Bij Hulst en Sluis 'proeft het Vlaams' Janneke 'Het Zuiden'trekt zijn plan ISOCIAAL BERECHT! ^TËRDAG 17 MEI 1980 ■BELGIË ISO JAAR! in geen enkele streek langs de grens met België is de Vlaamse invloed zo sterk als in Zeeuws-Vlaanderen. De weg naar België is voor de inwoners van dit zuidelijke stukje Zeeland korter dan naar Nederland. Door de eeuwen heen was dit voormalige stuk Staats-Vlaanderen georiënteerd op het zuiden. Hier proeft men Vlaams, is ergens eens geschre ven. ook al wil men als Nederlander beschouwd worden. Zeeuws-Vlamingen moeten altijd „tol" betalen om naar hun eigen land te reizen. Naar België toe is de grens sterk vervaagd, al zijn er op economische terreinen nog duidelijke verschillen. Dat bewijzen de duizenden Belgen die elk week einde naar grensstadjes als Hulst en Sluis komen voor hun boodschappen. door Haro Hielkema HULST Met balen tegelijk koopt de Belg in de Zeeuws- Vlaamse grensstadjes in. Dozen vol boter, als er maar linolzuur in zit. Plastic tassen vol spullen bij de drogist vandaan. En behoorlij ke hoeveelheden vis. Alles gaat achter elkaar de grens over, mee naar huis. Een paar uurtjes rondwandelen in een grensstad als Hulst (of Sluis) levert dit beeld op: zaterdag, zondag, maandag. Van de zestig auto's op een parkeerplaats ach ter de wallen van Hulst hebben er zes een Nederlands nummerbord, de andere een Belgisch Boter en andere artikelen in de winkels van Hulst zijn vaak groter in Belgische franken aangegeven dan in Hol landse guldens. Geen wonder, want zeven van de tien mensen aan de kassa betalen met Belgisch geld Vooral Hulst en Sluis leven grotendeels bij de gratie van de Belgen. In het ruim 18 000 inwoners tellende Hulst staan nu elf bankgebouwen, het twaalfde zal niet lang op zich laten wachten. Het zijn hoofdzakelijk de Belgen die er hun geld komen brengen (voor beleggingen) of ha len; het rente-percentage is zo voordelig dat bankbedienden tot een van de groot- ste beroepsgroepen behoren. Het verhaal gaat al dat sommige banken beleggingen die minder dan één miljoen Belgische franken omvatten, niet meer in behande ling nemen. Hulst kent meer horeca-zaken dan een stad als Haarlem, winkels zijn talrijker dan in menige stad van dubbele omvang en het historische plaatsje bezit een van de grootste meubelzaken in ons land. Kortom. Hulst floreert ruimschoots dank zij de zuiderburen. Als er geen grens op drie kilometer afstand bestond, zou het een doorsnee stadje met een aantrekke lijk karakter zijn Hulst en Sluis zijn de meest uitgesproken voorbeelden van de Belgische invloed op het Zeeuws-Vlaamse land Het proeft er Vlaams, heeft iemand eens geschreven over het gebied, dat ruim honderdduizend inwoners bevat. Het is bovendien een land met een zeer eigen karakter, dat van weerskanten invloed heeft ondergaan: hier begrijpt men de Vlaming. „Toch is men hier zeer bewust Nederlan der," zegt burgemeester P J. G. Molthoff van Hulst. „Wij zijn Zeeuws-Vlamingen," zeggen de autochtonen, „en din pas Ne derlanders." Maar Belg zijn ze zeker niet. Het feit dat de historie pas anderhalve eeuw geleden de uiteindelijke grens met België trok (in de tachtigjarige oorlog werd Zeeuws-Vlaanderen bezit van de Noordelijke Nederlanden) doet daar niets aan af. Pogingen van België om dit zo afgelegen stuk Nederland na 1830 alsnog te annexeren werden door de Zeeuws- Vlamingen resoluut afgewezen. Niet ideaal-^——" Het zal overigens niet altijd meevallen om Je in Zeeuws-Vlaanderen Nederlander te voelen. Al na de Belgische opstand in de vorige eeuw was er weinig reden tot jui chen over de noordelijke Nederlanden. Zeeuws-Vlaanderen stond zeker niet als één man achter Den Haag. Vooral in het oostelijk deel, dat merendeels katholiek is, was