Tweetaligheid Moluks kind is geen nadeel Eeuwig zingen de energiebossen Wetenschap en techniek M 2ATÈRDAG 19 JULI 1980 TROUWKWARTET ■BINNENLAND! De ruim drieduizend Molukse kinderen op de Nederlandse scholen hebben het niet altijd gemakkelijk. Een van de punten die daarbij een rol speelt is, zo menen velen, het feit dat deze groep behalve de taal die thuis gesproken wordt ook het Nederlands moeten beheersen. Maar pliUits die situatie hen wel in een nadelige positie? Een Amerikaanse onder zoekster kijkt er anders tegenaan. door Piet Hagen Sinds 1 oktober vorig jaar is me vrouw Carol Molony bezig met haar onderzoek naar de opvang van Molukse kinderen op Neder landse scholen. En hoewel ze zelf Amerikaanse is, kent ze de Mo lukse samenleving nu al beter dan menige Nederlandse „des kundige". Misschien moeten we zeggen dat haar contact met de Molukkers zo vlot verlo pen is, juist doordat zij van buitenaf kwam. Daardoor had zij minder wantrou wen te overwinnen dan haar Nederlandse collega-onderzoekers. Die horen op de een of andere manier toch bij die Nederlandse meerderheid, die denkt zelf wel te weten wat goed is voor de Molukkers. Maar het is niet alleen de Amerikaanse m\ komaf van mevrouw Molony die haar een tol voorsprong heeft gegeven op anderen. Ook haar werkwijze heeft de Molukkers jJH voor haar ingenomen. Zij leert niet alleen Jn Nederlands, maar tegelijkertijd ook Ma- jju leis. Ze bezoekt regelmatig scholen en XL Molukse woonwijken en ook nodigt ze Hf kinderen en volwassenen uit bij haar thuis H te komen. Ze praat met Nederlandse des- VI kundigen, bestudeert alle beschikbare li teratuur en is samen met haar medewer ker Henk Pechler en studenten van de Rijksuniversiteit te Lelden uren bezig met het opnemen en analyseren van geluids banden, waarop Molukse kinderen praten. Carol Molony kwam precies op het Juiste moment. De concept-beleidsnota van mi nister Pais over het onderwijs aan culture le minderheden stond op het punt te ver schijnen. Sinds de publikatie daarvan is een discussie op gang gekomen over de opvang van kinderen met een andere taal en cultuur. De ruim drieduizend Molukse leerlingen op kleuter- en lagere scholen vormen ze ker niet de grootste groep, maar het is wel een van de oudste en bekendste minder heidsgroepen in het Nederlandse onder wijs. Onderzoek naar de opvang van deze ene groep zal conclusies opleveren, die ook voor andere groepen van groot belang I kunnen zijn. Nederlands lerens—-» Sinds de Molukkers in 1951 in ons land kwamen is het beleid erop gericht geweest de schoolkinderen zo goed mogelijk Ne derlands te leren. Er waren wel enkele Molukse scholen (nu is er nog één over, in Vught), maar de regering en ook de mees te Molukse ouders wilden toch het liefst dat de kinderen zich inpasten in het Ne derlandse schoolsysteem. Dat was niet alleen omdat zij dan beter hun weg kon den vinden in de Nederlandse samenle ving (dat was immers slechts een tijdelij ke zaak), maar ook omdat de ouders van uit Nederlands-Indië nog het idee hadden dat de Nederlandse school het hoogst be reikbare ideaal was. Pas in de tijd van de treinkapingen is de Molukse gemeenschap zich bewust gewor den van de culturele verarming die door de verwaarlozing van de eigen taal en cultuur was ontstaan. De tweede genera tie Molukkers verstond doorgaans nog wel Maleis, maar de beheersing van deze taal was toch vaak gebrekkig. En het merk waardigste van alles was, dat ook de ken nis van het Nederlands, ondanks alle aan dacht die hieraan was gegeven, hiaten bleef vertonen. De hernieuwde belangstelling van Moluk kers voor de eigen taal en cultuur liep parallel met de koerswijziging van het Nederlandse beleid ten aanzien van het onderwijs voor minderheden. Minister Van Kemenade bad al op grote schaal onderwijs in de eigen taal en cultuur voor kinderen van buitenlandse arbeiders mo gelijk gemaakt. Zijn opvolger Pais zette die lijn voort en mede in het kader van de bestrijding van de werkloosheid stelde hij een flink aantal extra leerkrachten aan. Alleen voor Molukse kinderen zijn dat