Ontdekkend kijken Levensduur van de bom De politiek in de maalstroom Zogezegd VRIJDAG 4 JULI 1980 TROUWKWARTET P 11-RHS 13 door Okke Jager De betiteling „visuele mens" is te veel eer voor de mens van vandaag. Na de woordcultuur zijn wij beland in een industriële oraalfase waarin de cultuurpap glad naar binnen glijdt. De dingen worden niet echt waargenomen; ze worden alleen nog maar opgenomen. Als zuigelingen hangen wij aan de borsten van de apparaten. Wij nemen niet meer op door te zien of te horen, maar door te zuigen en te slikken. De moderne mens beleeft zijn verbrokkelde ervaringen in een existentiële verstrooidheid wegens een overstelpend teveel aan beeldindrukken. De massaproduktie stort een zondvloed van afbeeldingen over ons uit. De prentenboeken stapelen zich op in de kinderkamer. Het speelgoed is niet meer afgestemd op een vertrouwelijke omgang met beelden die kinderen persoonlijk aanspreken en eerbied oproepen voor een boven het begripsmatige en beheersbare verheven werkelijkheid, een zich openbarende wereld. Ook het openstaan voor Oods openbaring moet daar wel onder te lijden hebben. Met het aantal kijkspullen groeide de onmacht van ons voorstellingsvermogen. Door de technologische ontwikkeling is er een kloof ontstaan tussen wat wij kunnen maken en wat wij ons kunnen voorstellen. Het is gemakkelijker honderdduizend mensen te doden door een raket dan één mens in het gezicht te schieten. Ons voorstellingsvermogen is over het algemeen al zeer gering, omdat wij L. H. Mosheuvel: Het is in het be lang van de volksgezondheid dat in het onderwijs aandacht wordt be steed aan het taalgebruik van poli tici en vakbondsleiders (R. M.- Utrecht) D. J. Peterse: Gezien de klassieke band tussen brood en spelen moest op het Amerikaanse graanembargo tegen de Sowjet-Unie een boycot van de Olympische Spelen in Mos kou volgen (R.U.-Utrecht) D. Dekker: De aanprijzing „natuur lijk" wekt ten onrechte de indruk, dat alles uit de natuur gezond is (R.U.-Utrecht). J. C. Meijer: De groeiende belang stelling voor kruidengeneeskunde wekt ten onrechte de indruk dat voor elke ziekte wel een kruid ge wassen is (R.U.-Utrecht). A. Al-Musallam: De emotionele dis cussies in het westen betreffende de positie van de islamitische vrouw vinden een parallel in de middel eeuwse kruistochten. Evenals toen vecht men, maar men weet niet waarvoor (R.U.-Utrecht). P. J. de Groot: Motorvoertuigen en bromfietsen dienen onder de hin derwet te vallen (R.U.-Utrecht). A. J. de Koning: De aanduiding autosnelweg dient men in vele ge vallen snel weg te halen (R.U.- Utrecht). J. R. E. Haalboom: De emancipatie van de vrouw is uiterst belangrijk voor de modelspoorwegbouw, want de jonge vader heeft nu ook de plicht een electrische trein te kopen bij de geboorte van een dochter (R.U.-Utrecht). D. M. Krol: Wanneer overwogen wordt om regelingen voor gehuw den toe te passen op samenwonen den, dient niet uit het oog verloren te worden waarom samenwonenden nu juist niet gehuwd zijn (R.U.- Utrecht). meer in begrippen dan in beelden denken; maar de effecten van de techniek zijn ook niet meer in beelden uit te drukken. Onze wapens hebben ons voorstellingsvermogen ingehaald. Eigenlijk zijn wij opnieuw in een primitief stadium teruggeworpen. Wie zich nu nog beperkt tot het waarnemen van wat het moment toevallig aan zichtbaars te bieden heeft, mist de realiteit. Wie niet genoeg fantasie heeft, blijft een dromer. Werkelijk zien kan de mens vandaag alleen nog met gesloten ogen. Pas zij zijn realistisch, die genoeg verbeeldingskracht bezitten om zich het onvoorstelbare voor ts stellen. Zelfs het nog betrekkelijk onschuldige feit dat de ondergang van een volwassen boom een onherstelbaar verlies voor een straat betekent, dringt tot de meeste mensen niet meer door. Menig burger zou pas merken hoe groot het aandeel van oudere bomen in het stadsbeeld