Waarom Churchill zo vaak bleef zitten i3WÊ Dagboeken uit de oorlog We waren niet zo dapper Poëzie uit verzet Een spannend oorlogsverhaal Essays herdrukt Hitiers schaduw Pamflet over Oranje DINSDAG 6 MEI 1980 BOEKEN TROUW/KWARTET H11 „Je hebt nooit eerder Latijn ge had?" zei hij. „Nee meneer „Dit is een Latijnse grammatica." Hij opende die bij een zeer bedui melde bladzijde. „Je moet dit le ren", zei hij, naar een aantal omlijn de woorden wijzend. „Ik kom over een half uur terug om te zien wat je ervan kent." En daar zat ik dan op een sombere avond heel verdrietig voor de eerste verbuiging. Mensa a table Mensa o table Mensam a table Mensae of a table Mensae to or for a table Mensa by, with or from a table Wat ter wereld betekende het? Wat was de zin ervan? Het kwam mij als volslagen onzin voorIn elk ge val was er één ding, dat ik altijd kon doen: ik kon het van buiten leren. En dus begon ik, voorzover mijn verdriet dat toeliet, aan de onbegrij pelijke taak, die me was opge dragen. Na verloop van tijd kwam de leraar terug. „Heb je het geleerd?" vroeg hij. „Ik geloof, dat ik het kan opzeggen, meneer", antwoordde ik en ik dreunde het op. Hij scheen zo tevreden, dat ik me verstoutte een vraag te stellen. door C. G. van Zweden In de jaren van de tweede wereldoorlog zijn vermoede lijk honderdduizenden dag boeken bijgehouden. De Westduitse televisie heeft daarvan onlangs een indruk gekregen, toen de t.v.-redac- ties in een argeloze bui het publiek opriepen authentiek materiaal uit de oorlogstijd voor zover nog bij particu lieren ronslingerend op te sturen, omdat er misschien materiaal voor een program ma inzat. Het resultaat was onthutsend. Er werden zo veel schoolschriften en noti tieboekjes opgestuurd dat de hoeveelheid niet te hante ren was. Maar materiaal voor een serie programma's was er in overvloed. Dagboeken hebben soms iets van toto's: ze laten de situaties van des tijds zien zoals ze werkelijk waren. Het knoeien aan dagboeken (het later bijwerken en mooier maken) is begrijpelijk, omdat de schrijver zich later schaamt voor zijn beperk te visie, zijn emotionele uitbarstin- Spencer Dunmore's „De Ontsnap ping" is een oorlogsroman van de dragelijke soort. Het boek handelt over de boordwerktuigkundige van een Britse Lancaster-bommenwer per, Ron Pollard, die eind '44, kort voor het Ardennen-offensief in een bitter koude vriesnacht uit zijn ma chine moet springen, omdat het vliegtuig door een nachtjager in brand is geschoten. Dat gebeurt in de buurt van Keulen. Van de zeven leden van de bemanning vindt Pol lard alleen zijn commandanf, die echter gewond is geraakt. De twee mannen weten te ontsnappen, mede dankzij het feit dat ze bij een Joseph Wulf, de man die vermaard heid verwierf als verzamelaar van documenten over het derde rijk, heeft ook een boek geschreven over Martin Bormann. die terecht Hit- Iers schaduw wordt genoemd. Uit deze biografie blijkt dat Bormann zelfs ten overstaan van de histori cus, zijn reputatie eer aandoet: Hij blijft de schim van wie men hooguit een paar verdachte bewegingen ziet. Van de meeste prominenten van het derde rijk zijn zó scherpe profielen bekend, dat we het gevoel hebben die mensen enigszins te hebben leren kennen. Maar dat ge beurt niet met Martin Bormann, want hij héd geen profiel. Aan zijn van anderen afgeleide persoonlijk heid is niets oorspronkelijks te be kennen. Wellicht is hij de meest lugubere figuur uit de kringen rond om Hitier. Tekenend is het dat juist hij, als secretaris van de Führer, Hitiers meest vertrouwde, en meest invloedrijke medewerker werd. Voor zover mogelijk was hij ook Hitiers kwade genius, want onmete lijk is de ellende die Hitier juist op influistering van Bormann heeft verdiept en vergroot. Het is niet