Over Guido Gezelle
bodem
Op zoek naar
een duurzaam
energiebeleid
De ware olympiërs
Iets over scenario's en principes
TROUWKWARTFT
P 9 - R 13 - HS 11
r Guus van Hemert
it in de negentiende eeuw niet het
lallsme maar de kerk een dichter
tg die op de le mei geboren
is een soort glimlach van de
trie. En het gaat nog wel om
ind die, niet minder dan
lette Roland Holst of Gorter,
ll.|iten voor het volk dichtte. Die
lboorte had anderhalve eeuw
iden plaats. Katholieken
iben nog weinig aandacht
id waar blijft De Tijd?
de herdenking van deze dichter
tns werken ooit, als ik goed ben
igelicht, door de oude Drees bij
en jubileum aan de Eerste of
Weede Kamer ten geschenke zijn
ite evraagd: Guido Gezelle, 1830-1899.
he
elukkig is Trouw er nog. Het vroeg
i W tcultuurhistoricus en dichter J.
- ,8chulte Nordholt om naar
laanderen te gaan en vanuit de
iaelle-plekkenzijn visie te geven.
ibeurde zo goed vooral ook
I toiot: Gezelles overwinning van
ötwnhoop dat er geen reden is
I erlideze krant op terug te komen.
[J Brtalve dan voor mij de heel
Kinlij ke, dat Gezelle bij ons
Uuisde huisdichter was.
Mijn vader had hem ingebracht
izoals mijn moeder een klein rood
deeltje Vondel en wonderlijk
vooreen katholiek meisje De
estet meenam). Toen mijn
Ier een jaar of twintig was. had
I in het insectuarium van Artis bij
tschrijvertje of schaatsertje, dat
Igoed van de poldersloten kende,
'i een gedicht zien hangen van een
i rekere Guido Gezelle. Het was
liefde op het eerste gezicht, toen
rond 1910. Onmiddellijk kocht hij
de bundel en Gezelle werd zijn
lichter.
lede, denk ik, omdat twee
erelden die in het emancipatie-
1 atholicisme niet spontaan
"enstemden: de natuur en het
Df, daar een vanzelfsprekende
leid vormden. En zo hoort
elle voor mij bij thuis, niet bij
school, waar men zich met meer
moderne dichters ophield.
Mijn vader heeft nog wel eens, op
een avond in de oorlogsjaren, een
lang gedicht als De Berechtinge
voorgelezen en wij vonden het nog
mooi ook. Op weg naar school, op
het balkon van de Haagse tram
(onwetend van Bloem en
Achterberg die niet ver weg
woonden) heb ik het nog uit mijn
hoofd geleerd. Dat gaat
gemakkelijk als je vijftien bent.
Gezelle verwelkte voor mij niet
naast andere bewonderde dichters
als Kloos en Slauerhoff.
Toch zat hij niet zo vóór in mijn
hoofd dat ik aan hem dacht toen wij
dit voorjaar naar West-Vlaanderen
gingen. Het gezelschap bestond uit
twee eigenwijze mensen waarvan de
één Doornik en de andere Brugge
wilde bezoeken, plus nog twee
verzoenende figuren; zo werd de
standplaats Kortrijk; daartussenin.
Wij bekeken zoveel steden dat wij
de laatste ochtend nog niets van
Kortrijk hadden gezien. Vóór het
weggaan liep ik een paar straten
om. Ineens zag ik een borstbeeld
van Gezelle. Ja, natuurlijk, hij is
hier in zijn laatste jaren kapelaan
geweest. Een stenen brug metzware^
ronde torens ernaast bleek over de
Leye te voeren. Natuurlijk: de Leye:
„Jordane van mijn hert". Dit is
Gezelle zijn land.
Midden op de brug stond een
heiligenbeeld, barok, met
fladderende kleren, alsof de koude
noordwesten wind vat op de steen
had gekregen. De Praagse heilige
Johannes Nepomuc, die omwille
van het biechtgeheim ooit in de
Moldau gegooid en verdronken was.