er nu al een dikke zestig. Stap verder» In zijn concept-beleidsnota gaat minister Pais nog een stap verder. Hij kiest nu voor een „multi-culturele" aanpak, hetgeen be tekent dat de schooi niet alleen extra aandacht geeft aan kinderen van minder heden, maar het hele onderwijsprogram ma instelt op de aanwezigheid van andere culturen. Nog steeds kunnen de kinderen van buitenlandse komaf afzonderlijk on derwijs in de eigen taal en cultuur krijgen, maar tegelijk mikt de minister op verbre ding van het onderwijs aan Nederlandse kinderen. Die kunnen ook iets leren van de Marokkanen en Turken, Molukkers en Chilenen die bij hen in de klas zitten. In haar eerste onderzoeksverslag toont Carol Molony zich enthousiast over die aanpak. Als Nederland erin slaagt het onderwijs werkelijk multi-cultureel te ma ken, liggen we een flink eind voor op tal van landen, schrijft ze. Carol Molony komt zelf uit Californié en ze heeft dus van dichtbij meegemaakt wat het effect is van de Amerikaanse ideolo gie, die voorschreef dat immigranten zo veel mogelijk Amerikaans werden. Je moest Je eigen taal en cultuur zo snel mogelijk afleren en je aanpassen aan de Amerikaanse cultuur. Het idee van de; smeltkroes. Maar zelfs in Amerika heeft die aanpak gefaald. Mensen laten zich hun taal en cultuur niet afpakken en zo ontstonden er toch weer aparte groepjes: Carol Molony Chinezen en Puertoricanen, Mexicanen en Italianen, Hollanders en Polen. Bewustwording -***» Het beste voorbeeld in Amerika is de bewustwording van de zwarte bevolking. De zwarten maakten duidelijk dat gelijke politieke rechten ook inhield dat Je Je eigen cultuur in ere kon houden. Black is beautiful, werd de leus. In het eerste onderzoeksverslag van me vrouw Molony wordt dit nieuwe inzicht naar het onderwijs vertaald. Op grond van haar kennis van de recente literatuur over tweetalige kinderen en met in het achter hoofd haar onderzoekservaringen in Ame rika, de Filippijnen en West-Duitsland (buitenlandse arbeiders), komt mevrouw Molony tot de stelling dat tweetaligheid geen handicap is, maar juist een voordeel kan zijn. Kinderen die Turks of Maleis spreken hebben geen achterstand ten op zichte van Nederlandse kinderen, maar juist een voorsprong. En wat voor indivi duele kinderen geldt, gaat ook op voor de samenleving in haar geheel. Hoe meer contacten tussen verschillende culturen, des te rijker de gezamenlijke cultuur is. Alweer een pleidooi voor een multicultu rele samenleving. Bij die laatste stelling voert mevrouw Molony twee sprekende voorbeelden aan. Het eerste komt uit een ver verleden. De grootste bloeitijd van Nederland was de „gouden" eeuw; dat was de tijd dat Neder landers uitzwermden over de hele wereld 'en overal In aanraking kwamen met ande re culturen. Het tweede voorbeeld vindt ze thuis. Zij en haar elfjarige dochter hebben heel wat landen bezocht en verschillende talen geleerd (Carol spreekt zelfs een heel klein beetje Weststellingwerfs) en dat heeft hun leven alleen maar verrijkt. Wil er echter sprake zijn van wederzijdse verrijking, dan moet er wel voldaan zijn aan enkele voorwaarden. De meerderheid moet de taal en cultuur van de minder heid waarderen en bereid zijn daar zelf iets in positieve zin mee te doen. Dat laatste heeft tot nu toe in de benadering van minderheden ontbroken. De eigenlijk nog korte geschiedenis van de Molukkers in Nederland heeft dat aangetoond. Het gevolg was dat Molukkers hun gevoel van eigenwaarde verloren en ondanks alle on derwijs ook nog gingen hakkelen als ze Nederlands moesten spreken. In hun schulp—— Mevrouw Molony heeft op grond van haar vóór-onderzoek de voorlopige conclusie getrokken dat de beheersing van het Ne derlands bij Molukse kinderen in vergelij king met hun Nederlandstalige klasge nootjes steeds verder achterop raakte, naarmate ze langer op de lagere school zaten. Op de kleuterschool en in de laag ste klassen was er nog weinig verschil, maar als ze wat langer op school zaten, raakten ze steeds verder achterop. Bij het ouder worden merken ze kennelijk steeds duidelijker dat