overdreven te veronderstellen (er zijn zelfs wel bewijzen voor) dat Hitler in verschillende kwesties ge matigder zou zijn opgetreden, als hij niet de extreem boosaardige Bormann naast zich had gehad. Desondanks is Bormann meer glad en sluw en slim, dan intelligent. Hij was ten diepste een walgelijke intri gant, wiens geborneerdheid, grof heid en wreedheid boven alle twijfel zijn verheven. Er kan van Bormann niet één regel goeds worden ge schreven. Het boek van Wulf was in het bui tenland al heel lang bekend. Joseph Wulf: Martin Bormann, Hit ters schaduw. Uitg. Publiboek, Am sterdam. Geb. en geïllustreerd. Omvang 235 pag. Prijs 22,50. „Wat betekent het, meneer? „Het betekent wat er staat. Mensa, een tafel. Mensa is een vorm van de eerste verbuiging. Er zijn vijf ver buigingen. Je hebt het enkelvoud van de eerste verbuiging geleerd." „Maar", herhaalde ik, „wat bete kent het?" „Mensa betekent een tafel", ant woordde hij. „Maar waarom betekent mensa ook o tafel", vroeg ik, „en wat betekent o tafel?" „Mensa, o tafel, is de aanvoegende wijs", antwoordde hij. „Maar waarom o tafel", hield ik vol uit oprechte nieuwsgierigheid. „O tafel dat zou je gebruiken bij het aanspreken van een tafel, bij het aanroepen van een tafel." En, ziende dat ik hem niet kon volgen, „Je zou het gebruiken als Je tegen een tafel spreekt.' „Maar dat doe ik nooit", flapte ik er eerlijk verbaasd uit. „Als je brutaal bent, word Je ge straft en heel streng gestraft ook. laat ik Je dat zeggen", was zijn af doende antwoord. Dat was in 1888 de intrede van Winston Churchill in Harrow, één van de beroemdste „public schools" van Engeland. Hij was toen twaalf Jaar en zo als die eerste les verliep de rest. Er wordt altijd gezegd, dat Churchill op school een grote dom gen en kortzichtigheid op het mo ment van schrijven, maar blijft niettemin een daad van vandalis me, te vergelijken met het opwer ken of zelfs vernietigen van oude foto's. Dagboeken ontlenen hun waarde aan de pure vorm waarin ze ooit vorm kregen. Maar, dagboekschrijvers weten be ter dan wie ook, dat er moed nodig is om de eigen „binnenkamer" en de eigen kleinheid en kwetsbaarheid ongecorrigeerd prijs te geven aan de openbaarheid. Toch is er geen andere weg denkbaar. Niemand zit te wachten op dagboeken die door latere inzichten zijn verfraaid. Carla Vermeer-Van Berkum heeft haar dagboek uit de Japanse kampen gepubliceerd onder de titel „Kon ik maar weer een gewoon meisje zijn". Een kostelijk document. Hoe her kenbaar zijn de omstandigheden voor mensen die de oorlog aan den lijve hebben ervaren. De overweldi gende plaats die „lekker eten" in dit dagboek inneemt is volstrekt au thentiek. En alles geschreven in de stijl van een tienermeisje. Door met kennelijke zelfbeheersing zoveel mogelijk de oorspronkelijke tek sten te handhaven is de sfeer waar in mensen onder voortdurende drei ging en onzekerheid, hongerlijdend, moesten samenwonen op enkele, vierkante meters aarde, erg goed gereconstrueerd. Op die benauwd korte golflengte, waarbij alles draait om eten en lijfsbehoud, wor- diep in de bossen verscholen huis aankloppen, waar een hoge duitse officier verborgen wordt gehouden die een aandeel heeft gehad in de aanslag op Hitier. De gewonde com mandant van de bommenwerper gaat zo achteruit, dat deze medi sche verzorging nodig heeft. Hun daarmee samenhangend optreden vestigt echter de aandacht op het huis, met het gevolg dat de Britse sergeant en zijn duitse gastheer sa men moeten vluchten. Dat wordt een adembenemende tocht, waarin het beginnende Ardennen-offensief een streep door de rekening haalt. Ten slotte weet het tweetal een Het essay „Het hooglied van de creativiteit" handelt globaal over de poëzie van Marsman. Prof. dr. J. P. van Praag schreef het