is, als de plantsoenendienst een fotomontage zou verspreiden van bekende pleinen, waarin alle bomen weggeretoucheerd zouden zijn. Dan zou de schrik er wel in zitten. Maar zonder zo'n shocktherapie blijven wij onverschillig door gebrek aan verbeelding. Dat gaat dieper dan de schepselmatige beperking van onze waarneming. Wij hebben nooit de werkelijkheid kunnen zien zoals zij is. Wij kennen haar alleen maar in vertaling. Wij zijn als kinderen die God slechts kennen uit de kinderbijbel. De werkelijkheid zelf blijft een mysterie. Sommige mensen zijn te typeren met „de blik op oneindig", maar Juist hun gezichtsveld is beperkt. Wel mogen wij zeggen: als zelfs een kind dat nog niet over beperktheid kan filosoferen, in zijn zien de beperktheid van zijn zien ervaart, moet dit betekenen dat in het geziene het ongeziene zich aankondigt. Het geziene is zichzelf niet zonder het ongeziene. Maar wij moeten niet verder willen kijken dan ons schepsel-zijn ons toelaat. Wel moeten wij voortdurend ons gezichtsveld uitbreiden. Wij kijken tegen een muur aan, maar in die muur zijn deuren („the doors of perception" van Huxley) die geopend moeten worden. Daar moeten wij niet kinderachtig in zijn. Trouwens, het zijn juist de kinderen die alle deksels optillen. Wij kunnen uit onze beperkte, door onze positie bepaalde waarneming uitbreken, als uit een gevangenis, om onszelf een creatief zien aan te leren. Velen denken te naïef over de waarneming: we zien toch wat we zien. Maar het menselijk zien is allerminst mechanisch, passief registrerend. Wij kunnen actief zien. Wij kunnen bij het kijken onze verbeelding gebruiken (zoals Hugo van St. Viktor al betoogde in de twaalfde eeuw), zodat wij ontdekkend kijken en verbanden opmerken die ons tevoren zijn ontgaan. Om zo te leren kijken, hebben wij nog altijd wóórden nodig. Iemand zegt: kijk, de maan! Dat is geen oorspronkelijk gedicht, maar het geeft een naam aan de waarneming. Ook anderen kijken nu naar de maan en zien haar anders. De maan is nu iets in hun leven geworden dat een naam mag hebben. Met dat ene woord is een stuk wereld afgepaald en veroverd. Om goed te leren kijken, hebben wij de woorden van woordkunstenaars nodig. Er zijn schrijvers bij wie hun hele boek beheerst wordt door één beeld: daarmee begon het schrijven, daaromheen groepeerde zich het andere. In dat beeld ligt de emotie gestold vóór hen. Als iemand vraagt wat de zin van hun boek is, vallen zij terug op dat elementaire beeld. Zo ligt aan „Een winterreis" van Brakman het beeld ten grondslag van een meisje in een wit truitje, in een straatje met gaslantarens onder een vorstige lucht Soms is één bijvoeglijk naamwoord voldoende om ons het zelfstandig naamwoord voor ogen te toveren, zoals „zoemende" in de uitspraak: „Hoe ik naar een zonneplek op het parket had gekeken en in het zoemende bruin had zitten turen." Soms bedient aan auteur zich van de woorden „scherp afgetekend" om met zijn beelden ons netvlies te bereiken, zoals Marnix Gljsen (die volgens Maarten 't Hart zijn lezers nooit iets echt voor ogen zou laten zien): „Plotseling verschenen, tred voor tred, een viertal blonde antilopen op de heuvelkam. Ze stonden scherp afgetekend tegen de horizon en bewogen langzaam de kop heen en weer. Toen ze ons ontwaarden, stonden ze plotseling stokstijf. De zon viel zijdelings op hun lichtbruine vachten Ik besefte dat het onze plicht is de ogen te sluiten voor 99% van de wereld, maar te mikken naar dat ene procent dat alles goed maakt: de antilope op de heuvelkam." Nog scherper is het silhouet in een geschreven pentekening van Julio Cortazar. HIJ ziet een regendruppeltje boven de raamlijst dat blijft bibberen tegen de hemel die het stukslaat in duizend gebluste schitteringen; het groeit aan en wankelt, nu gaat het vallen en het valt niet, nóg niet, het houdt zich vast met al zijn nagels, het wil niet