oek over Van Agt niet vrij van vooroordelen I Sportboek als pulp Bijgeloof— ook de kerk ontsnapte er niet aan (Tekeningen voor Tommy tonen ialiteit achter Holocaust Zelfs elementaire kwaliteitsbewaking ontbreekt Heeft grootmoeders theelicht er ook nog iets mee te maken? Nieuwe boeken BOEKEN TROUW/KWARTET H 13 "•Wdoor loor dr. W. Albeda pomp en Witteman hebben een vroege (te vroege?) poging ge daan het „verschijnsel-Van Agt" •e analyseren. Het behoeft geen jetoog. dat tot zo'n poging wel janleiding bestaat. De carrière (an Van Agt, zijn rol in de poli- jek, het stempel dat hij persoon- jk zet op het Haagse gebeuren de laatste jaren, bovenal ook vraag hoe het komt, dat de één iet. en de ander van hem weg- ipt, dat alles kan verklaren, dat imp en Witteman de verleiding liet hebben kunnen weerstaan. zijn niet over één nacht ijs gegaan, Rebben onderzoek gedaan naar het verle- i van Van Agt. hebben gesproken met nige wél, andere niet met name ge- _mde personen; ze trachten via tekst- aiyse de mens Dries van Agt op het jor te komen. Witteman en Tromp heb- i hun afkomst tegen (De Vara is wat ji Agt betreft zeker geen onbeschreven jpier). maar ze hebben niet onverdien- (telijk getracht een zekere objectiviteit te aren. met enkele lelijke uitschieters, ik nog op terugkom. Men kan dat jiet van alle geraadpleegde „kenners" be- reren, die hier en daar er blijk van geven [zelfs niet te trachten een zinnig oordeel te keven. Naast goede getuigen a décharge [(Van der Stee, Steenkamp) zijn er ook tele getuigen charge. De schrijvers >en een lichte neiging achter de getui- ïgen weg te kruipen. Niet altijd is de eigen ■- matting duidelijk. I Als Kosto diepzinnig zegt dat Van Agt „eigenlijk de maatschappij van gister in stand wil houden" en met name ook de uitspraken van Wim Kok, die (en dat is een grief waar men begrip voor kan heb ben) de minister-president alleen maar van krant en tv kent, dan moet geconsta teerd worden, dat enkele respondenten alleen maar bevooroordeelde politiek wil den bedrijven. En daarmee kom ik onmiddellijk te zitten met het probleem van dit boek: Wat willen de schrijvers eigenlijk? Een persoonsbeschrijving? Maar die is dan wel erg fragmentarisch. Aan de mens achter de politicus komt men nauwelijks toe, en de diverse commentatoren worden af en toe als los zand na elkaar geplaatst. Eenzijdigheden Een stukje hedendaagse parlementaire geschiedenis? Maar ook dan: wat een een zijdigheden bij alle goedbedoelde pogin gen tot objectiviteit. Zodoende worden de bezwaren van beide manieren van aan pakken eerder bij elkaar opgeteld, dan vermeden. De persoon wordt te veel losge maakt van de omstandigheden: de groei van het CDA, de rol van een minister president in de moeilijkste periode van na de oorlog. Er is nogal wat verschil tussen een kabinet in de jaren van de snelle economische groei en een kabinet gecon fronteerd met de nulgroei van vandaag. Men moet dat meewegen bij een oordeel. Ook Den Uyl als premier wordt te veel losgemaakt van de periode 1973-1977 toen hij zijn grote rol in de Nederlandse poli tiek speelde. Voor de schrijvers is het zo, dat Van Agt, onervaren het politieke terrein betrad, maar zijn les leerde in de harde leerschool van Den Haag, met Den Uyl en anderen als collega-leermeesters. Het „verschijnsel Van Agt" wordt verklaard uit de wijze van opereren van het kabinet-Den Uyl en van de PvdA. Nu lijkt het uitgesloten, dat vier jaar kabinet-Den Uyl geheel aan iemand voorbij gaan. Maar of het de gehele ver klaring is? Met veel kracht wordt dan voorts de stel ling naar voren gebracht, dat Van Agt en zijn kabinet zouden „dépolitiseren" en „op de winkel passen". Aantjes wordt sprekend ingevoerd: „Hij ziet de politiek niet als een mogelijkheid idealen te verwezenlijken, maar heeft die visie ingeruild voor een