Over Guido Gezelle bodem Op zoek naar een duurzaam energiebeleid De ware olympiërs Iets over scenario's en principes TROUWKWARTFT P 9 - R 13 - HS 11 r Guus van Hemert it in de negentiende eeuw niet het lallsme maar de kerk een dichter tg die op de le mei geboren is een soort glimlach van de trie. En het gaat nog wel om ind die, niet minder dan lette Roland Holst of Gorter, ll.|iten voor het volk dichtte. Die lboorte had anderhalve eeuw iden plaats. Katholieken iben nog weinig aandacht id waar blijft De Tijd? de herdenking van deze dichter tns werken ooit, als ik goed ben igelicht, door de oude Drees bij en jubileum aan de Eerste of Weede Kamer ten geschenke zijn ite evraagd: Guido Gezelle, 1830-1899. he elukkig is Trouw er nog. Het vroeg i W tcultuurhistoricus en dichter J. - ,8chulte Nordholt om naar laanderen te gaan en vanuit de iaelle-plekkenzijn visie te geven. ibeurde zo goed vooral ook I toiot: Gezelles overwinning van ötwnhoop dat er geen reden is I erlideze krant op terug te komen. [J Brtalve dan voor mij de heel Kinlij ke, dat Gezelle bij ons Uuisde huisdichter was. Mijn vader had hem ingebracht izoals mijn moeder een klein rood deeltje Vondel en wonderlijk vooreen katholiek meisje De estet meenam). Toen mijn Ier een jaar of twintig was. had I in het insectuarium van Artis bij tschrijvertje of schaatsertje, dat Igoed van de poldersloten kende, 'i een gedicht zien hangen van een i rekere Guido Gezelle. Het was liefde op het eerste gezicht, toen rond 1910. Onmiddellijk kocht hij de bundel en Gezelle werd zijn lichter. lede, denk ik, omdat twee erelden die in het emancipatie- 1 atholicisme niet spontaan "enstemden: de natuur en het Df, daar een vanzelfsprekende leid vormden. En zo hoort elle voor mij bij thuis, niet bij school, waar men zich met meer moderne dichters ophield. Mijn vader heeft nog wel eens, op een avond in de oorlogsjaren, een lang gedicht als De Berechtinge voorgelezen en wij vonden het nog mooi ook. Op weg naar school, op het balkon van de Haagse tram (onwetend van Bloem en Achterberg die niet ver weg woonden) heb ik het nog uit mijn hoofd geleerd. Dat gaat gemakkelijk als je vijftien bent. Gezelle verwelkte voor mij niet naast andere bewonderde dichters als Kloos en Slauerhoff. Toch zat hij niet zo vóór in mijn hoofd dat ik aan hem dacht toen wij dit voorjaar naar West-Vlaanderen gingen. Het gezelschap bestond uit twee eigenwijze mensen waarvan de één Doornik en de andere Brugge wilde bezoeken, plus nog twee verzoenende figuren; zo werd de standplaats Kortrijk; daartussenin. Wij bekeken zoveel steden dat wij de laatste ochtend nog niets van Kortrijk hadden gezien. Vóór het weggaan liep ik een paar straten om. Ineens zag ik een borstbeeld van Gezelle. Ja, natuurlijk, hij is hier in zijn laatste jaren kapelaan geweest. Een stenen brug metzware^ ronde torens ernaast bleek over de Leye te voeren. Natuurlijk: de Leye: „Jordane van mijn hert". Dit is Gezelle zijn land. Midden op de brug stond een heiligenbeeld, barok, met fladderende kleren, alsof de koude noordwesten wind vat op de steen had gekregen. De Praagse heilige Johannes Nepomuc, die omwille van het biechtgeheim ooit in de Moldau gegooid en verdronken was. De historie van het standbeeld zelf stond in jaartallen eronder gebeiteld. Ongeveer zo: 1749 geplaatst, 1798 neergehaald, 1853 hersteld, 1882 ergens naar de oever verbannen, 1913 teruggezet, 1914 en 1940 in het water gestort. Heel een cultuur- en oorlogshistorie had aan dat ene beeld gerukt: barok, Franse revolutie, restauratie, anti- clericalisme, nationale verzoening, twee wereldoorlogen. Voldoende voor een trimester geschiedenisonderwijs! Er kwam een oude vrouw aan en ik vroeg haar of er nog bekend was in welke huis Guido Gezelle gewoond had. „Guido Gezelle?" zei ze. „NeeEn ineens, in een andere toon: „Hij was nog de biechtvader