Franz Josef overschreeuwt de angst f^pAG 21 JUNI 1980 BUITENLAND TROUWKWARTET 23 Ik hoop dat het Duitse volk nimmer zo wanhopig zal zijn lat het denkt mij tot kanselier te moeten verkiezen." Een jitspraak van Franz Josef Strauss uit 1971 ;ven voor middernacht op 2 juli 1979 komt het uur van de naarheid. De verenigde parlementsfracties van de Christen- lemocratische Unie en haar Beierse zusterorganisatie, de Christensociale Unie, zijn uitgeput van de urenlange verhitte discussie. Op het spel staat de aanwijzing van de CDU-CSU- kandidaat die het bij de verkiezingen van oktober 1980 moet opnemen tegen kanselier Helmut Schmidt. De verliezer wordt premier Ernst Albrecht van Nedersaksen, de winnaar Franz Josef Strauss.de premier van Beieren,met 135 tegen 102 stemmen. Axel Springers vlaggeschip, het dagblad Die Welt, ziet het zo: „De christendemocraten en Franz Josef Strauss, het is ongeveer als met Maarten Luther en zijn vrouw: 'Nu we haar hebben, zouden we net zo goed van haar kunnen houden'." door J. J. Moskau Iet was misschien te voorspellen. )e wittebroodsweken tussen anselierskandidaat Franz Josef itrauss en West-Duitslands chris tendemocraten hebben nog geen jaar geduurd. Een soort „Götter- lammerung" is al opgetreden, iet monument wordt gesloopt, juizenden Duitsers trekken naar de bioscoop om er de film Der Kandidaat te zien, een memento nori van leven en lijden van FJS, een onvoltooide symfonie, want de laatste episode moet nog plaats hebben. Een van de produ centen van de film, Stefan Aust, zegt wat velen denken: „Strauss een oude man die zijn laatste kans aangrijpt." Drie en een halve maand voor de verkie- nigen van 5 oktober heeft dr. Strauss inderdaad wel enige problemen. Op de recente partijconventie van de CDU in Bellijn wees een oude rot in de partij erop dat slechts tien procent van de afgevaar digd deelnam aan de discussie over een virüezingsprogramma. „We maken nu al dr Indruk van verliezers," was zijn con- [De „kandidaat" zelf begint de aftocht te :en. In Berlijn hebben sommige afge- ligden zich wellicht verbaasd over ten als: „Ik zeg niet dat we zullen ten. omdat we moeten winnen. Maar zeg: we kunnen winnen als we willen ten en we zullen winnen als we willen Dit taalkundige voetenwerk kwam kort na de gevoelige nederlaag van Ie christendemocraten in de toonaange- 'ende deelstaat Noordrijnland-Westfalen, n het werpt meer vragen op dan Strauss elfs in een goede bui aankan. ïeringe steun Met een boosaardig leedvermaak zien sommige christendemocraten het drama zich voltrekken. Niet langer wordt er ge sproken van „een onweerstaanbare kracht" (Strauss) die op „een onverzette lijk object" (Schmidt) stuit, maar eerder van een politieke buitenspelval. Kurt Bie- denkopf. de verliezer van de verkiezingen op 11 mei in Noordrijnland-Westfalen, vat te zijn commentaar op een toespraak van Strauss voor de fracties van CDU en CSU in Bonn samen in twee woorden: „Spook achtig, spookachtig." Alle opiniepeilingen beloven Strauss wei- goeds; volgens sommige worden zelfs 'DP-leider Genscher en de man die door Strauss werd gewipt, Helmut Kohl, nog oger aangeslagen. Als enige van het vier- al Schmidt, Genscher, Kohl en Strauss laagde de laatste erin een score van meer lan vijftig procent te halen op de vraag iver wie men „geen gunstige mening" heeft. (Schmidt scoorde zestien procent). )p 4 juni berichtte Die Welt dat Strauss lit ongenoegen over de zijns inziens te ginge steun van CDU-secretaris-gene- -•al Heiner Geissler had gedreigd zich mg te trekken als kanselierskandidaat, fjjdagen later tekende Der Spiegel uit ie mond van dr. Franz Heubl, voorzitter ia het Beierse parlement, op: „Als Strauss de kandidatuur neergooit, hoeft lij ook niet naar Miinchen terug te ko oien." Dr. Heubl zei later dat „deze weer gave van feiten onjuist" was, maar dat de liefde tussen FJS en zijn aanhangers is bekoeld bleek ook uit een ander, eveneens tegengesproken, verhaal van Der Spiegel. Heiner Geissler zou bij een gesprek over de dure verkiezingscampagne hebben op gemerkt: „Per slot van rekening hebben we er 42 miljoen mark voor over om hem (Strauss) kwijt te raken." Spookachtig Imago» Dr. Strauss heeft onmiskenbaar een pro bleem met zijn imago. Toen het links- feministische maandblad Emma een opi niepeiling hield, kwam daaruit slechts slecht nieuws voor de CSU-leider tevoor schijn. Hij had „machtshonger" (81 pro cent tegen 14 voor Schmidt), was „autori tair" (77 tegen 47), anti-feministisch (72 legen 34), „afstotend" (71 tegen 4 voor Schmidt). In de buurt bij elkaar kwamen de twee kandidaten slechts bij „burger- fijk" (45 voor Strauss. 