Veel vrouwen durven
weg naar top niet op
Zwanger
'Vernieuwing'' den
volke verklaard
iSOCIAAL BERECHT!
frfgRDAG 21 JUNI 1960
■BINNENLAND"
trouw/kwartet
pe drempels die vrouwen ontmoeten op de weg naar de top
ran het maatschappelijk leven schuiven wel verder op, maar
;e zijn er nog wel: we leven nog steeds in een mannencul-
;uur. Opleiding, het feit dat er weinig „voorbeelden" zijn van
vrouwen in hoge functies en het gegeven dat vrouwen
kritischer bekeken worden voordat ze in een top-baan stap
pen spelen daarbij een rol. En dan valt ook de term „positieve
discriminatie": is die nog nodig?
ioor Cisca Dresselhuys
den HAAG Het is duidelijk,
dat mevrouw drs. J. Prick (57) een
litzondering is. Zij is tenslotte
ïaarnemend directeur van de
jtijks Psychologische Dienst
IRPD) en vervult dus een leiding
gevende positie bij deze instel
ling. waar 160 mensen werken. En
we kwamen juist bij haar om te
praten over het verschijnsel, dat
vrouwen zelden of nooit een lei
dinggevende positie lijken te wil
len hebben.
Op grond van een steekproef bij 37 vaca
tures concludeert de RPD: die de perso
neelsvoorziening voor de hele rijksover
heid doet, dat vrouwen zich niet of nauwe
lijks aanbieden voor leidinggevende of
technische en financiële functies. Op die
37 vacatures solliciteerden in het totaal
447 mensen, van wie 354 mannen en 80
trouwen (dertien personen maakten in
hun brief niet duidelijk of het om een man
o! oen vrouw ging). Tien van deze 37
facties hadden een leidinggevend karak
ter, op die banen reageerden 52 mannen
o drie vrouwen. Er waren negentien ba-
m waarop geen enkele vrouw reageerde,
fit waren functies als econoom, bouw-
idig tekenaar, directeur van een inter-
it, hoofd afdeling financiële zaken,
sch assistent bij rijkswaterstaat,
hoofd afdeling financiële zaken, verifica
teur en stafmedewerker stedebouwkundi-
ge planning.
Mevrouw Prick heeft op het ogenblik een
sollicitatie lopen om benoemd te worden
als directeur van de RPD; de directeur is
al een tijdje met ziekteverlof en zal begin
volgend jaar definitief vertrekken. Maakt
kans om directeur te worden? „Ik weet
het niet" lacht ze een beetje. Ze lijkt in
ieder geval een zeer geschikte kandidaat:
werkt al van 1951 af bij de dienst, die
toen net werd opgericht. Van 1969 af is ze
adjunct-directeur en sedert acht maanden
vervangt ze de directeur. In ieder geval is
ze niet een van die vrouwen, die geen
leidinggevende functie aandurven.
kt dat bij heel veel vrouwen anders is, is
wel duidelijk. „Er zijn nog steeds hoge
drempels voor vrouwen om mee te doen in
de top van het maatschappelijke leven.
Die drempels schuiven wel steeds verder
op, maar verdwenen zijn ze nog niet. We
leven nog altijd in een mannencultuur,
dat verander je niet met hier en daar één
enkele vrouw In een commissie. Ik heb dat
zelf gemerkt: wanneer je als enige vrouw
in een commissie of een bestuur zit, veran
dert er niet echt iets: je bent een uitzonde
ring, eigenlijk een abnormaliteit. Pas wan
neer er meer vrouwen in zo'n organisatie
komen, wordt het normaler. Het is zo
verfrissend wanneer er een vrouw in de
commissie komt," zeggen de mannen
vaak, alsof je een deodorant bent. Waar
die opvatting in vredesnaam vandaan
komt, dat je als vrouw verfrissend werkt?