andere: als je de macht hebt, moet je hem zien te houden." Tegenover de gedrevenheid van Den Uyl staat dan: „beschutting tegen de relatief grote sociaal-economische problemen" en „politiek is er niet om de berusting te doorbreken", enzovoort. In wezen is hier sprake van een afschuwe lijk vooroordeel: wie niet wil veranderen op dezelfde manier en met de gedreven heid die daar bijhoort zoels socialisten dat willen, die wil helemaal niet veranderen. Wie niet gedreven bezig is relativeert en oog heeft voor de betrekkelijkheden, is een conservatief. Dat dit kabinet de moei lijke weg opging van de economische sa nering, dat de inkomenspolitiek aange pakt werd, ook waar die niet populair was, de wet op de aanpassingsmechanismen in het staatsblad bracht, dat de wet op de ondernemingsraden wat aangescherpt werd enzovoort, enzovoort, het telt niet, want het stempel van Joop staat er niet op. Dubieus Dit vooroordeel blijft de schrijvers of wel licht moet men zeggen, de ondervraagden, parten spelen. Het brengt uitspraken als die van Van Thijn: (als het kabinet tot 1981 blijft zitten) „Ik voorspel dan een onmogelijke situatie. Als partner is het CDA dan volstrekt ongeschikt voor de PvdA. dat kan niet, dat is ongeloofwaar dig". Of citerend A. L. Boom: „wie, als Den Uyl. de wereld wil veranderen moet niet willen samen werken met een roomska- tholieke zoon". Dat thema van de „zoon" vind ik uiterst dubieus. Katholieken zou den nooit helemaal zelfstandig worden, altijd sprekend namens een (of de) vader. Daardoor worden ze twijfelaars, uitstel lers. Het soort diepzinnigheden, waarmee je alles kunt verklaren. Over de relatie met de vakbeweging wei: nig goeds. De uitspraken van Kok laten weinig aan de fantasie over. Zijn vergelij king met Den Uyl loopt zoals men mocht verwachten. Het is de vraag of Koks ge heugen hem niet parten speelt. Het is niet waar, dat Den Uyl altijd (dominerend) aanwezig was, en zeker niet zo, dat hij elke bijeenkomst van regering en Stichting van de Arbeid tot een succes wist te maken. Ik vraag mij overigens af of ie mand de relatie vakbeweging-kabinet ook nog eens van de kant van het kabinet zou willen bezien. Is het wellicht zo, dat de welwillendheid waarmee Van Agt en zijn kabinet werden benaderd toch wel be paalde grenzen had? Van Thijn ziet alles en iedereen te hoop lopen: werkgevers, het Noorden, de vakbeweging. Hoe komt dat? De verklaring van Van Thijn is even sim pel als verrassend. Het zit hem in het relativerende, a-politieke in Van Agts stijl van politiek bedrijven. Een kleine verge lijking met wat er gebeurde onder het vorige kabinet, en met wat er in andere westelijke landen gebeurt, had ons deze wijsheid kunnen besparen. Het zou goed geweest Zijn te wijzen op de feitelijkheid, dat onze samenleving bezig is met een ontwenningskuur, na dertig jaar economi sche groei. Daar reageren burgers op. on geacht de stijl van de politiek. Onverzetteli j ke Maar laat ik niet alleen negatief doen over dit boekje. De poging om de mens Van Agt te begrijpen ontbreekt zeker niet. Te waarderen vind ik ook, dat de schrijvers zich ervan bewust zijn, dat ze daar niet geheel in slagen. Dat Van Agt een niet zo gemakkelijk te plaatsen mens is. Uiterst charmant, intelligent, wijs, zachtzinnig en tevens zo nodig redelijk hard, onverzette lijk, zelfs rigoreus. 