in de win ter van 1943-44 op zijn onderduika dres in Eindhoven, in 1944 ver scheen het voor het eerst onder het pseudoniem Erik Martens. In zijn woord vooraf bij de heruitgave schrijft Van Praag dat de tekst be halve een tijdsdocument naar stijl, gevoelsleven en gedachtengang ook een biografisch moment vertegen woordigt. Met het schrijven sloot hij op 32-jarige leeftijd zijn jeugd af. Ofschoon de studie van Marsman wel belangrijker resultaten heeft geboekt dan dit essay, is de heruit gave toch welkom. De eerste uitga ve in de Astra nigra-reeks verscheen in een oplaag van 125 exemplaren. Interessante lectuur vormt nog al tijd het essay van Theun de Vries over Nijhoff. Dit essay, geschreven door W. F. Stafleu Anton Constandse heeft de republi keinse zaak een slechte dienst bewe zen met zijn boekje „Oranje zonder mythe". Deze nogal grove scheldka nonnade tegen alles wat Oranje is, was blijkens het woord vooraf be doeld als alternatieve geschiedenis van het Huis van Oranje, en niet als chronique scandaleuse. Maar voor een historisch overzicht is het te op pervlakkig, onvolledig en eenzijdig (en op menig punt onjuist) en het lijkt met al die overdreven aandacht voor kop was en hij- is een voorbeeld ter geruststelling voor alle Engelsen, die slecht op school zijn. In wezen was dat helemaal niet waar: hij was juist heel intelligent, maar hij was slecht in de klassieken en dat is heel iets anders. En omdat hij zo hope loos in Latijn en Grieks was deed hij drie keer zo lang over de laagste klas als ieder ander. Dat de public schools zoveel waarde hechtten aan Latijn en de klassie ken, dat ze vrijwel niets anders on derwezen, komt voort uit de historie van die uiterst merkwaardige en invloedrijke scholen, waar de En gelsen uit de hoogste sociale klas sen of met veel geld hun kinderen naar toe sturen. Jonathan Gathor- ne-Hardy beschrijft die bijna veer tien eeuwen geschiedenis (King's School in Canterbury werd om streeks het jaar 598 gesticht) zo boeiend en amusant, dat zijn boek „The Public School Phenomenon" (Penguin, 17.50) zich haast als een roman laat lezen. Hij laat zien hoe die scholen, in het verre verleden door de kerk gesticht met het doel om arme jongens voor de kerkdien sten Latijn en zingen te leren en voor kerkelijke functies op te leiden (rijke jongens werden in de midde leeuwen thuis opgevoed, ze leerden hele andere dingen) uitgroeiden tot instituten, die vrijwel alle leidende figuren zowel op politiek als op den ook de gesprekken „klein" en draait de geruchtenmachine op vol le toeren. Van geheel andere aard is het dag boek van Joegoslavische jodin en communiste Hanna Lévy-Hass Me vrouw Lévy was een vitale en strijd bare lerares, toen ze in 1944 op transport werd gesteld naar het nachtjager van het type Me-110 te stelen en er mee te ontkomen, zij het dat die vlucht in de laatste fase misgaat. De gebeurtenissen zijn onwaar schijnlijk, maar als men merkt dat Dunmore er een geloofwaardige uit werking aan geeft, kan de lezer er weinig bezwaar tegen hebben. Dun more schreef een onderhoudend, en af en toe spannend boek. C. G. v. Zw. Spencer Dunmore: „De Ontsnap ping", Uitg. Hollandia. Omvang 232 pag. Gebonden. Prijs 27,50. aan het eind van 1942 en begin 1943 is resultaat van studie en persoon lijke besprekingen met Nijhoff. Het benadert Nijhoffs poëzie marxis tisch; de auteur ziet de dichter als representatief voor het klasse-ka rakter van de Westeuropese cultuur en merkt in Nijhoffs ontwikkeling een gang van generatie-angst naar generatiebewustzijn. Het is prettig dat de heruitgave er is; de eerste uitgave is van 1946 en nog maar zelden antiquarisch ver krijgbaar. RF Theun de Vries. M. Nijhoff. Wande laar in de werkelijkheid. Uitg. Bzztóh, Den Haag 1980. 