et uitzonderlijke
iptimisme
ia een aardbeving
Dominee moest op zondag zijn rijtuig verlaten
LJ
f ALS!lpi:AÏ10Ï1ENTAN
H Jjï 7^ PFARRKlkCHE DIENFh^oil
1ST !)FM HLKQCHlïa
19 JULI 1980
■REPORTAGE
TROUWKWARTET
15
[gt was alsof een reusachtig beest onder de aarde met
geweld naar buiten wilde. Zo omschreef een getui-
i;-,— de aardbeving in de Noorditaliaanse regio Friuli op
y{ mei 1076. Even na negen uur 's avonds begon een
aardschokken die bijna veertig dorpen verwoest-
j, vijftig dorpen zwaar beschadigde, en nog eens
^tig licht beschadigde. Het dodental liep op tot 660.
Beardbeving in een gebied met een straal van ruim
pfjg kilometer was zó hevig dat zij in Nederland
woeld werd. Kort na negen uur kwamen er bij het
#MI en politiebureaus meldingen binnen over
Stommelende voorwerpen en stilstaande klokken.
I hulpexpedities voor Friuli kwamen snel op gang.
It alle delen van de wereld. Medische hulp voor de
iar duizend gewonden, tenten en dekens, en later de
godwoningen kwamen uit Zweden. Nederland, ande-
Europese landen, Amerika, en zelfs Japan. Hulp
pr de Friulianen van wie er vele ruim vijftigdui-
und zich jarenlang vooral in Europa verdienstelijk
idden gemaakt, als gastarbeider.
btuurlijk zegde ook de Italiaanse staat hulp toe. Een
idrag van tweehonderd miljard lires toen nog 650
tiljoen gulden werd uitgetrokken voor de eerste
Betelwerkzaamheden. Een speciale regeringscom
missaris, Zaxnberletti, moest de wederopbouw in het
getroffen gebied coördineren.
Maar de gedachte daaraan vervulde de Friulianen met
afgrijzen. Zij voorzagen voor zichzelf een zelfde toe
komst als voor de slachtoffers van de aardbeving in het
Siciliaanse Belioe in 1968. Deze wonen nu nog steeds
in barakken. Want het door de staat verstrekte geld
voor de wederopbouw kwam via de Italiaanse bureau
cratie en Maf ia-praktijken op verkeerde plaatsen te
recht.
„Van de tenten naar de huizen", was dan ook de leuze
in Friuli, de wil van de bewoners om de tussenstap van
de barakken over te slaan. Die hoop werd echter
voorgoed de bodem ingeslagen toen vier maanden
later, september, een nieuwe serie aardschokken
het toch al zo geteisterde Friuli trof.
Het lot was voor de Friulianen onontkoombaar: de
intrek in de barakken kwam op gang. Veertigduizend
dorpsbewoners verhuisden van de tenten en vakantie
huisjes naar de her en der verspreide groepjes nood
woningen. Nu, ruim vier jaar later, leven zij daar nog
steeds, hoewel in één van de grootste dorpen in het dal
van Friuli, Gemona, de herstelwerkzaamheden en de
nieuwbouw op gang is gekomen. Maar Gemona is een
uitzondering.
oor Michiel Koolbergen
Een oproep aan toeristen om geld te geven voor de nieuwe kerk van Gemona. Op de achtergrond verrijst het nieuwe dorp.
IEMONA De wederopbouw
tn het dorp Gemona dat In het
loorditallaanse Friuli door de
- ardbeving van vier jaar geleden
et zwaarst getroffen werd, ver-
jopt „voorspoedig". Over vier
tjf jaar kunnen de ruim achtdui-
end bewoners die nog steeds in
•rakken wonen, hun nieuwe hui-
en betrekken. Dat het dan acht
aar geduurd heeft, daar bekom-
aeren de Inwoners van Gemona
ich niet meer om. Zij bevinden
ich namelijk in een bevoorrechte
PWant door het falend we-
ouwbeleid van de centrale
g in Rome zal ongeveer
'art van de veertigduizend
ewoners in de rest van Fri-
nog tientallen Jaren in de
noodwoningen moeten blijven
Stten.
Gemona ligt met de trein een half uur ten
noorden van Udlne, de hoofdstad van de
gelijknamige provincie ln de streek Friuli.