van mijn grootmoeder. Ja, ik ben al 71". En gelijk begon ze te vertellen, midden op de brug: daar waar nu dat hotel stond, was ze geboren; daar, in die toren, hadden ze in 1941 tien dagen gescholen, ook geslapen; daar, waar nu het museum is, woonde de barones en als je aanbelde, kreeg je een frank. Haar grootmoeder kon prachtig vertellen, als klein meisje had ze er vaak naar geluisterd. Ook over Gezelle. Hoe die stof voor een nieuwe toog weggeven had voor een arm gezin. (Een zelfde soort verhaal als over Van Gogh in datzelfde België.) Heel de armoedige wereld van de vorige eeuw kwam boven, daar op die koude brug, uit de mond van dit winterharde mens: de sociale kwestie die Gezelle, als kind van een verarmend gezin, en als zielzorger, doorleefd maar niet doorzien heeft, zoals hij ook het milieu-probleem, waar de onder ons stromende Leye van getuigde, heeft geroken en besproken, zonder alle kanten van de technische ontwikkeling te doorgronden. De vrouw merkte dat ik naar het standbeeld keek en zei: „Wat daar onder staat, heb ik nog nooit gelezen. Maar mijn grootmoeder heeft mij het verhaal verteld. Dat is de heilige Johannes Nepomuc. Hij was de biechtvader van een koningin. De koning wilde weten wat zij gebiecht had. Maar hij en ze wees op het beeld bleef zwijgen. Toen hebben ze hem in de Leye gegooid! In de Leye! Het verhaal was dichtbij gekomen. De Moldau was haar eigen rivier geworden. Zou deze historie met Moldau of Leye nog door Gezelle aan die grootmoeder verteld zijn? In ieder geval leek het ineens, daar in die langzamerhand tot je botten doordringende wind, of ik, via een rechtstreekse mondelinge overleving, naar Gezelle zelf stond te luisteren. Niet naar de Gezelle van de taaijuwelen, die Kloos en Komrij zouden verrukken, maar die van de katechese en het contact met het volk. Niet de bloemen, maar het loof en de wortels. Dit alles zou een inleiding kunnen zijn om iets over Gezelle te gaan beweren. Maar de ruimte is op. Daarom alleen nog iets over de keuze van Gerrit Komrij uit deze dichter in de recente bloemlezing over de negentiende en twintigste eeuw. Ik zou er graag iets slechts van zeggen omdat ik het lichtzinnig vind dat het boek niets van Oosterhuis heeft opgenomen, maar erkend moet worden dat Komrij uit Gezelle een goede keus heeft gemaakt. HIJ zocht het in drie soorten: gedichten over het dichten zelf, over de vriendschap, en van die verrukkelijke taalfrutseltjes. Alleen had ik de eerste soort vast ook meegenomen wat ik een van Gezelles mooiste verzen vind: Het Laatste. Aan den onbekenden lezer. Met op het eind die lichte twijfel over de zin van zoiets werelds en, in die fase van zijn leven, ook zoiets erotisch als dichten; maar vooral met het midden die zekerheid, ais hij zijn verzen zo toespreekt: uw stemme kan verblijden, schoon hij droef zij die u miek; uw stemme kan genezen, zij uw Dichter nog zoo ziek; uw stem misschien doet bidden, wijl ik zuchte en, biddensmoê, versteend zitte en mijn herte noch mijne oogen opendoe! o Dichten, die 'k gedregen, die 'k gebaard hebbe, in de pijn des dichtens door H. J. Neuman iet komt lang niet meer alle keren In de publiciteit, maar nog steeds naken zich, met kleine of grote ussenpozen, groepen Nederlandse ülitairen gereed voor uitzending aar Libanon. Ter aflossing van un collega's die er daarginds zo'n naand of zes op hebben zitten, aan aarden ze de vliegtocht over de 'pen en de Middellandse Zee om tn slotte te landen op het vliegveld zuiden van Beiroet. Een paar agen tevoren nemen ze met hun ouders, familieleden, verloofden. Wenden en bekenden meestal deel «n een bijeenkomst in de J. W. -kazerne in Assen. Daar wordt materieel gedemonstreerd ïee ze straks moeten werken; foor de ouders etc. is er gelegenheid kennis te maken met het kader dat ce militairen straks zal begeleiden; ®en krijgt een filmdocumentaire te kien en er worden wat min of meer olormatieve toespraken gehouden. 