96 blz. 19,50. Erik Martens. Het hooglied van de creativiteit. De poëzie van H. Mars man. Uitg. Bzztóh, Den Haag 1980. 48 blz. 10,—. geestelijk gebeid in Engeland afle verden. En omdat die mannen het stempel droegen van de public schools zetten ze dat stempel op de natie, zodat de ethiek en de idealen van die scholen alle inwoners tot in de verste uithoeken van het land beïnvloedden. Er staan zoveel vermeldenswaardi ge feiten in het boek ter illustratie van de keiharde régimes en de af schuwelijke toestanden, die er heer sten, dat het ondoenlijk is er voor dit verhaal een representatieve keu ze uit te maken. De wrede straffen, die de leraren uitdeelden (in 1736 moest het hoofd van Eton een week in bed blijven met spierpijn, nadat hij zeventig jongens elke dag tien slagen had toegediend); de onvoor stelbare mishandeling en uitbuiting van de kleine jongens door de gro ten; de honger en kou; de slechte sanitaire toestanden; het gebrek aan privacy; de homoseksualiteit; en, in de laatste anderhalve eeuw, de volslagen uniformiteit en het overdreven belang, dat aan sport werd gehecht (zoals de klassieken de geest voor alles trainden, zo trainde de sport lichaam en karak ter voor alles). In verband met de inleiding is het misschien aardig uit die kluwen de draad van het Latijn op te pakken. Maar vóór alles komt natuurlijk de vraag op: waarom tolereerden de ouders zulke toestanden? Waarom concentratiekamp Bergen-Belsen. Ze overleefde het kamp, hoewel haar bevrijding letterlijk geen dag later had moeten komen. Haar dag boek uit het kamp is een indringend document, niet alleen omdat het honger, marteling en lijden weer spiegelt, maar vooral omdat het de stelselmatige ontluistering en ont menselijking laat zien. Mevrouw Lévy laat zien dat het onmogelijk was om mens te blijven onder der gelijke omstandigheden. Men be stal elkaar, men leefde op kosten van de ander, men duwde de zwak- sten en de zieken opzij om het eigen bestaan enkele uren te kunnen rek ken. Het is bewonderenswaardig wat mevrouw Lévy aanvankelijk nog heeft weten te doen. Ze wist bij voorbeeld volkomen illegaal een schooltje te leiden, maar allengs werden de omstandigheden te moordend en begon de dood ook links en rechts een grote tol te eisen. In het tweede deel van het boek is Hanna Lévy in gesprek met de Duit se journaliste Elke Geisel. De titel „En misschien was dat nog maar het begin" laat duidelijk zien dat mevrouw Lévy een herhaling van de rampen denkbaar acht. Ze is niet gerust op onze maatschappelijke ontwikkelingen. Een boek dat stof tot nadenken geeft. Er is nog een derde dagboek waarop ik even wil attenderen, hoewel dat niet nadruk kelijk als dagboek wordt gepresen teerd. Mevrouw A. van der Heiden- Kort heeft een bewerking van haar Duizend gulden is te weinig De vloed oorlogslectuur is om vangrijk. Wie duizend gulden bij zich steekt, kan voor dat geld hooguit zo'n veertig oor logsboeken kopen. Maar de produktie van oorlogsboeken van het laatste half jaar ligt veel hoger dan veertig boeken. De conclusie is dat de fanatie ke verzamelaar, die alles in huis wil hebben, met duizend gulden hooguit een deel kan aanschaffen van de jongste produktie. Deze cijfers geef ik uit de losse hand, maar ze hebben wel de gelijk betrekking op de werke lijke toestand. Toch kan men in het algemeen niet zeggen dat het jongste uitgeversoffen sief de oorlog als kermisat tractie misbruikt. De uitzon deringen daargelaten, treft men geen blaartrekkende ge schiedenissen aan, of extra gruwelijke illustraties. De oorlogslectuur die momenteel de boekhandels overstroomt is over het geheel genomen van behoorlijk niveau. Aangezien vergeten iets van verraad heeft, zullen veel le zers één of enkele boeken wil len kopen. Het is dan zaak heel