19 voor Schmidt) en ".niet-erotisch" (36 tegen 16). Autoritair? De CDU-afgevaardigden in Berlijn hebben misschien even stilgestaan hij deze woorden: „Ik denk wat ik zeg. Ik wat ik denk. En we doen wat ik zeg." Het is wat subtieler uitgedrukt dan toen hij enige tijd geleden de leden van de jeugdbeweging van de CSU voorhield: „Ik hen de stem van de partij. Jullie brengen het geld binnen en dan mag je je mond opendoen." Maar zelfs een debat acht hij niet altijd noodzakelijk. In een enigszins verhit gesprek met jonge leden van zijn eigen partij in München drukte hij zich machtig uit: „Karakterloze lieden als Jullie laat ik de partij niet vernietigen. De eerste die dat presteert krijgt van mij Persoonlijk zo'n muilpeer dat hij eruit vliegt" Hanns-Martin Schleyer door terroristen werd ontvoerd, had Strauss als advies voor het crisisteam van Helmut Schmidt dat het standrecht in het leven moest roepen en dat er voor elke gedode gijze laar een gevangen terrorist gedood zou moeten worden. Maar de „vijand" zocht hij niet alleen in terroristische kringen. „Ik zou wel eens willen weten hoeveeel sympathisanten van de Baader-Meinhof-misdadigers er in de fracties van SPD en FDP in de Bonds dag zitten. Heel wat." En in zijn beruchte vertrouwelijke toe spraak tot CSU-leiders in Sonthofen ging hij eind 1974 over van speculatie tot tacti sche aanwijzingen: „Wie in de toekomst zegt dat de SPD en FDP niet meer in staat zijn dit land en onze samenleving tegen misdadigers te beschermen, slaat de spij ker op zijn kop. De verheerlijking van de misdaad begint op onze scholen, waar ze politiek worden geschoold, waarna de me dia het werk overnemen." En in Sonthofen ontvouwde hij ook zijn oplossing voor de problemen: „Te spreken van democratische samenwerking onder zulke omstandigheden dat democraten in SPD, FDP en CDU/CSU in deze situatie de handen ineen slaan is onzin. We moeten zeggen dat SPD en FDP het land uitleveren aan criminele en politieke gangsters. En tussen criminele en politie ke gangsters bestaat geen verschil, het zijn allemaal misdadigers. Als wij komen houden we schoonmaak, zodat deze ban dieten voor de rest van deze eeuw niet meer uit hun schuilplaats tevoorschijn durven te komen, ook al kunnen we dit niet werkelijk bereiken. Maar we moeten die indruk wekken." Tactisch gezien was dit volgens Strauss maar op één manier te verwezenlijken: „(We moeten) gewoon aanvallen en waarschuwen, maar geen concrete oplossingen aandragen". Eerlijk Maar Strauss is meer dan de optelsom van zijn uitspraken, hoe gepeperd die ook zijn. Zijn soms schokkende opmerkingen zijn in ieder geval eerlijk. Anderen delen mis schien zijn inzichten, maar kijken wel uit zich bloot te geven, terwijl Strauss zijn filosofie van „ik zeg wat ik denk" inder daad in praktijk brengt. Dit maakt hem oneindig veel kwetsbaarder voor bijtende aanvallen dan Helmut Schmidt of andere Duitse politici. Hij is, hoe dan ook, een katalysator van het Duitsland van van daag, verafschuwd en gevreesd door ve len, maar bewonderd en vereerd door an deren. Welke andere Duitse politicus kan zich er op beroemen dat hij meer dan zestig procent van de kiezers achter zich heeft gekregen, zoals Strauss bereikte bij de laatste verkiezingen in Beieren van oktober 1978. Zijn CSU won toen 129 ze tels in het staatsparlement tegen 65 voor de SPD en slechts tien voor de FDP. In zijn geboorteland Beieren kan Strauss ongestraft een provincialisme ten toon spreiden dat boven de rivier de Main een sterk verouderde indruk zou maken. Beie ren hecht nog sterk aan tradities