuif- N] meel bevatten. Toen werd ver- j| zeJrerd dat er nog eens specia- ftj Ie aandacht aan de uit 158 ijl delen bestaande xylotheek I gegeven zou worden Nu is het dan zo ver: de boom bibliotheek is een onderdeel geworden van een veel meer omvattende presentatie die „Het Botanisch Kabinet" ge noemd is. Uit vier eeuwen wer den herbaria, houtvereamelin- gen, aquarellen en boeken die de botanie betreffen bijeenge bracht en op een bijzonder smakelijke manier gepresen teerd. In het Coopmanshüs biedt men de natuurliefheb bers die niet dan met zuidwes ter op en kaplaarzen aan de bossen en de heide in kunnen droog soelaas en ook de kunstminnaars zullen er veel (toegepaste) kunststukjes van grote kwaliteit kunnen aan treffen. Het is wel even schrikken bij binnenkomst van het mu seumcomplex, want in de Waag zijn als een balorige in leiding tableaus vol met plas tic kunstbloemen opgehan gen. Ze zijn niet zonder smaak gearrangeerd, maar de kleu ren schreeuwen de bezoeker zo brutaal toe, dat hij bijna de door regen grijs geworden na tuur weer in wil vluchten. Het is een waarschuwing aan de genen die de tentoonstelling alleen uit schoonheidsoverwe gingen willen bekijken. De tentoonstelling is mooi van in richting en bij de tentoonge stelde zaken zijn veel fraaie voorstellingen. Vooral de aquarellen die naar de natuur gemaakt zijn en het exotisch schilderij van Laurens Ja- cobsz van der Vinne zijn ar tistieke hoogtepunten en ook een van geaquarelleerde voor stellingen voorziene Japanse houtverzameling is een lust voor het oog. Bloembed Toch ligt aan deze tentoon stelling een „utile dulci" ten grondslag: het nuttige wordt er met het aangename vere nigd. Het is een aantrekkelijk verpakte documentatie van de ontwikkelingen van de her baria (verzamelingen ge droogde planten) en andere 'vormen van botanisch collec tioneren. In het verleden is voor de inventarisaties van aspecten uit de natuur door de verzamelaars vrijwel steeds naar een aantrekkelij ke vorm gezocht en de ten toonstelling sluit dan ook ge- Deel van de Franeker bomenbibliotheek of xylothee^, Duidelijk is op deze foto te zien waar het omgaat: het boek is in feite een kist je dat alle elementen van een bepaalde boom bevat. Blad uit het herbarium van M. van Phelsum dat uit de 18e eeuw dateert. heel aan bij de visie van die botanici. Bij de botanie is de wetenschap van de planten het eerste doel en nu is het in Franeker de geschiedenis van de plantkunde die aan een breed publiek voorgesteld wordt. Compleet is die presen tatie niet en evenmin zwaar wetenschappelijk, maar de bezoeker die deze tentoonstel ling vrijblijvend doorkuiert doet de organisatoren te kort als iemand die door een zorg vuldig aangelegd bloembed heenwalst. Eerst wordt met enige trots de Franeker xylotheek gepresen teerd en de restanten van de boekenbibliotheken van Lei den en Harderwijk zijn erbij gehaald om te kunnen verge lijken. Ze zijn vervaardigd door Ferdinand Alexander von Schlümbach uit Neuren berg. Zo'n 170 jaar geleden kregen de hogescholen in de genoemde plaatsen de bo- menboeken ten geschenke van koning Lode wijk Napole on. Kort hierop werden de universiteiten van Harderwijk en Franeker gesloten. De xy lotheek werd in Friesland als curiosum bewaard Er wordt vervolgens het een en ander getoond van de zeer wisselvallige geschiedenis van de Hortus Botanicus van deze hogeschool. De portretten van de stichter, Auletius, en de grote bevorderaar, Menelaus Winsemius, laten enkele we tenschappers zien; enkele te keningen brengen de decora tieve poort van de hortus in beeld (bij gebrek aan verbeel dingen van de tuin zelf) en een collectie