De historie van het standbeeld zelf
stond in jaartallen eronder
gebeiteld. Ongeveer zo: 1749
geplaatst, 1798 neergehaald, 1853
hersteld, 1882 ergens naar de oever
verbannen, 1913 teruggezet, 1914 en
1940 in het water gestort. Heel een
cultuur- en oorlogshistorie had aan
dat ene beeld gerukt: barok, Franse
revolutie, restauratie, anti-
clericalisme, nationale verzoening,
twee wereldoorlogen. Voldoende
voor een trimester
geschiedenisonderwijs!
Er kwam een oude vrouw aan en ik
vroeg haar of er nog bekend was in
welke huis Guido Gezelle gewoond
had. „Guido Gezelle?" zei ze.
„NeeEn ineens, in een andere
toon: „Hij was nog de biechtvader
van mijn grootmoeder. Ja, ik ben al
71". En gelijk begon ze te vertellen,
midden op de brug: daar waar nu
dat hotel stond, was ze geboren;
daar, in die toren, hadden ze in 1941
tien dagen gescholen, ook geslapen;
daar, waar nu het museum is,
woonde de barones en als je
aanbelde, kreeg je een frank. Haar
grootmoeder kon prachtig
vertellen, als klein meisje had ze er
vaak naar geluisterd.
Ook over Gezelle. Hoe die stof voor
een nieuwe toog weggeven had voor
een arm gezin. (Een zelfde soort
verhaal als over Van Gogh in
datzelfde België.) Heel de
armoedige wereld van de vorige
eeuw kwam boven, daar op die
koude brug, uit de mond van dit
winterharde mens: de sociale
kwestie die Gezelle, als kind van
een verarmend gezin, en als
zielzorger, doorleefd maar niet
doorzien heeft, zoals hij ook het
milieu-probleem, waar de onder ons
stromende Leye van getuigde, heeft
geroken en besproken, zonder alle
kanten van de technische
ontwikkeling te doorgronden.
De vrouw merkte dat ik naar het
standbeeld keek en zei: „Wat daar
onder staat, heb ik nog nooit
gelezen. Maar mijn grootmoeder
heeft mij het verhaal verteld. Dat is
de heilige Johannes Nepomuc. Hij
was de biechtvader van een
koningin. De koning wilde weten
wat zij gebiecht had. Maar hij en
ze wees op het beeld bleef
zwijgen. Toen hebben ze hem in de
Leye gegooid!
In de Leye! Het verhaal was dichtbij
gekomen. De Moldau was haar
eigen rivier geworden. Zou deze
historie met Moldau of Leye
nog door Gezelle aan die
grootmoeder verteld zijn? In ieder
geval leek het ineens, daar in die
langzamerhand tot je botten
doordringende wind, of ik, via een
rechtstreekse mondelinge
overleving, naar Gezelle zelf stond
te luisteren. Niet naar de Gezelle
van de taaijuwelen, die Kloos en
Komrij zouden verrukken, maar die
van de katechese en het contact
met het volk. Niet de bloemen,
maar het loof en de wortels.
Dit alles zou een inleiding kunnen
zijn om iets over Gezelle te gaan
beweren. Maar de ruimte is op.
Daarom alleen nog iets over de
keuze van Gerrit Komrij uit deze
dichter in de recente bloemlezing
over de negentiende en twintigste
eeuw. Ik zou er graag iets slechts
van zeggen omdat ik het lichtzinnig
vind dat het boek niets van
Oosterhuis heeft opgenomen, maar
erkend moet worden dat Komrij uit
Gezelle een goede keus heeft
gemaakt. HIJ zocht het in drie
soorten: gedichten over het dichten
zelf, over de vriendschap, en van die
verrukkelijke taalfrutseltjes. Alleen
had ik de eerste soort vast ook
meegenomen wat ik een van
Gezelles mooiste verzen vind: Het
Laatste. Aan den onbekenden lezer.