kieskeurig te werk te gaan, want het aanbod is overweldi gend. C. G. v. Zw. bracht een vader in 1877 zijn zoon van twaalf, die uit doodsangst voor de straffen was gevlucht, naar die school terug? De jongen werd, in afwachting van zijn volgende af rammeling, in een kamer opgeslo ten. Toen ze hem kwamen halen, had hij zich aan een touw van een raam opgehangen. Zijn naam wordt in de annalen van die school niet vermeld. Eén verklaring is, dat de psycholo gie nog in een primitief stadium verkeerde: men meende, dat het jongens sterk maakte als ze onder harde omstandigheden opgroeiden. Terwijl in de praktijk die brute be handeling de meeste Jongens Juist onzeker en angstig maakte. En dan: de meeste ouders interesseerde het niet zo lang hun kinderen maar uit de weg waren! En dan toch voor hun bestwil De oorzaak van het overmatig be lang, dat aan Latijn werd gehecht, ligt in de middeleeuwen, toen de scholen louter en alleen door en voor de kerk werden gesticht, om dat het Latijn in de diensten zo'n overheersende rol speelden. Tot in het begin van de 16e eeuw werd het onderwezen, omdat het een interna tionale taal was en vooral, omdat men het nodig had voor de twee carrières, open voor jongens-met ambitie: het recht en de kerk. In de 17e en 18e eeuw werd het Latijn een gemakkelijke manier om onder oorlogsdagboek (vanaf dolle dins dag, tot de bevrijding) gepubli ceerd. Ze woonde destijds in de di recte omgeving van Arnhem, en heeft daar de luchtlandingen mee gemaakt. Zij en haar gezin zaten midden in de strijd. Toch heeft haar boek aan sfeer ingeboet, en dat zit vermoedelijk in de latere bewer king. waarbij ook de latere inzich ten werden ingevoegd. Zoiets gaat ten koste van de authenticiteit. Het materiaal is te gladgestreken en te evenwichtig geworden om er de tur bulenties, de angsten, de geschokt heid en de haat van het moment in te herkennen. Hoeveel aantrekkelij ker zou het oorspronkelijke materi aal zijn geweest, maar, nogmaals, er is inderdaad moed voor nodig dat aan de openbaarheid prijs te geven. Te begrijpen is haar handelwijze wel. Carla Vermeer-Van Berkum: „Kon ik maar weer een gewoon meisje zijn." Uitg. Elsevier/Van Goor. Om vang 215 pag. Prijs 16,90. Hanna Lévy-Hass: „En misschien was dat nog maar het begin (Dagboek uit Bergen-Belsen 1944- 1945). Uitg. Wereldvenster. Om vang 114 pag. Prijs 19,90. Ans van der Heiden-Kort: Zij ko men (Dolle dinsdag 5 sept. '44- bevrijding mei '45). Uitg. Westfries- land-Hoorn. Omvang 184 pag. Prijs ƒ21,50. Emesto Cardenal is een marxis tisch priester-dichter wiens poëzie een inspiratiebron schijnt te zijn geweest voor de brede volksbewe ging die Nicaragua bevrijd heeft van zijn onderdrukkers. De zes oden die hier in vertaling verschij nen, werden gekozen uit de bundel „Homenaja a los indios america- nos". Er spreekt de krachtige le vensvisie uit van de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent, die zich zeer wel laat verdragen met een modern maat schappelijk engagement. Keuze en vertaling is van Theo Hermans. Johannes Bobrowski is een belang rijk Duits dichter die, opgegroeid in het vooroorlogse culturele Königs- bergen, in 1933 door contacten met de theoloog Iwand in aanraking komt met het christelijk verzet te gen het fascisme. Van literair verzet tegen vernietigende tendenzen in de samenleving is pas sprake in de periode 1959-1965 wanneer Bo browski in onvoorstelbaar tempo proza en poëzie gaat schrijven, dat uit is op het herstel van de eenheid tussen mens en natuur. En dat tot inzicht en eerlijkheid wil brengen, wil louteren en een schuldig verle den probeert te overwinnen, aldus vertaler en inleider Paul Vander- schaege. De grote 8paanse dichter Federico Garcia Lorca (1898-1936) werd bij de aanvang van de Spaanse