'atuurlijk moet men zich geen verdreven voorstelling maken van 'e belangstelling die er op zo'n dag bestaat voor land en volk van Liba- ton. Ten eerste is daar tijdens de 'oorafgaande opleiding al de nodi- je aandacht aan besteed; en boven in wil men, zo kort voor het grote vertrek nog eenmaal verkerend tus- fn de dierbaren, liever weten hoe de post er over doet dan wat nu Precies het verschil is tussen soen- Neten en sji'ieten. Maar toch zou je ■J1 aie militairen zoals ze daar zitten, je meesten in het kersverse bezit *an de blauwe V.N.-baret, toewen den dat ze beseffen dat het land en net volk waar ze het komende half jaar mee geconfronteerd worden, het produkt zijn van een uiterst afwisselende, maar ook uiterst inge wikkelde geschiedenis. Het hoofdkwartier van het Neder landse UNIFIL-bataljon is geves tigd in Haris. Een metropool is dat Arabische heuvelstadje bepaald niet, maar het is er een paar graden koeler dan vlak aan zee en het biedt de Nederlanders een zeker comfort. Op diverse punten waarnemings posten, werkplaatsen, een enkel hooggelegen terrasje heeft men een fraai uitzicht op de kustvlakte. Vooral 's avonds, als de duisternis is gevallen en het rustig is in het vak, kan men gefascineerd turen naar een glinsterend verlichte driehoek die ver uitsteekt in de donkere Mid dellandse Zee. Het is de stad die de plaatselijke bevolking aanduidt als es-Soer en die in het UNIFIL-jargon „the pocket of Tyre" of eenvoudig weg „the pocket" heet. De V.N.- vredesmacht heeft er formeel niets te zoeken. Stad en naaste omgeving vallen buiten het UNIFIL-gebied, o.m. omdat in maart 1978 ook de Israëlische strijdkrachten hun op mars in zuid-Libanon niet zo ver hebben uitgestrekt. Er bevond (en bevindt) zich daar een groot Pales tijns kamp en misschien hebben de Israëliërs gevreesd dat de verover ing en bezetting van zo'n complex meer complicaties zou veroorzaken dan zij op dat moment bereid waren onder ogen te zien. Veel tijd en gelegenheid om te me diteren over het verleden van Liba non heelt de Nederlandse militair niet. Maar zo'n enkele blik op dit nachtelijk panorama krijgt al een bijzondere dimensie, als men be- denkt dat die glinsterende driehoek de plek is waar het oude Tyrus heeft gelegen, de voornaamste stad van het roemruchte Phoenicië. Daar heeft de stadsvorst Chiram I gere geerd die bevriend was met David en Salomo en die hun mankracht en timmerhout (de beroemde ceders!) leverde voor hun bouwwerken. De dynastie van Chiram werd in 887 vóór Chr. vervangen door die van Itobaal, de hogepriester van Astar te, die in het Oude Testament voor komt als Etbafil, de vader van Izé- bel en schoonvader van Achab. Vele malen is Tyrus in de oudheid belegerd, veroverd, verwoest en uit gemoord. Telkens nieuwe macht hebbers kwamen de stad, die half op het vasteland en hall op een eiland in de baai lag. sommeren zich over te geven. Omstreeks 700 vóór Chr. was het de Assyrische vorst Salmanassar m. die zijn toeleg met hulp van het naburige 8idon (Salda) wist te verwezenlijken. Ruim twee honderd jaar later meldde zich de Babylonische koning Nebukadnes- sar en van de zege die hij behaalde geeft de profeet Ezechiël een plasti sche schildering. Alexander de Gro te liet 313 vóór Chr.