Milieuvriendeli j k
werk op de Wadden
Slager
Moeilijk woord
in een oud lied
ËSOCIAAL BERECHTi
7ATERDAG 10 MEI 1980
Begonnen als een actiegroep die zich verzette tegen de aantastingen van het
Waddengebied, is de Waddenvereniging in de loop der jaren uitgegroeid tot
een organisatie die ook meedenkt over andere oplossingen voor de problemen
die zich in het Waddengebied voordoen. Na het protesteren en het meedenken
acht de Waddenvereniging nu de tijd rijp daadwerkelijk mee te doen.
door Hans Schmit
BINNENLAND™
TROUW/KWARTET
De Waddenvereniging wil daad
werkelijk, met geld en onderzoek,
mens-en milieuvriendelijke acti
viteiten in het Waddengebied
gaan stimuleren. Onder het mot
to ,Werk aan de Wadden" begint
de Waddenvereniging vandaag
een actie om geld in te zamelen
voor een speciaal fonds waaruit
milieuvriendelijke bedrijven en
energiebesparende ontwikkelin
gen kunnen worden gesteund.
De eerste projecten, die de Waddenvereni
ging als voorbeeld heeft gesteld, zijn een
schapenmelkerij op Texel, een windmolen
voor de zuivelfabriek op Terschelling, een
biogasinstallatie op Ameland en het weer
toepassen van zeil in de visserij. De Wad
denvereniging hoopt met de eerste actie
een half miljoen gulden bijeen te brengen.
Het is niet de bedoeling zelf bedrijven op
te zetten: de Waddenvereniging wil voor
delige leningen verstrekken en daarmee
het financiële risico dragen van milieu
vriendelijke ontwikkelingen die anders
geen kans zouden hebben gekregen.
Slechts bij uitzondering zullen uit het
fonds, dat zichzelf in stand moet houden,
experimentele projecten met giften wor
den gesteund.
De Wadden vereniging wil met deze actie
een nieuw aspect aan de natuurbescher
ming toevoegen. Toen de Landelijke vere
niging tot behoud van de Waddenzee vijf
tien jaar terug werd opgericht, richtte de
aandacht zich slechts op één zaak: het
plan om een of twee dammen naar Ame
land aan te leggen. De Waddenvereniging
groeide na die eerste actie snel uit tot een
organisatie die zich het wel en wee van de
Wadden in steeds bredere zin aantrok. Het
actievoeren tegen allerlei aantastingen,
zoals gaswinning, olieboringen, militaire
activiteiten, inpolderingen en waterver
vuiling, is niet zonder resultaat gebleven
en de doelstelling van (je vereniging, het
behoud van de waarden van het Wadden
gebied, heeft inmiddels nilme weerklank
tot in het parlement gevonden: de Tweede
Kamer heeft onlangs in grote meerder
heid aan de regering gevraagd een wette
lijke regeling voor de Wadden (een „Wad-
denwet") tot stand te brengen.
Sohapenhouders
Met deze ontwikkeling is de Waddenvere
niging blij, maar ondanks die wettelijke
regelingen gaan, aldus vice-voorzitter Jan
Dogterom, andere ontwikkelingen door.
Zo blijft het energieverbruik stijgen waar
mee ook het gevaar dat men toch maar al
het gas onder de Wadden weg zal halen,
blijft bestaan. Ook de intensivering van
de landbouw gaat, ondanks boterbergen
en melkplassen, door met alle landschap
pelijke gevolgen van dien. De Waddenve
reniging wil ook daar iets aan doen en zal
daarom nieuwe ontwikkelinngen stimule
ren en alternatieven steunen. Het gaat,
aldus Jan Dogterom, om een wijze van
produceren in allerlei bedrijfstakken die
is aangepast aan natuur en landschap,
zodat het ecosysteem van de Wadden op
langere termijn op evenwichtige wijze
wordt beheerd en niet wordt uitgeput
zoals nu.