3ovendien soms niet vrij van een zekere grilligheid. Mij dunkt een combinatie van eigenschappen, die een goede politieke carrière zou kunnen garanderen. Geen wonder, dat veel men sen hem op de handen dragen. Geen won der ook, dat tegenstanders problemen met hem hebben. Blijft het beeld van de man die niet toevallig minister-president werd, die een eigen stijl van politiek lei derschap ontwikkelde, die weet vol te houden, waai anderen de zaak allang had den opgegeven. Een man, die net als ieder naast grote kwaliteiten z'n fouten heeft. Een man, die ik heb leren waarderen on der vele uiteenlopende omstandigheden. Beton? Maar wel met bloemetjes, zegt men dan. Moeilijk Wat moet je nu aan met zo'n boek? Eerlijk gezegd vind ik dat het moeilijkste van de bespreking. Als handleiding voor een vol gende kabinetsformatie biedt het weinig mogelijkheden. Van Agt is gedetermi neerd en geclassificeerd. Hij hoort bij „rechts". Zijn verleden als informateur, die in 1973 Den Uyl in 't zadel hielp ligt ver achter ons. Het CDA kan met hem slechts rechts uitkomen. Een aardige voorzet voor een nieuwe patstelling. Juist dit soort schablone-denken brengt de politiek in de vernieling, meer dan welke relative ring ook. Bovendien, en ook de recente uitspraken van Den Uyl moeten daarbij worden be trokken, rijst de vraag of, als persoonlijke tegenstellingen een op zichzelf wenselijke kabinetsformule blokkeren, die belemme ringen niet uit de weg moeten worden genomen, uiteraard bij voorkeur door de betrokkenen zelf. Dat lijkt beter dan aan zulke tegenstellingen een bijna ideolo gisch karakter te geven. Kan men er een les in zien voor omgangs vormen in de politiek? Ik betwijfel het. Wèl een les in de wijze waarop beeldvor ming over mensen in de politiek plaats vindt. De les die Den Uyl leerde: „Hadden we niet eens samen moeten eten?" om te spreken rnet Den Uyl „Dat wèl". Nog niet eens de slechtste les, zou ik denken. Dr. W. Albeda is minister van sociale zaken) door M. Kopuit |Het verhaal van de kunst- ilder Karl Weiss uit de uisde, maar aangrijpen- i serie Holocaust is geen nsel. Er was een kunst- hilder die als straf voor in iet geheim gemaakte teke- hgen over het werkelijke (ven in Theresienstadt naar schwitz werd gezonden le echte Karl Weiss was de Tsjech- he tekenaar Bedrich Fritta. Hij het die tekeningen over het ven in Theresienstadt naar buiten nokkelde om de wereld te laten m wat de Duitsers misdeden. Tot 1 \ajwerd gesnapt en vermoordt I] Er zyn van Bedrich Fritta tekenin- |l een overgebleven. Hij maakte ze J voor zijn zoontje Thomas toen deze U op 22 januari 1944 drie jaar werd. oingen voor een peuter in ge- ischap. De hoop van een va- weergegeven in voor een kind ekelijke, gekleurde prenten, my biddend, Tommy als detec- e, Tommy voor een fruitstalletje, Tommy temidden van bloemen. lekende taferelen voor het jon- i&etje. Tommy ook als verliefd ven- jjje, trachtend een verlegen meisje n bloempje te overhandigen. Met een in Nederland erbij gekregen tekst „Het gaat haast vanzelf met een bloem in je hand: je vindt haar, je vindt haarde liefste in het land". De Tommy van Theresien stadt, thans als bibliothecar s werk zaam in Mannheim, vertelt in de inleiding van de in facsimile uitge geven 52 tekeningen, over zijn na oorlogs zwervend, zoekend, onge lukkig en ouderloos leven. Hij ein digt zo: „In Mannheim werk ik nu als bibliothecaris. Hier hebben wij met onze vier kinderen een gelukkig leven. Gelukkig, niet omdat ik in Duitsland ben, maar omdat ik een geweldige vrouw en de liefste kinde ren van de wereld heb". In het duis tere Theresienstadt had Bedrich Fritta dat voor zijn zoon gehoopt In facsimile zijn, onder de eenvoudi ge titel „Voor Thomas op zijn derde verjaardag" de tekeningen uitgege ven. Daarnaast is verschenen een selectie van de prenten met een ontroerend door Mies Souhuys ge schreven kinderverhaal. „De dag dat Tommy drie werd" heet dat boek. In een muur van Theresien stadt had Bedrich Fritta de teke ningen voor zijn zoontje verstopt Collega prof. Leo Haas, met Tom my's vader naar Auschwitz getrans porteerd maar behorend tot de overlevenden, haalde de tekeningen na de oorlog uit de muur. Hij zou de kleine Tommy opvoeden. Die noemt zich sindsdien Thomas Frit- ta-Haas. Toeval is het dat de unieke