-complete bo men, met stenen verzwaard, en kar- revrachten aarde in de baai gooien om zo een dijk of wal te verkrijgen die zijn legers in staat stelde op te rukken en het verzet van de koppi ge eilandvesting te breken. Tyrus en Sidon waren rijke steden waar in vredestijd handel en indus trie (o.a. de vermaarde textielverve- rijen van Tyrus, de glasblazerijen van Sidon) bloeiden. Overal in het Middellandse Zeegebied bevonden zich Phoeniclsche koloniën en ne- door Jan J. Boersema Eén van de toverwoorden van deze tijd is het woord scenario. Het is één van de wapenen waarmee beleids mensen. politici en allen die over ons gesteld zijn de toe komst naar hun hand trach ten te zetten. Speciaal bij de energieproblematiek is het woord scenario niet van de lucht. Tijd om eens te kijken of we hier niet een klein bal lonnetje gevaarlijk groot op blazen. De eerste vraag luidt uiteraard: Wat is eigenlijk een scenario?. Want het is duidelijk dat de betekenis in het daagse spraakgebruik zich ver ver wijderd heeft van de oorspronkelij ke „ontwerp voor opera of film: draaiboek". Hoewel nergens vastgesteld, dacht ik met de volgende omschrijving aardig in de buurt te komen: een scenario is een verzameling voor stellen of maatregelen die onderling logisch samenhangen en gebaseerd zijn op één of meer expliciet ge maakte vooronderstellingen. De reikwijdte van een scenario kan va riëren van uren tot jaren, maar in het geval van de energieproblema tiek moeten we toch doorgaans op 15 k 25 jaar rekenen. Een scenario is dus niét een soort toekomstvoorspelling; zus en zo zal het wel gaan. Nee, het is bedoeld om met name beleidsmensen te laten zien: zo en zus kón het gaan, Indien de beslissers de voorgestelde maat regelen uitvoeren en de vooronder stellingen juist blijken (al ontvangt dit laatste doorgaans wat minder nadruk). Vandaar dat vaak parallel met meer scenario's wordt gewerkt, waardoor de suggestie wordt gewekt, dat de politici, als ze willen, maar te kiezen hebben. Vooral als dergelijke scena rio's ook nog, om even in het jargon te blijven, wetenschappelijk onder bouwd worden, lijkt er zo op het oog weinig op tegen hier vruchtbaar ge bruik van te maken waar dat zo te pas komt. Niet alles goud Maar helaas ook hier is het niet alles goud wat er blinkt. Zo is, om maar met het begin te beginnen, de logica vaak ver te zoeken als het gaat om de vóóronderstellingen, de uitgangspunten waar het scenario verder op gebouwd is. In het geval van energiescenario's hebben deze tot nu toe altijd te maken met de te verwachten economische groei en met een oorzakelijk verband tussen economische groei enerzijds en een groeiend energieverbruik ander zijds. Wetenschappelijk gesproken berust dit oorzakelijk verband, deze zoge naamde „ijzeren koppeling", op weinig meer dan drijfzand. Terwijl vóóronderstellingen over de econo mische groei, zeker over een periode waarover de scenario's zich door gaans uitstrekken, een betrouw baarheid hebben die sterk verge lijkbaar is met het voorspellen van de uitslag van de eerstvolgende wedstrijd Ajax-Feyenoord. Nu lijkt deze moeilijkheid op te lossen door in het onderhavige ge val een aantal uiteenlopende voor onderstellingen parallel in scena rio's uit te werken, bij voorbeeld met economische groeipercentages van 5. 3, 0 en min 2 en daarbij verschillende uitgangspunten ten aanzien van de ..ijzeren koppeling". De kracht van deze techniek schuilt toch in het presenteren van mogelij ke alternatieven voor het beleid? Dat zou ik ook denken; maar niet alzo ons kabinet, dat bij monde van de minister van Economische Za ken in antwoord op Kamervragen dit voorjaar nog verklaarde naast de reeds geplande, die uitgaan van twee k drie procent economische groei, geen behoefte te hebben aan het ontwikkelen van een energie arm scenario, gebaseerd op nul pro cent economische groei, omdat „zulks niet op de realiteit stoelt". Een paar weken later zitten we al midden in die nulgroei en wie veet hoe lang nog. Geen nood: „de rege ring past zich snel aan. geeft via een achterdeur alsnog opdracht voor een 0-groei-scenario en trekt via de politieke voordeur fors van leer te gen het PvdA-programma, weer werk dat, oh ironie, nog op twee procent groei mikt. Het lijkt er dus verdraaid veel op dat bij het vaststellen van het hui dige energiebeleid scenario's eerder dienen om gemaakte keuzes te be vestigen dan om als instrument