Eenmaal het stationnetje uit, valt één
ding direct op. Aan het eind van de weg
omhoog naar het dorpscentrum staat een
woud van hijskranen. Het centrum zelf
biedt een haast onbeschrijflijke aanblik.
De heuvelachtige bodem is bezaaid met
brokstukken van de oude huizen die er
eens stonden. Ze zijn nadat ze ingestort
wen door de bouwvakkers met de grond
gelijkgemaakt. Slechts een enkel zwaar
gehavend huis heeft de pulnslag nog over
leefd, een overtuigend bewijs van de ver
schrikking van de aardbeving van vier
jaar geleden.
'Spookstad'
Maar, tussen het deels weggeruimde puin
verrijzen de nieuwbouwwoningen, geflan
keerd door de van veraf zichtbare bouw-
kranen. Een nieuw dorp herrijst op de
resten van het oude. De nieuwbouw langs
een enkele modderige straat ls al klaar.
Alleen de vensters ontbreken in de nog
onbewoonde hulzen. Dat verklaart de af
wezigheid van bewoners in het dorp. Het
zijn slechts de bouwvakkers die er op de
been zijn, of de dagjestoeristen die een
van de houten of kartonnen bordjes vol
gen naar een van de geïmproviseerde stal
letjes: souvenirs van Gemona. Zij kunnen
daar onder meer het fotoboek „Friuli,
vóór en nó de aardbeving" kopen, met de
ene foto nog triester dan de andere.
Om het beeld van de „spookstad" te vol
tooien, torent hoog boven Gemona uit, op
een steile rots, een kasteelruïne. Vier Jaar
geleden was het nog een trots bezit van
het dorp: een fort uit de tijd van de
Longobarden (811 na Chr.) dat eeuwen
lang tientallen oorlogen doorstond, maar
door de aardbeving in minder dan een
minuut vrijwel met de grond gelijk werd
gemaakt.
Toch heerst er groot optimisme bij de
inwoners van Gemona. Er wordt letterlijk
en figuurlijk aan een nieuwe toekomst
gebouwd. Na de periode van het verblijf in
de tenten en de verhuizing naar de nood
woningen, is nu de wederopbouw begon
nen. Twee jaar lang wordt er al gebouwd
in Gemona. „Gemona is vér vooruit", is
een uitspraak die vaak te horen is.
Het parlementslid van de regio Friuli,
Cavallo, beaamt dit en legt uit hoe het
komt dat Juist het zwaarst getroffen dorp
er vergeleken met zijn buurgemeentes het
beste voorstaat. Hij noemt het een com
plex van sociologische gevolgen van de
aardbeving: Gemona, een van de grotere
dorpen, ligt nog in het dal van Friuli waar
veel industrie is. „Dat trekt de Jongeren
aan," zegt Cavallo, „ook voor de bouw. Ze
trekken uit de getroffen dorpen ln de
omliggende bergen weg naar het dal toe
om te werken en een nieuw bestaan op te
bouwen. Na de aardbeving is er nog jaren
werk in het dal van Friuli".
Maar het gevolg is wel dat de opbouw van
de dorpen in de bergen stagneert. Cavallo,
lid van een kleine progressieve partij,
schat dat Juist hier zo'n tienduizend oude
re bewoners nog tientallen jaren in de
barakken zullen moeten leven. „Moeten
leven," benadrukt Cavallo, „want het lijkt
erop dat de regering niet in de gaten heeft
wat precies de sociale gevolgen van de
aardbeving in Friuli zijn". De wederop
bouw in het dal van Friuli schept bij
voorbeeld veel werkgelegenheid, een gun
stige ontwikkeling, die echter niet ten
goede komt aan de bewoners van de ge
troffen dorpen ln de bergen. Twee jaar
geleden is namelijk een stroom van Sicili
aanse en Napolitaanse arbeiders naar Fri
uli op gang gekomen en het zijn deze
„vreemdelingen" die de arbeidsplaatsen
innemen. Een ontwikkeling die door de
Friulianen met argusogen wordt bekeken.