burgeroor log vermoord. Zijn poëzie is ook in Nederland van veel invloed ge weest, afgezien van haar belang in de vrijheidsstrijd. Willy Spillebeen vertaalde „Romancero gitano", waarin angst voor onvatbare mach ten bezworen wordt met mysterieu ze beelden vol lyrische, plastische en surreële gevoeligheid, zegt de vertaler. In zijn laatste levensjaar schreef Lorca „Divan del tamarit", een bundel vol liefdes- en treurlie deren, alsof hij zijn einde en de ondergang van een democratisch Spanje voorvoelde. RF Ernesto Cardenal. Mayapan. Zes oden aan de Indianen. In de Knip- scheer, Haarlem 1980. 30 blz. 9,90. F. G. Lorca. Gitaanse romancero en Divan de tamarit. Masereel- fonds. Tweebruggenstraat 13, Gent. 1979. 64 blz. Johannes Bobrowski. Leef ik dan bemin ik. Id. 56 blz. scheld tussen mensen te maken: de kennis ervan, hoe gebrekkig ook, werd een voorwaarde voor een goe de baan. De „kennis" van de klas sieken vormde een nieuw en blij vend klasse-onderscheid. De meeste scholen onderwezen daarom Latijn en soms Grieks en praktisch niets anders. In 1837 zei het hoofd van St. Paul's tegen een vader: „We onderwijzen niets an ders dan de klassieken, niets dan Latijn en Grieks. Als u wilt, dat uw zoon nog iets anders leert, moet u hem thuis laten onderwijzen, daar voor geven we drie halve dagen in de week vrij." Het onderwijs in de klassieken was echter helaas grotendeels tijdver spilling. Misschien met uitzonde ring van de werkelijk begaafde en geïnteresseerde leerlingen, was het bij de meesten niet meer dan een van buiten leren en dat leidde tot excessen: jongens, die tien-, der tien- en zelfs zestienduizend regels uit het hoofd leerden en die als ze dat hadden gepresteerd, die regels een week later vergeten waren. (Dat het uit het hoofd leren stamt uit een tijd dat er nog geen boeken waren, werd genegeerd. Zo inekankerd was die methode, dat de uitvinding van de boekdrukkunst daar tot op den dag van vandaag geen verandering in heeft gebracht.) Maar velen leer den zelfs geen regels, ze leerden door C. G. van Zweden AMSTERDAM Het nieu we Boek van de maand gaat over het dagelijkse leven van de burgerman in de tweede wereldoorlog. Over het sluipende gif, dat aan vankelijk nauwelijks merk baar, maar al heel spoedig in steeds brutalere en brutere doses het openbare leven verpestte en ontwrichtte. Over het dagelijkse leven onder de doem van de bezetter is althans in systematische zin niet veel gepubliceerd. Het boek heet „Dat kan ons niet gebeuren Het werd geschreven door Evert Werk man. ex-redacteur van Het Parool, in samenwerking met de historici Gert Jan van Setten en Madeion de Keizer. De titel is ontleend aan de jaren die aan de oorlog vooraf gin gen. Er was toen wel veel groeiende zorg over de internationale ontwik kelingen, maar slechts weinigen dachten serieus aan de mogelijk heid dat we in de maalstroom van een wereldoorlog zouden worden betrokken: Dat kon ons niet ge beuren. Bij de presentatie van het boek vertelde de uitgever, G. Lubberhui zen (De Bezige Bij) dat hij het boek had uitgetest op enkele jongere le zers. De ervaring was dat die jonge ren iets nieuws lazen. Ze hadden een veel rooskleuriger beeld in hun hoofd. Een beeld van sterke verha len en moedige mensen. Maar de werkelijkheid, dat wil zeggen het historisch juiste verhaal, is aanzien lijk minder stoer en eigenlijk heel naïef, bangelijk en klein hoe be grijpelijk die houding op zichzelf ook is. We gingen met negen miljoen men sen de bezetting in, en sommige mensen hebben nu de Indruk dat dat negen miljoen verzetsstrijders helemaal niets, hun schooljaren wa ren weggegooid. Het resultaat was o.a., dat de Engel sen geen Engels leerden. Maar: „Ik begrijp niets van al die drukte over opvoeding", schreef Lord Melbour