er toch weinig waardering is voor de taal die zij thuis spreken; En dus kruipen ze in hun schulp. Mevrouw Molony wil nu onderzoeken of een tegenovergestelde aanpak tot betere resultaten leidt. Op grond van recent on derzoek verwacht zij dat dit het geval is. Tweetalige kinderen hoeven niet achterop te raken, noch in hun eigen taal, noch in hun tweede taal. En er is helemaal geen aanleiding om te veronderstellen dat zij in vakken als wiskunde of biologie mindere resultaten zullen boeken. Als het waar is dat tweetaligheid geen nadeel hoeft te betekenen en misschien zelfs een voordeel kan zijn, dan is het natuurlijk nog wel de vraag hoe Je daar op school mee om moet springen. Vooral op dat punt moet de studie van mevrouw Molony helderheid verschaffen. In vergelijking met bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse kinderen hebben Moluk se kinderen in zoverre een voorsprong dat zij goed of redelijk Nederlands spreken als zij op school komen. Aparte opvangklas- sen zijn dus niet nodig. Of extra hulp bij het Nederlands (zoals nu nog veel gegeven wordt) nodig blijft, zal nader bekeken moeten worden. Bi-cultureel Bij kinderen van buitenlandse arbeiders is de laatste jaren het zogenaamde blcul- tureel onderwijs in zwang gekomen, het geen betekent dat deze kinderen een hal ve of hele dag per week apart worden gezet om onderwijs in de eigen taal en cultuur te krijgen. Of dat een goede aan pak is valt nog te betwijfelen, maar voor lopig zal deze mogelijkheid wel blijven bestaan. Voor Molukse kinderen ligt de situatie op dit punt heel anders. Vooral op scholen waar naast de Molukkers weinig of geen andere minderheidsgroepen voorkomen, lijkt er veel voor te zeggen om het onder wijs in de Molukse taal en cultuur althans ten dele te integreren in het gewone pro gramma. Zodat ook Nederlandse kinderen iets van de Molukse cultuur gaan begrij pen. Op sommige scholen wordt daar al ervaring mee opgedaan. Op een enkele school gaat men daarbij zelfs zover dat ook Nederlandse kinderen een beetje Ma leis leren. Een situatie die ongeveer verge lijkbaar is met Friesland, waar de Friese taal en cultuur voor alle kinderen een verplicht vak wordt. Zoals gezegd moet het eigenlijke onder zoek van mevrouw Molony en haar mede werker Henk Pechler nog beginnen en we moeten nog tot eind volgend Jaar wachten voordat we de eerste antwoorden op de gesteide vragen binnen hebben. Verschillende talen»—*" Een probleem dat ook nog op een oplos sing wacht is de keus tussen de verschil lende talen die Molukkers spreken. De eerste mogelijkheid is te kiezen voor het zogenaamde Moluks Maleis, dat aanzien lijk verschilt van allerlei streektalen die op de Molukken worden gesproken. Het Moluks Maleis lijkt wel veel op het zoge naamde „hoog" Maleis, dat bijvoorbeeld in de kerk gesproken wordt. Toch is de afstand tussen dit standaard Maleis en het thuis gesproken Moluks Maleis niet gering. En dan is er nog de Bahassa Indo nesia, de taal van de republiek Indonesië, die ook door een (weliswaar kleine) groep Molukkers in Nederland wordt geprefe reerd. De discussies hierover in de Moluk se gemeenschap zijn nog niet beëindigd, maar het lijkt waarschijnlijk dat de mees te ouders tenslotte voor het Moluks Ma leis zullen kiezen. Bij het maken van die keus kan ook het onderzoek van mevrouw Molony dienstig zijn. Het belangrijkste van alles blijft echter dat Nederlandse ouders en leerkrachten belangstelling tonen voor de Molukse taal en cultuur. Mevrouw Molony is er heilig van overtuigd, dat Molukse kinderen al leen dan zich thuis zullen voelen op school, wanneer zij ook in cultureel op zicht meetellen. „Ik heb in de korte tijd dat ik hier ben al gemerkt hoe belangrijk kinderen het vinden, wanneer een Neder landse onderwijzer probeert een beetje Maleis te leren. Ook het contact met de ouders wordt meteen makkelijker, wan neer de school aandacht schenkt aan hun taal en cultuur." Instemming' Het onderzoek van Carol Molony is in Molukse kring met instemming begroet. Bij het inspraakorgaan welzijn Molukkers is men ook verheugd