Ook de emoties van de burger
Wie zijn de huichelaars?
30 april en de vrije
meningsuiting
Hoe breken we
de sorry-cultuur af?
Leve de
Van Amsbergs
VRIJDAG 9 MEI 1980
TROUW/KWARTET P 13 RHS 15
door prof. dr. A. van dor Molden
Bij alle emoties die ontstaan zijn naar aanleiding van de
NOS- en VARA-uitzendingen op 30 april J.L, is het wellicht
verstandig bijtijds te bedenken dat we het gigantische
probleem van de vrije meningsuiting niet oplossen met
scheld- en terugscheldpartijen. Het is meer dan hoog tijd
dat we ons in een rustige sfeer en op het hoogste niveau
bezinnen op de vraag wat vrije meningsuiting vandaag de
dag kan en moet inhouden en vooral welke grenzen we
daaraan willen stellen. Misschien is ook het moment aange
broken een eind te maken aan de ergerlijke sorry-cultuur:
jammer dat het gebeurd ls, een beetje uit de hand gelopen,
zal niet meer voorkomen En morgen gebeurt het weer
Op 8 februari 1968 schreef prof. J.
Tinbergen in Het Vrije Volk een
opzienbarend artikel onder de titel:
„Ook geestelijke vrijheid vraagt or
dening". De media stortten zich op
Tinbergens uitlatingen, alsof hij de
meest verschrikkelijke ketterijen
tegen het dogma van de vrije me
ningsuiting had geponeerd.
Hij schreef letterlijk: „De socialisti
sche beweging is er steeds op ge
richt geweest om tot een betere
wereld te komen met menselijker
verhoudingen en een gelijke re ver
deling. Een van de uiteindelijke be
doelingen was, de cultuuruitingen
voor iedereen toegankelijk te ma
ken. Het ls paradoxaal dat onze
krant (Het Vrije Volk) en andere
communicatiemiddelen nu bezig
door Wiebe Dragstra
Prof. A. M. Donner deed twee weken
geleden op de Podiumpagina wat
schamper ever de mensen die er een
punt van maken dat we in Neder
land nog steeds met een erfelijk
koningschap zitten. Hij heeft de in
druk dat de bezwaren tegen die
erfelijkheid „het meest en het hef
tigst" worden geuit door zijn
„soortgenoten, dat wil zeggen onder
de mensen die van huis uit al een
groter of kleiner streepje op ande
ren voor hadden."
Nu zullen wij het prof. Donner niet
kwalijk nemen dat hij zich in zijn
contacten het liefst beperkt tot zijn
„soortgenoten". Maar hij moet er
niet vanuit gaan dat er buiten zijn
soort (de professor heeft het wat
neerbuigend over 'de eenvoudigen')
een mensen voorkomen met enig
esef van de rare kanten van die
frfelijkheid. Natuurlijk heeft Don
er gelijk als hij wil zeggen dat er in
Nederland erg veel mensen op hoge
posten zitten die zij hebben bereikt
mede dankzij de voorsprong die zij
bij him geboorte hadden. Zo zal de
zoon van de bankier een betere
startpositie voor een loopbaan in
het bankwezen hebben dan, laten
re zeggen, de jongen van een kleine
'Idenstander op het platteland.
Toch kan die jongen, als hij over de
juiste talenten beschikt, het in de
bankwereld heel ver brengen. De
huidige president van De Neder-
landsche Bank. dr. J. Zijlstra, is
bijvoorbeeld van eenvoudige Friese
afkomst. Diezelfde Zijlstra is ook
hoogleraar, minister en zelfs minis
ter-president geweest, niet krach
tens geboorte, maar op grond van
eigen kwaliteiten. Die kwaliteiten
worden door sommigen zelfs zo
hoog aangeslagen dat zij dr. Zijlstra
best voor een tijdje de functie van
staatshoofd zouden durven toe ver
trouwen. Maar daarover hoeft nie
mand zich verder druk te maken
want die functie kan in Nederland
uitsluitend worden bekleed door le
den van slechts één bepaalde
familie.