men niet pro-Nederlands: men was er meestal verstoken van belangstelling voor het wel en wee in deze streek. „Hol land had alleen interesse als er wat te halen viel," vat burgemeester Molthoff de geschiedenis samen. Uit zijn woorden blijkt ook dat er in de moderne tijd nog geen ideale situatie is. Het grootste probleem voor Zeeuws- Vlaanderen is de bereikbaarheid. Of mis schien is het beter te stellen: het grootste probleem voor de Hollanders is de bereik baarheid van Zeeuws-Vlaanderen. Want Zeeuws-Vlamingen maken er over het al gemeen niet zo'n punt van dat ze Neder land alleen maar via de ponten van Bres- kens en Perkpolder of via België kunnen bereiken. Daar zijn ze aan gewend. Een vergadering om half tien in Den Haag is voor de gemeentebestuurders geen pro bleem. Andersom hebben ambtenaren van een ministerie wel eens het idee dat ze ongeveer moeten overwinteren, voordat ze in dat verre stukje Nederland zijn. Vroeg naar huis Een inwoner van Hulst, die zowel zijn kostschoolperiode als zijn diensttijd „aan de overkant" heeft doorgebracht, vertelt vaak geprofiteerd te hebben van de ma nier waarop er over Zeeuws-Vlaanderen wordt gedacht: „Wij mochten altijd heel vroeg naar huis, omdat we zeiden dat we met de pont over moesten. In de praktijk viel het allemaal erg mee." Al varen de ponten over de Westerschelde zeer regelmatig (behalve bij mist en zwaar weer), burgemeester Molthoff voelt het gemis van een vaste oeververbinding met Nederland zeer. Enerzijds vreest hij een toevloed van mensen uit de randstad als het ooit nog eens tot een brug-tunnel komt. anderzijds pleit hij voor economi sche impulsen voor Zeeuws-Vlaanderen. De transportkosten drukken zwaar op het bedrijfsleven, stelt hij. Andere Zeeuws-Vlamingen tillen daar minder zwaar aan. De rust in het landelij ke en nog erg ruime gebied is voor hen heel wat meer waard. Het zou hun liever zijn, als het veergeld voor de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen zou worden afge schaft. Toen koningin Wilhelmina in 1944 voor het eerst weer een voet op Nederland se bodem zette dat was in het westen van Zeeuws-Vlaanderen bij Eede be loofde zij de Zeeuws-Vlamingen voor de toekomst een gratis overtocht. De belofte heeft een tijd gegolden, maar momenteel moet er weer tol betaald worden. Voor 1,60 kan de Zeeuws-Vlaming de over steek naar Nederland maken, de Hollan der moet 4,50 neertellen als hij met z'n auto over wil. „Ik vind het een ontzettend onrechtvaardige zaak dat wij moeten be talen. In wezen is de pont een verlengstuk van de snelweg. Als je regelmatig naar de overkant moet, kost het je erg veel geld." Psychische rem Volgens burgemeester Molthoff is de Wes terschelde een psychische rem voor de Nederlanders om naar Zeeuws-Vlaande ren te komen. De enige honkbalclub die Zeeuws-Vlaanderen rijk is het Zeeuwse Honk uit Terneuzen weet er ook over mee te praten. De bezwaren van Holland se verenigingen om één keer per seizoen bij Kruiningen-Perkpolder over te steken, waren zo groot dat het Zeeuwse Honk (dat om de week moest overvaren voor een competitiewedstrijd) sinds vier jaar aan de Belgische honkbalcompetitie deel neemt. De Zeeuws-Vlaming is trouwens op veel meer terreinen op België aangewezen. De „grote stad" is voor hem Gent. Slnt-Ni- klaas of Antwerpen. Twintig minuten rij den is het naar het scala van uitgaansmo gelijkheden, de schouwburg in Brugge of de opera In Antwerpen. Ook in de medi sche sector zijn tal van Zeeuws-Vlamin gen op België georiënteerd, zoals de Hul stenaar die in Sint-Niklaas naar de tand arts gaat of een specialist in België zoekt. „Het is er stukken goedkoper." zegt hij. „Bovendien kun je er zwart betalen en verder keren de ziekenfondsen gewoon uit, ook