boekwerken illu streert de wetenschappelijke resultaten. De hortulanus Da vid Meese krijgt speciale aan dacht. omdat hij in het mid den van de achttiende eeuw de eerste was die een geweste lijke flora samenstelde. Bo vendien zijn er enkele dendro- loglsche werken van J. H. Knoop toegevoegd, een alles weter uit Leeuwarden die o.a. hofarchitect van Maria Louise van Hessen-Kassei was. Vanzelfsprekend komen ook de andere Nederlandse xylo- theken aan de orde en daarbij zijn ook twee Japanse hout- verzamelingen, waarvan zich thans een tot het Rijksherba rium te Leiden behoort en de andere uit het Berlijnse bota nische museum is geleend. Van andere Duitse boomcol lecties worden ook steeds en kele exemplaren getoond en het blijkt dat Lodewijk Napo leon goed ingekocht heeft, misschien is alleen die van Schildbach, thans te Kassei, uitgebreider Keizerlijke schat: De geschiedenis van de herba ria, collecties van gedroogde planten die wetenschappelij ke instituten en liefhebbers aanlegden, is met een groot aantal, meest fraaie voorbeel den geïllustreerd. Schitterend is de zestiende eeuwse verza meling die Leonhardt Rau- wolff in vier omvangrijke de len samenstelde. De lijvige al bums zijn in het bezit geweest van keizer Rudolf II, de aarts verzamelaar van Praag en van de Zweedse koningen en is nu een van de grootste histori sche schatten van het Rijks herbarium te Leiden, dat ove rigens nog een opmerkelijk zestiende eeuws herbarium met vooral Franse en Italiaan se planten bezit. Als een zeer bijzonder bewijs dat gedurende de achttiende eeuw de houding van de we tenschappers en filosofen ten opzichte van de natuur geheel veranderde, heeft men ook enige delen van het herbari um en andere documentatie van de natuurfilosoof en dich ter Jean Jacques Rousseau kunnen tentoonstellen. Uit de achttiende eeuw zijn er verder enkele herbaria waar de ge droogde planten ingeplakt zijn met gestandaardiseerde decoratieve bloemvazen en linten; een niet erg mooi, maar wel merkwaardig utile dulci. Veel verzamelaars en weten schappers zetten kunstenaars aan het werk om de wonderen der natuur vast te leggen in schilderijen en aquarellen. Over de encyclopedische „Kunstkammer" wordt niet gerept, maar er wordt wel een groot aantal aquarellen uit enkele collecties tentoonge steld. Een van de fraaiste zogenoemde florllegia is dat wat Adriaan en David van Royen, hoogleraren in de ge nees- en kruidkunde te Lei den, gedurende de tweede helft van de achttiende eeuw aanlegden en samenstelden uit verschillende platencollec ties. De vroegste serie, gemo- nogrammeerd met SDM of SM. dateert al uit de zeven tiende eeuw: schitterend aan dachtige portretten van aller lei, ook exotische planten Zo behandelt de tentoonstelling niet alleen de geschiedenis van de botanie, maar ook de verzamelaars en de vervaardi gers, soms kunstenaars, van de collecties. Opstellen: Ter begeleiding van de toch vrij ingewikkelde materie van de tentoonstelling is er een aantrekkelijk boekje ge maakt met rijk geïllustreerde opstellen over de verschillen de facetten. Helaas is de bota nie wellicht al te eenzijdig we tenschappelijk benaderd. Bij het plaatsen van de natuurwe tenschappen in de nieuwe re naissance visie wordt gesug gereerd dat het thomistische systeem, de hiërarchie in de natuur op een theologische basis, helemaal niet meer doorwerkte, terwijl de allego rische verbeelding (bij voor beeld de populaire embleem boeken van Vondel en Roe mer Visscher) nog eeuwen stand heeft gehouden. Een middeleeuws aspect in de mo derne wereld of een blijvende behoefte van de mens om meer dan de werkelijkheid al leen te blijven verbeelden? Het