Een collectie met
een sleutelfunctie
Gaudi's
gestolde
fantasie
door Cees Straus
De twintigste eeuw
heeft waarschijnlijk
geen kunstenaar van
even groot formaat
voortgebracht van wie
het zo moeilijk is om
een totaalindruk te krij
gen van zijn volledige
oeuvre als dat van Pa-
blo Ruiz Picasso.
Toen hij op 8 april 1973 over
leed, was er eigenlijk nauwe
lijks een overzicht bekend van
de vele duizenden schilderij
en, tekeningen, etsen, beelden
en keramische objecten die
hij in zijn ruim 91-jarige leven
had gemaakt. Natuurlijk, er
zijn de vele musea, de openba
re collecties over de hele we
reld die voorbeelden van zijn
kunstenaarschap geven, maar
het moest tot eind 1979 duren
toen in het Grand Palais in
Parijs een aanzienlijk aantal
nimmer getoonde schilderijen
en tekeningen uit de familie
erfenis kon worden getoond,
als „belastingschat" voor de
Franse staat.
Er waren vanzelfsprekend, al
eerder mogelijkheden ge
weest om een aardige indruk
te krijgen van zijn stijlontwik
kelingen, ook toen hij nog
leefde. In het begin der jaren
zestig bood het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam een goe
de presentatie met als een van
de vele hoogtepunten „de
vrouw van Mallorca", het be
kende portret uit zijn roze pe
riode. Het was een schilderij
dat bleef fascineren, hoewel
het moeilijk bleek om het
weer te kunnen terugzien. Je
moet er immers voor naar de
Hermitage in Leningrad.
Het werd een weerzien dat het
werk alleen nog maar mooier
maakte. Wat steeds bij het
zien van de Picasso's zo'n be
leving is: je wordt elke keer
weer een nieuwe gezichtshoek
geboden van waaruit je zijn
werk kan ondergaan. Picasso
is een rijk gefacetteerde spie
gel die steeds nieuwe kanten
te zien geeft.
Picasso is 24 jaar oud als hij in
1905 de Mallorcaanse schil
dert, hetzelfde jaar dat hij
Gertrude en Léo Stein ont
moet en dat hij een van zijn
spaarzaam gebleven bezoe
ken aan Nederland brengt. Hij
heeft zich dan al los gemaakt
van het Barcelonese kunstkli
maat, de stad waar hij sinds
1895 met onderbrekingen had
gewoond. Eerst als het kind
van een vader die hem de eer
ste tekenlessen had bijge
bracht, al in het ouderlijk huis
in zijn geboortestad Malaga,
later ook in La Corona waar
heen het gezin van de acade
mie-leraar voor korte tijd zou
verhuizen om zich tenslotte
definitief in de Catalaanse
hoofdstad te vestigen.
Guernica
Barcelona is een van de vier
Spaanse steden die graag de
Guernica zouden willen heb
ben. De Guernica, nu nog in
het Museum voor moderne
kunst in New York, mocht van
Picasso naar Spanje worden
door August Allebé op de
academie in Amsterdam.
Fau visten-
Toch gaat het in die jaren
bijzonder snel met hem. Zijn
contacten met de Fauvisten
leiden al in 1901 tot indruk
wekkende portretten, zoals
dat van Margot of de dwerg,
die hij in fel rood tegen een
schreeuwend gele achter
grond neerzet. Nog geen twee
jaar later zal het blauw in zijn
palet gaan overheersen, als
een van de meest opvallende
tegenstellingen in zijn schil
dersloopbaan.
De Picasso, zoals die in Barce
lona wordt getoond, is een
zoekende die eigenwijs ge
noeg is om onder de druk van
het ouderlijk huis weg te
gaan, zijn eigen omgeving met
een dan al redelijk vertegen
woordigde schildersbent te
gaan bepalen (waarvoor hij
het bekende café Les Quatre
Gats de vier katjes frequen
teert), maar die de stap naar
het echte, grote schildersbes-
taan nog moet maken.