al geven ze daar liever geen rucht baarheid aan." Van onderwijsmogelijkhe den in België wordt volop gebruik ge maakt door de Nederlanders in de grens strook. avondcursussen kosten maar een prik, muzikaal en kunstzinnig onderwijs ligt er voor het oprapen. Smokkelen eerzaam Het grensverkeer werd vroeger voor een belangrijk deel gevormd door smokke laars. „Smokkelen was hier een eerzaam beroep," zegt de Hulstenaar. En ook de politieman, die dertig jaar in het Zeeuws- vlaamse heeft gediend, vertelt dat smok kelen beslist niet als een zonde werd opge vat: „Iedereen deed het" Nog steeds speelt de douane een belangrijke rol in Zeeuws-Vlaanderen, al is de grens voor het gewone verkeer vrijwel verdwenen. „Maar als een Hollandse vertegenwoordi ger die bij mij komt door de mist 's avonds niet met de pont terugkan. mag hij met al zijn waar in de auto niet over België zegt een juwelier uit Terneuzen. „Dat geeft dan een hoop trammelant De middenstan der uit Hulst beaamt het: ..De Belische douane maakt nogal eens problemen, bij voorbeeld als je je paspoort niet bij je hebt" Veel Belgen In Zeeuws-Vlaanderen zijn veel Belgen werkzaam. Op het lyceum in Hulst werken twintig Belgen, tal van verpleegsters ko men van over de grens. „Hollanders ko men hier niet naar toe," zegt burgemees ter Molthoff. „Maar als ze komen, zijn ze hier niet meer weg te branden." De politie agent, de juwelier en de oprichter van de honkbalclub geven het allemaal grif toe. „Dat komt door de sfeer," zeggen ze „De mensen zijn hier joyeuzer. bourgondisch van aard. minder precies. Ze hebben een gulle lach. De Vlaamse trekken zijn duide lijk aanwezig. Met de Vlamingen hebben ze misschien ook wel een licht minder waardigheidscomplex gemeen: ze voelen zich wat weggedrukt, achtergesteld." Wordt de Zeeuws-Vlaming aangeduid als. een soort apart, binnen het afgelegen stukje Nederland is nog weer een schei ding aan te geven tussen oosterlingen en westerlingen In het Oosten woont een bevolking, die ruwer oogt, openhartiger ls en veel meer weg heeft van de Vlaming dan de mensen uit het Westen. De wester ling wordt stugger genoemd, degelijker en meer trekken vertonend van het Holland se. Het Westen is ook voor een groot deel protestant, al zijn Sluis en Aardenburg overwegend katholiek. In het Oosten vor men Axel en Zaamslag protestantse en claves in een katholieke omgeving. Vooral het Westen heeft in de loop van de ge schiedenis sterk geleden onder plunderin gen en oorlogen. Vluchtelingen uit alle windstreken hebben zich er gevestigd, zoals hugenoten, doopsgezinden. Duitsers en Vlamingen. Sex De „vluchtelingen van de moderne tijd" in Zeeuws-Vlaanderen zijn weer Belgen. Hun toevluchtsoord zijn de sexwinkels en sex- bioscopen in het grensgebied. In hun ei gen land is het taboe nog zo sterk dat het heil in Hulst en Sluis wordt gezocht. Ma dame gaat winkelen en monsieur pakt een sexfilmpje. Dat is een heel gewoon beeld ln beide steden. Pa en ma spreken na hun bezigheden weer af in de horeca-tent voor een „witteke" of een hapje eten. Van dat „recreatieve winkelen" moeten de meeste middenstanders het hebben. De winkels luitingswet geldt in deze streken dan ook niet op zondag. Die dag kun je in Hulst en Sluis over de hoofden lopen. Over de Bel gische wel te verstaan door Huub Elzerman Janneke is een mongooltje. Sinds haar geboorte lijdt ze aan een hartafwijking en ze is herhaaldelijk opgenomen in het ziekenhuis wegens bronchitis. Het meisje kan nauwelijks lopen en ze kan zich zonder begeleiding niet verplaatsen. Haar enige houvast in dit leven ls het engelengeduld waarmee haar ouders haar omringen. Over de betekenis van de ouderlijke zorg zullen we het verder niet hebben. Oflaten we zeggen dat we