tekeningen in Nederland zijn uitge geven. Na het vertonen van Holocaust in Duitsland schreef Thomas Fritta- Haas in Der Spiegel een ingezonden stu. Hij schreef dat de geschiedenis van zijn vader kennelijk model had gestaan voor de in de tv-serie voor komende kunstschilder Karl Weiss en dat hij in het bezit was van in Theresienstadt gemaakte tekenin gen. De uitgever Omniboek (Kok, Kampen) reageerde op het ingezon den stukje op en gaf de in het ge heim vervaardigde tekeningen ver volgens uit. Daarnaast verscheen' een boekje met een deel van de tekeningen en een verhaal voor kin deren. Een bewogen verhaaL Maar het is het verhaal achter de tekeningen, dat beide boeken zo aangrijpend maakt Er zijn over de Tweede Wereldoorlog, over de kam pen, over de jodenvervolging ontel bare boeken verschenen. Een groot deel is louter sensatie, pulp. Soms zelfs meer pornografie dan ge schiedschrijving of waarschuwing. Geschiedschrijving én waarschu wing vormen de tekeningen van een vermoorde vader voor zijn ge van gen zoontje. De kindertekeningen van Bedrich Fritta vertellen een niet te verzinnen verhaal. Karl Weiss uit Holocaust bestond echt. JCC jeftff 3.*AfZGZ£NJ^N4M 1944* Thomas °P z'jn derde verjaardag in Theresienstadt, 22 januari De dag dat Tommy drie werd... Theresienstad, 22 januari 1944 tekeningen voor later Prenten boek van Bedrich Fritta. Tekst Mies Bouhuys, Prijs 19,90. Uitg. OMniboek, Den Haag. Voor Tho mas op zijn derde verjaardag. The- rensienstadt, 22 januari 1944, door Bedrich Fritta. Facsimile uitgave. Prijs 55,-. Uitg. Omniboek, Den Haag. Behalve een velletje eigen roem stuurde uitgeverij H. (ulenhoff ook nog een foto aanprijzing van de serie iken: „Sport in beeld". n meisje in t-shirt (op- :hrift: Sport in beeld) doet landig met een voetbal, lou het een tube tandpasta in geweest, dan was het >n kloppende combinatie. Maar met een voetbal? Van wege een boek? Dan is het: hai, ik ben Avonconsulente en ik lees altijd W. F. Hermans. De foto maakt in ieder geval duide- Jk dat het hier een speciale sector &n de boekenmarkt betreft. Waar ok een mooie meid als aanprijzing an worden gebruikt: de sportboe ken. Het aardigste aan die boeken is nog wel dat ze bijna allemaal snel terecht komen waar ze thuishoren; ta de uitverkoop. De omloopsnel heid is hoog. Wie wil er nog oude helden als de nieuwe per geslaagde corner worden geboren. Sportboeken zijn grofweg in vier categorieën onder te brengen: de mstructieboeken, de feitenboeken, he wetenschappelijke boeken en, wat we voor het gemak, de „popu laire rest" zullen noemen. Feitenboeken houden het nooit lang uit. Na een jaar zijn ze verou derd en rijp voor een aangepaste druk plus nieuwe kaft. Wetenschap pelijke studies verschijnen er niet veel. Ze zijn bedoeld voor een Gespecialiseerd publiek en dus moeilijk te krijgen. De „populaire rest" bestaat voor een zeer belangrijk deel uit pulp. vlotte, als het kan ook nog aan de Jöjl herkenbaar snel geschreven hoeken voor de massa die (tijdelijk) aanbieding ligt voor Het Idool. Een gedateerd eerbetoon aan Wil lem van Hanegem vol krokodillen- lianen: „De Kromme". Of het, nog ^ns nalezend, lachwekkend onbe- nullige „Boem" over het gezinnetje Cruijff. 8oms zijn er wel boekjes met pre sentie en kwaliteit. De gebundelde columns van Jan Mulder (sport- o°ek?). NiC0 Scheepmaker over door Ruud Verdonck Cruijff. Maarten de Vos over het AJax uit de gouden jaren. Maar dat zijn uitschieters. Sport boeken zijn gericht op een groot publiek. En moet er al eens een roman geschreven worden dan is het ook meteen een aftreksel van de „Nou Wij Boys". Stoere, hoewel soms ondeugende jongens, die dankzij de sport het geluk vinden: een plaats in de spits. Sportboeken zijn nu eenmaal voor een groot pu bliek en kunnen weinig pretenties velen. Want pretenties