Donner komt aan het slot van zijn
artikel met de stelling dat dit voor
die ene familie een hele last moet
zijn. Hij vindt zelfs dat ons dank
baarheid past dat er nog „mensen
worden gevonden die bereid zijn om
deze levenslast en levenstaak op
zich te nemen." Ja, maar hebben de
Oranjes dan zoveel te willen? De
oudste zoon van koningin Beatrix
en prins Claus is toch vanaf de
allereerste dag van zijn bestaan
voorbestemd koning te worden en
zal zich daaraan toch alleen maar
met de grootste moeite kunnen ont
trekken? Goed, als hij de troon niet
wenst te bestijgen dan zal hem
waarschijnlijk wel worden toege
staan ergens stil te gaan leven.
®aar minister, minister-president
of president van De Nederlandsche
Bank zal hij nooit mogen worden.
Donner roept ons op van de erfelijk
heid van het koningschap geen pro
bleem te maken. Hij probeert de
zaak wat te relativeren met de stel-
Jtog dat het koningschap van de
Oranjes er bij hoort „als molens bij
ons landschap". Ja, maar molens
«in geen mensen van vlees en bloed
•net een eigen gevoelsleven. De
..Oranjes" wel. De functie van het'
J~®tshoofd is inderdaad niet zo
vreselijk belangrijk. Maar moeten,
we daar dan één bepaalde familie zo
«waar mee belasten? Leve de fami
lie Van Amsberg!
door J. Ridderbos
Na de bijdrage van Frans Denkers
op de Podium-pagina van vorige
week mogen we op de vraag: „heeft
een politieman ook emoties?" vol
mondig „ja" zeggen. Het heeft mij
persoonlijk zeer aangesproken dat
deze beleidsmedewerker van de
Amsterdamse gemeentepolitie deze
zaak aan de orde heeft gesteld.
Ik bedoel deze uitspraak niet als
een afstandelijke opmerking. Toen
ik op 29 en 30 april in Amsterdam
was, riep de aanwezigheid van zo
veel politie bij mij allerlei emoties
op. Het was voor mij onmogelijk om
te constateren of er aan de kant van
de politie ook emoties waren. Het is
nu eenmaal moeilijk om contact te
krijgen met mensen verschanst in
overvalwagens. Of met mensen die
opgaan in de uniforme massa van
de Mobiele Eenheid. Met schrik
constateerde ik bij mijzelf dat ook
mijn emoties zich richtten tegen
deze uitvoerders van het gezag.
Ik vind daarom de bijdrage van
Frans Denkers uitstekend omdat
daardoor de politiemensen (met
hun familie!) weer volledig als mens
onder ons komen te staan. Het ligt
nu eenmaal meer voor de hand dat
je je richt tégen mensen die je niet
kent. En dat je je richt tót mensen
die je kent, die je als medemens
herkent.
Juist als we spreken over de emo
ties, is het goed niet alleen te spre
ken over de emoties van de politie,
maar ook over de emoties van de
burgerij. Frans Denkers doet dat
ook en gezien wat hij schrijft zou de
kop boven zijn bijdrage eigenlijk
moeten luiden: te grote aanslag op
emoties politie èn burgerij.
De inhuldiging is volgens de oude
grondwet bedoeld als een openbare
bijeenkomst, zelfs onder de open
lucht. De inhuldiging zoals die nu
heeft plaats gevonden onder een
,nieuwe grondwet en in nieuwe om
standigheden was alles, behalve
openbaar Niet ten onrechte schrijft
Denkers dat de feitelijke afzetting
Hn de binnenstad misschien mee
viel. Maar als ik het zo mag uitdruk
ken: de psychologische afzetting
van de binnenstad viel niet mee.