vallen, zijn buik zwelt, nu is het een reuzedruppel die majestueus blijft hangen en eensklapt pats daar gaat ie, plets, kapot, niets, iets kleverigs op het marmer. Maar hij ziet ook druppels die zelfmoord plegen en zich onmiddellijk overgeven; hij ziet de trilling van de sprong, de beentjes die loslaten, de schreeuw die hen dronken maakt in dat niets van vallen en zich vernietigenFantasie? Poëzie? Het is gewoon: kijken! Een schrijver kan ons zelfs laten zien, wat nooit gezien zou kunnen worden. In een roman van Rousseau gaat een meisje met enige heren in een roeiboot varen op een Zwitsers meer. Er steekt een storm op en de heren worden bang. Om hen gerust te stellen, schenkt zij wijn in en zingt zij een lied voor hen: twee bezigheden die in een roeibootje tijdens een storm niet mogelijk zijn. Toch hebben duizenden lezers die scène „vóór zich gezien". Als een verhaal goed is, komt er over de lezer een soort realiteitsgevoel.„Ik zie die vrouw voor me!" riep Carmlggelt, toen hij bij Elsschot de regel las:terwijl zij met neergetrokken mondhoeken wenend de soep proefde." De visuele en de verbale communicatie ontmoeten elkaar in het denken. Als het denken zich alleen van woorden wil bedienen, verliest het zich in nevelen. Beelden moeten het denken dwingen de schok van het concrete te ondergaan. Geschiedenissen moeten de eenzaamheid van het denken doorbreken. Zo kan de kijkende mens een ziener worden. door H. J. Neuman Dezer dagen is het precies vijfen dertig jaar geleden dat de mens heid begon te leven met de kern bom. Wat men als juiste datum wil nemen is een kwestie van persoon lijke keuze. Denkbaar is dat men zich baseert op de Amerikaanss atoomaanval op de Japanse stad Hirosjima (6 augustus 1945). Maar men kan ook wat verder teruggaan in de tijd en een of meer data kiezen die nog behoren tot de fase waarin het voorbereidende werk (inclusief de eerste kernproef in Alamogordo, Nieuw Mexico) werd verricht. Onlangs zijn in het Scien tific Laboratory van Los Alamos, waar de afgelopen acht jaar alle nieuwe Amerikaanse kernkoppen zijn ontworpen vair die voor de Minuteman III tot die voor de MX en de Trident toe regeringsfunc tionarissen, militairen en weten schapsbeoefenaren al even bijeen geweest om bij deze huiveringwek kende verjaardag stil te staan. De eerste directeur van het atoom laboratorium in Los Alamos was natuurlijk de vermaarde dr. Ro bert Oppenheimer. Hij werd, nog in 1945, opgevolgd door dr. Norris Bradbury die onlangs in het nieuws kwam door zijn verklaring dat iedere middelbare scholier ver plicht zou moeten worden afbeel dingen te bekijken van de verwoes tingen en de slachtoffers van Hi rosjima en Nagasaki. De derde directeur was dr. Harold Agnew die 6 augustus 1945 aan de luchtaanval op Hirosjima heeft deelgenomen. Hij is ook in 1954 aanwezig geweest bij een proef met de waterstofbom in de Stille Oce aan. „Wat toen grote indruk op mij heeft gemaakt," zo vertrouwde hij Walter Pincus van de Washington Post toe, „was de intense hitte die je zelfs op een afstand van 30 tot 50 km kon voelen." Als het tegen woordig niet verboden was kem proeven te houden in de atmosfeer of daarbuiten, zou dr. Agnew ei genlijk om de zoveel jaar een de monstratie willen geven om heden- daagss staats- en regeringsleiders te scholen. Ze zouden, als hij zijn zin kreeg, „in hun ondergoed" naar een atoomproef moeten kijken. De huidige directeur van Los Alamos, dr. Donald M. Kerr, heeft nog nooit een keraontploffing bijgewoond. De ontwikkeling van de splijtings- bom is ongetwijfeld een soort wa terscheiding in de geschiedenis ge weest. Het nucleaire tijdperk was ingeluid. Daarna werd het streven erop gericht een fusiebom (de wa terstofbom) te produceren. Ook dat was een belangrijke grens; ze werd overschreden in november 1958. Mensen als Oppenheimer schrok ken zozeer voor de consequenties van het opkomen