Friuli is min of meer te vergelijken met
Friesland in Nederland. Er is een eigen
taal en cultuur. Er bestaat argwaan tegen
de regeerders in Rome. In de leuze „van de
tenten naar de hulzen", die bij de regiona
le bevolking grote weerklank vond, kwam
een flink stuk wantrouwen tegen de cen
trale regering in Rome tot uiting. Wan
trouwen, dat versterkt wordt nu de rege
ring de komst van arbeiders uit Napels en
Sicilië bevordert. „Een slag mensen dat
ons niet zo ligt," aldus een van de inwo
ners van Gemona.
Talloze problemen
Maar in Rome zit nu eenmaal een over
heid die geteisterd wordt door talloze pro
blemen ln Italië (armoede, natuurrampen
en terrorisme) en al lang blij is dat arbei
ders uit Sicilië en Napels aan werk gehol
pen kunnen worden. Nationaal is dat een
gunstige ontwikkeling en Rome laat die
prevaleren boven de opheffing van een
regionale misstand, die beduidend meer
geld zou kosten. Daarbij hoeft van incom
petente christen-democratische bureau
cratie of Mafia-praktijken niet eens spra
ke te zijn, zo zegt Cavallo.
„Friuli is geen tweede Belicé op Sicilië,"
zegt hij. „Van Mafia-praktijken is hier
geen sprake. Maar schandaliger is hoe de
centrale regering hier wéttelijk met het
geld voor probleemgebieden omspringt."
Daarmee doelt hij op de speciale wet voor
Friuli van 8 augustus 1977, waarin de
financiering van de opbouw van het pro
bleemgebied is geregeld. Die wet is zo dik
als een telefoonboek en zegt dat jaarlijks
een bepaald bedrag toekomt aan het
zwaarst getroffen gebied in Friuli. Het
minder ernstig getroffen gebied krijgt iets
minder toebedeeld, en de slechts licht
beschadigde dorpen krijgen nóg iets
minder.
Dat ziet er op het eerste gezicht goed uit,
maar volgens Cavallo krijgen hierdoor
dorpen en gemeenten geld toegeschoven
waar ze eigenlijk geen recht op hebben en
ook niet nodig hebben. „In Udine," aldus
Cavallo, „hebben we niet eens genoeg
schade om die met het door de staat
verstrekte geld te laten repareren". Hij
laat ter illustratie zijn eigen huis zien. In
een hoek van de woonkamer loopt een
verticale scheur in de muur, die er inder
daad nu niet bepaald dreigend uit ziet.
Het is een voorbeeld van de onbetekenen
de materiële schade die de stad opliep.
In Udine bleef alles overeind staan. Wel
heeft een oude kerk op een heuvel ernstig
te leiden gehad en de kerk staat momen
teel nog in de steigers. Natuurlijk was er
sprake van geestelijke schade. Bij mensen
die, evenals elders, bang hun huizen uit
vluchtten en de nacht op straat moesten
doorbrengen. In dit verband herinneren
de bewoners van Udine zich nog goed hun
angst rondom „het gevangenisoproer". De
in paniek geraakte gevangenen, bevreesd
dat hun povere verblijfplaatsen zouden
instorten, rammelden in de onheilsnacht
met allerlei voorwerpen tegen de tralies.
Uiteindelijk werden ze onder bewaking
verzameld op de binnenplaats van de ge
vangenis, en die stortte gelukkig niet in.
Cavallo zegt nog dat het teveel aan geld
dat de regering verstrekt, via allerlei ka
nalen wel ten goede komt aan de indus
trie, beter onderwijs, betere gezondheids
voorzieningen en de middenstand, maar
dat het natuurlijk beter gebruikt had kun
nen worden voor de wederopbouw van
Gemona, of juist de bergdorpen.
Maar die suggestie zal wel niet in vervul
ling gaan. De christen-democratische be
stuurders bepalen ook in Friuli met hun
meerderheid het regionale beleid en bui
gen voor de speciale wet die door hun
partijgenoten in het „verre Rome" uitge
vaardigd is. Waarbij nog komt dat elke
gemeente wel weg weet met geld van de
staat en dan niet in eerste instantie vraagt
of buurgemeenten dieper in de problemen
zitten.
Dat er ook nog dringend geld nodig is ln
het zwaar getroffen Gemona, beaamt An-
tonelli, inwoner van Gemona. Hij leeft
met zijn vrouw en hun dochter in een
barak en is bezig met de restauratie van
zijn huis. Het staat vlakbij het dorpscen
trum en is „als een wonder" gespaard
gebleven voor een totale ineenstorting.