Misschien wel omdat vrouwen vaak voor
de verfrissingen zorgen tijdens vergade
ringen," zegt ze, een beetje cynisch. (Dat is
bij haar trouwens anders: tijdens ons ge
sprek worden de kopjes koffie en flesjes
frisdrank steevast door haar mannelijke
secretaris verzorgd.)
De enige oplossing om vrouwen als nor
maal geaccepteerd te krijgen in allerlei
functies, besturen en commissies is vol
gens mevrouw Prick: er steeds weer voor
zorgen, dat er meer vrouwen op dergelijke
plaatsen komen. „Daarom ga ik ook liever
niet uit van het idee, dat mannen en
vrouwen gelijk zouden zijn. Wel gelijk
waardig natuurlijk, maar niet gelijk. Want
wanneer we gelijk zouden zijn, maakt het
toch immers niet uit of er mannen of
vrouwen zitten? Ik kan pas claimen dat
overal vrouwen moeten worden toegela
ten, wanneer we er juist vanuit gaan, dat
vrouwen een andere inbreng hebben dan
mannen en dat je, door ze buiten te slui
ten, een belangrijke en noodzakelijke vi
sie mist," zegt ze.
Hoe komt het nu, dat vrouwen blijkbaar
niets voelen voor leidinggevende func
ties, zoals blijkt uit de reacties op adver
tenties?
„In de eerste plaats denk ik, dat het komt
door de opleiding die vrouwen hebben of
liever gezegd nog niet hebben. Er zijn
gewoon nog niet genoeg vrouwen, die zo'n
opleiding hebben, dat ze met succes kun
nen solliciteren naar een leidinggevende
positie. Ook het feit. dat vrouwen op be
paalde gebieden nog vrijwel niet werken
(financiën, rijkswaterstaat) komt doordat
hun scholing niet in die richting is gegaan.
Dan heb je natuurlijk de gevallen, waarin
de vrouwen best de geschikte opleiding en
diploma's hebben, maar toch geen leiding
gevende functie aandurven, ik heb daar
een paar verklaringen voor, niet weten
schappelijk onderzocht, maar gewoon be
dacht door om me heen te kijken en te
praten met vrouwen. Hoe hoger je komt,
hoe minder vrouwen je ziet. Dat betekent,
dat vrouwen daar geen voorbeelden zien
van hoe je zo'n baan als vrouw kunt
hebben. Ze zien op al die posten alleen
maar mannen zitten en daar kunnen ze
zich niet mee identificeren. Een voor
beeldfunctie is vreselijk belangrijk zowel
voor mannen als vrouwen. Mannen heb
ben voorbeeldfuncties genoeg, ze zien niks
anders dan mannen, maar vrouwen niet"
„Bovendien krijg je dan nog, dat vrouwen,
wanneer ze naar zo'n mannelijke baas
kijken, denken „Zo zou ik het nooit kun
nen of willen", waarbij ze maar aannemen,
dat die man het op de enige goeie manier
doet. Misschien doet hij het wel helemaal
niet goed en Is het juist prima, dat een
vrouw het niet op die manier kan of wil.
Een ander punt is, dat vrouwen duidelijk
minder zelfvertrouwen hebben. Wanneer
een vrouw solliciteert op een baan, wil ze
eigenlijk zeker weten, dat ze die baan
aankan. Een man solliciteert veel makke
lijker een stuk boven z'n eigen niveau,
zonder dat hij dat eng vindt. Bovendien
nemen mannen, lijkt het wel, vanzelfspre
kend aan, dat ze iets kunnen; ze twijfelen
zelden aan hun capaciteiten. Vrouwen zit
ten veel meer te dubben en te tobben.
Iets anders is, dat vrouwen ook kritischer
worden bekeken, vooral wanneer ze als
eerste in een bepaalde functie stappen.