Aanleiding tot het instellen van het fonds
vormde een bezoek dat twee schapenhou
ders uit Texel een jaar terug aan het
Waddenhuis in Harlingen brachten. Zij
vreesden in ernstige moeilijkheden te ko
men door een prijsverlaging van schape
vlees ten gevolge van EG-maatregelen.
Van de landbouwvoorlichting hadden zij
de raad gekregen over te schakelen naar
de melkveehouderij, maar zij gaven de
voorkeur aan een andere mogelijkheid:
het bereiden van kaas en kwark uit scha-
pemelk. Zij vonden hiervoor gehoor bij de
Wadden vereniging, die een voorschot gaf
voor de aanschaf van de benodigde appa
ratuur.
Jan Dogterom: „Bij ons ontstond toen het
idee een speciaal fonds te vormen om dit
soort initiatieven direct te kunnen helpen.
In de maanden daarop doken verschillen
de plannen op. Zo wilde de zuivelfabriek
op Terschelling haar eigen elektriciteit
opwekken met behulp van een windmolen
en wilde de visser Ok de Haan uit Den
Oever weer met zeil gaan varen als aan
vulling op de motor om zodoende brand
stof te besparen."
De zuivelfabriek in Formerum op Ter
schelling is in milieukringen geen onbe
kende. In 1975 ging de oude coöperatie op
in De Takomst in Wolvega en dreigde de
zuivelfabriek te verdwijnen. Milieugroepe
ringen zamelden een kwart miljoen gul
den in en de oude fabriek werd opgekocht.
In 1976 werd de produktie hervat onder
verantwoordelijkheid van de biologisch-
dynamische zuivelvereniging „Skylge".
Momenteel leveren veertien boeren, die
biologisch-dynamische landbouwmetho
den toepassen, hun melk aan de fabriek.
Inmiddels heeft de zuivelfabriek verge
vorderde plannen voor een windmolen,
die in een deel van de elektriciteit zou
moeten voorzien. Het oog is gevallen op
een Nederlandse windturbine van acht
tien meter hoogte en een wiekdiameter
van tien meter, die op het windrijke Ter
schelling in zestig procent van de electrici-
teitsbehoefte van de fabriek moet kunnen
voorzien. De ronddraaiende wieken ma
ken nauwelijks geluid, terwijl tijdens de
vijf jaar experimenteren geen vogelaanva
ringen zijn waargenomen. Als het project
doorgaat, zal de gemeente Terschelling
toestemming moeten geven.
Staande netten
Ok de Haan uit Den Oever, die met zijn
broers de kotter WR 6 bezit, beoefent
sinds enkele jaren een soort visserij die in
Nederland nauwelijks nog wordt toege
past. In het algemeen wordt de vis actief
bejaagd vanaf steeds grotere en zwaarde
Twee schapenhouders op Texel, iet bakker en Kees Kikkert, besloten vorig jaar hun schapen te gaan melken en van die
melk kaas en kwark te maken. De Waddenvereniging besloot hun initiatief te steunen (foto linksboven). Een ander
milieuvriendelijk project waar de Waddenvereniging geld voor bijeen wil brengen, is het onder zeil brengen van de WR 6.
Met deze kotter beoefent schipper Ok de Haan de staande netten-visserij, een selectieve vismethode die bovendien
energiebesparend is (foto's rechtsboven en boven).
re schepen. Deze methode heeft het na
deel dat veel ondermaatse vis wordt mee-
gevangen en gedood. Hierdoor èn door de
schaalvergroting is de visstand op de
Noordzee onder zware druk komen te
staan en moesten vangstbeperkingen wor
den ingevoerd. De Haan vist echter op
passieve en selectieve wijze met zoge
naamde staande netten. Met de kotter
vaart hij naar een visrijke plaats, zet de
netten uit en gaat voor anker. Na enkele
uren worden de netten opgehaald. Op
deze wijze wordt niet alleen selectief ge
vist, maar ook energie bespaard. Die be
sparing zou nog kunnen worden vergroot
wanneer het schip onder zeil wordt ge
bracht. Op weg naar de visgronden be
hoeft dan bij een windkracht hoger dan
drie tot vier de motor niet meer te worden
gebruikt.
