Bij Hulst en Sluis
'proeft het Vlaams'
Janneke
'Het Zuiden'trekt
zijn plan
ISOCIAAL BERECHT!
^TËRDAG 17 MEI 1980
■BELGIË ISO JAAR!
in geen enkele streek langs de grens met België is de
Vlaamse invloed zo sterk als in Zeeuws-Vlaanderen. De weg
naar België is voor de inwoners van dit zuidelijke stukje
Zeeland korter dan naar Nederland. Door de eeuwen heen
was dit voormalige stuk Staats-Vlaanderen georiënteerd op
het zuiden. Hier proeft men Vlaams, is ergens eens geschre
ven. ook al wil men als Nederlander beschouwd worden.
Zeeuws-Vlamingen moeten altijd „tol" betalen om naar hun
eigen land te reizen. Naar België toe is de grens sterk
vervaagd, al zijn er op economische terreinen nog duidelijke
verschillen. Dat bewijzen de duizenden Belgen die elk week
einde naar grensstadjes als Hulst en Sluis komen voor hun
boodschappen.
door Haro Hielkema
HULST Met balen tegelijk
koopt de Belg in de Zeeuws-
Vlaamse grensstadjes in. Dozen
vol boter, als er maar linolzuur in
zit. Plastic tassen vol spullen bij
de drogist vandaan. En behoorlij
ke hoeveelheden vis. Alles gaat
achter elkaar de grens over, mee
naar huis.
Een paar uurtjes rondwandelen in een
grensstad als Hulst (of Sluis) levert dit
beeld op: zaterdag, zondag, maandag. Van
de zestig auto's op een parkeerplaats ach
ter de wallen van Hulst hebben er zes een
Nederlands nummerbord, de andere een
Belgisch Boter en andere artikelen in de
winkels van Hulst zijn vaak groter in
Belgische franken aangegeven dan in Hol
landse guldens. Geen wonder, want zeven
van de tien mensen aan de kassa betalen
met Belgisch geld
Vooral Hulst en Sluis leven grotendeels
bij de gratie van de Belgen. In het ruim
18 000 inwoners tellende Hulst staan nu
elf bankgebouwen, het twaalfde zal niet
lang op zich laten wachten. Het zijn
hoofdzakelijk de Belgen die er hun geld
komen brengen (voor beleggingen) of ha
len; het rente-percentage is zo voordelig
dat bankbedienden tot een van de groot-
ste beroepsgroepen behoren. Het verhaal
gaat al dat sommige banken beleggingen
die minder dan één miljoen Belgische
franken omvatten, niet meer in behande
ling nemen.
Hulst kent meer horeca-zaken dan een
stad als Haarlem, winkels zijn talrijker
dan in menige stad van dubbele omvang
en het historische plaatsje bezit een van
de grootste meubelzaken in ons land.
Kortom. Hulst floreert ruimschoots dank
zij de zuiderburen. Als er geen grens op
drie kilometer afstand bestond, zou het
een doorsnee stadje met een aantrekke
lijk karakter zijn
Hulst en Sluis zijn de meest uitgesproken
voorbeelden van de Belgische invloed op
het Zeeuws-Vlaamse land Het proeft er
Vlaams, heeft iemand eens geschreven
over het gebied, dat ruim honderdduizend
inwoners bevat. Het is bovendien een land
met een zeer eigen karakter, dat van
weerskanten invloed heeft ondergaan:
hier begrijpt men de Vlaming.
„Toch is men hier zeer bewust Nederlan
der," zegt burgemeester P J. G. Molthoff
van Hulst. „Wij zijn Zeeuws-Vlamingen,"
zeggen de autochtonen, „en din pas Ne
derlanders." Maar Belg zijn ze zeker niet.
Het feit dat de historie pas anderhalve
eeuw geleden de uiteindelijke grens met
België trok (in de tachtigjarige oorlog
werd Zeeuws-Vlaanderen bezit van de
Noordelijke Nederlanden) doet daar niets
aan af. Pogingen van België om dit zo
afgelegen stuk Nederland na 1830 alsnog
te annexeren werden door de Zeeuws-
Vlamingen resoluut afgewezen.
Niet ideaal-^——"
Het zal overigens niet altijd meevallen om
Je in Zeeuws-Vlaanderen Nederlander te
voelen. Al na de Belgische opstand in de
vorige eeuw was er weinig reden tot jui
chen over de noordelijke Nederlanden.
