Veel vrouwen durven weg naar top niet op Zwanger 'Vernieuwing'' den volke verklaard iSOCIAAL BERECHT! frfgRDAG 21 JUNI 1960 ■BINNENLAND" trouw/kwartet pe drempels die vrouwen ontmoeten op de weg naar de top ran het maatschappelijk leven schuiven wel verder op, maar ;e zijn er nog wel: we leven nog steeds in een mannencul- ;uur. Opleiding, het feit dat er weinig „voorbeelden" zijn van vrouwen in hoge functies en het gegeven dat vrouwen kritischer bekeken worden voordat ze in een top-baan stap pen spelen daarbij een rol. En dan valt ook de term „positieve discriminatie": is die nog nodig? ioor Cisca Dresselhuys den HAAG Het is duidelijk, dat mevrouw drs. J. Prick (57) een litzondering is. Zij is tenslotte ïaarnemend directeur van de jtijks Psychologische Dienst IRPD) en vervult dus een leiding gevende positie bij deze instel ling. waar 160 mensen werken. En we kwamen juist bij haar om te praten over het verschijnsel, dat vrouwen zelden of nooit een lei dinggevende positie lijken te wil len hebben. Op grond van een steekproef bij 37 vaca tures concludeert de RPD: die de perso neelsvoorziening voor de hele rijksover heid doet, dat vrouwen zich niet of nauwe lijks aanbieden voor leidinggevende of technische en financiële functies. Op die 37 vacatures solliciteerden in het totaal 447 mensen, van wie 354 mannen en 80 trouwen (dertien personen maakten in hun brief niet duidelijk of het om een man o! oen vrouw ging). Tien van deze 37 facties hadden een leidinggevend karak ter, op die banen reageerden 52 mannen o drie vrouwen. Er waren negentien ba- m waarop geen enkele vrouw reageerde, fit waren functies als econoom, bouw- idig tekenaar, directeur van een inter- it, hoofd afdeling financiële zaken, sch assistent bij rijkswaterstaat, hoofd afdeling financiële zaken, verifica teur en stafmedewerker stedebouwkundi- ge planning. Mevrouw Prick heeft op het ogenblik een sollicitatie lopen om benoemd te worden als directeur van de RPD; de directeur is al een tijdje met ziekteverlof en zal begin volgend jaar definitief vertrekken. Maakt kans om directeur te worden? „Ik weet het niet" lacht ze een beetje. Ze lijkt in ieder geval een zeer geschikte kandidaat: werkt al van 1951 af bij de dienst, die toen net werd opgericht. Van 1969 af is ze adjunct-directeur en sedert acht maanden vervangt ze de directeur. In ieder geval is ze niet een van die vrouwen, die geen leidinggevende functie aandurven. kt dat bij heel veel vrouwen anders is, is wel duidelijk. „Er zijn nog steeds hoge drempels voor vrouwen om mee te doen in de top van het maatschappelijke leven. Die drempels schuiven wel steeds verder op, maar verdwenen zijn ze nog niet. We leven nog altijd in een mannencultuur, dat verander je niet met hier en daar één enkele vrouw In een commissie. Ik heb dat zelf gemerkt: wanneer je als enige vrouw in een commissie of een bestuur zit, veran dert er niet echt iets: je bent een uitzonde ring, eigenlijk een abnormaliteit. Pas wan neer er meer vrouwen in zo'n organisatie komen, wordt het normaler. Het is zo verfrissend wanneer er een vrouw in de commissie komt," zeggen de mannen vaak, alsof je een deodorant bent. Waar die opvatting in vredesnaam vandaan komt, dat je als vrouw verfrissend werkt? Misschien wel omdat vrouwen vaak voor de verfrissingen zorgen tijdens vergade ringen," zegt ze, een beetje cynisch. (Dat is bij haar trouwens anders: tijdens ons ge sprek worden de kopjes koffie en flesjes frisdrank steevast door haar mannelijke secretaris verzorgd.) De enige oplossing om vrouwen als nor maal geaccepteerd te krijgen in allerlei functies, besturen en commissies is vol gens mevrouw Prick: er steeds weer voor zorgen, dat er meer vrouwen op dergelijke plaatsen komen. „Daarom ga ik ook liever niet uit van het idee, dat mannen en vrouwen gelijk zouden zijn. Wel gelijk waardig natuurlijk, maar niet gelijk. Want wanneer we gelijk zouden zijn, maakt het toch