Ook de emoties van de burger Wie zijn de huichelaars? 30 april en de vrije meningsuiting Hoe breken we de sorry-cultuur af? Leve de Van Amsbergs VRIJDAG 9 MEI 1980 TROUW/KWARTET P 13 RHS 15 door prof. dr. A. van dor Molden Bij alle emoties die ontstaan zijn naar aanleiding van de NOS- en VARA-uitzendingen op 30 april J.L, is het wellicht verstandig bijtijds te bedenken dat we het gigantische probleem van de vrije meningsuiting niet oplossen met scheld- en terugscheldpartijen. Het is meer dan hoog tijd dat we ons in een rustige sfeer en op het hoogste niveau bezinnen op de vraag wat vrije meningsuiting vandaag de dag kan en moet inhouden en vooral welke grenzen we daaraan willen stellen. Misschien is ook het moment aange broken een eind te maken aan de ergerlijke sorry-cultuur: jammer dat het gebeurd ls, een beetje uit de hand gelopen, zal niet meer voorkomen En morgen gebeurt het weer Op 8 februari 1968 schreef prof. J. Tinbergen in Het Vrije Volk een opzienbarend artikel onder de titel: „Ook geestelijke vrijheid vraagt or dening". De media stortten zich op Tinbergens uitlatingen, alsof hij de meest verschrikkelijke ketterijen tegen het dogma van de vrije me ningsuiting had geponeerd. Hij schreef letterlijk: „De socialisti sche beweging is er steeds op ge richt geweest om tot een betere wereld te komen met menselijker verhoudingen en een gelijke re ver deling. Een van de uiteindelijke be doelingen was, de cultuuruitingen voor iedereen toegankelijk te ma ken. Het ls paradoxaal dat onze krant (Het Vrije Volk) en andere communicatiemiddelen nu bezig door Wiebe Dragstra Prof. A. M. Donner deed twee weken geleden op de Podiumpagina wat schamper ever de mensen die er een punt van maken dat we in Neder land nog steeds met een erfelijk koningschap zitten. Hij heeft de in druk dat de bezwaren tegen die erfelijkheid „het meest en het hef tigst" worden geuit door zijn „soortgenoten, dat wil zeggen onder de mensen die van huis uit al een groter of kleiner streepje op ande ren voor hadden." Nu zullen wij het prof. Donner niet kwalijk nemen dat hij zich in zijn contacten het liefst beperkt tot zijn „soortgenoten". Maar hij moet er niet vanuit gaan dat er buiten zijn soort (de professor heeft het wat neerbuigend over 'de eenvoudigen') een mensen voorkomen met enig esef van de rare kanten van die frfelijkheid. Natuurlijk heeft Don er gelijk als hij wil zeggen dat er in Nederland erg veel mensen op hoge posten zitten die zij hebben bereikt mede dankzij de voorsprong die zij bij him geboorte hadden. Zo zal de zoon van de bankier een betere startpositie voor een loopbaan in het bankwezen hebben dan, laten re zeggen, de jongen van een kleine 'Idenstander op het platteland. Toch kan die jongen, als hij over de juiste talenten beschikt, het in de bankwereld heel ver brengen. De huidige president van De Neder- landsche Bank. dr. J. Zijlstra, is bijvoorbeeld van eenvoudige Friese afkomst. Diezelfde Zijlstra is ook hoogleraar, minister en zelfs minis ter-president geweest, niet krach tens geboorte, maar op grond van eigen kwaliteiten. Die kwaliteiten worden door sommigen zelfs zo hoog aangeslagen dat zij dr. Zijlstra best voor een tijdje de functie van staatshoofd zouden durven toe ver trouwen. Maar daarover hoeft nie mand zich verder druk te maken want die functie kan in Nederland uitsluitend worden bekleed door le den van slechts één bepaalde familie. Donner komt aan het slot van zijn artikel met de stelling dat dit voor die ene familie een hele last moet zijn. Hij vindt zelfs dat ons dank baarheid past dat er nog „mensen worden gevonden die bereid zijn om deze levenslast en levenstaak op zich te nemen." Ja, maar hebben de Oranjes dan zoveel te willen? De oudste zoon van koningin Beatrix en prins Claus is toch vanaf de allereerste dag van zijn bestaan voorbestemd koning te worden en zal zich daaraan toch alleen maar