Als een Nederlander je niet
gefopt heeft is hij het vergeten
Al leven we dan alweer bijna vier eeuwen
gescheiden, ooit waren Nederlanders en Belgen
één volk. Sedert België in 1830 een zelfstandig
koninkrijk werd, heeft vooral het Nederlands
sprekende volksdeel jarenlang cultureel en
maatschappelijk in de klem gezeten en toonde
vanuit die positie lange tijd een sterke aanhan
kelijkheid naar Nederland toe.
Nu de zaken in België zo langzamerhand zijn
omgedraaid er wordt al gesproken over het
economisch bankroet van Wallonië probeer
den we eens te peilen wat er van die aanhanke
lijkheid nog over is. Geprikkeld door een uit
spraak, ooit opgetekend uit de mond van de
Vlaamse acteur Leo Beyers („Jullie hebben ons
in de steek gelaten toen het jullie goed ging"),
arrangeerden we in Antwerpen een gesprek
tussen drie Vlamingen en drie Nederlanders
die al geruime tijd in België wonen.
De Belgen: mevrouw Chris Steenhoudt-Bos-
teels, 48 jaar, gehuwd, twee kinderen, CVP-
wethouder voor cultuur in Edegem en in het
dagelijkse leven adviseur voor beroepsopleidin
gen; Jan Pillot, 29 jaar, gehuwd, een kind,
werkzaam in het bankwezen en in zijn vrije tijd
actief in basisgroepen; César Lecompte, 45
jaar, protestants godsdienstleraar, ooit verko
per („vooral wind en lucht") en sinds 196 ff
politiek dakloos omdat de Belgische socialisti
sche partij in zijn ogen wordt overheerst door-
de bourgeois.
De Nederlanders: Jan Meijer, 38 jaar, afkom
stig uit Monnickendam, vertrok elf jaar gele
den na zijn studie in Delft naar België en drijft
er nu een ingenieursbureautje; zijn vrouw Jen
nie Meijer-Buchhoffer, 33 jaar, was onderwijze
res maar heeft nu de handen vol aan twee
dochters, jeugdwerk en jeugdliteratuur; en
tenslotte mevrouw W.Drosten, 61 jaar, gehuwd
met een Nederlandse zakenman en woont als
zodanig al 33 jaar in België.
De Nederlanders presenteren zich nadrukke
lijk niet als België-kenners en laten hun
„landgenoten" daarom overvloedig aan het
woord, zoals uit onderstaand gesprek
blijken.
aaid er wordt al gesproken over het teels, 48 jaar, gehuwd, twee kinderen, CVP- stig uit Monnickendam, vertrok elf jaar gele- woord, zoals uit onderstaand gef
isch bankroet van Wallonië probeer- wethouder voor cultuur in Edegem en in het den na zijn studie in Delft naar België en drijft blijken.
Jan Meijer: „Een Ne
derlandse cineast heeft
eens een film over Bel
gië gemaakt, en in het
bijzonder over de ge
meenschapsproble
men. Daaruit kwam
naar voren dat de pro
blemen hier onoplos
baar zouden zijn. Bel
gië gaat verloren, zo
heette het. Die film
heeft hier veel kritiek
uitgelokt. Hoe lang het
ook gaat duren, zei
men hier, we vinden er
wel een oplossing voor.
Ik wil daarmee maar
zeggen dat we voorzich
tig moeten zijn. De Ne
derlandse kritiek op
België is niet altijd te
recht. Op de een of an
dere manier is er name
lijk tóch een eenheid."
Mevrouw Drosten: „Ik geloof
dat die eenheid groter is dan
uit de kranten blijkt."
Mevrouw Steenhoudt (schudt
afwerend het hoofd): „Het
Geuzenboek van Louis Paul
Boon. Ik denk dat veel Neder
landers dat zouden moeten
lezen om te weten vanwaar
we komen en hoe die splitsing
met Nederland zich heeft
voorgedaan. En hoe fout Ne
derland is geweest. Het doet
me echt hartpijn dat we zo
ver uiteen zijn gedreven en
dat we dan in een kunstmati
ge unie gekomen zijn met een
deel van de bevolking dat et
nisch werkelijk anders is. Het
is een Latijns volk en een
Frans volk. En hoe het soci
aal helemaal is misgegroeid.