en Strauss laat geen gelegenheid voorbij gaan om de historische continuïteit te onderstrepen. Voor velen is hij de belicha ming van de „vrijstaat Beieren". Zonder aan geloofwaardigheid in te boeten kan hij conservatieve waarden aanhangen die meer met huis en haard te maken hebben dan met de spanningen die het gevolg zijn van de voortschrijdende techniek. Maar zijn boodschap biedt mensen die op zoek zijn naar de antwoorden met name de jongeren geen houvast. Dissidente schrijvers als Bert Engelman zijn voor Strauss en zijn naaste omgeving „ratten en strontvliegen". Onzekerheid Zulke uitbarstingen zijn al met al meer weerspiegelingen van een diepgewortelde onzekerheid dan van de kracht die deze mannetjesputter van naoorlogs Duitsland zo graag zou uitstralen. Tegen de achter grond van de wereldwijde roep om nieuwe economische verhoudingen en de over gang van de twintigste naar eenentwintig ste eeuw is Franz Josef Strauss een leven de. wandelende en pratende tegenstrijdig heid. Een „echte Duitser", zouden sommi gen zeggen. Als hij zich bekent tot waar den die bij een onzekere, jongere genera tie openlijk in twijfel worden getrokken, dan is hij de spil van de krachten van de angst. Angst dat „het communisme" Duitsland zal verzwelgen. Angst dat de vier miljoen gastarbeiders de essentie van de „Duitse" of „Beierse" kracht zullen uithollen. Zijn antwoorden zijn echt Duits, zoals wanneer zijn regering bepleit kampen te bouwen voor de tienduizenden Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse vluchtelingen die dit jaar politiek asiel in Duitsland hebben gezocht. Ook dat is een vorm van „Abgrenzung", van vrees voor de buitenwereld die meer is ingegeven door angst voor het contact dan door zelfvertrouwen. De man die straks Helmut Schmidt moet gaan bestrijden, heeft iets merkwaardig broos, een haast roerende kwetsbaarheid. Of het opzettelijk sarcasme was of niet, Franz Heubl die door Strauss' toedoen op dood spoor in de partij was gerangeerd, zei op het partijfeestje ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Strauss alles wat er te zeggen viel: „Alles wordt bepaald door jou. Franz Josef, jij bent de partij." Strijd Op 6 september viert Strauss zijn 65ste verjaardag, maar de CDU wacht nog tot de verkiezingen van oktober om hem het grote feest te bereiden dat hij voor zijn politieke pensionering nog tegoed heeft. Geen Duits politicus van na de oorlog heeft zoveel strijd geleverd als hij om de top te bereiken.. Weinigen slechts hadden zijn intellectuele scherpte, hebben met zo'n verwoestende brille het debat ge voerd. hebben met zo'n volharding gestre den. Maar ook geen politicus is zo diep gevallen als hij, zo rampzalig. Maar steeds weer kwam hij terug, vocht hij door In de oorlog bracht hij het tot luitenant bij de luchtafweer, maar zijn superieuren zagen in de jongeman die zo had geschit terd op school en die in 1934 kampioen op de weg was bij de Zuidduitse wielrenkam- pioenschappen, meer een geleerde dan een beroepsmilitair. Loos l Jdreun Toch was het de politiek die hem opslok te. op een korte periode na de oorlog na dat hij gemeente-ambtenaar was. Strauss was in de begindagen van de CSU een van de weinigen in Beieren die Konrad Ade nauer in 1949 aan de macht hielp als eerste kanselier van de bondsrepubliek. In 1953 maakte hij zijn entree in Adenauers tweede kabinet als minister zonder porte feuille. Het was de beloning voor zijn opmerkerlij- ke optreden een jaar eerder. De man die eens had gezegd: „Wie ooit nog het geweer ter hand neemt zou die hand moeten verliezen," snelde op 7 februari 1952 tij dens een debat over de (nooit van de grond gekomen) Europese Defensie Ge meenschap de in het nauw gedreven kan selier te hulp. Onder „enthousiast ap plaus" (handelingen van het parlement) van de CDU/CSU-vrienden pleitte hij nu voor herbewapening van Duitsland. De conservatieve Frankfurter Allgemeine Zeitung schreef: „Als een tank die uit het kreupelhout tevoorschijn komt rolde hij alles dat op zijn pad kwam plat." De leider van de sociaal-democraten Kurt Schuma cher, een vurig tegenstander