met de grootste moeite kunnen ont trekken? Goed, als hij de troon niet wenst te bestijgen dan zal hem waarschijnlijk wel worden toege staan ergens stil te gaan leven. ®aar minister, minister-president of president van De Nederlandsche Bank zal hij nooit mogen worden. Donner roept ons op van de erfelijk heid van het koningschap geen pro bleem te maken. Hij probeert de zaak wat te relativeren met de stel- Jtog dat het koningschap van de Oranjes er bij hoort „als molens bij ons landschap". Ja, maar molens «in geen mensen van vlees en bloed •net een eigen gevoelsleven. De ..Oranjes" wel. De functie van het' J~®tshoofd is inderdaad niet zo vreselijk belangrijk. Maar moeten, we daar dan één bepaalde familie zo «waar mee belasten? Leve de fami lie Van Amsberg! door J. Ridderbos Na de bijdrage van Frans Denkers op de Podium-pagina van vorige week mogen we op de vraag: „heeft een politieman ook emoties?" vol mondig „ja" zeggen. Het heeft mij persoonlijk zeer aangesproken dat deze beleidsmedewerker van de Amsterdamse gemeentepolitie deze zaak aan de orde heeft gesteld. Ik bedoel deze uitspraak niet als een afstandelijke opmerking. Toen ik op 29 en 30 april in Amsterdam was, riep de aanwezigheid van zo veel politie bij mij allerlei emoties op. Het was voor mij onmogelijk om te constateren of er aan de kant van de politie ook emoties waren. Het is nu eenmaal moeilijk om contact te krijgen met mensen verschanst in overvalwagens. Of met mensen die opgaan in de uniforme massa van de Mobiele Eenheid. Met schrik constateerde ik bij mijzelf dat ook mijn emoties zich richtten tegen deze uitvoerders van het gezag. Ik vind daarom de bijdrage van Frans Denkers uitstekend omdat daardoor de politiemensen (met hun familie!) weer volledig als mens onder ons komen te staan. Het ligt nu eenmaal meer voor de hand dat je je richt tégen mensen die je niet kent. En dat je je richt tót mensen die je kent, die je als medemens herkent. Juist als we spreken over de emo ties, is het goed niet alleen te spre ken over de emoties van de politie, maar ook over de emoties van de burgerij. Frans Denkers doet dat ook en gezien wat hij schrijft zou de kop boven zijn bijdrage eigenlijk moeten luiden: te grote aanslag op emoties politie èn burgerij. De inhuldiging is volgens de oude grondwet bedoeld als een openbare bijeenkomst, zelfs onder de open lucht. De inhuldiging zoals die nu heeft plaats gevonden onder een ,nieuwe grondwet en in nieuwe om standigheden was alles, behalve openbaar Niet ten onrechte schrijft Denkers dat de feitelijke afzetting Hn de binnenstad misschien mee viel. Maar als ik het zo mag uitdruk ken: de psychologische afzetting van de binnenstad viel niet mee. Tot in onze provinciale krant toe verschenen oproepen van min of meer officiële zijdeC!) om thuis te blijven en het gebeuren via de buis te volgen. Voor mij heeft het dochtertje van Denkers op een klassieke wijze ver woord wat de televisie wel kan èn niet kan, toen ze vroeg: „wanneer •komen de echte mensen nou?". Ook al zit Je dankzij de televisie bij wijze van spreken op de Dam en in de Nieuwe Kerk op de eerste rij, het blijft bij wijze van spreken. Je zit er niet echt bij. De afstand die er niet ondanks, maar juist dankzij de televisie tus sen de kijkers en het gebeuren be stond, werd nog eens versterkt door de afstandelijke wijze van reageren van mensen die direct bij het gebeu ren in het Paleis en Nieuwe Kerk betrokken waren en die commen taar gaven op de gebeurtenissen die zich elders in de stad afspeelden. Er is nogal wat emotie in ons land rondom bepaalde uitzendingen van de media. Ik heb daar geen oordeel over omdat ik er geen kennis van genomen heb. Ik heb wel een oor deel over de gezagsdragers en volks vertegenwoordigers. die in de „offi ciële" uitzendingen optraden. Door hun wijze van reageren onder streepten zij de afstand die er lag tussen wat hen op dat