ne aan koningin Victoria. „Niemand van de Paget-familie kan lezen of schrijven en toch brengen ze het ver." De Paget-familie telde ver scheidene staatslieden en een veld maarschalk. Lord Robert Cecil, in 1880 op school, klaagde later: „Toen ik na twaalf of veertien jaar onderwijs in de klassieke talen naar de universi teit ging, was ik niet eens in staat ook maar de gemakkelijkste Latijn se schrijvers voor mijn plezier te lezen We kregen geen Engelse literatuur onderwezen Noch her inner ik me ooit geschiedenis te hebben gehad." Maar het was nu eenmaal traditie. De scholen hadden meer dan dui zend jaar lang Latijn onderwezen, waarom zou dat veranderd moeten worden, traditie alleen was genoeg voor de meeste ouders en leraren. Om met Lord Plumer te spreken, die als oud-leerling van Eton in 1916 in een toespraak tot de jongens zei: „Er wordt ons vaak verteld, dat ze ons in Eton niets leerden. Dat mag zo zijn, maar ik vind, dat ze ons dat heel goed leerden." - - -"M waren, maar dat beeld is op geen enkele manier in overeenstemming met de feiten. Het verzet is met de jaren (en dan nog heel klein) ge groeid. Het Nederlandse volk als geheel was gewend aan een rechts staat, waarin het heel normaal was te doen wat de overheid vroeg. En die vaderlanders gingen daar ge woon mee door. Het voor veel jonge ren onthutsende is dat negen mil joen mensen van de ene op de nade re dag een nieuwe (ditmaal door trapt trouweloze) overheid kregen, maar dat niet onmiddellijk in de gaten hadden. De Nederlanders lie ten zich registreren, ze boden ge dwee hun wijsvingertje aan voor een vingerafdruk in het persoonsbe wijs en ze ondertekenden de niet- ariër-verklaring (de uitzonderingen daargelaten). Wat kon daar voor kwaads in schuilen? Voor het over grote deel van de bevolking was gehoorzaamheid troef, en daar heb ben de Duitsers en hun trawanten schaamteloos misbruik van ge maakt. Maar die Nederlandse hou ding is stellig heel begrijpelijk. Dit boek kan ons wijs maken op het stuk van die massa-regie en die on gekende volksverlakkerij, waarin ons een groot aantal collaboranten- van-het-eerste-uur voorgingen. Het boek is gekruid met talrijke anekdoten, dagboekfragmenten en illustraties uit particuliere verzame lingen. Het gewone, dagelijkse be staan, langzaam uitlopend in een alles en iedereen beheersende angst, in honger, en in strijd om lijfsbehoud. Het boek heeft een oplage van 127.000 exemplaren en is goed geïl lustreerd. Evert Werkman, Madeion de Kei zer en Gert Jan van Setten: „Dat kan ons niet gebeuren. In actieperi ode tot en met 31 mei 22,50, daar na 32,50. Uitg. De Bezige Bij, onder auspi ciën van CPNB. Omvang 192 pag. erotische en andere schandalen toch rachtigheid. Alsof een al of niet patri- veel op een chronique scandaleuse. archale afstamming voor een republi- Er is meer nodig om de schadelijk- kein een argument pro of contra zou heid en overbodigheid van de monar- kunnen zijn. Opvallend kort is Con- chie aan te tonen. De schrijver baga- standse over Wilhelmina en Juliana, telliseert de staatkundige betekenis terwijl toch over haar beider rol als van bijv. stadhouder Willem ni en constitutioneel staatshoofd ook voor rangschikt geheel ten onrechte ko- een republikeins betoog wel wat zin ning Willem I onder de „bandelozen".nigers te schrijven was geweest. En almaar de nadruk erop leggen dat het dragen van de familienaam Oran- Oranje zonder mythe, door Anton je-Nassau „ijdel en vals" is, getuigt Constandse. Uitgave Pamflet, 80 blz., van een nogal schijnheilige kinde- ƒ7,50. Met karabijnen gewapend tegen weerloze burgers. Zo ging dat, tijdens een razzia in de Laan van Nieuw-Oost-Indië, november 1944. Het nieuwe Boek van de maand

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11