drukken al leen maar de verkoopcijfers en daar gaat het toch om Als biermerk Dat laatste blijkt vooral in de cate gorie instructieboeken. Die dingen blijven maar verschijnen. In serie of particulier. Ook als er geen enkele nieuwe dimensie aan sport, training of taktiek valt te melden. Ze zijn liefst voorzien van een aanprijzing door een puike sportman of een echte kenner. De laatste meldt al tijd dat het voor hem liggende werk „zeker in een behoefte zal voor zien." Dat is nu juist niet het geval. Ze behoren een behoefte te kweken. Zoals er vanwege de omzetcijfers al en toe een nieuw biermerk uit moet komen. Eigenlijk zou iedere sportbond zelf voor hèt (aantrekkelijke) instructie boek moeten zorgen. Om het jaar aangevuld met de nieuwste gege vens. Maar verder onomstreden. Sportbonden zijn echter geen uitge vers. Die mikken op een markt waar ieder jaar de nieuwe lichting pupil len verschijnt die de modernste uit monstering wenst en daar. in de roes van de hobby, ook graag een boek bij heeft. Dan kan het gebeuren dat Frans Derks wordt opgevoerd als schrij ver van een boek dat „Voetbaltrai ning" heet. Dat is zoiets als André van Duin schrijft „Theory and si- mulation of I^gmuir Solitons". Derks was scheidsrechter èn popu lair. Maar hij was geen trainer van enige naam, laat staan faam. Toe schouwers die wel eens het genoe gen hebben gesmaakt Derks tegen een bal te zien trappen, zullen zich van dat moment waarschijnlijk vooral de onbedaarlijke lachbui herinneren. En toch staat zijn naam op zo'n instructieboek. Handleiding voor trainers en jonge spelers, staat er ook nog bij. Trainer en jonge spelers die samen iets aan één boek hebben, dat kan per definitie nooit wat zijn. Een verkooptruc dus, niet gericht op de kwaliteit van het geschreve ne, maar op de populariteit van een arbiter. Het sportboek als biermerk met een gaatje minder. Op zo'n mo ment tellen andere zaken dan de echte inhoud van het boek. De pre sentatie, desnoods met een mooie meid. Een bekende naam. Een flit sende kaft. En vooral de vermelding van het aantal illustraties. •Helder1 Bladerend in oude recensies blijkt dat vrijwel altijd de helderheid van het geschrift wordt geprezen. Er wordt altijd helder uitgelegd hoe de trap met de binnenkant van de voet of de kopbal in elkaar steekt. Alsof het moeilijk te bevatten technieken betreft. Trouwens een serie tekenin gen en/of foto's moet de onnozel- sten desnoods op weg helpen. Vele boeken lang is al uitgelegd hoe het moet. De serie „Sport in beeld" geeft in het deeltje voetballen, dan ook geen nieuwe inzichten. Pikant is hooguit dat Theo Reitsma de redactie heeft gevoerd. Hij werkt bij „Studio Sport", een programma dat veel mensen hardnekkig „Sport in beeld" blijven noemen. Voor de rest blijft het wachten op het standaard werk „75 beroemde schijnbewegin gen in woord en vooral beeld". Ge zien het vertoonde op de Nederland se velden voorziet dat pas echt in een behoefte. Desnoods onder re dactie van Frans Derks. Dat gaat natuurlijk niet alleen op voor zo'n boekje over voetbal. De andere uit dezelfde serie verschaf fen de beginneling handigheid en iets ervarener beoefenaar herken ning. Het niveau uniek wordt nooit gehaald. Of het nu gaat over plank- zeilen, zeilen (waarin ook iets over plankzeilen), langlaufen of tennis. Het zijn trouwens allemaal bewer kingen van vertalingen uit het Duits. Soms is dat terug te vinden in het taalgebruik. Het aantal zin nen van abnormale lengte is groot. In het boekje „Alpine skiën" vooral omdat daar de Duitse termen wor den gebruikt zonder vertaling. Het zou nu juist iets nieuws zijn als termen als „Grundschwung", „Pflugspringen" of „Schr5gfahrt" nu eens een behoorlijke Nederland se vertaling hadden gevonden. Niet opendoen Die woorden zijn zo maar uit het boekje gepikt. Want de lust