over andere initiatie ven van minister Pais. John Pesulima en Henk Smeets, medewerkers van het in spraakorgaan, noemen diens concept-be leidsplan voor het onderwijs aan minder heden, een duidelijke stap vooruit Dat neemt niet weg dat zij ook nog wel enige wensen hebben. Zo zouden pedago gische academies toekomstige leerkrach ten beter moeten voorbereiden op het onderwijs aan Molukse kinderen. Op z'n minst moet de academie „De Eekhorst", die in dit opzicht pionierswerk heeft ver richt, blijven bestaan. Verder zou het aan tal Molukse leerkrachten (nu zijn er zo'n vijftig) vergroot moeten worden. Een andere wens van Pesulima en Smeets is dat het onderwijs aan volwassenen zo veel mogelijk georganiseerd wordt vanuit de bestaande sociaal-culturele centra. Dan is de drempel lager en kun je beter aansluiten bij andere activiteiten in de wijken. Voor het overige zouden zij wensen dat andere ministeries even actief waren als het departement van onderwijs. Vooral de ministers van sociale zaken en volkshuis vesting zouden wat van Pais kunnen le ren. „Zolang de helft van de Molukse jongeren werkloos wordt, zijn alle verbete ringen van het onderwijs niet meer dan half werk." door Rob Foppema Ver vooruit denken over de energievoorziening, kan een duizelingwekkende bezigheid zijn, merkten we hier vorige week. Maar beslissingen die we nu moeten nemen, beïnvloeden de ontwikkeling tientallen jaren, dus vooruitdenken moet toch. Een goede manier om duizelingen te voorkomen is: weten waar je heen wilt, en dan vanuit die oplossing terugredeneren hoe je daar kunt komen. Dat deden drie Zweden voor hun land, in een studie die internationaal aandacht trekt. Zweden onafhankelijk van ingevoerde energiebron nen tegen het jaar 2015. Dat was de hoog gegrepen doelstelling voor de studie van de heren Lönnroth, Jo hansson en Steen. Meteen daarna begonnen de onze kerheden. Ze keken tegen twee uiterste mogelijkhe den aan: stug doorgaan met kerncentrales bouwen, of volledig mikken op zon- ne-energie en alles wat daarvan is afgeleid. Gemengde oplossingen zijn ook mogelijk, maar de Zweden denken dat het zwaartepunt dan toch vrij sterk aan de ene of de an dere kant ligt. Maar ze kon den niet beslissen aan wel ke kant, want de onzeker heden doen niet voor el kaar onder. Op de wense lijkheid van kernenergie zijn in Zweden al ongeveer twee regeringen gevallen. En zonne-energie is ook nog niet helemaal produk- tierijp. Dus construeerden de auteurs beide oplossin gen op papier, en vroegen zich af hoe je redelijkerwijs de grote keus nog wat kan uitstellen tot het allemaal duidelijker werd. Zij stopten een aantal voorzichtige veronderstel lingen in hun model. De bevolking groeit niet meer. maar blijft acht miljoen. De welvaart groeit nog wel, met 1,75 procent per jaar. Dat zou dus aan de hoge kant zitten in het wereld scenario van vorige week. Het energieverbruik groeit dus ook, maar met 0,75 procent per jaar. want in tussen wordt ook stevig aan bezuiniging gedaan. Dat levert in 2015 een ener gieverbruik op van ruim 550 terawattuur per jaar (een TWh is een miljard kilowattuur). De oplossing in de variant kernenergie is snel verteld. Waterkracht levert net als nu 65 TWh. De papierindustrie stookt nog steeds eigen boombast (36 TWh). En de rest komt uit 73 grote kern reactoren en tien kleintjes. Die laatste zijn speciaal voor stadsverwarming in middelgrote steden. Aanmerkelijk interessan ter is natuurlijk de variant Zweden op zonne-energie, die Johannson en Steen een paar jaar geleden al uitwerkten. Bijna de helft van het verbruik komt uit energieplantages. Geselec teerde wilge- en populiere soorten dragen 260 TWh bij. Elektriciteitscentrales voor stadsverwarming worden natuurlijk met hout gestookt. Maar meer Een met Philips gelieerd laboratorium in Frankrijk ontwikkelde deze techniek om goedkope siliciumlagen voor zonnecellen te maken. Een koolstoflint (C) wordt via een spleet door een kroesje met gesmolten silicium heen naar boven getrokken. Er kristalliseert een gelijkmatige laag (L) op het lint uit. Op de