Met op het eind die lichte twijfel
over de zin van zoiets werelds en,
in die fase van zijn leven, ook zoiets
erotisch als dichten; maar vooral
met het midden die zekerheid, ais
hij zijn verzen zo toespreekt:
uw stemme kan verblijden, schoon
hij droef zij die u miek;
uw stemme kan genezen, zij
uw Dichter nog zoo ziek;
uw stem misschien doet bidden,
wijl
ik zuchte en, biddensmoê,
versteend zitte en mijn herte noch
mijne oogen opendoe!
o Dichten, die 'k gedregen, die 'k
gebaard hebbe, in de pijn
des dichtens
door H. J. Neuman
iet komt lang niet meer alle keren
In de publiciteit, maar nog steeds
naken zich, met kleine of grote
ussenpozen, groepen Nederlandse
ülitairen gereed voor uitzending
aar Libanon. Ter aflossing van
un collega's die er daarginds zo'n
naand of zes op hebben zitten, aan
aarden ze de vliegtocht over de
'pen en de Middellandse Zee om
tn slotte te landen op het vliegveld
zuiden van Beiroet. Een paar
agen tevoren nemen ze met hun
ouders, familieleden, verloofden.
Wenden en bekenden meestal deel
«n een bijeenkomst in de J. W.
-kazerne in Assen. Daar wordt
materieel gedemonstreerd
ïee ze straks moeten werken;
foor de ouders etc. is er gelegenheid
kennis te maken met het kader dat
ce militairen straks zal begeleiden;
®en krijgt een filmdocumentaire te
kien en er worden wat min of meer
olormatieve toespraken gehouden.
'atuurlijk moet men zich geen
verdreven voorstelling maken van
'e belangstelling die er op zo'n dag
bestaat voor land en volk van Liba-
ton. Ten eerste is daar tijdens de
'oorafgaande opleiding al de nodi-
je aandacht aan besteed; en boven
in wil men, zo kort voor het grote
vertrek nog eenmaal verkerend tus-
fn de dierbaren, liever weten hoe
de post er over doet dan wat nu
Precies het verschil is tussen soen-
Neten en sji'ieten. Maar toch zou je
■J1 aie militairen zoals ze daar zitten,
je meesten in het kersverse bezit
*an de blauwe V.N.-baret, toewen
den dat ze beseffen dat het land en
net volk waar ze het komende half
jaar mee geconfronteerd worden,
het produkt zijn van een uiterst
afwisselende, maar ook uiterst inge
wikkelde geschiedenis.
Het hoofdkwartier van het Neder
landse UNIFIL-bataljon is geves
tigd in Haris. Een metropool is dat
Arabische heuvelstadje bepaald
niet, maar het is er een paar graden
koeler dan vlak aan zee en het biedt
de Nederlanders een zeker comfort.
Op diverse punten waarnemings
posten, werkplaatsen, een enkel
hooggelegen terrasje heeft men
een fraai uitzicht op de kustvlakte.
Vooral 's avonds, als de duisternis is
gevallen en het rustig is in het vak,
kan men gefascineerd turen naar
een glinsterend verlichte driehoek
die ver uitsteekt in de donkere Mid
dellandse Zee. Het is de stad die de
plaatselijke bevolking aanduidt als
es-Soer en die in het UNIFIL-jargon
„the pocket of Tyre" of eenvoudig
weg „the pocket" heet. De V.N.-
vredesmacht heeft er formeel niets
te zoeken. Stad en naaste omgeving
vallen buiten het UNIFIL-gebied,
o.m. omdat in maart 1978 ook de
Israëlische strijdkrachten hun op
mars in zuid-Libanon niet zo ver
hebben uitgestrekt. Er bevond (en
bevindt) zich daar een groot Pales
tijns kamp en misschien hebben de
Israëliërs gevreesd dat de verover
ing en bezetting van zo'n complex
meer complicaties zou veroorzaken
dan zij op dat moment bereid waren
onder ogen te zien.