Als een vrouw in zo'n pionierspositie mis
lukt, wordt al gauw gezegd „vrouwen kun
nen dat werk niet" en men gaat weer over
op een man. Wanneer een man mislukt,
wordt er nooit gezegd „mannen zijn niet
geschikt voor dat werk". Dan wordt alleen
maar gezegd, dat die bepaalde man niet
voor die baan deugde en er komt gewoon
een andere man op zijn plaats. We hebben
hier een voorbeeld gezien van een acade
mische inspectiefunctie, waar een vrouw
was mislukt. Daarna hebben ze drie vrou
wen afgewezen voor die baan, omdat die
eerste vrouw mislukte was en „het dus
geen baan voor vrouwen is".
Ten slotte is natuurlijk een heel moeilijk
punt, dat vrouwen de zorg voor een gezin
en kinderen hebben. Die combineer je
maar niet zo even met een baan, laat
staan met een veeleisende, leidinggeven
de baan. Bij twee ministeries gaan ze nu
een crèche inrichten; ik vind dat niet zo'n
beste oplossing, moet ik zeggen. Ik zie veel
liever, dat buitenshuis werkende vrouwen
thuis iemand hebben die er vast is voor de
kinderopvang. In crèches zijn toch te veel
personeelswisselingen, waardoor de kin
deren geen vast punt hebben. Als psycho
loog denk ik, dat het belangrijk is, dat
kleine kinderen wel een vaste verzorging
hebben. Maar ja, een volledige kinderver
zorgster in huis nemen is natuurlijk erg
kostbaar. Dat kunnen maar heel weinig
mensen zich permitteren."
Nu het aantal vrouwen dat een (goeie)
baan heeft relatief nog klein is, vindt u
het dan nodig om zogenaamde positieve
discriminatie toe te passen (dat wil zeg
gen dat vrouwelijke sollicitanten de
voorkeur krijgen boven mannelijke)?
„Ja, ik vind een positieve discriminatie
voorlopig echt nog hard nodig. Wanneer je
alles maar op z'n beloop laat, duurt het
veel te lang voordat we een redelijk aantal
vrouwen in het arbeidsproces hebben."
Vindt u, dat je in advertenties vrouwen
extra moet aanmoedigen om te sollicite
ren, zelfs met de toevoeging, dat ze dat
ook moeten doen, wanneer ze niet precies
over de vereiste papieren beschikken,
zoals dat gedaan is door de ministeries
van onderwijs en CRM?
„Die toevoeging, dat vrouwen speciaal
moeten solliciteren, heeft bij het ministe
rie van onderwijs zeker effect gehad. Dat
heeft daar twee vrouwen in hogere func
ties opgeleverd. Dat effect is na een jaar
weer weggeëbd. Of je vrouwen ook moet
vragen te schrijven, wanneer ze niet de
gevraagde diploma's hebben? Soms wel,
soms niet, dat hangt van de functie af.
Wanneer het een baan is, waar je veel hebt
aan ervaring, bij voorbeeld in het opvoe
den van kinderen en het runnen van een
gezin, dat moet je zeker wijzen op de
mogelijkheid, dat ook vrouwen zonder di
ploma's maar met die ervaring welkom
zijn. Dat kan heel nuttig zijn."
In het bedrijfsleven is het vaak zo, dat
men pas z'n toevlucht zoekt bij vrouwen,
wanneer er geen mannen meer voorhan
den zijn. Is dat bij de overheid ook zo?
„Ja, vaak richt het bedrijfsleven zich pas
Mevrouw Prick
uit armoe op vrouwen. Dat wordt natuur
lijk niet zo duidelijk gezegd, maar het is
wel zo. Als goeie zakenvrouw moet je
dat natuurlijk niet afwijzen, je moet die
banen aannemen, ook al is het eindelijk
niet de weg, waarlangs het zou moeten.
Maar je bent er niet met alleen vrouwen
op mannenposten te zetten; dat helpt
maar even. Het gaat erom, dat vrouwen
helemaal meedraaien in een bedrijf: meel
open in cursussen, opgenomen worden in
pensioenfondsen en cao's, dan zijn het pas
echter personeelsleden. Bij de overheid
ligt deze zaak wel anders, omdat je daar
altijd de politieke druk achter je hebt.