te dienen, teneinde een meer verant woorde beslissing te kunnen nemen over de uitgangspunten. Valt er dan veel te kiezen? Of om het wat algemeen te formuleren: is het Überhaupt mogelijk een samenhan gend lange-termijn-beleid te voeren met betrekking tot de energieproble matiek? Kan de roep om een krachtig energiebeleid, onder welke regering dan ook, ooit opleveren wat er van verwacht wordt? Er is één, pijnlijke, zekerheid: geen enkel energiescenario, lopend tot pakweg het jaar 2000, hoe zorgvuldig ook opgesteld en hoe breed maat schappelijk ook bediscussieerd en hoe democratisch afgewogen, zal ooit gerealiseerd kunnen worden. Alleen al omdat je zeker weet dat er zich onverwachte ontwikkelingen zullen gaan voordoen, en óók dat deze een groot effect zullen hebben, maar niet welke ontwikkelingen dat precies zijn, wanneer ze zullen optreden en hoe de effecten zullen uitpakken. Ik denk hierbij allereerst aan zgn. trend breuken, die extrapolaties in de war schoppen; (oliecrisis, rare Ayatol- lah's), maar ook aan politieke en soci ale ontwikkelingen in landen als Al gerije, China en Zuid-Afrtka. en ten slotte aan technologische of sociale innovaties. Voeg bij dit alles nog eens de menselijke factor, die ook in het beleid op (inter-)nationaal niveau niet valt uit te vlakken (wie volgt Carter op? wie Brezjnew? kiest Van Agt nog eens definitief een wielren nersloopbaan?), en het zal duidelijk zijn, dat het voeren van een lange termijnbeleid eigenlijk onder de wet op de kansspelen zou m oeten vallen. Zijn er dan misschien uitgangspun ten of principes te vinden die wat beter bestand zijn tegen genoemde onzekerheden? De regering meent er voor haar energiepolitiek twee gevon den te hebben, nl. diversificatie van energiedragers (kortweg: niet alles op één kaart zetten) en besparingen. Het diversificatie principe, bedoeld om de risico's, die kleven aan elke energiedrager, te spreiden doet ver moedelijk ook niet meer dan dat. Het vermindert in totaal die risico's in elk geval niet, maar haalt ze daarentegen wel allemaal in huis. Het geen in het geval van de kernenergie nog wel eens rare verrassingen kan opleveren. Het besparingsbeleid van de regering is het best vergelijkbaar met een man van 200 pond, die van de huisarts het advies krijgt om te vermageren. De man probeert eerst een half jaar de methode „laten we het eens aanzien", met als gevolg een gewicht van 210 pond. Zijn huisarts wijst hem op het geringe resultaat en de man, ook niet gek, besluit een diepingrijpend ver mageringsprogram te gaan volgen: geen slagroomgebak bij het tweede kopje koffie en voortaan te voet naar de brievenbus. Zes maanden later: 218 pond. Conclusie van de man: „ik ben één kilo vermagerd; doorgaan op deze weg." Duurzaam Nogmaals de vraag: zijn er dan betere uitgangspunten? Allereerst: écht be sparen blijft uiteraard een goed en noodzakelijk principe, maar het is niet toereikend. Vervolgens: wellicht zit er iets in het oude principe van het verantwoord bosbeheer: geen oude boom kappen zonder een nieuwe te planten! Toegepast op de energiepro blematiek zou dat kunnen beteke nen, dat elke hoeveelheid „verbruik te" energie door een equivalent aan duurzame energie wordt vervangen. Concreet geformuleerd: „tegenover elke ton olie die nu verbrand wordt dient een investering te staan, die een gelijkwaardige hoeveelheid energie in de toekomst, zeg over 25 jaar, zal opleveren, zodat je in wezen omscha kelt naar duurzame energievormen in een continue proces dat in totaal wel een honderd jaar kan duren." Geen eenvoudige opgave en ook iets van lange adem; zeker ook heel ande re koek dan de huidige lijn, waarbij het veel al gaat om de vraag „Wat lan er nog bij door, hoeveel rek zit er nog in?" Voor mij staat vast, dat bij ac ceptatie van zo'n principe ons huidi ge gedrag wat minder op potverteren en wat meer op goed