foto het experimentele produkt, drie centimeter breed, tot drie meter lang. dan de helft van de verwar mingsbehoefte komt direct uit zonnepanelen (71 TWh). Bij wijkverwarming wordt seizoenopslag toegepast: in de zomer opgevangen warmte wordt in water of grond bewaard voor *s win ters. Windenergie zou 30 TWh bijdragen, de bescheiden opbrengst van 3700 gigan tische windturbines. Zon necellen, zo'n vijftig vier kante meter per hoofd van de bevolking, produceren 50 TWh elektriciteit. Nog wat kleinere posten biolo gisch afval completeren het totaal der voorzienin gen. Uit de biomassa wordt op grote schaal methanol gemaakt, de enige vloeiba re brandstof in zonnig Zweden. Het is een erg Zweedse op lossing, vooral vanwege die energieplantages. Dat industriebos zou een op- pervak vergen van 2,9 mil joen hectare, en ook Jo hannson en Steen geven toe dat dat veel is. Maar het is veel minder, zeggen zij terecht, dan de 23 mil joen hectare die Zweden nu gebruikt voor gewone bosbouw. Intussen is 2,9 miljoen hectare wel ruim driekwart van het landop pervlak van Nederland. Een scenario voor zonnig Nederland zal er dus be paald anders uit moeten zien. Maar het aardige voor ons zit in het volgende stadium van het Zweedse denk werk, waarin beide ener giesystemen op papier worden vergeleken. Econo misch zien nucleair en zon nig Zweden er ongeveer even betaalbaar uit, mei- den de auteurs na behoed zame kostenschattingen. De energievoorziening wordt in beide gevallen twee k drie keer zo duur als nu, maar bij de in 2015 ver dubbelde welvaart is dat te doen. Groot zijn daarentegen de technische verschillen. De keuze van energiedragers en distributiesystemen ligt heel anders. De manier waarop nu installaties wor den ontworpen, zal daarom belangrijke gevolgen heb ben voor de kosten om ze later eventueel op een an dere energiebron aan te sluiten. Het duurt bijvoor beeld tientallen jaren om grote systemen voor wijk en stadsverwarming aan te leggen. Dus moeten de ei genschapen ervan (bijvoor beeld de werktempera- tuur) moeten worden aan gepast om ze later eventu eel met zonnewarmte te kunnen bedrijven. Elektriciteitsproduktie in zonnig Zweden gebeurt dichter bij de afnemer, is minder voorspelbaar (zon en wind) en vaker gekop peld aan gebruik van de afvalwarmte, dan in nucle air Zweden. Dat vereist ook aanpassingen bij de af name van stroom. Over de hele lijn. aldus de auteurs, zul je systemen voor distri butie en eindverbruik van energie zo moeten ontwik kelen, dat ze in de toe komst op verschillende energiebronnen kunnen worden aangesloten. Dat stelt problemen van orga nisatorische aanpassing „die misschien wel groter kunnen zijn dan de proble men die met de economi sche en technische kant van beide energiesystemen samenhangen". Nucleair Zweden kan al leen tot stand worden ge bracht door een sterk cen traal bestuur. Maar ook zonnig Zweden vereist een integratie tussen verbruik, distributie en produktie van energie, die een om vangrijke planning nodig maakt. Wel zullen daarbij de lagere overheden een belangrijke rol moeten hebben, maar de behoefte aan een sterk centraal be stuur wordt er niet minder op. Een energiebeleid dat nog geen keuze voor de verre toekomst vastlegt, is voor de beleidmakers een niet te onderschatten uitda ging, schrijven de Zweden. Een flexibel beleid ver kleint per saldo de onze kerheden voor regering en publiek. Maar het vergroot de onzekerheid voor groe pen en industrieën die zich al op nucleair of zonnig hebben vastgelegd en elk aan een kant staan te trekken. „Een flexibel beleid vereist een afweging van belan gen. en dat betekent meer beheersing door de natio nale overheid dan nodig zou zijn voor rechtstreekse invoering van öf de zonni ge óf de nucleaire moge lijkheid". zo besluiten de Zweden. „Maar dat is mis schien de prijs die betaald moet worden om de vrij heid van keuze te hebben." M. I.oimroth, T. B. Johansson en P. Stern. Sweden beyond oil: nuclear commitments and solar options". Science, it», 557-563 (19801

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11