immers niet uit of er mannen of vrouwen zitten? Ik kan pas claimen dat overal vrouwen moeten worden toegela ten, wanneer we er juist vanuit gaan, dat vrouwen een andere inbreng hebben dan mannen en dat je, door ze buiten te slui ten, een belangrijke en noodzakelijke vi sie mist," zegt ze. Hoe komt het nu, dat vrouwen blijkbaar niets voelen voor leidinggevende func ties, zoals blijkt uit de reacties op adver tenties? „In de eerste plaats denk ik, dat het komt door de opleiding die vrouwen hebben of liever gezegd nog niet hebben. Er zijn gewoon nog niet genoeg vrouwen, die zo'n opleiding hebben, dat ze met succes kun nen solliciteren naar een leidinggevende positie. Ook het feit. dat vrouwen op be paalde gebieden nog vrijwel niet werken (financiën, rijkswaterstaat) komt doordat hun scholing niet in die richting is gegaan. Dan heb je natuurlijk de gevallen, waarin de vrouwen best de geschikte opleiding en diploma's hebben, maar toch geen leiding gevende functie aandurven, ik heb daar een paar verklaringen voor, niet weten schappelijk onderzocht, maar gewoon be dacht door om me heen te kijken en te praten met vrouwen. Hoe hoger je komt, hoe minder vrouwen je ziet. Dat betekent, dat vrouwen daar geen voorbeelden zien van hoe je zo'n baan als vrouw kunt hebben. Ze zien op al die posten alleen maar mannen zitten en daar kunnen ze zich niet mee identificeren. Een voor beeldfunctie is vreselijk belangrijk zowel voor mannen als vrouwen. Mannen heb ben voorbeeldfuncties genoeg, ze zien niks anders dan mannen, maar vrouwen niet" „Bovendien krijg je dan nog, dat vrouwen, wanneer ze naar zo'n mannelijke baas kijken, denken „Zo zou ik het nooit kun nen of willen", waarbij ze maar aannemen, dat die man het op de enige goeie manier doet. Misschien doet hij het wel helemaal niet goed en Is het juist prima, dat een vrouw het niet op die manier kan of wil. Een ander punt is, dat vrouwen duidelijk minder zelfvertrouwen hebben. Wanneer een vrouw solliciteert op een baan, wil ze eigenlijk zeker weten, dat ze die baan aankan. Een man solliciteert veel makke lijker een stuk boven z'n eigen niveau, zonder dat hij dat eng vindt. Bovendien nemen mannen, lijkt het wel, vanzelfspre kend aan, dat ze iets kunnen; ze twijfelen zelden aan hun capaciteiten. Vrouwen zit ten veel meer te dubben en te tobben. Iets anders is, dat vrouwen ook kritischer worden bekeken, vooral wanneer ze als eerste in een bepaalde functie stappen. Als een vrouw in zo'n pionierspositie mis lukt, wordt al gauw gezegd „vrouwen kun nen dat werk niet" en men gaat weer over op een man. Wanneer een man mislukt, wordt er nooit gezegd „mannen zijn niet geschikt voor dat werk". Dan wordt alleen maar gezegd, dat die bepaalde man niet voor die baan deugde en er komt gewoon een andere man op zijn plaats. We hebben hier een voorbeeld gezien van een acade mische inspectiefunctie, waar een vrouw was mislukt. Daarna hebben ze drie vrou wen afgewezen voor die baan, omdat die eerste vrouw mislukte was en „het dus geen baan voor vrouwen is". Ten slotte is natuurlijk een heel moeilijk punt, dat vrouwen de zorg voor een gezin en kinderen hebben. Die combineer je maar niet zo even met een baan, laat staan met een veeleisende, leidinggeven de baan. Bij twee ministeries gaan ze nu een crèche inrichten; ik vind dat niet zo'n beste oplossing, moet ik zeggen. Ik zie veel liever, dat buitenshuis werkende vrouwen thuis iemand hebben die er vast is voor de kinderopvang. In crèches zijn toch te veel personeelswisselingen, waardoor de kin deren geen vast punt hebben. Als psycho loog denk ik, dat het belangrijk is, dat kleine kinderen wel een vaste verzorging hebben. Maar ja, een volledige kinderver zorgster in huis nemen is natuurlijk erg kostbaar. Dat kunnen maar heel weinig mensen zich permitteren." Nu het aantal vrouwen dat een (goeie) baan heeft relatief nog klein is, vindt u het dan nodig om zogenaamde positieve