Veel tijd en gelegenheid om te me
diteren over het verleden van Liba
non heelt de Nederlandse militair
niet. Maar zo'n enkele blik op dit
nachtelijk panorama krijgt al een
bijzondere dimensie, als men be-
denkt dat die glinsterende driehoek
de plek is waar het oude Tyrus heeft
gelegen, de voornaamste stad van
het roemruchte Phoenicië. Daar
heeft de stadsvorst Chiram I gere
geerd die bevriend was met David
en Salomo en die hun mankracht en
timmerhout (de beroemde ceders!)
leverde voor hun bouwwerken. De
dynastie van Chiram werd in 887
vóór Chr. vervangen door die van
Itobaal, de hogepriester van Astar
te, die in het Oude Testament voor
komt als Etbafil, de vader van Izé-
bel en schoonvader van Achab.
Vele malen is Tyrus in de oudheid
belegerd, veroverd, verwoest en uit
gemoord. Telkens nieuwe macht
hebbers kwamen de stad, die half
op het vasteland en hall op een
eiland in de baai lag. sommeren zich
over te geven. Omstreeks 700 vóór
Chr. was het de Assyrische vorst
Salmanassar m. die zijn toeleg met
hulp van het naburige 8idon (Salda)
wist te verwezenlijken. Ruim twee
honderd jaar later meldde zich de
Babylonische koning Nebukadnes-
sar en van de zege die hij behaalde
geeft de profeet Ezechiël een plasti
sche schildering. Alexander de Gro
te liet 313 vóór Chr.-complete bo
men, met stenen verzwaard, en kar-
revrachten aarde in de baai gooien
om zo een dijk of wal te verkrijgen
die zijn legers in staat stelde op te
rukken en het verzet van de koppi
ge eilandvesting te breken.
Tyrus en Sidon waren rijke steden
waar in vredestijd handel en indus
trie (o.a. de vermaarde textielverve-
rijen van Tyrus, de glasblazerijen
van Sidon) bloeiden. Overal in het
Middellandse Zeegebied bevonden
zich Phoeniclsche koloniën en ne-
door Jan J. Boersema
Eén van de toverwoorden
van deze tijd is het woord
scenario. Het is één van de
wapenen waarmee beleids
mensen. politici en allen die
over ons gesteld zijn de toe
komst naar hun hand trach
ten te zetten. Speciaal bij de
energieproblematiek is het
woord scenario niet van de
lucht. Tijd om eens te kijken
of we hier niet een klein bal
lonnetje gevaarlijk groot op
blazen.
De eerste vraag luidt uiteraard: Wat
is eigenlijk een scenario?. Want het
is duidelijk dat de betekenis in het
daagse spraakgebruik zich ver ver
wijderd heeft van de oorspronkelij
ke „ontwerp voor opera of film:
draaiboek".
Hoewel nergens vastgesteld, dacht
ik met de volgende omschrijving
aardig in de buurt te komen: een
scenario is een verzameling voor
stellen of maatregelen die onderling
logisch samenhangen en gebaseerd
zijn op één of meer expliciet ge
maakte vooronderstellingen. De
reikwijdte van een scenario kan va
riëren van uren tot jaren, maar in
het geval van de energieproblema
tiek moeten we toch doorgaans op
15 k 25 jaar rekenen.
Een scenario is dus niét een soort
toekomstvoorspelling; zus en zo zal
het wel gaan. Nee, het is bedoeld om
met name beleidsmensen te laten
zien: zo en zus kón het gaan, Indien
de beslissers de voorgestelde maat
regelen uitvoeren en de vooronder
stellingen juist blijken (al ontvangt
dit laatste doorgaans wat minder
nadruk).
Vandaar dat vaak parallel met meer
scenario's wordt gewerkt, waardoor
de suggestie wordt gewekt, dat de
politici, als ze willen, maar te kiezen
hebben. Vooral als dergelijke scena
rio's ook nog, om even in het jargon
te blijven, wetenschappelijk onder
bouwd worden, lijkt er zo op het oog
weinig op tegen hier vruchtbaar ge
bruik van te maken waar dat zo te
pas komt.