moment be zighield èn dat wat de gewone bur ger. inclusief de politieman, op dat ogenblik bezighield. Met name voor volksvertegenwoordigers lijkt mij dat een ernstige zaak. Misschien werd voor de 30e april ten onrechte gesproken over het gebied tussen Munt en Centraal Station als „vesting Oranje" en viel de afzet ting door middel van politieagenten op de 30e april mee. Maar het feite lijke gebeuren op 30 april was een incrowd-gebeuren, een gebeuren uitsluitend toegankelijk voor een geprivilegieerde groep. Voor de ge wone burger was het gebeuren in Paleis en Nieuwe Kerk niet toegan kelijk en dat kwam niet uitsluitend omdat de Dam slechts per voet via enkele wegen bereikbaar was. Allerlei groepen, ter rechter- en ter linkerzijde haastten zich om hun afschuw over de rellen uit te spre ken. Maar waarom het zo afschuwe lijk was. heb ik eigenlijk van nie mand gehoord. Waren de rellen mis schien daarom zo afschuwelijk om dat daardoor duidelijk werd dat volksvertegenwoordiging en (een deel van) de jeugd in twee toaal verschillende werelden leven? In die zin had het mij een goede zaak geleken dat de relschoppers wel op de Dam waren gekomen. Dan had den de twee werelden elkaar ten minste geraakt! Een koningin die zich bij haar inhuldiging in gewoon Nederlands tot het volk richt wordt door velen niet verstaan. Een voor zitter van de Eerste Kamer, die op eminente wijze de kern van ons staatsbestel toelicht, spreekt in een volle kerk, landelijk gezien toch voor stoelen en banken. Ik voel me daarom op het gebeuren van 30 april zo betrokken, omdat ik meen dat er schrijnende overeen komsten zijn tussen het staatkun dig gebeuren en het kerkelijk ge beuren. Een kerk die eerst de arbei ders kwijt raakte, raakt nu ook de jeugd kwijt. Een kerk en een staat die geen jeugd hebben, hebben geen toekomst. Een kerk en een staat, die niet toegankelijk zijn voor het gewone volks, daarin is geen leven, daarin is geen plaats voor gewone mensen, Of zoals het dochtertje van Denkers het zei: voor echte mensen. Intussen is het 5 mei 1980 geweest. Ongekend grote massa's mensen hebben op ongekend feestelijke wij ze het bevrijdingsfeest gevierd. Er is geen wanklank gehoord. De bood schap van het bevrijdingsfeest is blijkbaar begrijpelijk en het feest zelf toegankelijk. In een gezond li chaam zijn genoeg gezonde krach ten om ongezonde invloeden te neu traliseren. Zo zijn er in ons volk genoeg gezonde krachten, ook in een mensenmenigte, om ongezonde invloeden te neutraliseren. Maar dan zal het gebeuren in kerk en staat ook toegankelijk moeten zijn voor het gehele volk. De kerk, maar ook de staat, die zich terugtrekken binnen de „veilige" muren van een kerkgebouw en alleen de taal van ingewijden spreken, gaan verloren. Die kerk en die staat die zich op straat wagen lopen risico, maar dat risico is de moeite waard Ik was al van mening dat wanneer koningin Beatrix gewoon naar de traditie een rijtoer door Amsterdam had gemaakt, dat haar geen haar was gekrenkt en dat dan de extra- treinen van de N.S. wel bezet waren geweest Door het gebeuren op 5 mei ben ik in die mening bevestigd. J. Ridderbos is predikant van de gereformeerde kerk te Nijmegen. door Arnold Karskens Hoe hypocriet is de Nederlandse kraakbeweging? Politiefunctiona ris Frans Denkers op de Podiumpa gina van vorige week liet over zijn mening geen onduidelijkheid be staan. Bij de Farizeeërs af, doet hij voorkomen. De huichelarij die de kraakwereld verziekt, heeft zich ook nog als een poliep uitgezaaid over wat de schrij ver abstract aanduidt als „linkse kringen." Je moet als adviseur voor beleidsaangelegenheden bij de Am sterdamse gemeentepolitie sterk in de schoenen staan, wanneer je een niet onaanzienlijk deel van de Ne derlandse bevolking dat zich pro gressief noemt, hypocrisie dan wel gebrek aan integriteit verwijt. Van veel inzicht omtrent de 30e april getuigt zo'n conclusie