Het biogasproject op Ameland tenslotte is
het meest experimentele. Aan mest kan
door vergisting gas worden onttrokken,
dat kan worden gebruikt voor verwar
ming, verlichting en dergelijke.
Een veehouder op Ameland heeft interes
se in een dergelijke installatie, die zich in
een experimenteel stadium bevindt; de
Wadden vereniging is bereid uit het fonds
een investeringssubsidie te geven.
De actie „Werk aan de Wadden" begint
vandaag in Harlingen met een grote mani
festatie over werkgelegenheid en milieu in
het Waddengebied. Sprekers zijn onder
meer drs. Ruud Lubbers (voorzitter van de
CDA-fractie in de Tweede Kamer) en de
econoom prof. dr. Jan Pen. De
Waddenvereniging heeft in een speciale
krant, die in het Waddengebied huis aan
huis is verspreid, de bewoners over de
actie en de beweegredenen geïnformeerd.
Tijdens de manifestatie kunnen belang
stellenden met schipper Ok de Haan van
de WR 6 tochtjes over de Waddenzee
maken.
door Huub Elzerman
Er wordt nu al weer geruime tijd geroepen dat het
eens uit moet zijn met de gewoonte om werknemers
na een jaar arbeidsongeschiktheid pardoes door te
schuiven naar de WAO. De arbeidsongeschikte
werknemer dient in een vroeg stadium begeleid te
worden door artsen en arbeidsdeskundigen, hij
moet méér gelegenheid krijgen om zich te laten om-
of bijscholen en er zouden veel meer part-time
baantjes moeten komen.
De voorstanders van een ander beleid ten aanzien
van de WAO hebben uiteraard gelijk. Wannéér we
ons werkelijk willen verzetten tegen een
economische orde, die ertoe leidt dat één op de vier
werknemers in-actief is. dan zal op een of andere
manier de steeds groeiende stroom naar de WAO
moeten worden ingedamd. Niet door zieke
werknemers of werklozen platweg een uitkering te
ontzeggen, maar door het nemen van maatregelen
die het de arbeidsongeschikte of werkloze
onmogelijk maakt om thuis met de armen over
elkaar te gaan zitten, terwijl er in feite werk genoeg
is. Dat kan betekenen dat aan de werkgever de
mogelijkheid wordt ontnomen om zich al te
gemakkelijk te ontdoen van zijn „kneusjes" en dat
aan de gedeeltelijk arbeidsongeschikte méér zicht
wordt geboden op aangepast werk, een halve baan
of op omscholing. Op dit moment is de capaciteit
om werknemers om te scholen bij voorbeeld te
klein, de drempel voor werknemers, die zelf willen
knokken voor een andere baan, te hoog. De
oplossing van dit immense probleem laten we aan
de politici over. Wij kijken naar de lotgevallen van
een bouwvakker, die per se slager wilde worden.
Niet om ons terug te trekken op de Individuele
problematiek, maar om te laten zien dat de
aanhouder wint.
De jongeman uit dit verhaal kwam op zijn
negentiende jaar als metselaar in de bouw terecht
Hij deed zijn werk goed, want al na een paar jaar
had hij het tot voorwerker gebracht. Toen ging er
iets mis. Aanvankelijk deed hij de pijn onder in zijn
mg af met een opmerking over „een koutje," maar
na een paar verzuimdagen kwam hij toch bij zijn
arts terecht. De geneesheer schreef hem
fysiotherapie voor.