Tot in onze provinciale krant toe
verschenen oproepen van min of
meer officiële zijdeC!) om thuis te
blijven en het gebeuren via de buis
te volgen.
Voor mij heeft het dochtertje van
Denkers op een klassieke wijze ver
woord wat de televisie wel kan èn
niet kan, toen ze vroeg: „wanneer
•komen de echte mensen nou?". Ook
al zit Je dankzij de televisie bij wijze
van spreken op de Dam en in de
Nieuwe Kerk op de eerste rij, het
blijft bij wijze van spreken. Je zit er
niet echt bij.
De afstand die er niet ondanks,
maar juist dankzij de televisie tus
sen de kijkers en het gebeuren be
stond, werd nog eens versterkt door
de afstandelijke wijze van reageren
van mensen die direct bij het gebeu
ren in het Paleis en Nieuwe Kerk
betrokken waren en die commen
taar gaven op de gebeurtenissen die
zich elders in de stad afspeelden.
Er is nogal wat emotie in ons land
rondom bepaalde uitzendingen van
de media. Ik heb daar geen oordeel
over omdat ik er geen kennis van
genomen heb. Ik heb wel een oor
deel over de gezagsdragers en volks
vertegenwoordigers. die in de „offi
ciële" uitzendingen optraden. Door
hun wijze van reageren onder
streepten zij de afstand die er lag
tussen wat hen op dat moment be
zighield èn dat wat de gewone bur
ger. inclusief de politieman, op dat
ogenblik bezighield. Met name voor
volksvertegenwoordigers lijkt mij
dat een ernstige zaak.
Misschien werd voor de 30e april ten
onrechte gesproken over het gebied
tussen Munt en Centraal Station als
„vesting Oranje" en viel de afzet
ting door middel van politieagenten
op de 30e april mee. Maar het feite
lijke gebeuren op 30 april was een
incrowd-gebeuren, een gebeuren
uitsluitend toegankelijk voor een
geprivilegieerde groep. Voor de ge
wone burger was het gebeuren in
Paleis en Nieuwe Kerk niet toegan
kelijk en dat kwam niet uitsluitend
omdat de Dam slechts per voet via
enkele wegen bereikbaar was.
Allerlei groepen, ter rechter- en ter
linkerzijde haastten zich om hun
afschuw over de rellen uit te spre
ken. Maar waarom het zo afschuwe
lijk was. heb ik eigenlijk van nie
mand gehoord. Waren de rellen mis
schien daarom zo afschuwelijk om
dat daardoor duidelijk werd dat
volksvertegenwoordiging en (een
deel van) de jeugd in twee toaal
verschillende werelden leven? In
die zin had het mij een goede zaak
geleken dat de relschoppers wel op
de Dam waren gekomen. Dan had
den de twee werelden elkaar ten
minste geraakt! Een koningin die
zich bij haar inhuldiging in gewoon
Nederlands tot het volk richt wordt
door velen niet verstaan. Een voor
zitter van de Eerste Kamer, die op
eminente wijze de kern van ons
staatsbestel toelicht, spreekt in een
volle kerk, landelijk gezien toch
voor stoelen en banken.
Ik voel me daarom op het gebeuren
van 30 april zo betrokken, omdat ik
meen dat er schrijnende overeen
komsten zijn tussen het staatkun
dig gebeuren en het kerkelijk ge
beuren. Een kerk die eerst de arbei
ders kwijt raakte, raakt nu ook de
jeugd kwijt. Een kerk en een staat
die geen jeugd hebben, hebben geen
toekomst. Een kerk en een staat,
die niet toegankelijk zijn voor het
gewone volks, daarin is geen leven,
daarin is geen plaats voor gewone
mensen, Of zoals het dochtertje van
Denkers het zei: voor echte mensen.
Intussen is het 5 mei 1980 geweest.