Niet alles goud
Maar helaas ook hier is het niet
alles goud wat er blinkt. Zo is, om
maar met het begin te beginnen, de
logica vaak ver te zoeken als het
gaat om de vóóronderstellingen, de
uitgangspunten waar het scenario
verder op gebouwd is. In het geval
van energiescenario's hebben deze
tot nu toe altijd te maken met de te
verwachten economische groei en
met een oorzakelijk verband tussen
economische groei enerzijds en een
groeiend energieverbruik ander
zijds.
Wetenschappelijk gesproken berust
dit oorzakelijk verband, deze zoge
naamde „ijzeren koppeling", op
weinig meer dan drijfzand. Terwijl
vóóronderstellingen over de econo
mische groei, zeker over een periode
waarover de scenario's zich door
gaans uitstrekken, een betrouw
baarheid hebben die sterk verge
lijkbaar is met het voorspellen van
de uitslag van de eerstvolgende
wedstrijd Ajax-Feyenoord.
Nu lijkt deze moeilijkheid op te
lossen door in het onderhavige ge
val een aantal uiteenlopende voor
onderstellingen parallel in scena
rio's uit te werken, bij voorbeeld
met economische groeipercentages
van 5. 3, 0 en min 2 en daarbij
verschillende uitgangspunten ten
aanzien van de ..ijzeren koppeling".
De kracht van deze techniek schuilt
toch in het presenteren van mogelij
ke alternatieven voor het beleid?
Dat zou ik ook denken; maar niet
alzo ons kabinet, dat bij monde van
de minister van Economische Za
ken in antwoord op Kamervragen
dit voorjaar nog verklaarde naast
de reeds geplande, die uitgaan van
twee k drie procent economische
groei, geen behoefte te hebben aan
het ontwikkelen van een energie
arm scenario, gebaseerd op nul pro
cent economische groei, omdat
„zulks niet op de realiteit stoelt".
Een paar weken later zitten we al
midden in die nulgroei en wie veet
hoe lang nog. Geen nood: „de rege
ring past zich snel aan. geeft via een
achterdeur alsnog opdracht voor
een 0-groei-scenario en trekt via de
politieke voordeur fors van leer te
gen het PvdA-programma, weer
werk dat, oh ironie, nog op twee
procent groei mikt.
Het lijkt er dus verdraaid veel op
dat bij het vaststellen van het hui
dige energiebeleid scenario's eerder
dienen om gemaakte keuzes te be
vestigen dan om als instrument te
dienen, teneinde een meer verant
woorde beslissing te kunnen nemen
over de uitgangspunten.
Valt er dan veel te kiezen? Of om het
wat algemeen te formuleren: is het
Überhaupt mogelijk een samenhan
gend lange-termijn-beleid te voeren
met betrekking tot de energieproble
matiek? Kan de roep om een krachtig
energiebeleid, onder welke regering
dan ook, ooit opleveren wat er van
verwacht wordt?
Er is één, pijnlijke, zekerheid: geen
enkel energiescenario, lopend tot
pakweg het jaar 2000, hoe zorgvuldig
ook opgesteld en hoe breed maat
schappelijk ook bediscussieerd en
hoe democratisch afgewogen, zal ooit
gerealiseerd kunnen worden. Alleen
al omdat je zeker weet dat er zich
onverwachte ontwikkelingen zullen
gaan voordoen, en óók dat deze een
groot effect zullen hebben, maar niet
welke ontwikkelingen dat precies
zijn, wanneer ze zullen optreden en
hoe de effecten zullen uitpakken. Ik
denk hierbij allereerst aan zgn. trend
breuken, die extrapolaties in de war
schoppen; (oliecrisis, rare Ayatol-
lah's), maar ook aan politieke en soci
ale ontwikkelingen in landen als Al
gerije, China en Zuid-Afrtka. en ten
slotte aan technologische of sociale
innovaties. Voeg bij dit alles nog eens
de menselijke factor, die ook in het
beleid op (inter-)nationaal niveau
niet valt uit te vlakken (wie volgt
Carter op? wie Brezjnew? kiest Van
Agt nog eens definitief een wielren
nersloopbaan?), en het zal duidelijk
zijn, dat het voeren van een lange
termijnbeleid eigenlijk onder de wet
op de kansspelen zou m oeten vallen.