van deze „super- generatie" van kernwapens terug, dat ze aandrongen op de ontwikke ling van lichtere (dat wil zeggen tactische) inplaats van steeds zwaardere nucleaire wapens. Dr. Kerr is het niet eens met som mige Amerikaanse atoomfysici die van mening zijn dat er nog allerlei andere grenzen zijn die doorbroken kunnen en moeten worden. Het denken gaat dan bij voorbeeld uit naar het gebruik van transuraan materiaal, elementen die in uiterst kleine hoeveelheden beschikbaar komen bij kernsplijting. Men zou maar heel weinig van dit materiaal nodig hebben om zeer zware explo sies teweeg te brengen. Ook leeft bij sommigen het ideaal van de pure fusiebom, die bij ontploffing wel luchtdruk, hitte en initiële straling veroorzaakt, maar geen of vrijwel geen fall-out. Dr. Kerr en anderen rijn van oor deel dat voortgezet wapenonder- zoek voornamelijk nuttig kan zijn om bepaalde effecten van bestaan de wapens te vergroten of te onder drukken en om de wapens zelf be ter bestand te maken tegen ont ploffingen per ongeluk en tegen ongeoorloofd gebruik. Maar ze zien niet in wat voor belang gediend kan zijn met kernwapens ter groot te van een tennisbal. In wezen gaat het onderzoek in Los Alamos een heel andere richting uit. Men bestudeert de mogelijk heid om de levensduur van be staande en toekomstige kernwa- penvoorraden te verlengen. Of schoon het klimaat voor wapenbe heersing en wapenvermindering thans niet bijzonder gunstig lijkt, houden dr. Kerr en zijn medewer kers er rekening mee dat in de toekomst de beperkingen op het uitvoeren van (ondergrondse) kern proeven wellicht zullen toenemen en dat er dan tevens, als gevolg van ontwapening, minder kernwapens zullen zijn. Vandaar dat het hun gewenst voorkomt de gemiddelde levensduur van het kernwapen die nu omstreeks tien jaar bedraagt te verdubbelen. Een voorbeeld van een verdrag dat zijn invloed op de bewapening al doet gelden, ofschoon het formeel nog niet eens in werking is getre den, is de Russiscb-Amerikaanse overeenkomst van 3 juli 1974 tot wederzijdse beperking van onder grondse kernwapenproeven. Na 31 maart 1976 zouden geen onder grondse kernproeven meer zijn toe gestaan met een explosief vermo gen van meer dan 150 kiloton (kt). Deze 150 kt werd als drempel aan genomen. Vandaar de Engelse bij naam van het verdrag: „Threshold Test Ban Treaty" (TTBT). De Ame rikaanse Senaat heeft dit akkoord tot op de dag van vandaag niet geratificeerd, maar in de praktijk houden zowel de Verenigde Staten als de Sowjet-Unie zich vrij nauw keurig aan de bepalingen. In het geval van de MX, de nieuwe, mobiele en uiterst trefzekere inter continentale raket, hoeft dit voor de Verenigde Staten tot gevolg ge had dat men kernkoppen moet ge bruiken van een ontwerp waar al vóór 1 april 1976 proeven mee zijn genomen. Men wil de MX namelijk uitrusten met kernkoppen die een explosief vermogen hebben van meer dan het dubbele van 150 kt en die mag men niet meer testen. In 1974 zeiden de kritici van het TTBT dat het niets voorstelde om dat de techniek van de kernwapen proeven langzamerhand zo vervol maakt zou zijn dat het mogelijk was de werking van zwaardere wa pens exact te bepalen met behulp van lichtere wapens, de zogenaam de model-explosies. Dr. Kerr en an dere geleerden ontkennen dit. In ieder geval zijn proeven om de be trouwbaarheid van bestaande zwa re kernwapens vast te stellen (de „stockpile testing") uitgesloten. door prof. dr. B. Goudzwaard In een van de apocriefe Evangeliën wordt in een ge lijkenis bet Koninkrijk van God vergeleken met het meel in de kruik van een vrouw, die op weg is naar de markt. Op de markt aange komen merkt zij, dat het meel uit de kruik is wegge lopen. Met apocriefe evangeliën moet Je uitkijken, maar deze gelijkenis die door Jezus aan zijn leerlingen zou zijn verteld treft mij door zijn zui verheid. De kruik zou kunnen staan voor alle