Ongekend grote massa's mensen
hebben op ongekend feestelijke wij
ze het bevrijdingsfeest gevierd. Er is
geen wanklank gehoord. De bood
schap van het bevrijdingsfeest is
blijkbaar begrijpelijk en het feest
zelf toegankelijk. In een gezond li
chaam zijn genoeg gezonde krach
ten om ongezonde invloeden te neu
traliseren. Zo zijn er in ons volk
genoeg gezonde krachten, ook in
een mensenmenigte, om ongezonde
invloeden te neutraliseren. Maar
dan zal het gebeuren in kerk en
staat ook toegankelijk moeten zijn
voor het gehele volk. De kerk, maar
ook de staat, die zich terugtrekken
binnen de „veilige" muren van een
kerkgebouw en alleen de taal van
ingewijden spreken, gaan verloren.
Die kerk en die staat die zich op
straat wagen lopen risico, maar dat
risico is de moeite waard
Ik was al van mening dat wanneer
koningin Beatrix gewoon naar de
traditie een rijtoer door Amsterdam
had gemaakt, dat haar geen haar
was gekrenkt en dat dan de extra-
treinen van de N.S. wel bezet waren
geweest Door het gebeuren op 5
mei ben ik in die mening bevestigd.
J. Ridderbos is predikant van de
gereformeerde kerk te Nijmegen.
door Arnold Karskens
Hoe hypocriet is de Nederlandse
kraakbeweging? Politiefunctiona
ris Frans Denkers op de Podiumpa
gina van vorige week liet over zijn
mening geen onduidelijkheid be
staan. Bij de Farizeeërs af, doet hij
voorkomen.
De huichelarij die de kraakwereld
verziekt, heeft zich ook nog als een
poliep uitgezaaid over wat de schrij
ver abstract aanduidt als „linkse
kringen." Je moet als adviseur voor
beleidsaangelegenheden bij de Am
sterdamse gemeentepolitie sterk in
de schoenen staan, wanneer je een
niet onaanzienlijk deel van de Ne
derlandse bevolking dat zich pro
gressief noemt, hypocrisie dan wel
gebrek aan integriteit verwijt. Van
veel inzicht omtrent de 30e april
getuigt zo'n conclusie in ieder geval
niet.
Maar ongenuanceerde uitspraken
typeren wellicht het best de paniek
bij de gezagsdragers. Minister van
binnenlandse zaken Hans Wiegel
mompelt vanachter een glas cham
pagne zijn ongenoegen over de ge
dragingen van het „schorremorrie".
Rechercheurs van de post War
moesstraat passen met knuppels
snelrecht toe op willekeurige perso
nen. Commissaris C. de Rhoodes
van de Amsterdamse geüniformeer
de politie pleit voor de „elektrische
wapenstok." Een instrument dat al
tientallen jaren geleden als martel
werktuig zijn intrede deed in de
dictatoriaal geregeerde landen van
Latijns-Amerika.
Een bewapeningswedloop in 't klein
door de Mobiele Eenheid nog beter
aan te passen tegen ongeregeldhe
den biedt geen soelaas. Vijf jaar
geleden was alleen de verschijning
van met schilden en wapenstokken
uitgeruste politieagenten voldoen
de om als demonstrant te doen
vluchten. Elke overtuigde betoger
die de klappen van de „zweep"
kent, loopt nu met een helm op het
hoofd en een stok onder de arm.
Het lijfelijk verzet zoals op konin
ginnedag in Amsterdam is niet uit
de lucht komen vallen, maar er met
de knuppel ingeslagen. Extra zwaar
bepantserde ME-bussen, grotere
porties traangas en een verlaagde
„schiet"-drempel, voorkomt geen
geweld maar verhevigt het in de
toekomst.
Brengt de nasleep van de inhuldi-
Mededeling
H. J. Neuman is in het buiten
land. Daarom ontbreekt deze
week zijn beschouwing.
ging ons niet een stap dichter bij de
politie-staat? De ongeregeldheden
laten zien dat de parlementaire de
mocratie niet meer aan de gestelde
verwachtingen voldoet.