Zijn er dan misschien uitgangspun
ten of principes te vinden die wat
beter bestand zijn tegen genoemde
onzekerheden? De regering meent er
voor haar energiepolitiek twee gevon
den te hebben, nl. diversificatie van
energiedragers (kortweg: niet alles op
één kaart zetten) en besparingen.
Het diversificatie principe, bedoeld
om de risico's, die kleven aan elke
energiedrager, te spreiden doet ver
moedelijk ook niet meer dan dat. Het
vermindert in totaal die risico's in elk
geval niet, maar haalt ze daarentegen
wel allemaal in huis. Het geen in het
geval van de kernenergie nog wel
eens rare verrassingen kan opleveren.
Het besparingsbeleid van de regering
is het best vergelijkbaar met een man
van 200 pond, die van de huisarts het
advies krijgt om te vermageren. De
man probeert eerst een half jaar de
methode „laten we het eens aanzien",
met als gevolg een gewicht van 210
pond. Zijn huisarts wijst hem op het
geringe resultaat en de man, ook niet
gek, besluit een diepingrijpend ver
mageringsprogram te gaan volgen:
geen slagroomgebak bij het tweede
kopje koffie en voortaan te voet naar
de brievenbus. Zes maanden later:
218 pond. Conclusie van de man: „ik
ben één kilo vermagerd; doorgaan op
deze weg."
Duurzaam
Nogmaals de vraag: zijn er dan betere
uitgangspunten? Allereerst: écht be
sparen blijft uiteraard een goed en
noodzakelijk principe, maar het is
niet toereikend. Vervolgens: wellicht
zit er iets in het oude principe van het
verantwoord bosbeheer: geen oude
boom kappen zonder een nieuwe te
planten! Toegepast op de energiepro
blematiek zou dat kunnen beteke
nen, dat elke hoeveelheid „verbruik
te" energie door een equivalent aan
duurzame energie wordt vervangen.
Concreet geformuleerd: „tegenover
elke ton olie die nu verbrand wordt
dient een investering te staan, die een
gelijkwaardige hoeveelheid energie
in de toekomst, zeg over 25 jaar, zal
opleveren, zodat je in wezen omscha
kelt naar duurzame energievormen in
een continue proces dat in totaal wel
een honderd jaar kan duren."
Geen eenvoudige opgave en ook iets
van lange adem; zeker ook heel ande
re koek dan de huidige lijn, waarbij
het veel al gaat om de vraag „Wat lan
er nog bij door, hoeveel rek zit er nog
in?" Voor mij staat vast, dat bij ac
ceptatie van zo'n principe ons huidi
ge gedrag wat minder op potverteren
en wat meer op goed rentmeester
schap gaat lijken, en daar is toch iets
voor te zeggen.
J. J. Boersema is als wetenschappe
lijk medewerker verbonden aan de
rijksuniversiteit in Groningen. Hij
schreef deze bijdrage vóór de pu
blicatie van het derde deel van de
energie nota door de regering.
door Henk Wolzak
derzettingen. Carthago heette de
dochter van Tyrus. En soms. als al
die krijgshandelingen in eigen stad
hun te machtig of te onvoordelig
werden, maakten welgestelde inwo
ners hun bezittingen te gelde en
trokken naar de koloniën. Uit een
van deze geëmigreerde Phoenici-
sche families zou later in het Libi
sche Lebda (Leptis Magna) Septimi-
us Severus geboren worden die in
193 na Chr. keizer werd van het
Romeinse rijk, de voorloper van de
soldatenkeizers.