rentmeester schap gaat lijken, en daar is toch iets voor te zeggen. J. J. Boersema is als wetenschappe lijk medewerker verbonden aan de rijksuniversiteit in Groningen. Hij schreef deze bijdrage vóór de pu blicatie van het derde deel van de energie nota door de regering. door Henk Wolzak derzettingen. Carthago heette de dochter van Tyrus. En soms. als al die krijgshandelingen in eigen stad hun te machtig of te onvoordelig werden, maakten welgestelde inwo ners hun bezittingen te gelde en trokken naar de koloniën. Uit een van deze geëmigreerde Phoenici- sche families zou later in het Libi sche Lebda (Leptis Magna) Septimi- us Severus geboren worden die in 193 na Chr. keizer werd van het Romeinse rijk, de voorloper van de soldatenkeizers. Flarden van een levendige geschie denis zijn ons overgeleverd, zoals het failissement in Tyrus van de grote textlelververij van Malchus, hetgeen bijdroeg tot de financiële crisis in Rome van het jaar 33. We hebben het epigram van Meleager die treurt over de vroege dood van het meisje Heliodora dat hij in Ty rus heeft bemind. Er zijn verslagen van Romeinse reizigers die zich ver bazen over de omvang van de hui zen in Tyrus, maar ook over de ellende in de sloppen en de afschu welijke stank van de ververijen. En dit alles nog uit de tijd vóór de opkomst van christendom en islam. De V.N.-vredesmacht zou haar taak in Libanon niet goed kunnen ver richten, als de meerderheid van het personeel zich voortdurend zou overgeven aan historische overpein zingen. Maar het zou al prima zijn, als V.N.-mllitairen intuïtief zouden beseffen dat er zich vóór de tijden van Sarkis, Selim al-Hoss, Arafat en Haddad nóg zo het een en ander in Libanon heeft afgespeeld en als er werkelijk niemand meer onder hen zou zijn die de neiging vertoont alle politieke, religieuze en ethnlsche groeperingen in het land samen te vatten in die ene zin; „Het zijn toch allemaal Turken". Morgen zal na een vakantie van twee weken de Russische leider Le onid Brezjnew de Olympische Spe len in Moskou openen. Ongetwijfeld zal hij dan spreken over een klimaat van vertrouwen, vrede en vriend schap onder de volkeren, verbroe dering van de sport en meer van dergelijke zaken. Het deelnemen aan de Olympische Spelen wordt door Moskou uitgelegd als instem ming met de Russische politiek. In het Sowjethandboek 1980 „Voor de militante communist" en „Mos kou: welkom Olympiade!" staat: „De ideologische strijd tussen oost en west is van directe invloed op de keuze van de steden waar de Olym pische Spelen worden gehouden. Het besluit om de Olympische Spe len in Moskou te houden, is het overtuigende bewijs van de Juist heid van de buitenlandse politiek van de Sowjet-Unie. De Olympische Spelen zjn een strijd tussen 'het decadente kapitalisme en het socia lisme' dat elke dag sterker wordt Het eervolle recht om de spelen bij zich te ontvangen betekent de er kenning van de enorme verdiensten van de Sowjet-Unie in de strijd voor de vrede." Tot groter glorie van deze Russi sche vrede (oorlog met Afghani stan) en de olympische slachtoffers onder Sowjetburgers zullen ook Ne derlandse atleten en sportleiders aanwezig zijn. Op een suggestie om Moskou-gangers een badge te ver strekken met de naam van een poli tieke gevangene, reageerde de chef de mission van de Nederlandse af vaardiging, Bram Leeuwenhoek, af houdend en niet overtuigend: „Ik vind het moreel niet juist om indivi duele sportmensen met zo'n politie ke daad op te zadelen". Leeuwenhoek en de atleten die in Moskou zijn hebben kennelijk in geweten geen last van de weten schap dat. omdat zij in de Sowjet- Unie willen sporten, de Sowjetauto- riteiten mensonterende maatrege len hebben getroffen. Zo'n 700.000 kinderen in Moskou worden verplicht ondergebracht in vakantiekampen. Moskou is herme tisch afgesloten voor andere sowjet burgers. De Olympische