in ieder geval niet. Maar ongenuanceerde uitspraken typeren wellicht het best de paniek bij de gezagsdragers. Minister van binnenlandse zaken Hans Wiegel mompelt vanachter een glas cham pagne zijn ongenoegen over de ge dragingen van het „schorremorrie". Rechercheurs van de post War moesstraat passen met knuppels snelrecht toe op willekeurige perso nen. Commissaris C. de Rhoodes van de Amsterdamse geüniformeer de politie pleit voor de „elektrische wapenstok." Een instrument dat al tientallen jaren geleden als martel werktuig zijn intrede deed in de dictatoriaal geregeerde landen van Latijns-Amerika. Een bewapeningswedloop in 't klein door de Mobiele Eenheid nog beter aan te passen tegen ongeregeldhe den biedt geen soelaas. Vijf jaar geleden was alleen de verschijning van met schilden en wapenstokken uitgeruste politieagenten voldoen de om als demonstrant te doen vluchten. Elke overtuigde betoger die de klappen van de „zweep" kent, loopt nu met een helm op het hoofd en een stok onder de arm. Het lijfelijk verzet zoals op konin ginnedag in Amsterdam is niet uit de lucht komen vallen, maar er met de knuppel ingeslagen. Extra zwaar bepantserde ME-bussen, grotere porties traangas en een verlaagde „schiet"-drempel, voorkomt geen geweld maar verhevigt het in de toekomst. Brengt de nasleep van de inhuldi- Mededeling H. J. Neuman is in het buiten land. Daarom ontbreekt deze week zijn beschouwing. ging ons niet een stap dichter bij de politie-staat? De ongeregeldheden laten zien dat de parlementaire de mocratie niet meer aan de gestelde verwachtingen voldoet. De rellen op de 30e april zijn over duidelijk een signaal geweest. Een- signaal van een brede groepering (niet alleen krakers) die de stugge onveranderlijke macht van de ge zagsdragers en invloedrijke onder nemingen niet meer „pikt." In het recente verleden konden dergelijke seinen van onvrede al door gevoeli ge oren worden opgevangen. Zo wa ren er de Nieuwmarktrellen tegen cityvorming en speculatie; de mas sale demonstraties tegen de invoe ring van kernenergie; de vechtende voetbalsupporters als protest tegen de werkloosheid en betutteling op school; en was er de bloei van de feministische beweging tegen het superioriteitsgevoel en hanenge- drag bij mannen en de aanklacht van de anti-militaristische bewe ging tegen leger en wapenproduk- tie. De basis van alle onvrede over de Nederlandse samenleving was al gelegd voor de kroning. Frustraties en onnodig politiegeweld stampten de grond stevig aan. Koningin Beatrix hoeft zich niet ongerust te maken dat de duizen den demonstranten het uitsluitend op haar hadden gemunt. Wat maakt het voor een kraker, een feministe, dan wel een anti-militarist uit of hij of zij door de hond (een president) dan wel door de kat (een koningin) wordt gebeten. Het is om het even, als inhoudelijk de zaken en mis standen niet positief veranderen. De oorzaak lag ook niet uitsluitend bij de mobiele eenheid. Wel vorm den zij de aanleiding tot alle ongere geldheden met het uitdagend uiter lijk van schilden, helmen en knup pels 's morgens op de Bilderdijk- straat. Nee, de hoofdschuldigen van alle ongeregeldheden op 30 april en de rellendagen die komen gaan waren zij die veilig op afstand beschermd worden door de ME; de op macht beluste besluitnemers op landelijk niveau en de op winst beluste Ne derlandse ondernemers. Voor hun winst en hun macht moesten bij voorbeeld al die huizen wijken, al die mensen sterven en de vrijheid van meningsuiting worden afgekne pen. En dan toch een sprookjesach tig feest willen bouwen op de dam. Kijk dat is noü hypocriet en getuigt van een chronisch gebrek aan inte griteit. Arnold Karskens is leerling van de school voor de journalistiek in Utrecht zijn om mee te helpen die cultuur af te breken, o.m. door het aanhangen van onbelemmerde vrijheid van schrijven, spreken en vertonen, ter wijl wij het geweest