menselijke organisatievor men en instituties, waarin, naar wij veronderstellen, de boodschap van het evangelie wordt vastgehouden en kan worden meegenomen naar die plaatsen in het leven, waar wij er mee moeten handelen, waar wij er Iets mee willen „doen". Maar Juist op het ogenblik dat het er op aankomt, bij aankomst op de markt, blijkt dat de kruik het meel niet heeft kunnen vasthouden, dat datgene waarom het nu eigenlijk ging, uit de kruik is weggelopen. De booschap van het evangelie laat zich kennelijk niet op-sluiten in de organisatievormen, die wij er voor ontwerpen. Ik heb aan die gelijkenis in de afge lopen maanden veel moeten den ken. Het CDA heeft een christelijke grondslag. Maar wat is de winst ervan geweest? Kunnen we de boodschap van het Koninkrijk vasthouden in onze menselijke or ganisatievormen, hoe goed we het ook bedoelen? Die vraag dringt des te meer, nu de grondslag van het CDA is gebleken te functioneren als een „Inspiratie bron", die iedereen op zijn eigen wijze naar believen kan verstaan, en waarachter dan ook niet terug te vragen valt op straffe van be schuldigd te worden van het „mo nopoliseren van het evangelie" en het „heersen over andere gewe tens". Wat valt dan nog daarmee uit te richten, wanneer het op handelen aankomt? In de maalstroom Die vragen dringen in onze tijd meer dan ze ooit vroeger hebben gedaan. We lijken nationaal en in ternationaal in een maalstroom te recht gekomen te zijn, in een draai kolk die ons meesleurt. Wanneer we kijken naar de nationale en interna tionale politiek, gebeurt daarin steeds meer wat nu eenmaal onont koombaar is; wat over de mensen, volken en hun leiders heenkomt. Steeds minder vrijheidsgraden staan tot hun beschikking. De be wapening moet nu eenmaal worden opgevoerd, er is geen ontkomen aan. En wanneer het gaat om het bestrijden van de grote binnenland se problemen, zoals de werkloos heid, valt elke grote politieke rich ting als het ware vanzelf en nood gedwongen terug op de noodzaak de economische groei weer verder op te voeren; ook al is men zich er somtijds ter dege van bewust, dat die zelfde nadruk op economische en technische vooruitgang juist de problemen van het heden vanaf structurele werkloosheid tot milieu bederf, en van energietekorten tot een toenemend besef van onveilig heid heeft doen ontstaan. Daarop vallen de westerse regeringsleiders in Venetië terug, daarop valt een OESO, een EO en een NAVO terug, daarop valt ook een Partij van de Arbeid in haar nieuwe concept ver- klezingsprogram terug. We lijken op iemand die verslaafd is aan heroïne, en zich alleen door steeds nieuwe „shots" op de been kan houden ook al weet hij, dat hij zich daardoor op langere termijn steeds verder verziekt. Een vier procentsgroel help ons goeddeels uit de problemen, orakelt het nieuwe advies van de Weten schappelijke Raad voor het Rege ringsbeleid dezelfde raad, die een aantal jaren geleden ons voorhield dat we ons dienden te gaan instel len op een vertraging van onze eco nomische groei. Het „realisme" is teruggekeerd, „Goddank" zeggen sommigen. Want er is immers geen ontkomen aan? Wij worden ingevuld door wat nu eenmaal moet, wat de vooruit-, gang ons dicteert. Niet wij bepalen langer het pad van de vooruitgang, de vooruitgang bepaalt ons pad. Het pad van de automatisering, van de micro-elektronica, van de bio- engineering, van de bewapenings technologie, die zich als een kanker over de hele wereld verspreidt. Hun ner is de glorie, het dictaat aan de mensheid. Zij dirigeren ons naar de onontkoombaarheid van grote eco nomische en technologische' machtsblokken, ter garandering van ons hoge materiële welstands niveau en onze zogeheten veilig heid. En ze Jagen ons naar de onont koombaarheid van een wereldrege ring, die al onze vooruitgangsinstru menten gebundeld zal inzetten voor het „heil" der mensheid en haar machtberelk zal