Wanneer ae departementen niet genoeg
vrouwen benoemen, komen er wel vragen
in de Kamer. Dat is een extra druk, die we
volgens mij de eerste vijf tot tien jaar nog
nodig hebben."
Doet u binnen uw eigen bedrijf iets aan
de positie van de vrouw in de hogere
functies?
„Ik had hier een mannelijk afdeling»
hoofd, dat weg ging. De vrouw, die direct
onder hem zat, durfde zijn baan niet over
te nemen. Ik heb gezegd: „Dan moet je het
maar -bekijken, maar ik neem niemand
anders aan in deze functie." Na verloop
van tijd, toen ze die baan als vervangste.
gedaan had, is deze vrouw toch afdelings
hoofd geworden. Zo kun je iemand over de
drempel helpen. Maar ja. zoiets doe ik,
omdat ik een vrouw ben en de moeilijkhe
den ken, maar zoiets zal een mannelijke
directeur niet gauw doen. Die redeneert
meer van „die vrouw wil niet, dus dan
maar niet".
Stemt u bij verkiezingen altijd op een
vrouw?
„Meestal wel, vooral als ik zie dat vrouwen
te laag op de kandidatenlijst gezet zijn
Dan breng ik meestal een voorkeursstem
uit."
door Huub Elzerman
Na een vroege ochtend vol misselijkheid, pijn en
braken belde zij de personeelschef. „Ik kom niet
werken, zei ze. Het gaat niet goed met mijn
wangerschap. De dokter is al gewaarschuwd."
„Dat is erg vervelend, antwoordde de
personeelschef. Ik zal het doorgeven." Even was het
stil. Zwanger?, vroeg hij verbaasd. Bent u zwanger.
Nu al?" Op het moment dat hij het zei, besefte de
personeelschef dat hij een zotte opmerking maakte.
Hij herstelde zich direct. „Ik bedoel, zei hij
vriendelijk, dat u pas zo kort bij ons in dienst bent.
Ik had er niet op gerekend
Jk wist ook niet dat ik in verwachting was,
onderbrak zij hem. Daar ben ik pas een paar weken
achter." „Nou, ja, hernam de personeelschef. Laten
we hopen dat alles goed gaat. Dat is het
lelangrijkste. Ik meld u ziek bij de
ledrijfsvereniging. U wacht rustig de controleur af
m dan horen we hier later de uitslag wel." Hij
renste haar sterkte en hing op.
>e vrouw het ging om een machinestikster
zoals haar was gezegd. Ze wachtte de huisarts
ze kreeg bed rust voorgeschreven en een
aar dagen later vertelde zij de controleur dat de
irts haar niet in staat achtte om te werken. Ook de
Wntroleur wenste haar joviaal beterschap en
Vertrok.
3e machinestikster verkeerde in de
'erondersteiling dat ze in alle rust de komst van
war baby kon afwachten. Over ruim vier maanden
tou het zo ver zijn. Het bericht van de
ledrijfsvereniging voor het kledingbedrijf, waaruit
ileek dat zij geen ziekengeld kreeg, kwam dan ook
hard aan. „Hoe is dat nu mogelijk," stamelde de
machinestikster. Waarom krijg ik geen ziekengeld?
De dokter zegt toch dat ik niet mag werken?"
Hoewel er later over de houding van de
bedrijfsvereniging voor het kledingbedrijf nog
harde woorden zouden vallen, bleek al snel dat de
bedrijfsvereniging niet naar willekeur handelde.
Integendeel, er lag aan de weigering een keurige,
Juridisch verantwoorde richtlijn ten grondslag.
In het algemeen mogen bedrijfsverenigingen een
ziekengelduitkering weigeren als de
arbeidsongeschiktheid of de zwangerschap al
bestond vóór de dag waarop de verzekering inging
of als de arbeidsongeschiktheid binnen een half
Jaar na aanvang van de verzekering op grond van
de gezondheidstoestand kennelijk was te
verwachten.