De rellen op de 30e april zijn over
duidelijk een signaal geweest. Een-
signaal van een brede groepering
(niet alleen krakers) die de stugge
onveranderlijke macht van de ge
zagsdragers en invloedrijke onder
nemingen niet meer „pikt." In het
recente verleden konden dergelijke
seinen van onvrede al door gevoeli
ge oren worden opgevangen. Zo wa
ren er de Nieuwmarktrellen tegen
cityvorming en speculatie; de mas
sale demonstraties tegen de invoe
ring van kernenergie; de vechtende
voetbalsupporters als protest tegen
de werkloosheid en betutteling op
school; en was er de bloei van de
feministische beweging tegen het
superioriteitsgevoel en hanenge-
drag bij mannen en de aanklacht
van de anti-militaristische bewe
ging tegen leger en wapenproduk-
tie. De basis van alle onvrede over
de Nederlandse samenleving was al
gelegd voor de kroning. Frustraties
en onnodig politiegeweld stampten
de grond stevig aan.
Koningin Beatrix hoeft zich niet
ongerust te maken dat de duizen
den demonstranten het uitsluitend
op haar hadden gemunt. Wat maakt
het voor een kraker, een feministe,
dan wel een anti-militarist uit of hij
of zij door de hond (een president)
dan wel door de kat (een koningin)
wordt gebeten. Het is om het even,
als inhoudelijk de zaken en mis
standen niet positief veranderen.
De oorzaak lag ook niet uitsluitend
bij de mobiele eenheid. Wel vorm
den zij de aanleiding tot alle ongere
geldheden met het uitdagend uiter
lijk van schilden, helmen en knup
pels 's morgens op de Bilderdijk-
straat.
Nee, de hoofdschuldigen van alle
ongeregeldheden op 30 april en de
rellendagen die komen gaan waren
zij die veilig op afstand beschermd
worden door de ME; de op macht
beluste besluitnemers op landelijk
niveau en de op winst beluste Ne
derlandse ondernemers.
Voor hun
winst en hun macht moesten bij
voorbeeld al die huizen wijken, al
die mensen sterven en de vrijheid
van meningsuiting worden afgekne
pen. En dan toch een sprookjesach
tig feest willen bouwen op de dam.
Kijk dat is noü hypocriet en getuigt
van een chronisch gebrek aan inte
griteit.
Arnold Karskens is leerling van de
school voor de journalistiek in
Utrecht
zijn om mee te helpen die cultuur af
te breken, o.m. door het aanhangen
van onbelemmerde vrijheid van
schrijven, spreken en vertonen, ter
wijl wij het geweest zijn, die terecht
in het sociaal-economische vlak, er
steeds op gewezen hebben dat vol
komen vrijheid schadelijk is.
De tijd is gekomen om aan een
aantal dier vrijheden eveneens ze
kere grenzen te stellen".
Wij houden onszelf en de samenle
ving voor een belangrijk deel staan
de bij de gratie van onze vergeet
achtigheid. De situatie die nu weer
actueel is rond de vrije meningsui
ting, was dat al vele malen in onze
geschiedenis. Rond 1968 uiteraard
in het bijzonder. Tinbergens artikel
was slechts één uiting in die dagen.
Een andere was de conferentie die
het Nederlands Gespreks Centrum
belegde over de vraag of er grenzen
aan de vrijheid van de communica
tiemiddelen moesten worden ge
steld. Daaruit vloeide voort de in
stelling van een commissie „Cen
suur in een democratische samenle
ving". Het rapport van die commis
sie werd door het NOC in 1973 uitge
geven en het heet simpelweg „Ui
tingsvrijheid".