Want u weet natuurlijk ook
wel dat het geen taalpro
bleem is, maar een sociaal
probleem. En ik denk dat het
nu te ver gekomen is dat
het onbegrip te groot gewor
den is dat het fysisch niet
meer mogelijk is om dat te
rug te draaien."
Weerstand
„Of ik me een beetje Neder
lands voel? Ja. Het is een mes
dat langs twee kanten snijdt.
Ik heb ook een innerlijke
weerstand tegen Nederlan
ders. Ik voel me niet één met
Nederlanders. Ik voel me wèl
Vlaams. Ik moet ook zeggen:
ik heb praktisch mijn hele
leven full-time in Brussel ge
werkt. En in de pogingen die
ik deed om naar Antwerpen
te komen ben ik altijd weer
teruggeworpen. En ik was
toch geen Flamingante, maar
gewoon een Vlaams meisje
dat in Gent gestudeerd heeft.
Mijn familie was half Waals,
half Vlaams. Het Frans was
er goed ingevoerd en ik had er
geen enkele moeite mee.
Maar door het feit van in
Brussel te werken, door dage-
lijks te ervaren hpe men
wordt weggeworpen als een
tweederangs burger, dat
heeft mij zeer opstandig ge
waakt. Ik geloof dat ik wer
kelijk een Flamingante ben
worden. Want ik voel tezelf
dertijd aan dat wij ook nfet
door Nederlanders worden
geaccepteerd. Het probleem
van de Belgen is eigenlijk dat
wij door niemand als een vol
wassen sociaal-cultureel volk
worden geaccepteerd. Voor
de Fransen zijn wij les petits
Beiges en voor de Nederlan
ders zijn we gewoon de Vla
mingen en daar zit dan altijd
zo'n negatief klankje aan.
Door al die zaken ben ik zeer
wantrouwend geworden en
ben ik altijd defensief. Dat is
mijn houding tegen Neder
landers: ik ben defensief."
Jan Pillot zegt dat heel goed
aan te voelen: „Mijn moeder
is Vlaams, mijn vader van Ne
derlandse zijde. En hoewel ik
op taalgebied nooit proble
men heb gehad, keek je als
kleine jongen op tegen Neder
landers. Het is inderdaad op
vallend: met Brabanders en
Limburgers kunnen wij le
ven. Maar we hebben hopelo
ze conflicten gehad met fami
lieleden van boven de Moer
dijk. Hét gedrag islaat ik
zeggen hooghartig."
Opgedrongen—
César Lecompte ziet dat pro
bleem niet, althans niet in het
gewone dagelijkse leven: „Ik
geloof niet in een probleem
tussen Vlamingen en Neder
landers. Dat minderwaardig
heidsgevoel, men probeert
het oris hier al generaties lang
in te praten. Door twee din
gen: door ons het ABN op te
dringen en door tegelijkertijd
de streektaal, het dialect, uit
te bannen. Men probeert ons
voor te houden dat alle Ne
derlanders beschaafd spre
ken, wat ook niet waar is.
Nederland heeft z'n eigen dia
lecten: Zeeuws-Vlaanderen,
Drente, Limburg, noem maar
op. Ik weet niet vanwaar deze
tendens komt, maar wij heb
ben onze volkstaal. En of Ne
derlanders mij hier begrijpen
interesseert mij niet, want ik
ben hier thuis. U begrijpt een
Provencaal ook niet, en die is
daar in de Provence zeer ge
lukkig. En als hij hier komt,
moet ik me niet aanpassen,
maar hij."
„Er is zojuist gesproken over
de geschiedenis. Over hoe die
scheiding zich voltrok. Maar
men vergeet de grote stimu
lans van de rooms-katholieke
kerk hier, die gewoon niet
verbonden wilde worden met
een calvinistisch land. Het
waren met name de rooms-
katholieke bisschoppen die
in die tijd Frans gerelateerd
waren. Praten over een here
niging vind ik overigens zin
loos. Je herenigt ook niet
Frans-Vlaanderen met Bel
gië, of Luxemburg met Duits
land. Dat zijn voldongen fei
ten. En in feite komt die hele
tendens nog voort uit de
groot-Nederlandse gedachte
van de jaren dertig, die dat
hele terrein Nederland-België
wilde unifiëren!
Klein gehouden—
Mevrouw Drosten: „Ik geloof
trouwens dat het Vlaamse
volk in z'n geheel toch heel
anders is. Het is niet speciaal
dat minderwaardigheidsge
voel. Hier zijn kinderen altijd
yeel meer door nonnen en pa
ters opgevoed. Ik vind dat de
kerken ze hier vrij klein heb
ben gehouden, vooral in de
dorpen. En dat drukt naar
mijn gevoel een zwaar stem
pel op het gedrag van dit
volk."
César Lecompte: „Wij zijn
een - rooms-katholiek volk,
daar is niets aan te doen."
Jan Pillot: „De kerk heeft ons
inderdaad een stempel opge
drukt, maar waar niet? Nu
zeggen mijn ouders: ze heb
ben ons eronder gehouden.
Maar tien jaar geleden, met
de studentenrevoltes, zijn
ook hier de jongeren mondi
ger geworden."
César Lecompte: „Omge
keerd signaleer ik tegenwoor
dig op de scholen weer een
sterk toegenomen conserva
tisme, tegen het reactionaire
aan. Dat is een slingereffect,
dat terugkomt, en in feite
niet zoveel invloed heeft op
de bevolking. Maar het is een
mentaliteit, die je vandaag de
dag in Vlaanderen zelfs bij
vrijzinnigen ziet. Er lopen na
melijk drie draden door de
geschiedenis, die je niet zo
maar kunt wegcijferen. De
onderdrukking, de rooms-,
katholieke kerk, en niet te
vergeten de geweldige in
vloed van de burgerij. Die
heeft een moraal voortge
bracht die veel meer invloed
heeft op het Vlaamse denken
dan de kerk."
Mevrouw Steenhoudt: „Daar
geef ik u volledig gelijk. Dat
het volk zich altijd spiegelt
aan de burgerij en betracht
wat ze in hun ziel afkeuren,
maar wat ze toch om de
maatschappelijke ladder te
beklimmen willen na
bootsen."
Seksualiteit^^—
Lecompte: „Neem nou eens
een voorbeeld op het gebied
van de seksualiteit. Dan zie je
dat en dat geldt zowel voor
België als voor Nederland
tot het einde van de achttien
de eeuw het seksuele gedrag
van de volksmens altijd zeer
vrij is geweest. En dat neer
drukken, het taboeïseren van
de seksualiteit is niet door de
kerk gedaan, maar door de
burgerij. Alleen, wat is nu het
verschil? Men kijkt nu op
naar Nederland, dat de zaken
vroeger heeft aangepakt om
uit dat taboe te geraken.
Maar ik ken geen poliogeval-
len in Vlaanderen. Sorry
hoor, maar ik ken ze niet. Ik
ken ook geen zwarte kousen-
kerk in Vlaanderen. En ik ken
ook geen gemeenteraad in
Vlaanderen zoals op Tho-
len die een jaar of acht
geleden een voorstel indiende
om 's zondags de brug op te
houden opdat de mensen niet
zouden kunnen gaan baden.
Dus ik denk dat men soms
overdrijft. Het is niet de kerk
die zo drukkend is, het is heel
de mentaliteit onder de bur
gerij. Je stand hooghouden."
Mevrouw Drosten: „Ik kan
niet tegen dat benepene. Ik
krijg er soms de kriebels van.
Dat zie je in Nederland toch
veel minder? Daar heeft men
glad lak aan de burgerij."