Het gaat dan heel uitdrukkelijk om personen, die
niet verzekerd waren, omdat zij bijvoorbeeld een
tijd lang niet aan het arbeidsproces hebben
deelgenomen. In dit geval betrof het een buisvrouw,
die na een jaar weer een baantje had genomen. Op
het moment dat zij in dienst trad, was zij weer
werkneemster en als zodanig verzekerd voor de
sociale verzekeringswetten.
De bevoegdheid om een uitkering te weigeren is
destijds in de Ziektewet opgenomen om misbruik te
voorkomen. Het kan gebeuren dat iemand die de
een of andere kwaal onder de leden heeft snel in
loondienst gaat werken. Op die manier kan hij een
graantje uit de sociale verzekeringskassen
meepikken, zodra hij zijn werk werkelijk moet
staken. Hij krijgt dan immers een
ziekengelduitkering! Om die reden zegt de wet dat
de bedrijfsvereniging een ziekengelduitkering mag
weigeren als de arbeidsongeschiktheid al bestaat
bij de aanvang van de verzekering of binnen een
half jaar is te verwachten.
Hoe zit het nu met onze zwangere machinestikster?
Zij was na een jaar niet verzekerd te zijn geweest
cp 6 juni in een kledingbedrijf gaan werken. Na
twaalf weken op 23 augustus moest zij haar
werk staken wegens zwangerschapsklachten. Toen
bleek dat de vrouw op dat moment al in de
twintigste week was. Met andere woorden: zij was
bij de indiensttreding op 6 juni al twee maanden
zwanger. Dat was dus ruim vóór de aanvang van de
verzekering. De bedrijfsvereniging was dus
gerechtigd een uitkering te weigeren en dat
gebeurde dan ook prompt. Toch deed de
machinestikster een poging om de
bedrijfsvereniging tot andere gedachten te
brengen. Ze ging in beroep bij de Raad van Beroep
en toen zij in het ongelijk werd gesteld, wendde zij
zich tot de Centrale raad van beroep.
Was er dan toch een kans dat zij alsnog haar
ziekengelduitkering zou krijgen? „Jawel, beweerde
de machinestikster. De bedrijfsvereniging voor het
kledingbedrijf heeft in strijd gehandeld met de
richtlijnen van de Federatie van
bedrijfsverenigingen. De federatie erkent weliswaar
de bevoegdheid van de bedrijfsvereniging om een
ziekengelduitkering te weigeren in dit soort
gevallen, maar dat dient uitsluitend te gebeuren
wanneer er sprake is van kwade trouw. Welnu, er is
geen sprake van kwade trouw, want op het moment
dat ik in dienst trad, wist ik absoluut niet dat ik
zwanger was en al helemaal niet dat ik in de loop
van augustus ziek zou worden. Ik heb dat baantje
echt niet genomen in de veronderstelling dat ik dan
aanspraak zou kunnen maken op een
zwangerschapsuitkering gedurende zes weken voor
en na de bevalling of op een eventuele uitkering in
het geval van ziekte."
„Dat kan best waar zijn, antwoordde de
bedrijfsvereniging, maar wij hanteren nu eenmaal
een eigen richtlijn. Wij weigeren elke vrouw, die bij
het begin van de verzekering langer dan vier weken
zwanger is. Daar wijken wij niet van af De
bedrijfsvereniging gaf onomwonden toe waarom er
een strakkere richtlijn werd gehanteerd dan bij
andere bedrijfsverenigingen: „Hiertoe is indertijd
besloten omdat onze bedrijfsvereniging met name
vrouwen onder haar verzekerden heeft."
De vraag of een zwangere vrouw te kwader trouw is,
speelt bij de bedrijfsvereniging voor het
kledingsbedrijf dus geen rol. Elke zwangere vrouw
wordt in feite behandeld alsof zij op slinkse wijze
probeert een uitkering in de wacht te slepen. De
machinestikster was woedend. „Welke vrouw weet
nu binnen vier weken of zij zwanger is? Die termijn
is toch veel te kort! Op die manier worden gewoon
alle zwangere vrouwen op een gemakkelijke manier
uitgesloten van een ziekengelduitkering."