Een boekje dat nog altijd zeer de
moeite waard is om te lezen, omdat
de probleemstelling niets aan actu
aliteit verloren heeft: waar liggen de
grenzen van de vrije meningsui
ting? Moet de overheid waken tegen
grensoverschrijding? Of leidt con
trole onherroepelijk tot censuur en
frustratie van de uitingsvrijheid?
Taboe
We praten in Nederland over de
vrije meningsuiting nog altijd in
een zekere taboesfeer. Dat bleek
toen, in 1968 en 1973, het bleek ook
toen Henk van Ommen en onderge
tekende in 1975 een boek publiceer
den onder de titel: „Ik herinner mij
niet u iets gevraagd te hebben",
waarin we een analyse gaven van de
relatie tussen journalistieke vrij
heid en publieksvrljheid. Een
vriend schreef na lezing: zulke din
gen kun Je in Nederland niet schrij
ven, die worden doodgezwegen.
Kom over vijf jaar maar terug. Mis
schien krijgt hij gelijk, nu een vloed
van publiciteit losbreekt naar aan
leiding van de VARA- en NOS-uit-
zendingen van 30 april.
Nu zou ik de vraag zo willen formu
leren: bestaat er een recht op vrije
meningsuiting van de burgers dat
lijnrecht kan staan tegenover het
recht op vrije meningsuiting van de
media? Een recht van burgers die
ook het recht krijgen media aan te
wenden voor hun uitingsvrijheid,
indien de bestaande media geen
toegang verlenen?
Alle autoriteiten die de laatste da
gen in de krant hebben geschreven
of op de beeldbuis commentaar ga
ven hebben zich om strijd beijverd
in hun eerste volzinnen hun geloof
in de vrije meningsuiting te belij
den. Dat is al een veeg teken. Zoiets
doe je alleen als je daarna met ern
stige kritiek komt en dat gebeurde
dan ook.
Het is alsof er in brede kringen
ernstige twijfels groeien, niet aan
het principe van de vrije meningsui
ting, maar aan de manier waarop
we die in ons land geregeld hebben.
De oordelen over die manier van
uitvoering lopen naar ik vermoed in
ons land verder uiteen dan het een
voudige en „brede" artikel 7 van de
grondwet kan omvatten.
Het is niet toevallig dat Juist de
VARA, die zich stellig geestverwant
zou kunnen voelen met Tinbergen,
in een discussie terechtgekomen is
die de fundamenten van haar be
staan en doelstellingen raakt.
Begrenzen
Het zou te wensen zijn als uit de
verwarde en verbrokkelde discus
sies een overheidsinitiatief geboren
zou worden om de problematiek
van de vrije meningsuiting de be
grenzing daarvan, de bewaking van
die grenzen, etc. fundamenteel te
bestuderen.
Een van de eerste vragen is dan wie
het recht op vrije meningsuiting
eigenlijk bezitten. Er is een merk
waardige eenzijdigheid gegroeid in
de richting van de media als dragers
van dat recht. Maar de wet noemt
iedere burger als rechthebbende.
Hoe kan die burger zijn recht uitoe
fenen, als hij geen geld heeft om
media te scheppen? Als we zeggen:
door zich te abonneren op een krant
en zich aan te sluiten bij een om
roep voelen we meteen hoe „smal"
dat rechtsspoor dan geworden is.
Anders gezegd: er zijn tussen het
principiële recht en de uitvoering
enkele machten geschoven die de
afstand tussen de principieel recht
hebbende burger en de uitvoering
van dat recht hebben vergroot. De
burger is passief geworden, althans
voor een belangrijk deel. Gewoon
gezegd: geen honderdduizend
VARA leden waren op 30 april bij
machte de uitzending te stoppen als
ze dat hadden gewild. Wie heeft dus
in feite het recht in handen?