Geen vinger^—
Jan Meijer: „Is dat nou wel
zo? Ik geloof dat we ons er
voor moeten hoeden om te
denken dat het in Nederland
zo anders is. Bij mijn ouders
gold vroeger ook heel sterk
dat verschil. Het was er zelfs
tussen handswerklieden en
boeren. Ik geloof dat het in
Nederland in de meest ge
ïndustrialiseerde gebieden
nog net zo is. Er is misschien
wat veranderd, maar dat is
het hier ook."
Terug naar de in de aanhef
genoemde uitspraak: jullie
hebben ons in de steek gela
ten. Is die wel realistisch?
Mevrouw Steenhoudt: „Ja, zo
voel ik het ook. Toen wij 150
jaar geleden werkelijk com
pleet in de verdrukking kwa
men, hebben jullie nooit meer
een vinger naar ons uitgesto
ken. Is er nooit meer aan cul
turele uitwisseling gedaan.
Vlaanderen't is een mira
kel dat het nog bestaat, dat
het weer is opgestaan! Ja, nü
is er toenadering. Omdat wij
intussen op een economisch
peil zijn gekomen dat ons er
•weer rijp voor heeft gemaakt.
Omdat het culturele leven
weer is gaan bloeien. Maar
hoeveel doden zijn daar niet
voor gevallen? Hoeveel idea
listen zijn daar niet voor te
gen de paal gezet?"
César Lecompte: „Ik denk
dat u een complex hebt je
gens Nederland. Duitsland
heeft ons toch ook niet gehol
pen? En Frankrijk ook niet?
We waren al 400 jaar geschei
den, dus waarom zouden de
Nederlanders na de val van
Napoleon nou ineens moeten
zeggen: ja, 't is waar, er zijn
nog wat Belgen waarmee we
ooit één grote stam zijn ge
weest, we zullen ze wel an
nexeren. Dat zei Frankrijk
toch ook niet? Voor het overi
ge moet ik wel beamen dat er
sprake is van wantrouwen je
gens Nederlanders. Als een
Nederlander je niet gefopt
heeft, is-ie het vergeten, zegt
men hier. Ook in de protes
tantse kerk is het wel zo dat
wij sinds de Eerste Wereld
oorlog als het ware gekoloni
seerd zijn door de Nederland
se hervormde en gereformeer
de kerk. Dat is nu nog te
merken. Men zal bij voor
beeld vlugger opkijken naar
een Nederlandse predikant
dan naar een Belgische. Ne
derlandse predikanten kwa
men hier in het verleden echt
als cultuurontwikkelingssa-
menwerkers."
Overwinnen
Mevrouw Steenhoudt: „Ik
moet zeggen: op privé-gebied
heb ik niet anders dan prach
tige relaties met Nederlan
ders. Telkens als ik er van
daan kom denk ik: ik moet
toch die innerlijke weerstand
'eens overwinnen. Want de re
aliteit is telkens weer anders
dan ik mij die voorstelde.
Maar dat gevoel heb ik nu
eenmaal, en ik ben werkelijk
niet de enige. Wat ik ook zo
jammer vind is dat er in Bel
gië toch massa's Nederlandse
opiniebladen worden ge
kocht. Wij lezen wekelijks
Vrij Nederland, bijna elke
kiosk heeft Nederlandse
kranten. Maar wordt er ook
iets uit Vlaanderen in Neder
land gekocht?"
Jennie Meijer: „Maar heel de
Vlaamse literatuur is er toch?
Nou en of die gelezen wordt!
Ik vind het overigens begrij
pelijk dat een gToep die zich
aizet. zich heel sterk profi
leert. Daarom is het ook be
grijpelijk dat een Vlaming
zich veel meer bewust is van
het feit dat-ie Vlaming is. Hij
verzet zich, anders gaat-ie ten
onder. Maar al die sentimen
ten die hier al bij het noemen
van de naam Brussel worden
losgemaakt, dat verbaast je
als Nederlander wel. Het is
toch niet zo dat Nederland op
die manier ook in stukjes uit
eenvalt. Natuurlijk is Am
sterdam een andere stad dan
Maastricht, maar niemand
zou zich daar zo hevig over
uitdrukken."