mascotte, het beertje Misja, is door gevange nen gemaakt. Verschillende sowjetburgers zijn gedwongen hun vaderland te verlaten. Christenen die in de buurt wonen waar de Olympische Spelen worden gehou den moeten daar weg. Het treinver keer wordt beperkt. Er worden men sen ontslagen, gemolesteerd en ge ïntimideerd. Het aantal slachtoffers van de olympische zuivering heeft de driehonderd gepasseerd. Een boycot van de Olympische Spe len zou daarom op zijn plaats zijn geweest. De olympische gedachte is gebaseerd op verbroedering en vre de tussen de volkeren. Dat is een zuiver politiek standpunt. Veel sporters en officials zouden dat be ter moeten beseffen. De huidige si tuatie is volkomen in tegenspraak met deze schone leuze. Hoe men officieel in de Sowjet-Unie over buitenlanders denkt, wordt weer eens duidelijk uit de voorlich ting die de Sowjetburgers ontvan gen. De bevolking wordt gewaar schuwd voor de gevaren van een te nauw contact met westerse mensen, want zij verspreiden venerische ziekten en ook willen zij het drink water vergiftigen. Men wordt ge waarschuwd voor plannen van „zio nistische en pro-fascistische" groe pen die de Spelen zouden willen misbruiken voor het verspreiden van subversieve literatuur. Behalve in sportkringen is ook hier en daar elders de oproep tot een boycot slecht gevallen. „Het is kou de oorlog geblazen", aldus het In terkerkelijk Vredesberaad „De hele boycotgeschiedenis rond de Olym pische Spelen is bij voorbeeld ge- vaardlijke pesterij, die voorbij gaat aan het zelfrespect en het eergevoel van de Sowjet-Unie", schrijft Her vormd Nederland. De Wereldraad van Kerken doet liever op dit mo ment niets, want dat zou de koude oorlog maar doen aanwakkeren. De Volkskrant meent dat een boycot ten koste zal gaan van de ontspan ning. De christenen voor het socia lisme zwijgen als het graf. Hoog moedig stellen weer anderen het voor alsof men beter weet wat goed voor de onderdrukten is dan de dis sidenten zelf. Het argument is dan: „koude oorlogsmentaliteit en „vij anden van de ontspanning", dezelf de kreten die de Russen zo dikwijls gebruiken. De huidige situatie is echter niet te vergelijken met de jaren zestig toen het McCarthyisme hoogtij vierde. Voor de Sowjetburgers is de koude oorlog niet voorbij, want de „ideolo gische strijd" gaat onverflauwd voort. Het Sowjetbewind heeft een aardige definitie van koude oorlog aan wie zij de oorlog heeft ver klaard: „vreedzame coëxistentie plus ideologische strijd." Ontspan ning is voor de Russen een instru ment voor „vreedzame" expansie van communisme en Sowjet-in- vloed over de gehele wereld. De olympische statuten bepalen trouwens dat de Spelen onverenig baar zijn met racistische, religieuze en politieke discriminatie. In de Sowjet-unie, het land met het groot ste aantal concentratiekampen, lij den joden onder anti-semitisme en worden gelovigen vervolgd. Dissi dente priesters zijn gearresteerd en leden van de Vrije Vakbond zijn in psychiatrische klinieken opgeslo ten. De onderdrukking van de men senrechten is heviger dan ooit (sinds de oprichting vijftien Jaar geleden). 8acharow schreef onlangs uit zijn verbanningsoord Gorki: „Ondanks alles wat er gebeurd is, ben ik van mening, dat de kwesties oorlog, vre de en ontwapening van zó cruciaal belang zijn, dat daaraan zelfs onder de moeilijkste omstandigheden prioriteit verleend moet worden". Maar ontspanning die geen einde maakt aan onderdrukking is geen echte ontspanning. Dialoog ls drin gend noodzakelijk, maar het Wes ten moet de Sowjet-Unie van re pliek kunnen blijven dienen. Een boycot van de Olympische Spelen is een geweldloos dus vreedzaam middel en een eerbewijs voor de dissidenten in Rusland. In de overvolle gevangenis in Klew worden dissidenten door bewakers spottend „onze olympiërs' ge noemd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11