discriminatie toe te passen (dat wil zeg gen dat vrouwelijke sollicitanten de voorkeur krijgen boven mannelijke)? „Ja, ik vind een positieve discriminatie voorlopig echt nog hard nodig. Wanneer je alles maar op z'n beloop laat, duurt het veel te lang voordat we een redelijk aantal vrouwen in het arbeidsproces hebben." Vindt u, dat je in advertenties vrouwen extra moet aanmoedigen om te sollicite ren, zelfs met de toevoeging, dat ze dat ook moeten doen, wanneer ze niet precies over de vereiste papieren beschikken, zoals dat gedaan is door de ministeries van onderwijs en CRM? „Die toevoeging, dat vrouwen speciaal moeten solliciteren, heeft bij het ministe rie van onderwijs zeker effect gehad. Dat heeft daar twee vrouwen in hogere func ties opgeleverd. Dat effect is na een jaar weer weggeëbd. Of je vrouwen ook moet vragen te schrijven, wanneer ze niet de gevraagde diploma's hebben? Soms wel, soms niet, dat hangt van de functie af. Wanneer het een baan is, waar je veel hebt aan ervaring, bij voorbeeld in het opvoe den van kinderen en het runnen van een gezin, dat moet je zeker wijzen op de mogelijkheid, dat ook vrouwen zonder di ploma's maar met die ervaring welkom zijn. Dat kan heel nuttig zijn." In het bedrijfsleven is het vaak zo, dat men pas z'n toevlucht zoekt bij vrouwen, wanneer er geen mannen meer voorhan den zijn. Is dat bij de overheid ook zo? „Ja, vaak richt het bedrijfsleven zich pas Mevrouw Prick uit armoe op vrouwen. Dat wordt natuur lijk niet zo duidelijk gezegd, maar het is wel zo. Als goeie zakenvrouw moet je dat natuurlijk niet afwijzen, je moet die banen aannemen, ook al is het eindelijk niet de weg, waarlangs het zou moeten. Maar je bent er niet met alleen vrouwen op mannenposten te zetten; dat helpt maar even. Het gaat erom, dat vrouwen helemaal meedraaien in een bedrijf: meel open in cursussen, opgenomen worden in pensioenfondsen en cao's, dan zijn het pas echter personeelsleden. Bij de overheid ligt deze zaak wel anders, omdat je daar altijd de politieke druk achter je hebt. Wanneer ae departementen niet genoeg vrouwen benoemen, komen er wel vragen in de Kamer. Dat is een extra druk, die we volgens mij de eerste vijf tot tien jaar nog nodig hebben." Doet u binnen uw eigen bedrijf iets aan de positie van de vrouw in de hogere functies? „Ik had hier een mannelijk afdeling» hoofd, dat weg ging. De vrouw, die direct onder hem zat, durfde zijn baan niet over te nemen. Ik heb gezegd: „Dan moet je het maar -bekijken, maar ik neem niemand anders aan in deze functie." Na verloop van tijd, toen ze die baan als vervangste. gedaan had, is deze vrouw toch afdelings hoofd geworden. Zo kun je iemand over de drempel helpen. Maar ja. zoiets doe ik, omdat ik een vrouw ben en de moeilijkhe den ken, maar zoiets zal een mannelijke directeur niet gauw doen. Die redeneert meer van „die vrouw wil niet, dus dan maar niet". Stemt u bij verkiezingen altijd op een vrouw? „Meestal wel, vooral als ik zie dat vrouwen te laag op de kandidatenlijst gezet zijn Dan breng ik meestal een voorkeursstem uit." door Huub Elzerman Na een vroege ochtend vol misselijkheid, pijn en braken belde zij de personeelschef. „Ik kom niet werken, zei ze. Het gaat niet goed met mijn wangerschap. De dokter is al gewaarschuwd." „Dat is erg vervelend, antwoordde de personeelschef. Ik zal het doorgeven." Even was het stil. Zwanger?, vroeg hij verbaasd. Bent u zwanger. Nu al?" Op het moment dat hij het zei, besefte de personeelschef dat hij een zotte opmerking maakte. Hij herstelde zich direct. „Ik bedoel, zei hij vriendelijk, dat u pas zo kort bij ons in dienst bent. Ik had er niet op gerekend Jk wist ook niet dat ik in verwachting was, onderbrak zij hem. Daar ben ik pas een paar weken achter." „Nou, ja, hernam de personeelschef. Laten we hopen dat alles goed gaat. Dat is het lelangrijkste. Ik meld u ziek bij de ledrijfsvereniging. U wacht rustig de controleur af m dan horen we hier later de uitslag wel." Hij renste haar sterkte en hing op. >e vrouw het ging om een machinestikster zoals haar was gezegd. Ze wachtte de huisarts ze kreeg bed rust voorgeschreven en een aar dagen later vertelde zij de controleur dat de irts haar niet in staat achtte om te werken. Ook de Wntroleur wenste haar joviaal beterschap en Vertrok. 