Flarden van een levendige geschie
denis zijn ons overgeleverd, zoals
het failissement in Tyrus van de
grote textlelververij van Malchus,
hetgeen bijdroeg tot de financiële
crisis in Rome van het jaar 33. We
hebben het epigram van Meleager
die treurt over de vroege dood van
het meisje Heliodora dat hij in Ty
rus heeft bemind. Er zijn verslagen
van Romeinse reizigers die zich ver
bazen over de omvang van de hui
zen in Tyrus, maar ook over de
ellende in de sloppen en de afschu
welijke stank van de ververijen. En
dit alles nog uit de tijd vóór de
opkomst van christendom en islam.
De V.N.-vredesmacht zou haar taak
in Libanon niet goed kunnen ver
richten, als de meerderheid van het
personeel zich voortdurend zou
overgeven aan historische overpein
zingen. Maar het zou al prima zijn,
als V.N.-mllitairen intuïtief zouden
beseffen dat er zich vóór de tijden
van Sarkis, Selim al-Hoss, Arafat en
Haddad nóg zo het een en ander in
Libanon heeft afgespeeld en als er
werkelijk niemand meer onder hen
zou zijn die de neiging vertoont alle
politieke, religieuze en ethnlsche
groeperingen in het land samen te
vatten in die ene zin; „Het zijn toch
allemaal Turken".
Morgen zal na een vakantie van
twee weken de Russische leider Le
onid Brezjnew de Olympische Spe
len in Moskou openen. Ongetwijfeld
zal hij dan spreken over een klimaat
van vertrouwen, vrede en vriend
schap onder de volkeren, verbroe
dering van de sport en meer van
dergelijke zaken. Het deelnemen
aan de Olympische Spelen wordt
door Moskou uitgelegd als instem
ming met de Russische politiek.
In het Sowjethandboek 1980 „Voor
de militante communist" en „Mos
kou: welkom Olympiade!" staat:
„De ideologische strijd tussen oost
en west is van directe invloed op de
keuze van de steden waar de Olym
pische Spelen worden gehouden.
Het besluit om de Olympische Spe
len in Moskou te houden, is het
overtuigende bewijs van de Juist
heid van de buitenlandse politiek
van de Sowjet-Unie. De Olympische
Spelen zjn een strijd tussen 'het
decadente kapitalisme en het socia
lisme' dat elke dag sterker wordt
Het eervolle recht om de spelen bij
zich te ontvangen betekent de er
kenning van de enorme verdiensten
van de Sowjet-Unie in de strijd voor
de vrede."
Tot groter glorie van deze Russi
sche vrede (oorlog met Afghani
stan) en de olympische slachtoffers
onder Sowjetburgers zullen ook Ne
derlandse atleten en sportleiders
aanwezig zijn. Op een suggestie om
Moskou-gangers een badge te ver
strekken met de naam van een poli
tieke gevangene, reageerde de chef
de mission van de Nederlandse af
vaardiging, Bram Leeuwenhoek, af
houdend en niet overtuigend: „Ik
vind het moreel niet juist om indivi
duele sportmensen met zo'n politie
ke daad op te zadelen".
Leeuwenhoek en de atleten die in
Moskou zijn hebben kennelijk in
geweten geen last van de weten
schap dat. omdat zij in de Sowjet-
Unie willen sporten, de Sowjetauto-
riteiten mensonterende maatrege
len hebben getroffen.
Zo'n 700.000 kinderen in Moskou
worden verplicht ondergebracht in
vakantiekampen. Moskou is herme
tisch afgesloten voor andere sowjet
burgers. De Olympische mascotte,
het beertje Misja, is door gevange
nen gemaakt. Verschillende
sowjetburgers zijn gedwongen hun
vaderland te verlaten. Christenen
die in de buurt wonen waar de
Olympische Spelen worden gehou
den moeten daar weg. Het treinver
keer wordt beperkt. Er worden men
sen ontslagen, gemolesteerd en ge
ïntimideerd. Het aantal slachtoffers
van de olympische zuivering heeft
de driehonderd gepasseerd.
Een boycot van de Olympische Spe
len zou daarom op zijn plaats zijn
geweest. De olympische gedachte is
gebaseerd op verbroedering en vre
de tussen de volkeren. Dat is een
zuiver politiek standpunt. Veel
sporters en officials zouden dat be
ter moeten beseffen. De huidige si
tuatie is volkomen in tegenspraak
met deze schone leuze.
Hoe men officieel in de Sowjet-Unie
over buitenlanders denkt, wordt
weer eens duidelijk uit de voorlich
ting die de Sowjetburgers ontvan
gen. De bevolking wordt gewaar
schuwd voor de gevaren van een te
nauw contact met westerse mensen,
want zij verspreiden venerische
ziekten en ook willen zij het drink
water vergiftigen. Men wordt ge
waarschuwd voor plannen van „zio
nistische en pro-fascistische" groe
pen die de Spelen zouden willen
misbruiken voor het verspreiden
van subversieve literatuur.
Behalve in sportkringen is ook hier
en daar elders de oproep tot een
boycot slecht gevallen. „Het is kou
de oorlog geblazen", aldus het In
terkerkelijk Vredesberaad „De hele
boycotgeschiedenis rond de Olym
pische Spelen is bij voorbeeld ge-
vaardlijke pesterij, die voorbij gaat
aan het zelfrespect en het eergevoel
van de Sowjet-Unie", schrijft Her
vormd Nederland. De Wereldraad
van Kerken doet liever op dit mo
ment niets, want dat zou de koude
oorlog maar doen aanwakkeren. De
Volkskrant meent dat een boycot
ten koste zal gaan van de ontspan
ning. De christenen voor het socia
lisme zwijgen als het graf. Hoog
moedig stellen weer anderen het
voor alsof men beter weet wat goed
voor de onderdrukten is dan de dis
sidenten zelf. Het argument is dan:
„koude oorlogsmentaliteit en „vij
anden van de ontspanning", dezelf
de kreten die de Russen zo dikwijls
gebruiken.
De huidige situatie is echter niet te
vergelijken met de jaren zestig toen
het McCarthyisme hoogtij vierde.
Voor de Sowjetburgers is de koude
oorlog niet voorbij, want de „ideolo
gische strijd" gaat onverflauwd
voort. Het Sowjetbewind heeft een
aardige definitie van koude oorlog
aan wie zij de oorlog heeft ver
klaard: „vreedzame coëxistentie
plus ideologische strijd." Ontspan
ning is voor de Russen een instru
ment voor „vreedzame" expansie
van communisme en Sowjet-in-
vloed over de gehele wereld.
De olympische statuten bepalen
trouwens dat de Spelen onverenig
baar zijn met racistische, religieuze
en politieke discriminatie. In de
Sowjet-unie, het land met het groot
ste aantal concentratiekampen, lij
den joden onder anti-semitisme en
worden gelovigen vervolgd. Dissi
dente priesters zijn gearresteerd en
leden van de Vrije Vakbond zijn in
psychiatrische klinieken opgeslo
ten. De onderdrukking van de men
senrechten is heviger dan ooit
(sinds de oprichting vijftien Jaar
geleden).
8acharow schreef onlangs uit zijn
verbanningsoord Gorki: „Ondanks
alles wat er gebeurd is, ben ik van
mening, dat de kwesties oorlog, vre
de en ontwapening van zó cruciaal
belang zijn, dat daaraan zelfs onder
de moeilijkste omstandigheden
prioriteit verleend moet worden".
Maar ontspanning die geen einde
maakt aan onderdrukking is geen
echte ontspanning. Dialoog ls drin
gend noodzakelijk, maar het Wes
ten moet de Sowjet-Unie van re
pliek kunnen blijven dienen. Een
boycot van de Olympische Spelen is
een geweldloos dus vreedzaam
middel en een eerbewijs voor de
dissidenten in Rusland.
In de overvolle gevangenis in Klew
worden dissidenten door bewakers
spottend „onze olympiërs' ge
noemd.