•U moet ook eens gaan zwemmen," zei de arts ook
nog. „Zwemmen ontlast de rug en het is best
mogelijk dat u daar baat bij hebt." Het was een
goed advies, 's Avonds baantjes trekken in het
zwembad bleek uitstekend te helpen tegen zijn
rugpijnen en toen zijn werkgever hem zoveel
mogelijk aangepast werk aanbood hij hoefde
geen lage muurtjes meer te metselen zag het er
naar uit, dat hij het met zijn zwakke rug wel zou
redden. Het lukte niet. Het werken in de
buitenlucht betekende nu eenmaal dat hij bloot
stond aan tocht en aan sterk wisselende
^eersomstandigheden. Hij hoefde weliswaar geen
mge muren te metselen, maar hij moest uiteraard
liiv nr-w mmk
wel met zijn gereedschapskist trappen en ladders
op en af sjouwen. De bouwvakker kwam bij een
specialist terecht. „Het ziet er naar uit," zei de
specialist, „dat het beroep van metselaar te zwaar is
voor u. De kans is groot dat u last zult blijven
ondervinden van uw rug."
Dat was een harde klap, want de bouwvakker
beschikte over alle diploma's die een metselaar
nodig heeft, maar dat was dan ook alles. „Hoe vind
ik in hemelsnaam werk waarin ik op de een of
andere manier mijn opleiding te gelde kan
maken?", vroeg hij zich af. Toen hij niets kon
bedenken, drong het tot hem door dat hij naar een
geheel nieuw beroep zou moeten omkijken. Nu was
hij afkomstig Uit een agrarisch milieu zijn ouders
hadden een boerderij en eigenlijk was hij van
jongs af aan vertrouwd geraakt met het slachten
van vee. Bovendien had hij een vriend, die slager
was en die hij op zaterdagen wel eens hielp Hoewel
het slagersvak niets met zijn eigen beroep had te
maken, hesloot hij slager te worden. „Met dat
beroep heb ik van huis uit nog enige binding,"
redeneerde hij. „Dat lijkt me wel wat"
Zo liet de bouwvakker zich inschrijven vooreen
omscholingscursus tot slager. De part-time
spoedcursus van een half jaar was 3I
begonnen, toen hij voor een keuring werd
opgeroepen door het gewestelijk arbeidsbureau,
maar daar bleek dat ook de keuringsarts vond dat
hij een goede keus had gedaan. „U hebt een
afwijking aan de wervelkolom," zei hij tot de
aspirant-slager. „Een omscholing lijkt mij in uw
geval zeer terecht."
Na een half jaar verliet hij als gediplomeerd slager
de spoedcursus en ook toen bleek hij van
aanpakken te weten. In een paar jaar werkte hij
zich op tot chef van de slagerij van een supermarkt.
Van rugklachten was geen sprake meer. Op één
punt verkeerde hij destijds nog in onzekerheid. In
het kader van de WAO had hij een vergoeding
gevraagd voor de kosten verbonden aan de
spoedcursus, zoals lesgeld, reiskosten en
verzuim-uren bij zijn toenmalige werkgever. Hij
werkte al vier maanden als slager, toen hij het
volgende briefje in de bus kreeg:
„Het uitoefenen van het beroep van slager wordt
voor u niet als een geschikte oplossing gezien. De
gevraagde vergoeding kan daarom niet geacht
worden te strekken tot behoud, herstel of
bevordering van uw arbeidsgeschiktheid."
„Het kan best waar zijn dat die sociale
verzekeringsmannen denken dat ook het
slagersvak erg belastend voor de rug kan zijn,"
klaagde de voormalige bouwvakker. „Maar mag ik
daar zelf ook iets over zeggen? Ik voel me prima. En
wat is er gebeurd met het keuringsrapport van de
arts van het arbeidsbureau? Die man vond dat ik
een uitstekende keus had gedaan."