boekje kost 10 gulden. De tentoonstelling is dage lijks (behalve zondags) van 10 tot 12 en van 13 tot 17 uur te bezoeken in Museum 't Coop manshüs te Franeker. De Oostenrijkse schrijver Peter Rosei heeft met „Wie was Edgar Allan" een misdaadroman geschreven die de lezer in hoge mate kan fascineren, zoals onze recensent overkwam. Rosei wil met dit boek een nieuwe, als roman verpakte legende toevoegen aan de vele die er al zijn rond de vermaarde Amerikaanse schrijver Edgar Allan Poe. Rosei's roman doet ook sterk denken aan het werk van Poe, maar zijn stijl van schrijven zet de lezer ook aan het nadenken over de gestelde problematiek zonder dat daar direct een antwoord op te geven is. door Hans Ester Wie iets te zeggen heeft over de Oostenrijkse literatuur van de laatste tien jaar zal de naam van prozaïst en dichter Peter Rosei niet onvermeld laten. In zijn boek „Der Tod des Nachsom- mers. Aufsatze, Portrats, Kriti- ken zur österreichischen Gege- nwartsliteratur", 1979 (met een problematische inleiding over Adalbert Stifter) heeft Ulrich Greiner terecht een apart hoofd stuk aan Rosei gewijd. Rosei werd in 1946 in Wenen geboren. Hij studeerde rechten en promoveerde op een proefschrift over een thema uit het Romeins recht. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Franz Kafka, die eveneens gepromoveerd jurist was, verkoos Peter Rosei het armetierige schrijversbestaan boven een ambtelijke loopbaan. Ander half jaar was hij secretaris van de Ween- se schilder Ernst Fuchs. Uiterst sober en teruggetrokken woont hij nu in een klei ne woning in Bergheim bij Salzburg, vrijwillig verstoken van telefoon, tv en krant met als enige concessie aan de eeuw der techniek een brommer, die hem in staat stelt door het Oostenrijkse landschap te crossen en een paar maal per jaar de oversteek naar Venetië te wagen Titels van Rosei. die tot zijn bekendheid hebben bijgedragen zijn: „Bei schwe- bendem Verfahren" (1973); „Wege" (194); „Der Flufl der Oedanken durch den Kopf (1976); „Von Hier nach Dort" (1978). Van zijn in 1977 verschenen ro man „Wer war Edgar Allan?" is onlangs onder de titel „Wie was Edgar Allan?" een Nederlandse vertaling verschenen. Het boek is complex van opbouw en heeft mij steeds sterker in zijn mysteri euze ban gebracht. Het verleden als raadsel De verteller uit „Wie was Edgar Allan?" probeert een vroegere periode uit zijn leven te reconstrueren. Na het misluk ken van zijn studie medicijnen vertrok hij naar Venetië om daar zijn geluk met kunstgeschiedenis te proberen. Uit dag boekaantekeningen en literaire probeer sels, uit bankafschrijvingen en andere documenten van toen herbouwt de ver teller de gebeurtenissen, die zich afspeel den toen hij vijfentwintig jaar was. Van stond af aan beklemtoont de verteller het feit, dat de ordenende hand van later die gebeurtenissen tot een geheel heeft gerangschikt. Het authentieke materiaal van destijds is ingebed in een literair kader van jaren later. In de tekst wisselen dagboekfrag menten en beschrijvende toevoegingen elkaar af. Dat veroorzaakt spanning, omdat de uitzichtloze situatie, waarin zich de aan alcohol en cocaïne verslaag- de student bevindt, moeilijk te combine ren lijkt met de rust en de zekerheid van het latere vertelperspectief. Deze span ning blijft gedurende de hele roman aan wezig en wordt ook aan het slot niet opgeheven Het gebeuren in Venetië zelf is ook sterk geladen. Op uiterst suggestieve wijze beschrijft de verteller (via zijn dagboek of vanuit het latere vertelperspectief) de gevoelens en de waarnemingen, die aan het snuiven van cocaïne of het innemen van andere middelen voorafgaan