Jan Pillot: „Volgens mij en
dat wordt alleen maar nijpen
der zijn we echt op weg
naar drie verschillende cultu
ren in dit land. En ik geloof
dat het moet. En voor zo ver
ik contacten met Nederlan
ders heb kan ik me zo'n situa
tie daar ook niet voorstellen.
Maar de conflicten worden
gewoon harder. Het kapitaal
dat Wallonië vraagt voor z'n
bedrijven, de Vlamingen wor
den er doodgewoon moe
van."
Barbaren—
Jan Meijer: „Maar de teloor
gang van Wallonië, zoals jul
lie dat noemen, dat is toch
louter een economisch gege
ven? Dat heeft toch niets met
de culturele waarden van een
volk te maken?"
Jan Pillot: „Ik geloof niet dat
er van echte culturele waar
den sprake is."
César Lecompte: „Als u zo
doorgaat, gaat u straks nog
zeggen dat de Walen barba
ren zijn!"
Jan Pillot: „Ik ben niet anti-
Waals, maar anti-Brussels.
En ik geloof echt vast, dat als
er in België een splitsing
moet komen, dan moet die er
morgen nog komen. Dit land
is voor mijn part niet meer te
regeren."
Jan Meijer: „Waarom zo on
leefbaar? Jij hebt het hier
fantastisch in Vlaanderen. Ik
moet nog een plek in de we
reld vinden waar een grotere
welvaart is. Misschien op de
Champs-Elysées".
César Lecompte: „De econo
mische problemen van Wallo
nië, die zijn streekgebonden.
Het Luikse steenkoolbekken,
de metaalindustrie, enzo
voorts. Maar dat men zoiets
ook meteen maar in cultureel
opzicht een volk gaat verwij
ten, dat vind ik zeer kwalijk.
Dat is enorm bevuilend. Wat
is onze Vlaamse cultuur? Wilt
u met mij meegaan naar een
klein dorp in Oost-Vlaande-
ren of Limburg? Toont u daar
maar eens aan dat wij veel
cultuurbewuster zijn."
Kets»
Terug naar het thema. Wat
maakt de Belg anders dan de
Nederlander?
Mevrouw Steenhoudt: „Ne
derlanders zijn maatschap
pij-kritischer, hebben meer
belangstelling voor gemeen
schapsproblemen. Maar dat
zijn geen karaktertrekken. Ik
geloof dat wij individualisti-
scher zijn, weliswaar meer ge
steld op leut en plezier, maar
wij ervaren gezelligheid op
een andere manier. Jullie
hebben een heel ander con
cept van huiselijke gezellig
heid."
Mevrouw Drosten: „Vroeger
vond ik ze hier vreselijk on
gastvrij. Ja, in café's met el
kaar. Als ze er thuis de last
maar niet van hadden. Of je
had het andere uiterste, dat
men zich vreselijk ging uitslo
ven. In Holland schuif je een
bordje bij en je eet mee. Hier
word je te soeperen geno
digd."
Mevrouw Steenhoudt: „Ook
dat is streekgebonden. In
West-Vlaanderen staat ook
de koffiepot de ganse dag te
pruttelen en kunt ge meeëten
wanneer ge wilt. In Limburg
zijn de mensen wantrouwi
ger. maar eens dat ge binnen
zijt word je ook met open
armen ontvangen. En in Ant
werpen weer niet, dat is
waar."
César Lecompte: „Er blijkt
nog eens dat de verschillen
niet zo enorm groot zijn met
Nederland Ook daar is gast
vrijheid aan een streek ge
bonden. Er zijn streken waar
ze je drie keer op de koffie
vragen. Dan moet je twee
maal weigeren en de derde
keer mag je ja zeggen. Da's
heel beleefd. Weet je trou
wens waarom een Nederlan
der op zijn buik begraven wil
worden? Dan kan zijn fiets er
nog bij."