De slager ging in beroep bij de Raad van Beroep
Hij won zijn zaak, maar dat betekende niet dat de
bedrijfsvereniging met de gevraagde vergoeding
over de brug kwam. Integendeel, de
bedrijfsvereniging weigerde de vergoeding opnieuw
en legde de zaak voor aan de centrale raad van
beroep. De rechters stelden vast dat verschillende
medische specialisten de bouwvakker hadden
aangeraden van werk te veranderen. Verder vond
de centrale raad het van belang dat de bouwvakker
van huis uit enigermate vertrouwd was met het
slagersvak en dat hij wist dat óók in het slagersvak
de rug niet wordt gespaard. Bovendien hoefde hij
als slager niet meer in de buitenlucht te werken en
dat verminderde in ieder geval het risico van
rugklachten. „Niet uit het oog mag worden
verloren," zo vervolgde de raad, „dat de man op
eigen initiatief naar een vak is overgestapt, waarin
hij sindsdien klachtenvrij is en waarin hij
vergelijkenderwijs nog steeds minder verdient dan
in zijn vroegere beroep. Hij heeft weloverwogen het
risico om in de bouw voor langere tijd
arbeidsongeschikt te raken, voorkomen. De
omscholing tot slager heeft daarom tot behoud van
zijn arbcidsgeschiktheid geleid en op grond
daarvan komt hem een vergoeding van de kosten
toe." aldus de centrale raad.
Zo kreeg de slager jaren nadat hij het uitbenen
van vlees, het maken van worst en het hakken van
karbonades ter hand had genomen toch nog zijn
vergoeding. Zoals gezegd heeft in dit geval de
aanhouder gewonnen. Helaas is het aantal
winnaars onder mensen die op de rand van de WAO
wankelen niet zo dik gezaaid.
Het ging zondag plotseling wat
moeilijk, het zingen in de kerk.
Ditmaal hadden de problemen,
waarmee de kerkgangers enkele
ogenblikken duidelijk zichtbaar
worstelden, nu eens niets te ma
ken met wijzigingen in een ver
trouwde melodie, nee, het zat
hem in een woord. Zo kort na 30
april en zo vlak vóór de vier- en
vijf-mei-herdenkingen moest na
tuurlijk ook ons volkslied weer
klinken in deze ruimte (en ook in
deze dienst, want de tijden dat
we het als een soort toegift pas
nó de zegenbede mochten zingen
zijn lang voorbij). Deze zondag
werd echter niet het overbeken
de eerste vers van lied 411 opge
geven, maar de gemeente werd
verzocht om na vers zes („Mijn
schild ende betrouwen") vers
vijftien (het minder bekende
„Voor God wil ik belijden") te
zingen. In dat laatste vers zat het
struikelblok: het woord „obedië-
ren", een prachtig, muzikaal
klinkend woord, waarschijnlijk
veel gebruikt in vorige eeuwen
toen het in onze taal nog wemel
de van Franse insluipsels, maar
in onze dagen totaal in onbruik,
al staat het dan nog steeds in
Van Dale.
De amateur-zangers hadden het
zondag niet alleen moeilijk met
de verdeling van de lettergrepen
over de muzieknoten, zij verslik
ten zich ook in het woord zelf. Er
was, wellicht wel een seconde
lang, een gespannen stilte, alsof
men aarzeld' voor iets waarvan
men de betekenis niet voetstoots
doorzag. Meer in Van Dale lezen,
zou je dan kunnen schertsen,
maar serieuzer lijkt de vraag:
zou het niet goed zijn zo'n kenne
lijk door velen als moeilijk of
vreemd ervaren woord in een
noot onderaan de pagina te ver
klaren? Elders in het liedboek
gebeurt het soms, bij de liederen
uit Valerius Gedenckclanck bij
voorbeeld, maar je zou wensen
dat de samenstellers op dit punt
wat scheutiger geweest waren.
Zo'n verklaring zou zeker ook op
haar plaats geweest zijn bij het
zesde couplet van het Wilhel
mus, het al genoemde „Mijn
schild ende betrouwen". In de
bekende regel „Dat ik toch
vroom mag blijven" heeft
„vroom" immers een heel andere
betekenis (flink, dapper) dan wij
er nu aan hechten en als ieder
een die oude betekenis in ge
dachten zou hebben zou de regel
althans iets verliezen van de
geestelijke, godsdienstige lading
die velen er nu, voor een deel ten
onrechte, in ervaren.