Zeeuws-Vlaanderen stond zeker niet als
één man achter Den Haag. Vooral in het
oostelijk deel, dat merendeels katholiek
is, was men niet pro-Nederlands: men was
er meestal verstoken van belangstelling
voor het wel en wee in deze streek. „Hol
land had alleen interesse als er wat te
halen viel," vat burgemeester Molthoff de
geschiedenis samen. Uit zijn woorden
blijkt ook dat er in de moderne tijd nog
geen ideale situatie is.
Het grootste probleem voor Zeeuws-
Vlaanderen is de bereikbaarheid. Of mis
schien is het beter te stellen: het grootste
probleem voor de Hollanders is de bereik
baarheid van Zeeuws-Vlaanderen. Want
Zeeuws-Vlamingen maken er over het al
gemeen niet zo'n punt van dat ze Neder
land alleen maar via de ponten van Bres-
kens en Perkpolder of via België kunnen
bereiken. Daar zijn ze aan gewend. Een
vergadering om half tien in Den Haag is
voor de gemeentebestuurders geen pro
bleem. Andersom hebben ambtenaren
van een ministerie wel eens het idee dat ze
ongeveer moeten overwinteren, voordat
ze in dat verre stukje Nederland zijn.
Vroeg naar huis
Een inwoner van Hulst, die zowel zijn
kostschoolperiode als zijn diensttijd „aan
de overkant" heeft doorgebracht, vertelt
vaak geprofiteerd te hebben van de ma
nier waarop er over Zeeuws-Vlaanderen
wordt gedacht: „Wij mochten altijd heel
vroeg naar huis, omdat we zeiden dat we
met de pont over moesten. In de praktijk
viel het allemaal erg mee."
Al varen de ponten over de Westerschelde
zeer regelmatig (behalve bij mist en zwaar
weer), burgemeester Molthoff voelt het
gemis van een vaste oeververbinding met
Nederland zeer. Enerzijds vreest hij een
toevloed van mensen uit de randstad als
het ooit nog eens tot een brug-tunnel
komt. anderzijds pleit hij voor economi
sche impulsen voor Zeeuws-Vlaanderen.
De transportkosten drukken zwaar op het
bedrijfsleven, stelt hij.
Andere Zeeuws-Vlamingen tillen daar
minder zwaar aan. De rust in het landelij
ke en nog erg ruime gebied is voor hen
heel wat meer waard. Het zou hun liever
zijn, als het veergeld voor de inwoners van
Zeeuws-Vlaanderen zou worden afge
schaft. Toen koningin Wilhelmina in 1944
voor het eerst weer een voet op Nederland
se bodem zette dat was in het westen
van Zeeuws-Vlaanderen bij Eede be
loofde zij de Zeeuws-Vlamingen voor de
toekomst een gratis overtocht. De belofte
heeft een tijd gegolden, maar momenteel
moet er weer tol betaald worden. Voor
1,60 kan de Zeeuws-Vlaming de over
steek naar Nederland maken, de Hollan
der moet 4,50 neertellen als hij met z'n
auto over wil. „Ik vind het een ontzettend
onrechtvaardige zaak dat wij moeten be
talen. In wezen is de pont een verlengstuk
van de snelweg. Als je regelmatig naar de
overkant moet, kost het je erg veel geld."
Psychische rem
Volgens burgemeester Molthoff is de Wes
terschelde een psychische rem voor de
Nederlanders om naar Zeeuws-Vlaande
ren te komen. De enige honkbalclub die
Zeeuws-Vlaanderen rijk is het Zeeuwse
Honk uit Terneuzen weet er ook over
mee te praten. De bezwaren van Holland
se verenigingen om één keer per seizoen
bij Kruiningen-Perkpolder over te steken,
waren zo groot dat het Zeeuwse Honk (dat
om de week moest overvaren voor een
competitiewedstrijd) sinds vier jaar aan
de Belgische honkbalcompetitie deel
neemt.
De Zeeuws-Vlaming is trouwens op veel
meer terreinen op België aangewezen. De
„grote stad" is voor hem Gent. Slnt-Ni-
klaas of Antwerpen. Twintig minuten rij
den is het naar het scala van uitgaansmo
gelijkheden, de schouwburg in Brugge of
de opera In Antwerpen. Ook in de medi
sche sector zijn tal van Zeeuws-Vlamin
gen op België georiënteerd, zoals de Hul
stenaar die in Sint-Niklaas naar de tand
arts gaat of een specialist in België zoekt.