3e machinestikster verkeerde in de 'erondersteiling dat ze in alle rust de komst van war baby kon afwachten. Over ruim vier maanden tou het zo ver zijn. Het bericht van de ledrijfsvereniging voor het kledingbedrijf, waaruit ileek dat zij geen ziekengeld kreeg, kwam dan ook hard aan. „Hoe is dat nu mogelijk," stamelde de machinestikster. Waarom krijg ik geen ziekengeld? De dokter zegt toch dat ik niet mag werken?" Hoewel er later over de houding van de bedrijfsvereniging voor het kledingbedrijf nog harde woorden zouden vallen, bleek al snel dat de bedrijfsvereniging niet naar willekeur handelde. Integendeel, er lag aan de weigering een keurige, Juridisch verantwoorde richtlijn ten grondslag. In het algemeen mogen bedrijfsverenigingen een ziekengelduitkering weigeren als de arbeidsongeschiktheid of de zwangerschap al bestond vóór de dag waarop de verzekering inging of als de arbeidsongeschiktheid binnen een half Jaar na aanvang van de verzekering op grond van de gezondheidstoestand kennelijk was te verwachten. Het gaat dan heel uitdrukkelijk om personen, die niet verzekerd waren, omdat zij bijvoorbeeld een tijd lang niet aan het arbeidsproces hebben deelgenomen. In dit geval betrof het een buisvrouw, die na een jaar weer een baantje had genomen. Op het moment dat zij in dienst trad, was zij weer werkneemster en als zodanig verzekerd voor de sociale verzekeringswetten. De bevoegdheid om een uitkering te weigeren is destijds in de Ziektewet opgenomen om misbruik te voorkomen. Het kan gebeuren dat iemand die de een of andere kwaal onder de leden heeft snel in loondienst gaat werken. Op die manier kan hij een graantje uit de sociale verzekeringskassen meepikken, zodra hij zijn werk werkelijk moet staken. Hij krijgt dan immers een ziekengelduitkering! Om die reden zegt de wet dat de bedrijfsvereniging een ziekengelduitkering mag weigeren als de arbeidsongeschiktheid al bestaat bij de aanvang van de verzekering of binnen een half jaar is te verwachten. Hoe zit het nu met onze zwangere machinestikster? Zij was na een jaar niet verzekerd te zijn geweest cp 6 juni in een kledingbedrijf gaan werken. Na twaalf weken op 23 augustus moest zij haar werk staken wegens zwangerschapsklachten. Toen bleek dat de vrouw op dat moment al in de twintigste week was. Met andere woorden: zij was bij de indiensttreding op 6 juni al twee maanden zwanger. Dat was dus ruim vóór de aanvang van de verzekering. De bedrijfsvereniging was dus gerechtigd een uitkering te weigeren en dat gebeurde dan ook prompt. Toch deed de machinestikster een poging om de bedrijfsvereniging tot andere gedachten te brengen. Ze ging in beroep bij de Raad van Beroep en toen zij in het ongelijk werd gesteld, wendde zij zich tot de Centrale raad van beroep. Was er dan toch een kans dat zij alsnog haar ziekengelduitkering zou krijgen? „Jawel, beweerde de machinestikster. De bedrijfsvereniging voor het kledingbedrijf heeft in strijd gehandeld met de richtlijnen van de Federatie van bedrijfsverenigingen. De federatie erkent weliswaar de bevoegdheid van de bedrijfsvereniging om een ziekengelduitkering te weigeren in dit soort gevallen, maar dat dient uitsluitend te gebeuren wanneer er sprake is van kwade trouw. Welnu, er is geen sprake van kwade trouw, want op het moment dat ik in dienst trad, wist ik absoluut niet dat ik zwanger was en al helemaal niet dat ik in de loop van augustus ziek zou worden. Ik heb dat baantje echt niet genomen in de veronderstelling dat ik dan aanspraak zou kunnen maken op een zwangerschapsuitkering gedurende zes weken voor