Dat waren overpeinzingen naar
aanleiding van een kerklied en
daartoe is wel vaker aanleiding.
Zo schreef een lezer uit het oos
ten des lands mij over psalm 93,
die in de plaats zijner inwoning
gezongen werd toen dit voorjaar
de waterstand der grote rivieren
zorgwekkend hoog was. In die
psalm, door W. J. van der Molen
en ds J. Wit opnieuw berijmd,
komen de regels voor „Geweldig
is de Here die zijn voet/plant op
de nek van deze watervloed".
Genoemde lezer heeft veel moei
te met deze nek van een water
vloed en hij wijst erop dat deze
beeldspraak geen enkele steun
vindt in een van de bijbelverta
lingen. De boze lezer gebruikt
zelfs het woord „kolder". De
vraag of die typering niet él te
kras is laat ik nu maar rusten:
over het al of niet geslaagd zijn
van een bepaalde beeldspraak
kun je eindeloos van mening ver
schillen en een discussie erover
zou waarschijnlijk uitlopen op
een nimmer te beslechten twist
geding over de vraag of iets mooi
of lelijk is. Zouden de dichters
misschien aan een of ander my
thisch monster gedacht hebben?
Wat me wel zeker lijkt: de woord
keus in een kerklied moet niet zo
ingewikkeld of moeilijk zijn dat
het vrijwel onmogelijk wordt om
zonder problemen enthousiast
en met overtuiging te kunnen
meezingen. Zo is het van een
twintigste-eeuws mens wel wat
veel gevraagd dezelfde ooste
lijke lezer wijst daarop om de
ouderwetse vorm „doorsteken"
in de mond te nemen waar ieder
nu „doorstoken" zou zeggen. Dat
Is het geval in het bekende „Wij
knielen voor uw zetel neer" (231),
een lied aanbevolen voor de he-
melvaartstijd, dus mogelijk in
deze weken veel gezongen. Ver
anderen zou het rijm doorbreken
en met veranderen in een lied
moet je toch voorzichtig zijn. Ik
herinner me nog levendig hoe we
vroeger, toen de oude psalmbe
rijming nog oppermachtig was,
op school (of in de kerk, dat is me
ontschoten) de bekende psalm-
regel „weer steeds alle smart"
moesten veranderen in „heilig
alle smart". Dat was het geval in
het laatste vers van psalm 33
(„Laat ons alom zijn lof ontvou
wen"). Waarom een christen
mens niet zou mogen vragen om
gespaard te worden voor „alle
smart" heb ik altijd maar slecht
kunnen begrijpen!
Nu ik toch reacties van lezers
vermeld: van verscheidene kan
ten schreef men mij nog over het
wonderlijke gebruik van „op" en
„in", dat ik onlangs aan de orde
stelde. Een predikant meldt dat
hij eens gewaagde van een bij
eenkomst „op" de pastorie, wat
hem een schrobbering van een
neerlandicus opleverde. Waarop
de dominee, naar mijn smaak
terecht, zei: waarom zou een
ambtenaar wel „op" het stad
huis kunnen werken en ik niet
„op" de pastorie? Uit oost-Ne
derland vernam ik dat men daar
de bloemen ook wel „op" een
vaas zet; in sommige plaatsen
zou men zelfs vreemd opkijken
indien ze „erin" gezet werden.
Dan is er iemand die zich ergert
aan het gebruik van de meer
voudsvorm „maten" voor: vrien
den, kameraden. Onlangs moet
een legerpredikant voor de radio
gesproken hebben over „de sol
daat en zijn maten" en zelfs
voorzitter Kok van de FNV zou
met „maten" in de weer geweest
zijn. Van beide gevallen verrast
de legerpredikant me het min
ste: in dienst wordt al jarenlang
gesproken over „de maten". Zó
lang al dat het je niet meer ver
bazen zou die vorm in een woor
denboek tegen te komen. Want
tot het volk dat de taal maakt
behoren toch ook de Jongens in
dienst, de „maten" zelf!