Evenals Cavallo is hij optimistisch over de
toekomst van Gemona. Zo'n vier vijf
jaar schat hij dat er nog nodig is voor de
nieuwbouw. Maar de angst voor aardbe
vingen blijft ook nog na de eerste vier
jaar. „We leven hier nog steeds gespan
nen," vertelt Antonelli. „Zo af en toe voe
len we nog steeds de aarde licht trillen."
Maar aan verhuizen denkt hij niet, in de
stellige overtuiging dat de statistieken,
volgens welke een aardbeving één keer in
de honderd jaar plaats vindt, gelijk heb
ben. „Aan het idee dat als alles hier weer
opgebouwd is een nieuwe aardbeving alles
weer plat kan leggen, daar denken we
maar niet aan." Het is verbazingwekkend
hoeveel optimisme ook hij opbrengt in het
nog onbewoonde en triest uitziende dorp.
„Maar dan had je het hier vier jaar gele
den eens moeten zien," zo zegt een jonge
bouwvakker
Daarbij wijst hij op een groepje kale hui
zen dat nog in aanbouw is. „Een van die
huizen wordt later van mij." „Gemona is
vér vooruit" is nu de leuze, en vier jaar
wachten kan er nog wel bij. De bewoners
van Gemona zijn al lang blij dat ze niet
behoren tot de grote groep mensen in de
rest van Friuli die dank zij het falend
opbouwbeleid van de regering in Rome
nog tientallen jaren, of misschien wel
voorgoed, in barakken moet leven.
door Jac. Lelsz
BARNEVELD Dat Wilhelml-
na van Pruisen, de energieke
echtgenote van Prins Willem V,
in 1787 door de patriotten bij
Goejanverwellesluls in haar rij
tuig werd tegengehouden, mag
algemeen bekend verondersteld
worden.
Niét ln de boekjes van de vaderlandse
geschiedenis wordt vermeld dat zo'n
honderd jaar geleden, in 1883 om precies
te zijn, een predikant uit Nljkerk even
eens het lot onderging dat zijn rijtuig
werd tegengehouden, ln dit geval door
„het volkje van Jan Rap", zoals een
ingezonden-stukkenschrijver het in de
naburige Barneveldsche Courant formu
leerde. Men nam wraak op de man om
dat de gemeenteraad van Nljkerk kort
tevoren met meerderheid van stemmen
had besloten dat de op te richten stoom
tram ln deze contreien niet op zondag
mocht rijden.
Overigens richtte het mishagen van een
deel van de bevolking zich niet alleen
tegen de dienaar des Woords: Nijkerk
was in zijn geheel een toonbeeld van
onlusten, men kwam tot vandalisme, bij
«nige raadsleden gingen stenen door de
ruiten, sommige aanzienlijke families
verlieten de stad, de commissaris der
koningin kwam persoonlijk kijken en
Amersfoort stuurde op verzoek een afde
ling cavaleristen.
De affaire ls als het zout ln de pap op een
tentoonstelling, die op dit moment te
zien is ln het Veluws Museum Nairac te
Barneveld: „8poren door de Geldersche
Vallei", de geschiedenis van de spoorlijn
Ede-Barneveld-Nijkerk. Het oprichten
van het ruim 34 kilometer lange lijntje
had een voorgeschiedenis van dertig
jaar het begon in 1873 en de trein ging
in 1903 rijden en het bleef eveneens
een dertigtal jaren bestaan. Maar hoe
verging het onze brave borst, de domi
nee van Nljkerk, toen zijn rijtuig tot
stoppen was gedwongen? Het was een
zondag en zijn reisdoel was Putten. In
dit dorp, een kleine tien kilometer van
zijn standplaats, moest gepreekt wor
den. Op de weg ontstond een principieel
debat. Vermoedelijk had de dienaar des
Woords de kansel gebruikt om zich met
de regionale respectievelijk lokale poli
tiek bezig te houden. De mannen brach
ten althans ln het midden dat, als het
zonde was op zondag de trein te laten
rijden, het ook niet juist was van het
rijtuig gebruik te maken. De man moest,
of hij wilde of niet. uitstappen en te voet
verder gaan naar Putten. Zekere X
schreef over de kwestie een uitgebreid
ingezonden stuk in de Barneveldsche
Courant dat hij aldus begon: „Met innig
leedgevoel vernamen wij de wanorde
lijkheden in het vreedzame Nijkerk door
het volkje van Jap Rap gepleegd." Het
verhaal kwam erop neer dat de wil van
de meerderheid, zoals die door de wettig
aanleggen van rails langs de gewone weg
wel aanvaardbaar was met het oog op
paarden en zo. In de Geldersche Vallei
ging men niet over één nacht ijs. Liefst
elf burgemeesters van gemeenten, waar
ook stoomtrammen liepen, werden aan
geschreven om advies. De elfde burge
meester antwoordde van mening te blij
ven dat de trein niet op de openbare weg
thuishoort en dat het geruime tijd had
geduurd voordat de paarden eraan ge
wend waren geraakt. Verreweg de mees-
ten lieten weten dat de stoomtram geen
aanleiding had gegeven tot klachten.