„Het is er stukken goedkoper." zegt hij.
„Bovendien kun je er zwart betalen en
verder keren de ziekenfondsen gewoon
uit, ook al geven ze daar liever geen rucht
baarheid aan." Van onderwijsmogelijkhe
den in België wordt volop gebruik ge
maakt door de Nederlanders in de grens
strook. avondcursussen kosten maar een
prik, muzikaal en kunstzinnig onderwijs
ligt er voor het oprapen.
Smokkelen eerzaam
Het grensverkeer werd vroeger voor een
belangrijk deel gevormd door smokke
laars. „Smokkelen was hier een eerzaam
beroep," zegt de Hulstenaar. En ook de
politieman, die dertig jaar in het Zeeuws-
vlaamse heeft gediend, vertelt dat smok
kelen beslist niet als een zonde werd opge
vat: „Iedereen deed het" Nog steeds
speelt de douane een belangrijke rol in
Zeeuws-Vlaanderen, al is de grens voor
het gewone verkeer vrijwel verdwenen.
„Maar als een Hollandse vertegenwoordi
ger die bij mij komt door de mist 's avonds
niet met de pont terugkan. mag hij met al
zijn waar in de auto niet over België zegt
een juwelier uit Terneuzen. „Dat geeft dan
een hoop trammelant De middenstan
der uit Hulst beaamt het: ..De Belische
douane maakt nogal eens problemen, bij
voorbeeld als je je paspoort niet bij je
hebt"
Veel Belgen
In Zeeuws-Vlaanderen zijn veel Belgen
werkzaam. Op het lyceum in Hulst werken
twintig Belgen, tal van verpleegsters ko
men van over de grens. „Hollanders ko
men hier niet naar toe," zegt burgemees
ter Molthoff. „Maar als ze komen, zijn ze
hier niet meer weg te branden." De politie
agent, de juwelier en de oprichter van de
honkbalclub geven het allemaal grif toe.
„Dat komt door de sfeer," zeggen ze „De
mensen zijn hier joyeuzer. bourgondisch
van aard. minder precies. Ze hebben een
gulle lach. De Vlaamse trekken zijn duide
lijk aanwezig. Met de Vlamingen hebben
ze misschien ook wel een licht minder
waardigheidscomplex gemeen: ze voelen
zich wat weggedrukt, achtergesteld."
Wordt de Zeeuws-Vlaming aangeduid als.
een soort apart, binnen het afgelegen
stukje Nederland is nog weer een schei
ding aan te geven tussen oosterlingen en
westerlingen In het Oosten woont een
bevolking, die ruwer oogt, openhartiger ls
en veel meer weg heeft van de Vlaming
dan de mensen uit het Westen. De wester
ling wordt stugger genoemd, degelijker en
meer trekken vertonend van het Holland
se. Het Westen is ook voor een groot deel
protestant, al zijn Sluis en Aardenburg
overwegend katholiek. In het Oosten vor
men Axel en Zaamslag protestantse en
claves in een katholieke omgeving. Vooral
het Westen heeft in de loop van de ge
schiedenis sterk geleden onder plunderin
gen en oorlogen. Vluchtelingen uit alle
windstreken hebben zich er gevestigd,
zoals hugenoten, doopsgezinden. Duitsers
en Vlamingen.
Sex
De „vluchtelingen van de moderne tijd" in
Zeeuws-Vlaanderen zijn weer Belgen. Hun
toevluchtsoord zijn de sexwinkels en sex-
bioscopen in het grensgebied. In hun ei
gen land is het taboe nog zo sterk dat het
heil in Hulst en Sluis wordt gezocht. Ma
dame gaat winkelen en monsieur pakt een
sexfilmpje. Dat is een heel gewoon beeld
ln beide steden. Pa en ma spreken na hun
bezigheden weer af in de horeca-tent voor
een „witteke" of een hapje eten. Van dat
„recreatieve winkelen" moeten de meeste
middenstanders het hebben. De winkels
luitingswet geldt in deze streken dan ook
niet op zondag. Die dag kun je in Hulst en
Sluis over de hoofden lopen. Over de Bel
gische wel te verstaan
door Huub Elzerman
Janneke is een mongooltje. Sinds haar geboorte
lijdt ze aan een hartafwijking en ze is herhaaldelijk
opgenomen in het ziekenhuis wegens bronchitis.
Het meisje kan nauwelijks lopen en ze kan zich
zonder begeleiding niet verplaatsen. Haar enige
houvast in dit leven ls het engelengeduld waarmee
haar ouders haar omringen. Over de betekenis van
de ouderlijke zorg zullen we het verder niet hebben.
Oflaten we zeggen dat we ons beperken tot een
mlniscuul deel van die zorg.
Janneke was tien jaar, toen haar vader de
bedrijfsvereniging vroeg om een auto in bruikleen.
Zoals de lezers van deze rubriek weten kan dat in
het kader van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Ais een auto de
enige manier is om het noodzakelijke contact met
andere mensen te onderhouden, en men kan die
auto niet zelf betalen, kan er op kosten van de AAW
een auto in bruikleen worden gevraagd. Als men al
een auto heeft kan er een kilometervergoeding
worden gegeven en ten slotte bestaan er
vergoedingen voor invalidewagens en taxikosten.
De bedrijfsvereniging bestudeerde de aanvraag van
Jenneke's vader en oordeelde vervolgens negatief.
Geen auto dus, maar wèl een vergoeding voor 2500
kilometer per jaar, te verrijden per taxi of in een
auto van derden.
„Een kilometervergoeding biedt onder de gegeven
omstandigheden de meest verantwoorde oplossing
voor uw vervoersproblemen," schreven de sociale
verzekeringsmannen. Janneke's vader vond dat
wat mager. „Mijn dochtertje is dermate zwaar
gehandicapt dat ze eigenlijk nooit alleen kan
worden gelaten. Met zo'n kilometervergoeding
zouden we voor elk wissewasje een taxi moeten
bellen. Dat is toch erg omslachtig?" Hij wendde
zich tot de Raad van Beroep en daar kreeg hij
gelijk „Janneke." zo oordeelde de beroepsrechter,
„kan zich zonder begeleiding niet verplaatsen, ze
kan nauwelijks lopen, niet alleen gelaten worden en
zij moet daarom, gelet op de gezinssamenstelling,
vrijwel steeds door haar ouders worden
meegenomen. De bedrijfsvereniging zal haar
afwijzing moeten herzien."
Dat deed de bedrijfsvereniging. Maar het
betekende niet dat er nu wèl een auto in bruikleen
werd gegeven. Nee, de bedrijfsvereniging vond de
taxikostenvergoeding nog steeds een prima
oplossing en ging ln hoger beroep. Tot de Centrale
Raad van Beroep zei de bedrijfsvereniging:
■Wij achten het vooral van belang dat Janneke
medisch in staat wordt geacht om onder
begeleiding een kleine afstand te lopen, zij is geen
tolstoelpatiënte en behoeft ook niet liggend
vervoerd te worden. Naar onze mening kan dus niet
worden gezegd dat een taxikostenvergoeding géén
en een auto wèl een goede oplossing voor haar
^oersproblemen zou zijn."
Over de vraag of de taxikostenvergoeding van 2500
kilometer wel toereikend was, merkte de
bedrijfsvereniging op dat het de vader van Janneke
was toegestaan de taxikostenvergoeding ook te
gebruiken voor de bestrijding van de
vervoerskosten per eigen auto of per auto van een
derde. Het ging om een zogeheten uitgebreide
taxikostenvergoeding.
„Hoewel wij er begrip voor hebben dat de handicap
van Janneke ook voor de ouders een extra belasting
betekent, en zij ten gevolge van die handicap hun
dochtertje niet alleen kunnen laten en daarom
altijd moeten meenemen, menen we toch dat deze
omstandigheden geen overwegende invloed
kunnen hebben op de beslissing welke
vervoersvoorziening moet worden verstrekt," aldus
de sociale verzekeringsmannen, die dus geen
duimbreed wensten te wijken.
De vader van J anneke vroeg zich af waarom de
omstandigheid dat hij zijn dochter altijd moest
meenemen geen invloed mocht hebben op de
beslissing over de vervoersvoorziening. Welke
omstandigheden zouden dan wel een rol kunnen
spelen?, vroeg hij zich af. Zouden ze werkelijk
bedoelen dat we wel in aanmerking komen voor een
auto, indien Janneke in een rolstoel of liggend zou
moeten worden vervoerd? Dat leek hem al te kras.
Hij zag de behandeling van zijn zaak voor de
Centrale Raad van Beroep dan ook met enig
optimisme tegemoet.
Was het standpunt van de bedrijfsvereniging in
strijd met de redelijkheid? De centrale raad zei er
het volgende over: „Niet is gebleken dat Janneke
zodanig gehandicapt is dat zij geen gebruik zou
kunnen maken van een taxi om zich te kunnen
verplaatsen. Het gebruik van een taxi bij gebreke
van een eigen auto levert weliswaar bepaalde
beperkingen op, maar die beperkingen kunnen op
zichzelf nog niet leiden tot de conclusie, dat de
weigering om een auto ter beschikking te stellen in
strijd is met de redelijkheid."
Op deze manier kreeg de bedrijfsvereniging in
hoogste instantie toch nog gelijk. Er zou definitief
geen auto komen. Maar hoe zat het nu met de
vergoeding van de taxikosten?
Daarover zei de bedrijfsvereniging het volgende:
„Een vergoeding, die neerkomt op 2500 te verrijden
kilometers, wordt in het algemeen voldoende
geacht voor kinderen in de leeftijdsgroep van
Janneke. Dat ls de helft van de
taxikostenvergoeding voor volwassenen, maar een
kind moet in staat worden geacht om daarmee de
eigen sociale contacten binnen het woon- en
leefmilieu te onderhouden." De bedrijfsvereniging
hield daarbij rekening met het feit dat de kosten
van het vervoer van en naar het dagverblijf in de
regel uit andere hoofde worden vergoed. Aangezien
het vervoer van Janneke van en naar het
dagverblijf voor rekening komt van de gemeente,
was de bedrijfsvereniging van mening dat deze
kosten verder buiten beschouwing konden blijven.
„Gelet op deze omstandigheid." merkte de
bedrijfsvereniging op, „moet een halve
taxikostenvergoeding als voldoende worden
gekwalificeerd." De sociale verzekeringsmannen
werden in deze redenering overigens gesteund door
de Gemeenschappelijke Medische Dienst. Ook de
sociale verzekeringsarts vond de halve
taxikostenvergoeding voldoende.
De centrale raad kwam op dit punt echter heel
verrassend tot een geheel andere conclusie. „De
toegekende vergoeding is ontoereikend om in een
redelijke verplaatsingsbehoefte van Janneke te
voorzien," oordeelde de raad. We nemen hierbij in
aanmerking dat Janneke zich nagenoeg uitsluitend
per auto an verplaatsen en voor haar recreatie is
aangewezen op een bosrijke verder van haar
woonplaats gelegen omgeving. Ook het feit dat
het meisje niet of nauwelijks alleen kan worden
gelaten liet de raad bij het eindoordeel zwaar
meetellen.
Zo kreeg Janneke's vader drie jaar nadat hij voor
het eerst om een auto had gevraagd te horen dat hij
die auto definitief niet zou krijgen, maar dat hij wel
in aanmerking kwam voor een grotere
taxikostenvergoeding. Met dat geld heeft hij toen
een paar extra uitjes voor Janneke georganiseerd.
Terwijl ik achter een prijzige tas
koffie zit op de Grote Markt in
Brussel zou dat Europa's
mooiste plein zijn? klatert er
plotseling muziek uit voor mij
onzichtbare luidsprekers. Ge
dragen, klassieke muziek, ik
meen klanken van Mozart te her
kennen en nu er niemand in de
buurt is om mijn vermoeden te
bevestigen of te weerspreken
heb ik vrede met die betrekkelij
ke zekerheid. Ik geloof dat ik
Mozart nog nooit zo fijn gehoord
heb; de fraaie gevelwanden om
sluiten een ruimte waarin de
klanken heen en weer golven en
stijgen en dalen dat het een lieve
lust is. Eigenlijk nooit geweten
dat zo iets moois bestond
maar op die gedachte volgt on
middellijk een andere: dit is ten
minste iets dat uitstijgt boven
de gespleten tweetaligheid van
deze stad!
Zojuist ben ik op straat nog met
mijn neus op deze tweetaligheid
gedrukt Terwijl ik, kennelijk on
handig en opzichtig, met een
plattegrondje uitgevouwen voor
mij de weg stond te zoeken, werd
ik aangesproken door een als po
litieman uitziend persoon: „Vous
cherchez une rue?" De herinne
ring aan mijn schooljaren is niet
zó vervaagd dat lk de zin van
deze woorden niet zou kunnen
vatten, maar terwijl ik mij bezon
op een trefzeker antwoord
want waarom zou je een figuur
slaan als dat na enig nadenken
te vermijden is? had de agent
al aan ik weet niet welke eigen
aardigheid mijn herkomst gera
den. Hij barstte los ln een regen
van klanken, waarin ik een vrije
en speelse maar soms toch wat
moeiljk te volgen versie van
mijn moedertaal herkende. Even
daarna stond ik in het stadsmu
seum en lk stelde daar vast tot
welke diepten van ellenden
tweetaligheid de mens kan doen
dalen. Toen de Duitsers in de
zomer van 1914 op het punt ston
den de stad binnen te trekken
vaardigde het stadsbestuur een
proclamatie in twee talen uit en
in de Vlaamse versie stond onder
Het wapen van Brussel
meer: „Wat er ook gebeurt aan
hoort de stem van uwen burge
meester en behoudt hem uw ver
trouwen. Hij zal er niet te kort
aan komen." Een dag later was
er een tweede proclamatie met
de woorden: „Ik maak opnieuw
een beroep op de kalmte der
bevolking." Je hebt er soms de
Franse tekst bij nodig om alles
goed te kunnen begrijpen! Dat is
allemaal al lang geleden, be
dacht ik vergoelijkend, het Ne
derlands van de agent op straat
was toch heel wat minder ver
kreukeld. Maar daar staat weer
tegenover de ook in Brussel ver
nomen verzuchting van een Vla
ming die veel met tweetaligen
verkeert: dat hij moeite heeft om
zijn Nederlands zuiver te houden
te midden van de vele fouten, die
hij hoort maken door mensen die
het Nederlands later „geleerd"
hebben
Brussel is nog steeds een beleve
nis maar voordat ik de stad
ditmaal bereikte moest ik een
licht gevoel van teleurstelling
verwerken. Voor de oorlog heb ik
eens met vriendjes van een van
de verenigingen waarin dorpsbe
woners ook destijds Ingedeeld
waren een tochtje naar de we
reldsteden Brussel en Antwer
pen gemaakt. Behalve van het
feit dat je in Antwerpen zomaar
onder de Schelde doorkon, was
ik zeer onder de indruk van het
ogenblik waarop wij de grens
bereikten. Er viel toen een ogen
blik diepe stilte in de bus; ge
spannen zagen wij hoe in uni
form gestoken lieden door de ra
men gluurden en op gedempte
toon met onze leider onderhan
delden. Ten slotte weerklonk een
collectieve zucht van verlich
ting: we mochten allemaal ver
der, niemand behoefde op die
merkwaardige plaats achter te
blijven. Europese eenwording ls
prachtig, grenzen zijn goed beke
ken onzinnige dingen, maar toch
vind ik het jammer dat onze
jeugd zo dicht bij huls deze mo
menten vol plechtige spannig
moet missen. Je glijdt onge
merkt een ander land binnen!
Van een heel ander karakter was
de spanning waarmee ik ln Brus
sel uitzag naar een antwoord op
een vraag die mij al lang bezig
hield: hoe zou het toch komen
dat ze in Vlaanderen woorden als
„tanker" en „plannen" zo vaak
uitspreken met de „a" die wij
zeggen in „plant" en „kast"?
Heeft dat iets te maken met de
grotere neiging tot taalzuivering
(„purisme") die onmiskenbaar
bij onze zuiderburen aanwezig is.
een neiging die zich uit in het
gebruik van woorden als „kin-
•derkribbe" (crèche) en „keur-
raad" (jury)? Het antwoord was
minder gewichtig dan ik veron
derstelde: Vlamingen zijn veel
minder vertrouwd met de Engel
se taal dan de „Noorderlingen".
Uit de mond, waaruit ik dit ant
woord vernam, hoorde ik ook
een kostelijke Zuid-Nederlandse
uitdrukking, bijna net zo mooi
als de klanken van Mozart: „Jul
lie Nederlanders zijn goed in het
plannen, wij in het zuiden kun
nen heel goed „ons plan trek
ken" Dat betekent: we zijn
meesters in de kunst om ons er
uit te redden door tussen wetten
en besluiten door te laveren
want dat leer je wel als je zo lang
onder vreemde overheden ge
leefd hebt: Spanjaarden. Oos
tenrijkers. Fransen, en noem de
Nederlanders er dan ook maar
bij!"
TROUW/KWARTET
Op zaterdag, zondag en maandag kun je in Hulst en Sluis over de hoofden lopen. Over
de Belgische wel te verstaan.