zijn, die terecht in het sociaal-economische vlak, er steeds op gewezen hebben dat vol komen vrijheid schadelijk is. De tijd is gekomen om aan een aantal dier vrijheden eveneens ze kere grenzen te stellen". Wij houden onszelf en de samenle ving voor een belangrijk deel staan de bij de gratie van onze vergeet achtigheid. De situatie die nu weer actueel is rond de vrije meningsui ting, was dat al vele malen in onze geschiedenis. Rond 1968 uiteraard in het bijzonder. Tinbergens artikel was slechts één uiting in die dagen. Een andere was de conferentie die het Nederlands Gespreks Centrum belegde over de vraag of er grenzen aan de vrijheid van de communica tiemiddelen moesten worden ge steld. Daaruit vloeide voort de in stelling van een commissie „Cen suur in een democratische samenle ving". Het rapport van die commis sie werd door het NOC in 1973 uitge geven en het heet simpelweg „Ui tingsvrijheid". Een boekje dat nog altijd zeer de moeite waard is om te lezen, omdat de probleemstelling niets aan actu aliteit verloren heeft: waar liggen de grenzen van de vrije meningsui ting? Moet de overheid waken tegen grensoverschrijding? Of leidt con trole onherroepelijk tot censuur en frustratie van de uitingsvrijheid? Taboe We praten in Nederland over de vrije meningsuiting nog altijd in een zekere taboesfeer. Dat bleek toen, in 1968 en 1973, het bleek ook toen Henk van Ommen en onderge tekende in 1975 een boek publiceer den onder de titel: „Ik herinner mij niet u iets gevraagd te hebben", waarin we een analyse gaven van de relatie tussen journalistieke vrij heid en publieksvrljheid. Een vriend schreef na lezing: zulke din gen kun Je in Nederland niet schrij ven, die worden doodgezwegen. Kom over vijf jaar maar terug. Mis schien krijgt hij gelijk, nu een vloed van publiciteit losbreekt naar aan leiding van de VARA- en NOS-uit- zendingen van 30 april. Nu zou ik de vraag zo willen formu leren: bestaat er een recht op vrije meningsuiting van de burgers dat lijnrecht kan staan tegenover het recht op vrije meningsuiting van de media? Een recht van burgers die ook het recht krijgen media aan te wenden voor hun uitingsvrijheid, indien de bestaande media geen toegang verlenen? Alle autoriteiten die de laatste da gen in de krant hebben geschreven of op de beeldbuis commentaar ga ven hebben zich om strijd beijverd in hun eerste volzinnen hun geloof in de vrije meningsuiting te belij den. Dat is al een veeg teken. Zoiets doe je alleen als je daarna met ern stige kritiek komt en dat gebeurde dan ook. Het is alsof er in brede kringen ernstige twijfels groeien, niet aan het principe van de vrije meningsui ting, maar aan de manier waarop we die in ons land geregeld hebben. De oordelen over die manier van uitvoering lopen naar ik vermoed in ons land verder uiteen dan het een voudige en „brede" artikel 7 van de grondwet kan omvatten. Het is niet toevallig dat Juist de VARA, die zich stellig geestverwant zou kunnen voelen met Tinbergen, in een discussie terechtgekomen is die de fundamenten van haar be staan en doelstellingen raakt. Begrenzen Het zou te wensen zijn als uit de verwarde en verbrokkelde discus sies een overheidsinitiatief geboren zou worden om de problematiek van de vrije meningsuiting de be grenzing daarvan, de bewaking van die grenzen, etc. fundamenteel te bestuderen. Een van de eerste vragen is dan wie het recht op vrije meningsuiting eigenlijk bezitten. Er is een merk waardige eenzijdigheid gegroeid in de richting van de media als dragers van dat recht. Maar de wet noemt iedere burger als rechthebbende. Hoe kan die burger zijn recht uitoe fenen, als hij geen geld heeft om media te scheppen? Als we zeggen: door zich te abonneren op een krant en zich aan te sluiten bij een om roep voelen we meteen hoe „smal" dat rechtsspoor dan geworden is. Anders gezegd: er zijn tussen het principiële recht en de uitvoering enkele