Oude paarden wenden, zo was de erva
ring, eerder dan jonge. „De paarden heb
ben hoegenaamd geen vrees voor de
tram. In den beginne caprioleerden zij
een weinig," schreef een burgemeester.
Als een paard hinder had van de tram
dan lag dat volgens een ander mede aan
de menner. En weer een ander meldde:
„Schrikachtige paarden zullen eerder
voor een hondekar schrikken."
Z. Het trammetje van Wageningen naar Ede, dat oorspronkelijk ook deel zou hebben
uitgemaakt van de lijn Ede-Bameveld-Nijkerk. zodat een verbinding tussen Zuiderzee
en Rijn zou hebben bestaan.
gekozen gemeenteraad tot uitdrukking
was gebracht, diende te worden geëer
biedigd. De zaak haalde de landelijke
pers, tot in Den Haag toe.
Begin twintigste eeuw werd de lijn ge
opend. Voordat het zover was, kwam
niet alleen het punt van de zondagsrust
aan de orde, maar ook de vraag of het
Nadat aanvankelijk nogal matigjes was
ingeschreven om de nodige tonnen bij
een te krijgen, kwam het ten slotte tot
oprichting van de Spoorweg-Maatschap
pij De Veluwe. Eerst werd het stuk Ede-
Barneveld geopend, kort daarop het ge
deelte Barneveld-Nijkerk. Het baanvak
Barneveld-Nijkerk is enige jaren later al
weer opgeheven, maar het gedeelte Ede-
Barneveld bestaat nog altijd, zij het van
zelfsprekend in andere vorm en sinds
geruime tijd onder de vlag van de N8.
Oorspronkelijk zou ook het trammetje,
dat zoveel jaren tussen Wageningen en
Ede heeft gelopen, onderdeel hebben
uitgemaakt van de lijn Ede-Barneveld-
Nijkerk, zodat een verbinding tussen de
Zuiderzee en de Rijn zou hebben be
staan. Deze tramlijn werd geëxploiteerd
door de Nederlandsche Rhijn Spoorweg-
Maatschappij. later overgegaan in han
den van de Maatschappij tot Exploitatie
van Staatsspoorwegen. Op de expositie
in Barneveld vindt de bezoeker veel aar
dig fotomateriaal en verder officiële
stukken, die op de begintijd van het
treinwezen in de Geldersche Vallei be
trekking hebben, allerlei voorwerpen
rondom de trein die een vleugje nostal
gie oproepen en voorts een aantal mo
deltreinen. waaraan weer andere interes
ses bevredigd kunnen worden. Het ge
heel is georganiseerd omdat het nu zo
ongeveer driekwart eeuw geleden is dat
het lijntje van de grond kwam. Dat is
ook de reden waarom ln het najaar een
boekje zal verschijnen met de titel „Spo
ren door de Geldersche Vallei".
Museum Nairac is geopend van dinsdag
tot en met vrijdag van 10.00 tot 12.30 en
van 13.30 tot 17.00 uur. op zaterdag van
12.00 tot 17.00 uur en deze zomer tijdens
de Oud-Veluwse Marktdagen (op don
derdag) van 10.00 tot 16.00 uur. De ten
toonstelling loopt tot en met 16 au
gustus.