tot le zen vergaat onmiddellijk na de eer ste zin van het woord vooraf. Die luidt: „Binnenkort staat de eerste skidag weer voor uw deur". Niet opendoen. Wie zo kreupel be gint bevestigt de beenbreuken. Nog kreupelere, waar het over taal gebruik gaat, is het boek „ABC voor de paardesport". In boeken over paardesport zit extra geld. Het is geen goedkope hobby. En dus zijn boeken over paardesport meestal duurder uitgevoerd. Wat niet wil zeggen dat ze ook automatisch meer kwaliteit vertonen. „ABC voor de paardesport" is ver taald uit het Duits en dat zullen de lezers weten ook. Bij iedere uitge verij moet er iemand zijn die iets aan kwaliteitsbewaking doet. Bij de uitgeverij Luitingh waar dit boek vandaan komt houdt die snel op. Of de aangestelde employé heeft zitten slapen. Of het is een Duitser. Het paard boeken over dat beest koesteren het edele van het dier altijd hoogst fanatiek en oppervlak kig wordt er in het ABC regelma tig van beticht „nageeflijk" te zijn. Is het een vakterm, leg dat dan maar eens goed uit. Maar het is gewoon een germanisme waarvoor een Nederlands woord bestaat dat precies dekt wat de Duitser zegt: nachgiebigkeit. Meegaandheid, hoe hopeloos ook, is al redelijk vertaald. In de inleiding is sprake van „rij- kunstige begrippen" en de FEI, de Fédération Equestre Internationa le, heet de Internationale Rijvereni- ging. Bij toeval opgeslagen, onder het woord Equitana. Dat betreft een tentoonstelling in West-Duitsland voor de „ruitersport", want paar desport voldoet ineens niet, hoewel er volgens de omschrijving alles te zien is. „Het heeft om de twee jaar (oneven jaren) plaats." Is de ten toonstelling ineens onzijdig gewor den? En waarom is: zij heeft in de oneven jaren plaats, verkeerd? Waarom is de schoft, ineens „het". Vakbekwaamheid heet hier „vak vaardigheid". Zoals het ABC barst van de „keiten" die beter Neder lands verdienen. Wordt zo'n boek door dit soort te kortkomingen meteen slecht? Nee, natuurlijk, Zo lang er niets beters is. Het verraadt wel het euvel waaraan te veel sportboeken lijden: het ge mak waarmee .het op de markt wordt gegooid. „Sport in beeld" bestaat uit de deeltjes Voetballen, Zeilen, Plank- zeilen, Alpine Skiën, Langlaufen en Tennissen. Uitgeverij: H. Meu- lenhoff, Amsterdam. Alle deeltjes zijn 128 pagina's dik en kosten steeds 19,40. Heinz Pollay: ABC voor de paar desport. Uitgeverij: Luitingh, La ren. 256 pagina's voor 29,90. door Jac. Lelsz Het zal vijfendertig, veertig jaar geleden zijn dat ik eens een preek van een hoogle raar beluisterde, een zoele zondagmiddag in Almelo. Toen hij halverwege was, brak er een hevig onweer los, waarbij de bliksem de kerk soms in griezelige, violette gloed zette. Op 't moment dat een nieuwe don- derslag zich aankondigde, zei de professor „Als God spreekt, moet de mens zwijgen," waarna hij de preek voor enkele minuten onder brak. Van die reactie kwam ik, een knaap in die tijd, diep onder de indruk, maar later heb ik mij wel eens afgevraagd of dat eigenlijk wel kón, of de prediker zich daarmee toch niet in een of ander pantheïs tisch grensgebied begaf. En de psal men dèn? Dat is een dichterlijk boek, waarin vaak in beelden wordt gesproken. Het leert ons dat God over de natuurelementen zeggen schap heeft, en niet dat ze ook ver eenzelvigd zouden mogen worden met Hem zelf. Ik herinner me de preek van de hoogleraar bij het lezen van het boek „Bijgeloof' van M. E. Schwit- ters, met name bij het lezen van een hoofdstuk over het onweer. Ook hij wijst er op dat hier en daar donder en bliksem letterlijk als de stem van God zijn beschouwd. Aan het weer wijdt hij relatief erg veel aandacht. Er bestaat dan ook een menigte aan verhalen, spreuken, (on)wijsheden en rijmen over, die in meerdere of mindere mate tot bijgeloof zijn te rug te voeren. Bijgeloof, volgens