van herbewa pening. schreeuwde door de Bondsdag: „Das dröhnende Nichts", het loze gedreun. In 1955 kreeg Strauss de leiding van het nieuwe ministerie voor kernenergie en een jaar later lukte het hem Theodor Blank te verdringen als minister van defensie. De eerste scherpe voor sommigen alar merende uitspraken van Strauss begon nen de ronde te doen: „Ik noem iedereen een potentiële oorlogsmisdadiger die door verzwakking van de westerse defen sie het communistische Oosten strate gische voordelen bezorgt." „Wie het niet aanstaat in de bondsrepubliek, kan altijd naar de Sowjet-zone vertrekken." „Ik ben geen lafaard, omdat ik geen dienstweige raar ben." Het verbale geweld zette door. In 1956: „We leven in een technisch tijdperk, waar in de gecombineerde kracht van onze bondgenoten voldoende is om het rijk van de Sowjet-Unie van de kaart te vegen." Een jaar later: „De Verenigde Staten zou den Hongarije moeten binnentrekken." En in 1960 over de Sowjet-Unie: „Een zedenmisdadiger laat je ook niet zomaar rondlopen." Reinhold Maier van de libera le FDP was voldoende onder de indruk om op te merken: „Wie zo praat is, is ook bereid te schieten." Hoewel Strauss een keer een pistool moest afgeven voor een piloot van de Lufthansa hem van Bonn naar Brussel wilde vliegen, heeft hij zijn liefde voor handwapens beperkt tot de jachtvelden. Naast lezen en vliegen is de jacht dan ook een van zijn hobby's. Spiegel-Affaire Als hij andere slachtoffers dan hazen, patrijzen of fazanten zocht, nam Strauss zijn toevlucht tot de woordenstrijd of zwartmakerij en soms zoals met de bekende Spiegel-affaire van 1962 tot niet al te subtiele manipulatie. Het blad uit Hamburg had in oktober 1962 een artikel over de Bundeswehr geschreven dat minister van defensie Strauss en kan selier Adenauer in het verkeerde keelgat was geschoten. Ze bespeurden er „een gezwel van verraad" in. Om Spiegel-uitge- ver Rudolf Augstein en zijn defensie-me dewerker Conrad Ahlers achter slot en grendel te krijgen, moest Strauss na ver loop van tijd zijn administratieve be voegdheden te buiten gaan. Uiteindelijk moest Strauss na tumultueu ze scène's in de Bondsdag en na zijn betekenis dat hij de parlementariërs had voorgelogen over zijn rol in de Spiegel- affaire, aftreden als minister om zoals sommigen dachten in de vergetelheid te verdwijnen. Nog geen vier jaar later was hij terug, deze keer als minister van financiën in de brede coalitieregering van Kurt Georg Kiesin ger. En voor het eerst en laatst in zijn politieke carrière wierp Strauss zich met al zijn verbijsterende geestelijke vermo gens op de kern van de zaak: de gezond making van de geldhuishouding en in samenwerking met de sociaal-democrati sche minister van economische zaken Karl Schiller de uiterst succesrijke her leving van de economische voorspoed. De minister van financiën maakte indruk als een hardwerkende bestuurder en ver diende er een populariteit mee die hij nooit meer haalde. De verkiezing van 1969, toen Brandt en Scheel aan de macht kwamen, betekende het eind van Strauss' ministersloopbaan. Met volle kracht stortte hij zich weer op de partijpolitiek, eerst om Kurt Georg Kiesinger onderuit te halen als oppositie leider en later Rainer Bareel. Tezelfdertijd nam de campagne tegen Brandts „Ostpo- litik" in felheid toe. In het midden van de jaren zeventig maakte hij naam met zijn uitvallen tegen Duitslands protesterende jeugd („Waar we in dit land behoefte aan hebben zijn moedige burgers die de rode ratten terugjagen naar waar ze horen: in hun holen") en uiteindelijk tegen Brandts opvolger Helmut Schmidt („Een nuttig werktuig voor Moskou's psychologische oorlogsvoering tegen het Westen"). Standrecht Op het hoogtepunt van de onrust aan de universiteiten stuurde hij zijn voorganger als premier in Beieren. Alfons Goppel, een telegram waarin hij over de demonstran ten opmerkte dat „deze mensen zich als dieren gedragen, waarop de wetten die voor mensen zijn ontworpen niet van toe passing kunnen zijn." Toen werkgeversvertegenwoordiger

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 23