ons beperken tot een mlniscuul deel van die zorg. Janneke was tien jaar, toen haar vader de bedrijfsvereniging vroeg om een auto in bruikleen. Zoals de lezers van deze rubriek weten kan dat in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Ais een auto de enige manier is om het noodzakelijke contact met andere mensen te onderhouden, en men kan die auto niet zelf betalen, kan er op kosten van de AAW een auto in bruikleen worden gevraagd. Als men al een auto heeft kan er een kilometervergoeding worden gegeven en ten slotte bestaan er vergoedingen voor invalidewagens en taxikosten. De bedrijfsvereniging bestudeerde de aanvraag van Jenneke's vader en oordeelde vervolgens negatief. Geen auto dus, maar wèl een vergoeding voor 2500 kilometer per jaar, te verrijden per taxi of in een auto van derden. „Een kilometervergoeding biedt onder de gegeven omstandigheden de meest verantwoorde oplossing voor uw vervoersproblemen," schreven de sociale verzekeringsmannen. Janneke's vader vond dat wat mager. „Mijn dochtertje is dermate zwaar gehandicapt dat ze eigenlijk nooit alleen kan worden gelaten. Met zo'n kilometervergoeding zouden we voor elk wissewasje een taxi moeten bellen. Dat is toch erg omslachtig?" Hij wendde zich tot de Raad van Beroep en daar kreeg hij gelijk „Janneke." zo oordeelde de beroepsrechter, „kan zich zonder begeleiding niet verplaatsen, ze kan nauwelijks lopen, niet alleen gelaten worden en zij moet daarom, gelet op de gezinssamenstelling, vrijwel steeds door haar ouders worden meegenomen. De bedrijfsvereniging zal haar afwijzing moeten herzien." Dat deed de bedrijfsvereniging. Maar het betekende niet dat er nu wèl een auto in bruikleen werd gegeven. Nee, de bedrijfsvereniging vond de taxikostenvergoeding nog steeds een prima oplossing en ging ln hoger beroep. Tot de Centrale Raad van Beroep zei de bedrijfsvereniging: ■Wij achten het vooral van belang dat Janneke medisch in staat wordt geacht om onder begeleiding een kleine afstand te lopen, zij is geen tolstoelpatiënte en behoeft ook niet liggend vervoerd te worden. Naar onze mening kan dus niet worden gezegd dat een taxikostenvergoeding géén en een auto wèl een goede oplossing voor haar ^oersproblemen zou zijn." Over de vraag of de taxikostenvergoeding van 2500 kilometer wel toereikend was, merkte de bedrijfsvereniging op dat het de vader van Janneke was toegestaan de taxikostenvergoeding ook te gebruiken voor de bestrijding van de vervoerskosten per eigen auto of per auto van een derde. Het ging om een zogeheten uitgebreide taxikostenvergoeding. „Hoewel wij er begrip voor hebben dat de handicap van Janneke ook voor de ouders een extra belasting betekent, en zij ten gevolge van die handicap hun dochtertje niet alleen kunnen laten en daarom altijd moeten meenemen, menen we toch dat deze omstandigheden geen overwegende invloed kunnen hebben op de beslissing welke vervoersvoorziening moet worden verstrekt," aldus de sociale verzekeringsmannen, die dus geen duimbreed wensten te wijken. De vader van J anneke vroeg zich af waarom de omstandigheid dat hij zijn dochter altijd moest meenemen geen invloed mocht hebben op de beslissing over de vervoersvoorziening. Welke omstandigheden zouden dan wel een rol kunnen spelen?, vroeg hij zich af. Zouden ze werkelijk bedoelen dat we wel in aanmerking komen voor een auto, indien Janneke in een rolstoel of liggend zou moeten worden vervoerd? Dat leek hem al te kras. Hij zag de behandeling van zijn zaak voor de Centrale Raad van Beroep dan ook met enig optimisme tegemoet. Was het standpunt van de bedrijfsvereniging in strijd met de redelijkheid? De centrale raad zei er het volgende over: „Niet is gebleken dat Janneke zodanig gehandicapt is