Thomas van Aquino een ondeugd, die lijnrecht tegenover de christelij ke godsdienst staat, omdat men er op een onwaardige manier goddelij ke eer mee bewijst, is iets dat zeer ver teruggaat, tot de klassieke oud heid, de mythologie, tot sagen en legenden. Sommige groepen men sen lijken er speciaal mee behept.» zoals vissers, boeren, tonelisten en circuslieden. HoewelVolgens Schwitters hebben we er allemaal wel een tik van meegekregen. We mogen bepaalde dingen zeggen en deen zonder erachter liggende, die pere bedoelingen. Maar intussen stoelen ze vanouds op bijgeloof. Niet onder een ladder doorlopen, verontrust kijken als er zout wordt gemorst, even aarzelen als er een zwarte kat je pad kruist enz. De belangstelling voor bijgelovige za ken neemt zelfs nog sterk toe; men denke aan de gretigheid waarmee naar horoscopen wordt gegrepen. de placht aan te richten. Paus Ca- lixtus III vond ln de twaalfde eeuw het gevaar zo groot dat hij opdracht gaf tot het dagelijkse klokluiden en gèbed. Overigens kwam bijgeloof in alle kringen voor. Napoleon leverde geen slag op de 13de als die op vrijdag viel, Winston Churchill ging op zo'n dag niet op reis. de dichter Gabriele d'Annunzio schreef het jaartal 1913 als 1912 1 en de componist Jules Massenet liet geen visitekaartjes drukken omdat zijn naam dertien letters bevatte. Inte ressante dingen meldt Schwitters over de symboliek van de getallen, die van de Grieken overging op de Romeinen en door het christendom aan de bijbel werd ontleend. Het getal zeven bijvoorbeeld, dat overi gens ook in meer profane sfeer een rol speelt, in volksverhalen, sprook jes en kinderspelen. Schwitters, die vóók de bijbel aanhaalt, overigens niet op negatieve wijze, gaat ook uitvoerig in op de christelijke feest dagen, die zoals bekend veelal een heidense achtergrond hebben. 'Niet de historische heilsfeiten als zodanig natuurlijk, maar allerlei ge bruiken eromheen, die veelal niet uitgebannen konden worden, reden waarom ze dan maar werden geker stend. Links Schwitters haalt geweldig veel over hoop. Er bestaan allerlei vormen van bijgeloof, en soms vraagt men zich af of het daar nog wel wat mee te maken heeft. Bijvoorbeeld die hele beschouwing over links en rechts. In de bijbel, in het oude Rome, overal is links het slechte en rechts het goede. Achter elke mens zouden twee geesten staan, waar van de kwade links. Het latijnse woord voor links is sinister. De Pre diker zegt dat het hart van de dwaas is aan zijn linkerhand. We geven zelden iemand de linkerhand. Maar zou dat alles wel met bijgeloof te maken hebben? Zo begrijp ik ook niet helemaal dat Schwitters ener zijds denkt dat de neging tot terug naar vroeger, antiek, grootmoeders spullen, de gezelligheid van het theelichtje enz., niet met bijgeloof te maken heeft, maar het anderzijds toch een heimwee noemt naar fol klore. volksgeloof en dus bijgeloof. Een plezierig boek dat op luchtige toon werd geschreven. Waarbij de schrijver zich de informatie liet aan reiken uit o.a. meer dan veertig boe ken en verder kranten, tijdschriften en periodieken. M.E. Schwitters: Bijgeloof. Uitge verij Helmond te Helmond. 212 Pa gina's. ƒ24,50. Verschenen in serie „Mens en maatschappij". A.ngelus Ook aan de kerk is het euvel niet voorbijgegaan. Neem het Angelus (r.k. devotiegebed dat gebeden wordt onder 't luiden van de kluk- ,ken met het oog op Christus mens wording). De instelling hiervan zou iets te maken hebben gehad met de paniek, die de om de 76 jaar terug kerende komeet van Halley op aar- Salades en koude voorgerechten, is van uitgeverij Time/Life. Amster dam. 24! recepten op 176 pagina's. Prijs: ƒ35.75. Anewei, roman van T. Visser met tekeningen van T. de Haas. Uitg. Luy- ten, Amsteveen. 224 blz - 22.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13