Voor de Centrale raad bracht de vrouw naar voren
dat de houding van de bedrijfsvereniging in strijd
was met de verzekeringsgedachte, met name met
het beginsel dat men verzekerd is vanaf de eerste
dag dat de dienstbetrekking een aanvang neemt.
„Bovendien, zei ze, is hier sprake van discriminatie.
Uitsluitend omdat veel vrouwen in een bepaalde
bedrijfstak werkzaam zijn, worden tegen die
vrouwen beperkende maatregelen genomen. Dit
beleid is in strijd met een algemene tendens om
vrouwen een volwaardige positie in het
arbeidsproces te verzekeren en hun de nodige
waarborgen te verschaffen bij een tijdelijk
uittreden uit dit arbeidsproces wegens
zwangerschap en bevalling. Werkzaam zijn in een
„vrouwelijke" bedrijfstak als het kledingbedrijf
blijkt voor eer. vrouw nadeliger te zijn dan
werkzaam te zijn in een meer „mannelijke
bedrijfstak", riep de machinestikster uit.
Het mocht haar niet baten. De bedrijfsvereniging
hield vol dat zij bevoegd was eigen richtlijnen te
hanteren en dat die richtlijnen stipt en zonder
willekeur werden toegepast. Nee, de
bedrijfsvereniging vond dat zij gerechtigd was om
haar financiële risico's te beperken door vrouwen,
die langer dan vier weken zwanger waren en die
dat eigenlijk ook wel konden weten uit te sluiten.
„Het feit dat anderen een soepeler beleid voeren
betekent niet dat wij discrimineren," vond de
bedrijfsvereniging.
De Centrale raad kon weinig anders doen dan de
sociale verzekeringsmannen in het gelijk stellen:
De bevoegdheid van een bedrijfsvereniging om uit
te sluiten staat in de wet. De soepele uitleg van de
federatie van bedrijfsverenigingen niet. Je hoeft
geen feministe te zijn om dat Jammer te vinden.
Een minister-president die in
een soort regeringsverklaring
een uitvoerig definitie geeft van
een woord dat al eeuwenlang tot
de Nederlandse taalschat be
hoort: zo'n regeringsleider zullen
we niet vaak gehad hebben maar
zeker één is er toch geweest. Wie
ervan houdt om zo nu en dan, al
is het maar stil voor zichzelf, een
gebeurtenis te herdenken of een
jubileumpje te vieren kan er vol
gende week vrijdag over door-
filosoferen. Dan is het namelijk
35 jaar geleden dat een Neder
landse minister-president een
rede hield die wellicht de
vreemdste regeringsverklaring
uit onze geschiedenis genoemd
kan worden. Het vreemde zat
hem, behalve in de genoemde
definitie, in de omstandigheden
waaronder de toespraak gehou
den werd. Niet het vertrouwde
milieu van het door Kamerleden
bevolkte Haagse Binnenhof,
maar een tafel met een radio
microfoon vormde die 27ste juni
1945 het decor. Er was nóg iets
bijzonders, wat niet veel Neder
landse minister-presidenten
overkomen zal zijn: de spreker
werd ingeleid door koningin Wil-
helmina zelf.
Het wordt tijd de lezev de hoofd
rolspeler voor te stellen: dr. ir. W.
Schermerhom, minister-presi
dent van het eerste kabinet dat
in het bevrijde Nederland ge
vormd was, door vrijwel heel Ne
derland nog steeds „professor"
genoemd (een lot dat hij deelde
met zijn voorganger, „oorlogs
premier" Gerbrandy). Het woord
dat hij zo uitvoerig om
schreef: „vernieuwing", een be-(;
grip dat tegen het einde van de
bezettingsjaren en zo kort na de
bevrijding een bijna magische
kracht verkreeg. Het was gela
den met verlangen naar een ge
heel nieuwe, minder „verzuilde"
organisatie van ons politieke le- i'
ven. Dat verlangen leefde vooral
sterk bij veel Nederlanders die
behoorden tot of sympathiseer
den met de naar eenheid stre
vende Nederlandse Volksbewe
ging.