dat zij geen gebruik zou kunnen maken van een taxi om zich te kunnen verplaatsen. Het gebruik van een taxi bij gebreke van een eigen auto levert weliswaar bepaalde beperkingen op, maar die beperkingen kunnen op zichzelf nog niet leiden tot de conclusie, dat de weigering om een auto ter beschikking te stellen in strijd is met de redelijkheid." Op deze manier kreeg de bedrijfsvereniging in hoogste instantie toch nog gelijk. Er zou definitief geen auto komen. Maar hoe zat het nu met de vergoeding van de taxikosten? Daarover zei de bedrijfsvereniging het volgende: „Een vergoeding, die neerkomt op 2500 te verrijden kilometers, wordt in het algemeen voldoende geacht voor kinderen in de leeftijdsgroep van Janneke. Dat ls de helft van de taxikostenvergoeding voor volwassenen, maar een kind moet in staat worden geacht om daarmee de eigen sociale contacten binnen het woon- en leefmilieu te onderhouden." De bedrijfsvereniging hield daarbij rekening met het feit dat de kosten van het vervoer van en naar het dagverblijf in de regel uit andere hoofde worden vergoed. Aangezien het vervoer van Janneke van en naar het dagverblijf voor rekening komt van de gemeente, was de bedrijfsvereniging van mening dat deze kosten verder buiten beschouwing konden blijven. „Gelet op deze omstandigheid." merkte de bedrijfsvereniging op, „moet een halve taxikostenvergoeding als voldoende worden gekwalificeerd." De sociale verzekeringsmannen werden in deze redenering overigens gesteund door de Gemeenschappelijke Medische Dienst. Ook de sociale verzekeringsarts vond de halve taxikostenvergoeding voldoende. De centrale raad kwam op dit punt echter heel verrassend tot een geheel andere conclusie. „De toegekende vergoeding is ontoereikend om in een redelijke verplaatsingsbehoefte van Janneke te voorzien," oordeelde de raad. We nemen hierbij in aanmerking dat Janneke zich nagenoeg uitsluitend per auto an verplaatsen en voor haar recreatie is aangewezen op een bosrijke verder van haar woonplaats gelegen omgeving. Ook het feit dat het meisje niet of nauwelijks alleen kan worden gelaten liet de raad bij het eindoordeel zwaar meetellen. Zo kreeg Janneke's vader drie jaar nadat hij voor het eerst om een auto had gevraagd te horen dat hij die auto definitief niet zou krijgen, maar dat hij wel in aanmerking kwam voor een grotere taxikostenvergoeding. Met dat geld heeft hij toen een paar extra uitjes voor Janneke georganiseerd. Terwijl ik achter een prijzige tas koffie zit op de Grote Markt in Brussel zou dat Europa's mooiste plein zijn? klatert er plotseling muziek uit voor mij onzichtbare luidsprekers. Ge dragen, klassieke muziek, ik meen klanken van Mozart te her kennen en nu er niemand in de buurt is om mijn vermoeden te bevestigen of te weerspreken heb ik vrede met die betrekkelij ke zekerheid. Ik geloof dat ik Mozart nog nooit zo fijn gehoord heb; de fraaie gevelwanden om sluiten een ruimte waarin de klanken heen en weer golven en stijgen en dalen dat het een lieve lust is. Eigenlijk nooit geweten dat zo iets moois bestond maar op die gedachte volgt on middellijk een andere: dit is ten minste iets dat uitstijgt boven de gespleten tweetaligheid van deze stad! Zojuist ben ik op straat nog met mijn neus op deze tweetaligheid gedrukt Terwijl ik, kennelijk on handig en opzichtig, met een plattegrondje uitgevouwen voor mij de weg stond te zoeken, werd ik aangesproken door een als po litieman uitziend persoon: „Vous cherchez une rue?" De herinne ring aan mijn schooljaren is niet zó vervaagd dat lk de zin van deze woorden niet zou kunnen vatten, maar terwijl ik mij bezon op een trefzeker antwoord want waarom zou je een figuur slaan als dat na enig nadenken te vermijden is? had de agent al aan ik weet niet welke eigen aardigheid mijn herkomst gera den. Hij barstte los ln een regen van klanken, waarin ik een vrije en speelse maar soms toch wat moeiljk te volgen versie van mijn moedertaal herkende. Even daarna stond ik in het stadsmu seum en lk stelde daar vast tot welke diepten van ellenden tweetaligheid de mens kan doen dalen. Toen de Duitsers in de zomer van 1914 op het punt ston den de stad binnen te trekken vaardigde het stadsbestuur een proclamatie in twee talen uit en in de Vlaamse versie stond onder Het wapen van Brussel meer: „Wat er ook gebeurt aan hoort de stem van uwen burge meester en behoudt hem uw ver trouwen. Hij zal er niet te kort aan komen." Een dag later was er een tweede proclamatie met de woorden: „Ik maak opnieuw een beroep op de kalmte der bevolking." Je hebt er soms de Franse tekst bij nodig om alles goed te kunnen begrijpen! Dat is allemaal al lang geleden, be dacht ik vergoelijkend, het Ne derlands van de agent op straat was toch heel wat minder ver kreukeld. Maar daar staat weer tegenover de ook in Brussel ver nomen verzuchting van een Vla ming die veel met tweetaligen verkeert: dat hij moeite heeft om zijn Nederlands zuiver te houden te midden van de vele fouten, die hij hoort maken door mensen die het Nederlands later „geleerd" hebben Brussel is nog steeds een beleve nis maar voordat ik de stad ditmaal bereikte moest ik een licht gevoel van teleurstelling verwerken. Voor de oorlog heb ik eens met vriendjes van een van de verenigingen waarin dorpsbe woners ook destijds Ingedeeld waren een tochtje naar de we reldsteden Brussel en Antwer pen gemaakt. Behalve van het feit dat je in Antwerpen zomaar onder de Schelde doorkon, was ik zeer onder de indruk van het ogenblik waarop wij de grens bereikten. Er viel toen een ogen blik diepe stilte in de bus; ge spannen zagen wij hoe in uni form gestoken lieden door de ra men gluurden en op gedempte toon met onze leider onderhan delden. Ten slotte weerklonk een collectieve zucht van verlich ting: we mochten allemaal ver der, niemand behoefde op die merkwaardige plaats achter te blijven. Europese eenwording ls prachtig, grenzen zijn goed beke ken onzinnige dingen, maar toch vind ik het jammer dat onze jeugd zo dicht bij huls deze mo menten vol plechtige spannig moet missen. Je glijdt onge merkt een ander land binnen! Van een heel ander karakter was de spanning waarmee ik ln Brus sel uitzag naar een antwoord op een vraag die mij al lang bezig hield: hoe zou het toch komen dat ze in Vlaanderen woorden als „tanker" en „plannen" zo vaak uitspreken met de „a" die wij zeggen in „plant" en „kast"? Heeft dat iets te maken met de grotere neiging tot taalzuivering („purisme") die onmiskenbaar bij onze zuiderburen aanwezig is. een neiging die zich uit in het gebruik van woorden als „kin- •derkribbe" (crèche) en „keur- raad" (jury)? Het antwoord was minder gewichtig dan ik veron derstelde: Vlamingen zijn veel minder vertrouwd met de Engel se taal dan de „Noorderlingen". Uit de mond, waaruit ik dit ant woord vernam, hoorde ik ook een kostelijke Zuid-Nederlandse uitdrukking, bijna net zo mooi als de klanken van Mozart: „Jul lie Nederlanders zijn goed in het plannen, wij in het zuiden kun nen heel goed „ons plan trek ken" Dat betekent: we zijn meesters in de kunst om ons er uit te redden door tussen wetten en besluiten door te laveren want dat leer je wel als je zo lang onder vreemde overheden ge leefd hebt: Spanjaarden. Oos tenrijkers. Fransen, en noem de Nederlanders er dan ook maar bij!" TROUW/KWARTET Op zaterdag, zondag en maandag kun je in Hulst en Sluis over de hoofden lopen. Over de Belgische wel te verstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 21