Dat doet hij in Parijs, en niet
in Barcelona. Parijs was. ook
voor de Spaanse schilders van
rond de eeuwwisseling de stad
waar alles gebeurde. In zekere
zin lag het voor de ook dan al
rusteloze Picasso wel voor de
hand dat hij naar de Franse
hoofdstad trok, maar toch
blijft het enigszins opmerke
lijk dat hij, met zijn al vroeg
geopenbaarde smaak voor het
extravagante, zich nooit heeft
bekeerd tot het Modernismo,
de vooral in Barcelona zo
sterk uitgedragen Spaanse te
genhanger van Jugendstil en
Art Nouveau. Zeker in het la
tere werk toont Picasso bijna
nooit een voorkeur voor het
decoratieve element, maar
juist in die zoekende jeugd
verwacht je toch wel eens een-
lichte hang naar het exotisme
dat aan het Modernisme werd
meegegeven.
Etstechniek
Behalve de Picasso als schil
der, wordt in Barcelona ook
de Picasso als etser verhel
derd, een techniek die hij op
minstens even hoog niveau
heeft behandeld als de schil
dertechniek. Het was in deze
stad dat hij in 1899 de etstech
niek leerde van zijn collega
Ricardo Canals met als eerste
resultaat een voorstelling van
„de linkshandige stierevech
ter". Wat het museum in de
Calle de Montcada bezit, is
van latere datum. Het is zijn
eerste belangrijke prent uit
die tijd: de Sobere maaltijd,
een zinkets. We zien een ma
gere, wellicht blinde man die
met afgewende blik zijn
vrouw streelt. Picasso, in 1904
23 jaar oud als hij deze prent
maakt, toont dan al het in
zicht in de mens te hebben dat
nauwelijks meer kan worden
overtroffen. En het is geen
toevalstreffer: op een heel an
der niveau maar van een even
grootste schoonheid herhaalt
hij dit kunnen in de Mallor
caanse vrouw, slechts een jaar
later.
TERDAG 10 MEI 1980
De verplichte luiheid moet de zonaanbidders die zomers aan
de Costa Brava, de Costa Levantina en de Costa de Poniente
neerstrijken, wel eens te veel zijn en zij zullen in de oude
stadjes en dorpen aan deze Spaanse kusten al gauw op zoek
gaan naar toeristische trekpleisters die tijdens de geestdo
dende ontspanning nog enig avontuur opleveren. De miljoe
nenstad Barcelona zal hen, die de Randstad net zijn ont
vlucht, niet onmiddellijk trekken. Toch liggen daar, temid
den van de stedelijke herrie en stank de culturele verrassin
gen opgestapeld: enkele tientallen monumenten en vele
musea.
overgebracht als het demo
cratische bewind in dat land
was weergekeerd. Vier steden
maken aanspraak op deze er
fenis: Malaga omdat het Pi
casso's geboortestad is; Guer
nica omdat dat de plaats die
tenslotte de aanleiding gaf
voor het maken van het schil
derij dat een schrille aan
klacht is tegen het alles over
weldigende oorlogsgebeuren;
Madrid omdat daar het Prado
staat dat Spanje's grootste en
beste museum is en dan Bar
celona.
En waarom Barcelona? Ma
drid schijnt nu de meeste
voorkeur te hebben, ook al
door het openbaar maken van
een tot voor kort onbekende
brief van de overleden mees
ter waarin deze zijn wens
geeft te kennen dat de Guer
nica naar de Spaanse hoofd
stad moet gaan (hetgeen eind
september van dit jaar ook
daadwerkelijk zal gebeuren).
Toch zou de Guernica in Bar
celona niet misstaan. De stad
bezit in het Picasso-museum
een van de beste collecties die
elders in het land geen con
currentie ondervindt en zeker
niet in het Prado dat immers
geen twintigste eeuwse kunst
'bezit.
De Plcasso-collectie in Barce
lona, ondergebracht in een
schitterend gerestaureerd
middeleeuws paleis in de Bar
rio Gotico, is daarom van zo'n
groot belang omdat het een
sleutelfunctie inneemt ten
aanzien van stijlen die Picas
so heeft ontwikkeld in zijn
Franse periodes. De Barcelo
nese verzameling, bijeenge
bracht door Jaime Sabartés,
legt namelijk heel sterk de
nadruk op het vroege werk, de
jaren tot en met de blauwe,
pré-kubistische periode en tot
aan de roze periode. Dan
houdt het op, al wordt er een
uitzondering gemaakt voor
een complete serie, Las Me-
ninas, die tijdens een kort ver
blijf in Cannes, eind 1957 werd
gemaakt.
Wie Parijs heeft gezien, de
toenmalige expositie in Am
sterdam, de Hermitage in Le
ningrad, moet zich in Barcelo
na plotseling weer heel anders
oriënteren. Dat is ook de
grootheid van Picasso: hij is
zo enorm veelzijdig dat je elke
keer weer nieuwe ingangen
tot zijn werk kunt vinden.
Maar steeds blijft het „des Pi
casso's". duidelijk herken
baar, hoe verrassend ook van
optiek. Nu mag gezegd wor
den dat de heel vroege Picas
so nog weinig laat zien. hoe hij
zich later zal ontwikkelen. De
Picasso tot rond 1900 is een
vlijtige academie-student die
heel traditioneel schildert. In
Barcelona is bijvoorbeeld een
fors doek te zien dat de eerste
communie weergeeft, in een
stijl die in die tijd universeel
realsitisch was, die in Spanje
evengoed werd gedoceerd als
door Peter Karstkarel
Gaudi liet in de periode 1905-1910 dit Casa Mila bouwen.
Barcelona's kunstschatten zijn
niet alleen te vinden in de oude
binnenstad, de Barrio Gótico,
maar tevens in de iraaie 19e
eeuwse stadsuitleg, de Ensanche
en tegen en op de heuvels die de
stad insluiten. In het zuiden is dat
de top van de Montjuich, die be
kroond wordt door een fort dat
ingericht is tot krijgsmuseum.
Terrasgewijs aflopend bevinden
zich daar de paleizen die herinne
ren aan de wereldtentoonstelling
van 1929. Verschillende van die
gebouwen zijn tot museum inge
richt, onder andere het Palacio
Nacional dat de uitzonderlijk rij
ke collectie Catalaanse kunst
huisvest.
Aan de noordelijke rand van de binnen
stad heeft de grote citadel gelegen, een
omgracht fort voor het garnizoen met
bastions en ravelijnen. Van deze kunstma
tige vijfhoek is niets terug te vinden in het
Park van de Ciudadela dat ten behoeve
van de wereldtentoonstelling van 1888 af
gegraven werd en dat thans ruimte biedt
voor het dierenpark met zoölogische mu
sea, voor openbaar wandelpark en het
museum van Moderne Kunsten dat kunst
uit de 19e en vroege 20e eeuw herbergt. In
het westen liggen de Tibidabo-heuvels
waar zich enkele kleine nederzettingen
bevinden en tegen welks voet zich het
park Güell uitstrekt.
De stad heeft zich pas na het midden van
de vorige eeuw zo geweldig kunnen uit
breiden. Toen werden de oude verdedi-
gingswallen geslecht en kon üdefonso
Cerda, een stedebouwkundige die zich ter
dege had verdiept in de theorie van de
urbanisatie en 'Barcelona had bestu
deerd op de practische, civieltechnische
en sociale mogelijkheden, zijn plan laten
uitvoeren. Bij verbetering van de struc
tuur van de binnenstad en de integratie
van de oude voorsteden hield het plan een
forse uitbreiding in. Het enorme gebied
tussen kust en heuvels kreeg een wegen-
structuur van regelmatige elkaar lood
recht snijdende straten en enkele diago
nalen. Op een stadsplattegrond lijkt de
Ensanche stijf en gevoelloos, er doorheen
wandelend blijkt het allerminst te verve
len. De ruime aanleg, de geringe variaties
in de maten, de afwisseling van steeds
weer anders gevormde pleinen en vooral
de charmante architectuur van de woon
blokken verschaffen de wiskundige hel
derheid van het systeem een verrassende
levendigheid.
Tussen het Park van de Ciudadela en
het Park Güell in de oude stad en in de
Ensanche, strekken zich in tijd en plaats
de werkzaamheden uit van een van de
meest vooraanstaande architecten uit de
vernieuwingsperiode van omstreeks de
laatste eeuwwisseling: Antoni Gaudi
(1852-1926). In de oude stad zijn enkele
paleizen die hij voor het patriciaat bouw
de te vinden, in de heuvels en de voorste
den de buitenhuizen voor de welgestelden
en op diverse plaatsen in de Ensanche
kunnen huizen en straatmeubilalr van
Gaudi aangetroffen worden: versteende
dromen, gestolde fantasie.
Aan de rand van de oude binnenstad heeft
Gaudi twee grote stadshuizen, ze worden
paleizen genoemd, kunnen bouwen. De
ene was voor zijn belangrijkste opdracht
gever, de textielfabrikant graaf Eusebi
Güell (het Palau Güell in de Conde del
Asalto even ten zuiden van de Ramblas).
het ander een apartementengebouw (met
een dubbele gevel) in de Calle Caspe voor
de stof fenf abrikant Pedro Cal vet.
Accolade-gevel
Het Palau Güell dat qua ruimtelijke inde-
hng teruggaat op het traditionele- stad
huistype bezit een vide, een centrale licht
bal. Het is nu in gebruik als filmmuseum
en museum voor de dramatische kunsten
en is gemakkelijk toegankelijk. De ruim
telijke geleding van de kelder met gemet
selde pijlers en gewelven en de transpa
rante gevelorganisatie aan de straatzijde
zijn daardoor werkelijk te beleven, terwijl
andere werken van Gaudi niet dan met de
grootste moeite te betreden zijn. In de
Casa Calvet mag nauwelijks een lüjkje in
de centrale verkeershal met trappen en
lift worden genomen, de concierge van de
apartementbewoners stuurt nieuwsgieri
gen resoluut de straat weer op.
Daar wordt de charmant decoratieve kwa
de waterbekkens van de cascade, de grote
fontein.
Het zijn projecten geweest waarmee Anto
ni Gaudi zich nog nauweliks als een ver
nieuwer doet kennen. Veel later, in de
periode dat hij de beroemde Casa Mila
bouwde, ontwierp hij wederom straat-
meubilair dat aangewend werd op een van
de belangrijkste boulevards, de Paseo de
Gracia. De Paseo is voorzien van brede
trottoirs van zeshoekige tegels met patro
nen, symbolen voor de aarde, de zee en de
lucht, die exact in elkaar passen. De bou
levard wordt verlicht door lantaarns met
bijzonder ingenieuze en fraaie armaturen
die uit banken lijken op te groeien. Ban
ken in dezelfde organische vormen wer
den ook voor grote bakken voor bomen
ontworpen. Heeft de Paseo de Gracia met
deze kleine maar steeds herhaalde ele
menten al een Gaudi-sfeer ontvangen,
twee van zijn beroemdste bouwwerken
bevinden zich ook nog aan deze boule
vard: de Casa Batlló en Casa MilA.
Schedels
Beide zijn het huizen die wat grondplan
betreft geheel aansluitend op de traditie
en die zich voegen in het blokkenplan van
Cerdé (1815-1876). De ruimtelijke organi
satie van de huizen bezit het vloeiende dat
tot uitdrukking komt in de golvende ge
vel en dakvlakken Batlló en Mila, ge
bouwd in 1905-1907 en 1905-1910, zijn als
grottencomplexen, die met plooiende
wanden beantwoordden aan de dynamiek
die Cerdó in zij staduitbreiding had voor
gesteld. Battló is bekleed met kleurige
mozaïeken en bezit een dak dat een ge
schulpte draak voorstelt: de draak die
door het kruis van St. Joris, de stadspa-
troon, wordt overwonnen. De onderste
bouwlagen hebben een raamwerk van
knekels en schedels: de slachtoffers van
de draak. Casa Milè is een groot hoekcom-
plex dat geen gepolychromeerde bekle
ding ontving. Het is een kale, van grotwo
ningen voorziene golvende rots die be
kroond wordt door een complex geheel
van schoorstenen en ventilatietorens die
zo uit een slagroomspuit geperst lijken.
Bizarre groeisels dienen als hekken voor
de balcons.
De natuur is stellig een van de grote
inspiratiebronnen van Antoni Gaudi ge
weest. Een organische versmelting van
architectuur en natuur heeft hij bereikt in
het Park Güell. Het is een prettige wande
ling om de Paseo de Gracia naar Gracia af
te lopen en in deze voormalige voorstad
het vroegste huis van Gaudi, het met
tegels beklede Casa Vicens (1878-1880) te
bezoeken om vervolgens de voet van de
Tibidabo-heuvels het Park Güell te berei
ken. Hoewel het goed reizen is met de
metro, biedt juist een wandeling voortdu
rende verrassingen van de in elkaar over
vloeiende stadsstructuren met hun fanta
sievolle architectonische invullingen. Het
Park Güell zou als tuinstad voor de fa
brieksarbeiders van Eusebi Güell inge
richt worden, maar het gebied bleek te ver
van de stad te komen en na de aanleg van
de wegen en de bouw van het marktplein
en de ingangspartij met portierswoningen
werd het project gestaakt.
Die lege tuinstad is nu een openbaar park
met promenades die ondersteund of over
huifd worden door kolommen met gewel
ven die zo organisch van structuur en
vorm zijn dat ze nauwelijks te onderschei
den zijn van boomstammen. Het kunst
matige plateau dat het marktplein had
moeten worden is voor de ontspanning
zoekende Barcelonezen nu ook nog het
centrum. Terwijl de kinderen er leren fiet
sen zitten de ouders op de meanderende
banken die tevens de borstwering van de
ruimte is.
De banken zijn bekleed met spontane en
vrolijke mozaïeken van keramisch afval-
materiaal: tegelscherven, maar ook frag
menten van serviesgoed.. Het enige huis
dat in dit park gebouwd is diende als
woning voor Antoni Gaudi en is nu inge
richt als Gaudi-museum. De woning werd
ontworpen door Francesc Berenguer, de
naaste medeweker van de grootmeester,
in een Art Nouveau-trant die contrasteert
met de organische plasticiteit van het
werk van Gaudi. Deze woonde er tot hij in
1925 bij zijn grootste bouwproject ging
wonen: de kerk van de Sagrada Familia.
Een Jaar later overleed hij op 10 Juni 1926.
Nu, ruim een halve eeuw later, werkt men
nog steeds aan de kerk, naar ontwerpen
en in de geest van de grote bouwmeester
en met respect voor het idee dat gewerkt
wordt aan een nationaal monument voor
alle Catalanen.
Pablo Ruiz Picasso: De duiven, olieverf op doek, Cannes '57.
Hoewel de collectie in het Palacio Aguilar in Barcelona een
gesloten beeld te zien geeft, wordt dat diverse keren onder
broken, onder meer met een serie landschappen met duiven,
zoals het hier getoonde schilderij.
TROUW/KWARTET 25
Dit Is het eerste verhaal uit een serie
waarin nader wordt Ingegaan op de
kunst en architectuur In Barcelona.
liteit, die in de hal in de gauwigheid
meegenomen is, volledig bevestigd; de
dubbele accoladegevel draagt een over
daad aan ornamentiek die steeds de con-
structievele elementen accentueren. De
erkers en balcons springen in driepasvor
men uit, een herhaling van de vorm van de
gevellijn: een charme die contrasteert met
het rustieke metselwerk. Het is een huis
met decoratieve dramatiek, zeker geen
goed voorbeeld van het rationalisme dat
Gaudi tegenwoordig wordt toege
schreven.
Zoals overal in Europa werd in Barcelona
gedurende het laatste kwart van de vorige
eeuw het verzet tegen het aanwenden van
de neostijlen toe. Men zocht naar een
vernieuwing. Aanvankelijk verzetten de
architecten, geïnspireerd door de lessen
op de School voor Architectuur, zich voor
al tegen het door het centrale gezag in
Madrid veelgebruikte neo-classicisme en
meenden de voorbeelden te moeten zoe
ken in mengvormen van elementen uit
grote perioden van de lokale bouwkunst.
Door genoemde school hadden ook de
Europese theoretici invloed. De algemene
vernieuwing die zich kort voor de eeuw
wisseling overal in Europa voordeed en
die Art Nouveau, Jugendstil en in Catalo-
nië Modernismo genoemd werd, resulteer
den in Barcelona eveneens in fraai gede
coreerde bouwwerken.
Gaudi werd enkele tientallen jaren gele
den al te gemakkelijk temidden van deze
vernieuwingsbeweging geplaatst. Na het
toegenomen onderzoek van zijn bouwwer
ken is gebleken dat hij geheel onafhanke
lijk tot veel wezenlijker vernieuwingen
kwam. Gaudi plakte niet slechts het flora
le ornament op zijn gevels en zijn ruimten
hadden niet alleen een organische sugges
tie van vrij golvende wanden, maar hij
organiseerde zijn ruimten uit organische
structuren die niet onafhankelijk van de
traditie waren, maar juist vanuit die basis
oorspronkelijke oplossingen opleverden.
In verschillende huizen heeft de bouw
meester geëxperimenteerd met allerlei
soorten gewelven en andere overspannin
gen die hij trachtte te perfectioneren door
de belastingen exact volgens de parabo
len te laten verlopen, waarbij geen hulp
constructies van steunberen, luchtbogen
of iets dergelijks meer nodig waren. De
ruimten die deze experimenten oplever
den en de uiterlijke verschijningsvorm
van de gebouwen zijn nog steeds zo uniek
in de architectuurgeschiedenis, dat ze
zelfs in toenemende mate belangstelling
trekken.
Ramblas
De meeste van Gaudi's stads- en buiten
huizen moeten buiten het oude stadscen
trum gezocht worden. De brede boulevard
die de oude binnenstad doorklieft, de
Ramblas, is stellig de fraaiste promena
de die Europa rijk is. De brede wandeling
leidt over grote tegels met golfjes, sym
bool voor het gedempte riviertje, naar het
Plaza de Catalufia, vanwaar in verschil
lende richtingen de Ensanche verkend
kan worden. Ten noorden van de Ramblas
moet dan eerst al van het Plaza Real
genoten zijn. Daar staan de op traditione
le vormen teruggaande straatlantaarns
die Gaudi in 1878 ontwierp. Het plein, een
Inpandige rechthoekige ruimte die door
strenge architectuur is omsloten, dateert
van dertig jaar eerder. De bouwmeester
was toen net afgestudeerd en had al mee
gewerkt aan verschillende elementen van
het Ciudadela-park, o.a. de rotspartij en
Antonio Gaudi y Cornet (1852-1926)