vestigen op de ver worvenheden van de moderne com municatietechniek. Het moderne Babyion lijkt in onze tijd gestalte te krijgen, en de kooplieden der aarde, die eens over zijn val zullen klagen, bouwen het op. .Het is de geest van de Apollo VII, die vrede op aarde zal brengen" zo profeteerde Nixon bij de eerste maanlanding. In die geest trekken de multinationale onderne mingen als pioniers moderniserend de wereld in en worden de vruchten van de nieuwe technologie en niet het laatst de nucleaire het deel van alle volken. Hypnose Is techniek dan goddeloos? En eco nomische groei iets wat we moeten schuwen? Nee, dat is niet waar het om gaat Economie, techniek, we tenschap: het zijn vormen van ge bruik en ontwikkeling van een goe de schepping. Maar zoals dlles in deze goede schepping gebruikt kan worden door mensen om er afgoden van te maken d.wz. dingen waar door Je Je laat lelden in wat Je doet, waarop Je Je vertrouwen stelt zo hebben wij dat ook met de moderne techniek, de economische gToei en de wetenschap gedaan. En nu ver slaven ze ons, dicteren ons, houden ons in de houdgreep. Want wanneer mensen God of go den dienen, blijven ze niet dezelfde. Ze gaan het beeld dragen, het stem pel van de goden die zij dienen. Ons moderne denken en handelen is ver wetenschappelijkt, technocratisch, militaristisch, vermammoniseerd. Het voltrekt zich in steeds engere gesloten cirkels. Want we zijn onder de hypnose geraakt van de afgoden die we zelf ontworpen hebben. De Bijbel is een boek van hoop, van uitzicht, van doorbreking van hyp- noses. Het getuigt van het Konink rijk dat overwinnen gaat, en de voet wegslaat onder de torenhoge, maar Juist daardoor aan de voet zo wan kele afgodische bouwsels van men selijke hoogmoed. „Wordt verbro ken, wordt verbroken, wordt ver broken", is de driemaal herhaalde zinspreuk in de naam van Immanu- el aan het slot van Jesaja 8, die de betovering, de hypnose doorbreekt. „Bewapen uzelf maar wordt ont moedigd," zo zegt de profeet tegen de volken tot aan het verst van de aarde (New English Bible). „Be raamt een plan maar het wordt ver broken, spreek een woord maar het zal niet tot stand komen, want God is met ons". Dat is een profetie voor vandaag, nu de goden van onze eeuw ons inpal men en steeds meer hypnotiseren. Ze helpt ons om moed te hervatten en de sprong te wagen met de nor men én beloften van het Konink rijk; dat gerechtigheid stelt boven macht, barmhartigheid boven tech niek, rentmeesterschap boven eco nomie dwars in, waar dat moet, tegen de onontkoombaarheden van de moderne vooruitgang. Want dat zijn verslavingsdictaten als van af goden die vrede suggereren, maar de oorlog gaat in hun voetspoor, en die welvaart garanderen, maar ze ketenen mensen en volken in mate riële bezetenheid. Oproep Kan het CDA die spanning aan van de strijd tussen het Koninkrijk en de afgoden? Kan welke christen in de politiek dan ook die aan, in wel ke partij hij of zij zich ook bevindt? Onze kruiken lopen leeg, voordat wij op de markt aankomen. Maar toch is een ding zeker. Alleen op de golfslag van het Koninkrijk en zijn beloften zullen we aan de draaikolk ontkomen. Daarom lijkt in de nood van onze tijd niets meer nodig, dan dat onder de aanvaarding van hun fei telijke partijpolitieke verdeeldheid christenen uit alle politieke en maatschappelijke kringen plaatse lijk en landelijk bij elkaar komen voor bezinning en gebed in onze vastgelopen situatie. En hoe meer niet-christenen zich daar bijvoegen, hoe beter het zal zijn. Ik hoop ook op de totstandkoming van een politiek avondgebed, te be ginnen in de Nieuwe Kerk van Am sterdam, waar nog onlangs door ve le politici de eed is afgelegd op basis van de hulp van de Almachtige. Om daar te worden opgeladen met een politieke en geestelijke moed, die we nu meer dan ooit nodig hebben. nas(r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13