en na de bevalling of op een eventuele uitkering in het geval van ziekte." „Dat kan best waar zijn, antwoordde de bedrijfsvereniging, maar wij hanteren nu eenmaal een eigen richtlijn. Wij weigeren elke vrouw, die bij het begin van de verzekering langer dan vier weken zwanger is. Daar wijken wij niet van af De bedrijfsvereniging gaf onomwonden toe waarom er een strakkere richtlijn werd gehanteerd dan bij andere bedrijfsverenigingen: „Hiertoe is indertijd besloten omdat onze bedrijfsvereniging met name vrouwen onder haar verzekerden heeft." De vraag of een zwangere vrouw te kwader trouw is, speelt bij de bedrijfsvereniging voor het kledingsbedrijf dus geen rol. Elke zwangere vrouw wordt in feite behandeld alsof zij op slinkse wijze probeert een uitkering in de wacht te slepen. De machinestikster was woedend. „Welke vrouw weet nu binnen vier weken of zij zwanger is? Die termijn is toch veel te kort! Op die manier worden gewoon alle zwangere vrouwen op een gemakkelijke manier uitgesloten van een ziekengelduitkering." Voor de Centrale raad bracht de vrouw naar voren dat de houding van de bedrijfsvereniging in strijd was met de verzekeringsgedachte, met name met het beginsel dat men verzekerd is vanaf de eerste dag dat de dienstbetrekking een aanvang neemt. „Bovendien, zei ze, is hier sprake van discriminatie. Uitsluitend omdat veel vrouwen in een bepaalde bedrijfstak werkzaam zijn, worden tegen die vrouwen beperkende maatregelen genomen. Dit beleid is in strijd met een algemene tendens om vrouwen een volwaardige positie in het arbeidsproces te verzekeren en hun de nodige waarborgen te verschaffen bij een tijdelijk uittreden uit dit arbeidsproces wegens zwangerschap en bevalling. Werkzaam zijn in een „vrouwelijke" bedrijfstak als het kledingbedrijf blijkt voor eer. vrouw nadeliger te zijn dan werkzaam te zijn in een meer „mannelijke bedrijfstak", riep de machinestikster uit. Het mocht haar niet baten. De bedrijfsvereniging hield vol dat zij bevoegd was eigen richtlijnen te hanteren en dat die richtlijnen stipt en zonder willekeur werden toegepast. Nee, de bedrijfsvereniging vond dat zij gerechtigd was om haar financiële risico's te beperken door vrouwen, die langer dan vier weken zwanger waren en die dat eigenlijk ook wel konden weten uit te sluiten. „Het feit dat anderen een soepeler beleid voeren betekent niet dat wij discrimineren," vond de bedrijfsvereniging. De Centrale raad kon weinig anders doen dan de sociale verzekeringsmannen in het gelijk stellen: De bevoegdheid van een bedrijfsvereniging om uit te sluiten staat in de wet. De soepele uitleg van de federatie van bedrijfsverenigingen niet. Je hoeft geen feministe te zijn om dat Jammer te vinden. Een minister-president die in een soort regeringsverklaring een uitvoerig definitie geeft van een woord dat al eeuwenlang tot de Nederlandse taalschat be hoort: zo'n regeringsleider zullen we niet vaak gehad hebben maar zeker één is er toch geweest. Wie ervan houdt om zo nu en dan, al is het maar stil voor zichzelf, een gebeurtenis te herdenken of een jubileumpje te vieren kan er vol gende week vrijdag over door- filosoferen. Dan is het namelijk 35 jaar geleden dat een Neder landse minister-president een rede hield die wellicht de vreemdste regeringsverklaring uit onze geschiedenis genoemd kan worden. Het vreemde zat hem, behalve in de genoemde definitie, in de omstandigheden waaronder de toespraak gehou den werd. Niet het vertrouwde milieu van het door Kamerleden bevolkte Haagse Binnenhof, maar een tafel met een radio microfoon vormde die 27ste juni 1945 het decor. Er was nóg iets bijzonders, wat niet veel Neder landse minister-presidenten overkomen zal zijn: de spreker werd ingeleid door koningin Wil- helmina zelf. Het wordt tijd de lezev de hoofd rolspeler voor te stellen: dr. ir. W. Schermerhom, minister-presi dent van het eerste kabinet dat in het bevrijde Nederland ge vormd was, door