machten geschoven die de afstand tussen de principieel recht hebbende burger en de uitvoering van dat recht hebben vergroot. De burger is passief geworden, althans voor een belangrijk deel. Gewoon gezegd: geen honderdduizend VARA leden waren op 30 april bij machte de uitzending te stoppen als ze dat hadden gewild. Wie heeft dus in feite het recht in handen? Ook de overheid Een andere interessante vraag is of de overheid ook recht op vrije me ningsuiting heeft. Mag minister Wiegel zeggen wat hij vindt van VARA- en NOS-uitzendingen? Den Uyl zegt: wel als persoon, niet als minister. Dat is interessant. Er zijn dus beperkingen aan het recht. Mag de overheid een dagblad gaan uitge ven waarin ze publiceert wat werke lijk door haar wordt bedoeld en waarin informatie wordt gebracht die niet door de media wordt over genomen of 6lechts gedeeltelijk? Een interessante vraag nu op 1 mei jl. door het inwerking treden van de Wet Openbaarheid van Bestuur de plicht tot informatie van de over heid een nieuw profiel heeft gekre gen. Men kan zeggen: de overheid mag inlichtingen verstrekken, moet dat zelfs, maar mag geen mening uiten over de media, met uitzonde ring vah de betrokken minister. Ik ben benieuwd welke wet of regel of afspraak Wiegel buiten artikel 7 kan zetten! De kernvraag is wel duidelijk: ken nen we aan de media een onbeperk te macht toe, kennelijk ook een controlerende, die ergens buiten de drie bestaande machten van rege ring, parlement en rechter veran kerd ligt? Wordt de vrije meningsui ting dan een soort wapen in handen van mensen en organisaties die zichzelf tot dat bijzondere recht hebben opgetild? Onlangs heeft de minister van justi tie de Kamer beloofd de kwestie van de bescherming tegen de rod delpers eens uit te zoeken. Het zou best de moeite waard zijn de zaak eens wat fundamenteler aan te pak ken, dan alleen naar excessen te kijken. Sorry Een boeiend verschijnsel in onze cultuur is de min of meer .georgani seerde" sorry-verklaring. Journalis ten, verslaggevers, besturen van omroepen, redacties van kranten maken van die mogelijkheid tot ex cuus herhaaldelijk gebruik. Het recept is uiterst eenvoudig. Je doet gewoon wat je wilt. Je schrijft of zegt wat je goeddunkt. Komt er geen enkele reactie, dan is er geen probleem. Breekt er een conflict los dan sputter je eerst tegen, beroept je op Je rechten en maakt vervol gens een soort excuus: sorry, nieu we mensen in dienst, onervaren, liep een beetje uit de hand, emotio neel geladen, niet goed gecoördi neerd. zal niet weer gebeuren. Ik wil niet beweren dat daar een complot achter zit, maar wel een houding: hoe ver kan ik gaan? Wie zich verdiept in de geschiedenis van de vrije meningsuiting komt tot de ontdekking hoe ver we eigenlijk van dat inderdaad zeer kostbare goed zijn afgeweken. Hoe scheef het allemaal is komen te liggen. Als we vrijheid niet meer aan principes kunnen binden, aan zelfregulatie en verantwoordelijkheid voor wat ui tingen kunnen uithalen dan is de vrijheid die we aan de media geven niet langer meer een in vertrouwen verleende, maar een in eigen belang geclaimde vrijheid, die naar machtsmisbruik ruikt. Zo kan vrij heid ernstig verworden tot een machtsmiddel om te provoceren, te discrimineren of grof geld te ver dienen. Het is, nogmaals, geweldig riskant om deze zaak in Nederland uit de taboesfeer te krijgen. Het is een merkwaardige bijkomstigheid en ik herinner nog even aan Tinbergen dat media die in de regel voorop lopen in het doorbreken van taboes zo enorm geshockeerd raken wan neer hun eigen taboe. nl. niet gecon troleerd te willen worden, wordt aangevallen. Op deze manier groei en de begrippen „vrij" en „Sorry" op onzalige manier naar elkaar toe. Er is heel wat nodig om een groot goed, goed te bewaken. Dr. A. v. d. Meiden doceert massa communicatie en public relations aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15