De omstandigheden waren die
27ste juni nog weinig „gewoon":
Schermerhorn voor de micro
foon op 27 juni 1945.
een Tweede Kamer was er eigen
lijk niet en er zou zelfs nog een
flink poosje verstrijken voor de
eerste bijeenkomst van het
„noodparlement" (de vooroor
logse Kamers, verminderd met
wat leden op wier gedrag in oor
logstijd het een en ander aan te
merken geweest was en vermeer
derd met wat figuren die in de
oorlog op de voorgrond getreden
waren). Vandaar dat de kersver
se regering naar het tijdens de
oorlog zo waardevol gebleken
middel van de radio greep om
haar program te ontvouwen.
Door de nog maar kort geleden
uit geheime bergplaatsen „opge
doken" ontvangtoestellen klonk
die 27ste juni eerst de vertrouw
de stem van Wilhelmina Het
woord „vernieuwing" noemde de
vorstin weliswaar niet, maar
toch sprak zij er in feite over: als
lichtpunt zag zij namelijk „dat
wij in de donkere tijd die achter
ons ligt naar elkaar toegegroeid
zijn met het duidelijk merkbare
verlangen naar „eendracht" en
zij gewaagde ook van „gemeen
schapszin" en „onderling ver
trouwen en naastenliefde".
Indien er een schoonheidsprijs
toegekend had moeten worden
zou Schermerhorns definitie van
„vernieuwing" daarvoor niet in
aanmerking gekomen zijn, maar
toch gaf zijn omschrijving goed
weer de vage, vaak onbestemde
gevoelswereld die dat woord
voor velen omringde. Er wordt in
uitgedrukt, aldus Schermerhorn,
„dat in ons nationaal leven op
allerlei punten ook tekorten wer
den gevoeld, die verlangens heb
ben gewekt en de wil tot verbete
ring hebben gesterkt". Het ging
er volgens Schermerhom niet
om, dat alles anders moet wor
den, het ging om „een hersteld
en verdiept besef van goed en
kwaad, van hetgeen voor de sa
menleving behoort te volgen uit
het belijden van ieders diepste
levensbeginselen
8chermerhoms „regeringsver
klaring" bevatte méér punten
die typerend waren voor die we
ken zo kort na de bevrijding.
Voor een wat genuanceerde be
oordeling van wat de regering in
Londen gedaan had was de tijd
nog niet rijp; nu was er „uitslui
tend bewondering voor het
geen het kabinet in Londen ons
te zien en te horen gegeven
heeft". Fel voer Schermerhom
uit tegen de corruptie in het
ambtenarencorps, waarover
hem wel verontrustende berich
ten moeten hebben bereikt: „Wij
hebben allen gesaboteerd, lijn
getrokken en de discipline is be
denkelijk achteruitgegaan. Het
moet helaas gezegd worden
dat de corruptie in ons land
OP ongekende wijze voortwoe
kert". Ook het leger kreeg een
beurt: het kader moest „zijn juis
te houding weten te bepalen
tegenover de troepen". Ten slot
te gebruikte Schermerhom een
beeld dat uitsluitend in die nog
boordevol met oorlogsherinne
ringen geladen dagen kon opbor
relen: hij vroeg zijn gehoor de
regering te zien als „de centrale'
KP van het Nederlandse volk"
en onder de luisteraars zal wel
niemand geweest zijn die niet
wist wat die afkorting KP bete
kende: de knokploeg, de jongens
die in oorlogstijd de gevaarlijke
karweien als overvallen en aan
slagen voor hun rekening na
men. Een aardige vondst van een
minister-president die tijdens
zijn korte ambtsperiode (die
duurde maar goed een Jaar) ook
eens deining veroorzaakte toen
hij onze eerbiedwaardige Neder
landse grondwet „het boekje"
noemde. Zoiets moet je ln Neder
land niet uithalen