en de bevrijding en bedreiging, die erop vol gen „Ik voelde hoe de eenheid die mijn gevoel zoëven nog gevormd had weer uit elkaar viel. De waarnemingen begonnen weer te versnipperen, stonden scherp begrensd naast elkaar. En van diep be neden stegen beelden uit mijn herinne ring omhoog. Losgelaten luchtballonnen boven een verlaten stuk land." (p. 53). In de schaduw van Poe De ouder en „normaler" geworden ver teller karakteriseert zijn levensperiode in Venetië als „verward en ondoorzich tig" (p. 7). Verantwoordelijk voor deze ondoorzichtigheid is de Amerikaan, die de boemelstudent op een dag in café Quadri aan het San Marcoplein ont moet. Deze Amerikaan intrigeert de ou der geworden verteller nog steeds en is de drijfveer achter het schrijven van de roman. De roman draait om de vraag naar de identiteit van deze Edgar Allan. Is deze man een onschuldig causeur of Peter Rosei. vormt hij het brein achter Venetiës drug syndicaat en is hij daarmee automatisch ook de speler, die de verslaafde student als pion verschuift en zonodig opoffert? Voor de tweede veronderstelling bevat het boek belangrijke aanwijzingen. Op een gegeven ogenblik lijkt het vermoe den zelfs om te slaan in zekerheid, maar aan het slot domineert toch weer de twijfel Alcohol Bij de vraag naar Edgar Allan's bemoei enis met de drughandel voegt zich het probleem van zijn naam. Hij heet Edgar Allan en is geboren in Boston, duidelijke verwijzingen naar de schrijver van klas sieke verhalen vol angst en onheilspel lende visioenen Edgar Allan Poe (1809- 1849). De omslag van het boek met het bekende portret van Poe laat in die richting denken. Ook de verslaafde stu dent denkt na over de relatie tussen zijn kennis uit het café en de schrijver/dich ter uit de vorige eeuw, zonder dat hij een definitief antwoord heeft. Van de schrij ver Poe is bekend, dat hij gokte en dat alcohol en opium de doem van zijn leven waren. Rond Poe's leven en levenseinde hangt een waas van geheimzinnigheid. Over zijn dood bestaan uiteenlopende verhalen. Gemeenschappelijk hebben deze verhalen alleen, dat de alcohol bij zijn vroeger levenseinde een hoofdrol speelde Aan de bestaande Poe-legenden heeft Rosei een nieuwe toegevoegd, een als roman verpakte. Hij heeft Poe eenrol laten spelen in een roman, die qua op bouw en thematiek zeer sterk herinnert aan het werk van Poe zelf. Daarmee ben ik nog ver verwijderd van een logische verklaring voor het gebeu ren in deze roman. Dat te willen bereiken zou onbegonnen werk zijn. Het hele boek is er op gebouwd, dat het slot de verwar ring van de lezer eerder verhoogt dan wegneemt Accent De vraag naar de identiteit van Edgar Allan tegen de achtergrond van de drug handel maakt de roman tot een mis daadroman. Maar belangrijker lijkt uit eindelijk toch de manier, waarop de ver- slaagde student in Venetië zijn greep op de werkelijkheid verliest. De roman be schrijft op aangrijpende wijze de aan eenschakeling van roeservaringen, af wisselend het gevolg van alcohol en van verdovende middelen. Het gevaar, dat de student de greep op de realiteit en op zijn eigen ik verliest, krijgt een dubbel accent door de mogelijke „regisseurs- functie" van de Amerikaan Edgar Allan. Venetië als stad waar een misstap fataal kan zijn, als stad van schuilhoeken, be dreiging en voosheid is meer dan pas send decorum, eerder mede- en tegen speler. „Wie was Edgar Allan" is een roman met meer dan één vraag. Hij laat raadsels van een beklemmende fascinatie achter. De roman (126 p.) werd uitstekend ver taald door Hans W. Bakx, verscheen bij De Arbeiderspers en kost 19,50 gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 19