vrijwel heel Ne derland nog steeds „professor" genoemd (een lot dat hij deelde met zijn voorganger, „oorlogs premier" Gerbrandy). Het woord dat hij zo uitvoerig om schreef: „vernieuwing", een be-(; grip dat tegen het einde van de bezettingsjaren en zo kort na de bevrijding een bijna magische kracht verkreeg. Het was gela den met verlangen naar een ge heel nieuwe, minder „verzuilde" organisatie van ons politieke le- i' ven. Dat verlangen leefde vooral sterk bij veel Nederlanders die behoorden tot of sympathiseer den met de naar eenheid stre vende Nederlandse Volksbewe ging. De omstandigheden waren die 27ste juni nog weinig „gewoon": Schermerhorn voor de micro foon op 27 juni 1945. een Tweede Kamer was er eigen lijk niet en er zou zelfs nog een flink poosje verstrijken voor de eerste bijeenkomst van het „noodparlement" (de vooroor logse Kamers, verminderd met wat leden op wier gedrag in oor logstijd het een en ander aan te merken geweest was en vermeer derd met wat figuren die in de oorlog op de voorgrond getreden waren). Vandaar dat de kersver se regering naar het tijdens de oorlog zo waardevol gebleken middel van de radio greep om haar program te ontvouwen. Door de nog maar kort geleden uit geheime bergplaatsen „opge doken" ontvangtoestellen klonk die 27ste juni eerst de vertrouw de stem van Wilhelmina Het woord „vernieuwing" noemde de vorstin weliswaar niet, maar toch sprak zij er in feite over: als lichtpunt zag zij namelijk „dat wij in de donkere tijd die achter ons ligt naar elkaar toegegroeid zijn met het duidelijk merkbare verlangen naar „eendracht" en zij gewaagde ook van „gemeen schapszin" en „onderling ver trouwen en naastenliefde". Indien er een schoonheidsprijs toegekend had moeten worden zou Schermerhorns definitie van „vernieuwing" daarvoor niet in aanmerking gekomen zijn, maar toch gaf zijn omschrijving goed weer de vage, vaak onbestemde gevoelswereld die dat woord voor velen omringde. Er wordt in uitgedrukt, aldus Schermerhorn, „dat in ons nationaal leven op allerlei punten ook tekorten wer den gevoeld, die verlangens heb ben gewekt en de wil tot verbete ring hebben gesterkt". Het ging er volgens Schermerhom niet om, dat alles anders moet wor den, het ging om „een hersteld en verdiept besef van goed en kwaad, van hetgeen voor de sa menleving behoort te volgen uit het belijden van ieders diepste levensbeginselen 8chermerhoms „regeringsver klaring" bevatte méér punten die typerend waren voor die we ken zo kort na de bevrijding. Voor een wat genuanceerde be oordeling van wat de regering in Londen gedaan had was de tijd nog niet rijp; nu was er „uitslui tend bewondering voor het geen het kabinet in Londen ons te zien en te horen gegeven heeft". Fel voer Schermerhom uit tegen de corruptie in het ambtenarencorps, waarover hem wel verontrustende berich ten moeten hebben bereikt: „Wij hebben allen gesaboteerd, lijn getrokken en de discipline is be denkelijk achteruitgegaan. Het moet helaas gezegd worden dat de corruptie in ons land OP ongekende wijze voortwoe kert". Ook het leger kreeg een beurt: het kader moest „zijn juis te houding weten te bepalen tegenover de troepen". Ten slot te gebruikte Schermerhom een beeld dat uitsluitend in die nog boordevol met oorlogsherinne ringen geladen dagen kon opbor relen: hij vroeg zijn gehoor de regering te zien als „de centrale' KP van het Nederlandse volk" en onder de luisteraars zal wel niemand geweest zijn die niet wist wat die afkorting KP bete kende: de knokploeg, de jongens die in oorlogstijd de gevaarlijke karweien als overvallen en aan slagen voor hun rekening na men. Een aardige vondst van een minister-president die tijdens zijn korte ambtsperiode (die duurde maar goed een Jaar) ook eens deining veroorzaakte toen hij onze eerbiedwaardige Neder landse grondwet „het boekje" noemde. Zoiets moet je ln Neder land niet uithalen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15