Ook de overheid
Een andere interessante vraag is of
de overheid ook recht op vrije me
ningsuiting heeft. Mag minister
Wiegel zeggen wat hij vindt van
VARA- en NOS-uitzendingen? Den
Uyl zegt: wel als persoon, niet als
minister. Dat is interessant. Er zijn
dus beperkingen aan het recht. Mag
de overheid een dagblad gaan uitge
ven waarin ze publiceert wat werke
lijk door haar wordt bedoeld en
waarin informatie wordt gebracht
die niet door de media wordt over
genomen of 6lechts gedeeltelijk?
Een interessante vraag nu op 1 mei
jl. door het inwerking treden van de
Wet Openbaarheid van Bestuur de
plicht tot informatie van de over
heid een nieuw profiel heeft gekre
gen. Men kan zeggen: de overheid
mag inlichtingen verstrekken, moet
dat zelfs, maar mag geen mening
uiten over de media, met uitzonde
ring vah de betrokken minister. Ik
ben benieuwd welke wet of regel of
afspraak Wiegel buiten artikel 7
kan zetten!
De kernvraag is wel duidelijk: ken
nen we aan de media een onbeperk
te macht toe, kennelijk ook een
controlerende, die ergens buiten de
drie bestaande machten van rege
ring, parlement en rechter veran
kerd ligt? Wordt de vrije meningsui
ting dan een soort wapen in handen
van mensen en organisaties die
zichzelf tot dat bijzondere recht
hebben opgetild?
Onlangs heeft de minister van justi
tie de Kamer beloofd de kwestie
van de bescherming tegen de rod
delpers eens uit te zoeken. Het zou
best de moeite waard zijn de zaak
eens wat fundamenteler aan te pak
ken, dan alleen naar excessen te
kijken.
Sorry
Een boeiend verschijnsel in onze
cultuur is de min of meer .georgani
seerde" sorry-verklaring. Journalis
ten, verslaggevers, besturen van
omroepen, redacties van kranten
maken van die mogelijkheid tot ex
cuus herhaaldelijk gebruik.
Het recept is uiterst eenvoudig. Je
doet gewoon wat je wilt. Je schrijft
of zegt wat je goeddunkt. Komt er
geen enkele reactie, dan is er geen
probleem. Breekt er een conflict los
dan sputter je eerst tegen, beroept
je op Je rechten en maakt vervol
gens een soort excuus: sorry, nieu
we mensen in dienst, onervaren,
liep een beetje uit de hand, emotio
neel geladen, niet goed gecoördi
neerd. zal niet weer gebeuren. Ik wil
niet beweren dat daar een complot
achter zit, maar wel een houding:
hoe ver kan ik gaan?
Wie zich verdiept in de geschiedenis
van de vrije meningsuiting komt tot
de ontdekking hoe ver we eigenlijk
van dat inderdaad zeer kostbare
goed zijn afgeweken. Hoe scheef het
allemaal is komen te liggen. Als we
vrijheid niet meer aan principes
kunnen binden, aan zelfregulatie en
verantwoordelijkheid voor wat ui
tingen kunnen uithalen dan is de
vrijheid die we aan de media geven
niet langer meer een in vertrouwen
verleende, maar een in eigen belang
geclaimde vrijheid, die naar
machtsmisbruik ruikt. Zo kan vrij
heid ernstig verworden tot een
machtsmiddel om te provoceren, te
discrimineren of grof geld te ver
dienen.
Het is, nogmaals, geweldig riskant
om deze zaak in Nederland uit de
taboesfeer te krijgen. Het is een
merkwaardige bijkomstigheid en
ik herinner nog even aan Tinbergen
dat media die in de regel voorop
lopen in het doorbreken van taboes
zo enorm geshockeerd raken wan
neer hun eigen taboe. nl. niet gecon
troleerd te willen worden, wordt
aangevallen. Op deze manier groei
en de begrippen „vrij" en „Sorry"
op onzalige manier naar elkaar toe.
Er is heel wat nodig om een groot
goed, goed te bewaken.
Dr. A. v. d. Meiden doceert massa
communicatie en public relations
aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht.