reactie en reconstructie Slachtoffers en hun beulen De oorlog in de film: ATERDAG 3 MEI 1980 TROUW/KWARTET 21 ■KUN8T5 De verleden tijd van de Tweede Wereldoorlog, van nazidom en fascisme, ligt opgeslagen in de ronde blikken trommels van ettelijke fil marchieven. Dank zij de film kunnen we op ieder gewenst moment de verschrikking, het lijden, de ontmenselijking van dat verleden tot leven terugbrengen. Goebbels' speciale propaganda-compagnieën hebben daar even ijverig voor gezorgd als filmers van de gealli eerde kant. En al dat materiaal staat ter beschikking van filmers en televisie-mensen wanneer hun film of tv-produktie ook maar iets met dat verleden te maken heeft of daar associaties mee oproept. Ongetwijfeld ge schiedt dat vooral ook nu weer, nu wij offici eel het 35e jaar van de bevrijding herdenken door dr. H. S. Visscher De eerste die zich een weg gebaand heeft door een overstelpende hoe veelheid materiaal om daar een grote samen hangende film van te componeren, is Erwin Laiser geweest; zijn film Mein Kampf ontketen de een stormloop van het bioscooppubliek en alleen daarom al is het begrijpelijk dat deze compilatiefilm door meerdere is gevolgd. Maar op een gegeven moment is dat opgehou den, en het is niet goed voorstelbaar dat die films bij hervertoning nog weer zo'n succes zouden zijn. Zij bevre digden de behoefte van het publiek om zélf dat gene te aanschouwen waarvan men de, ge deeltelijke onkundige of onbewust, tijdgenoot was geweest. Nadat die behoefte bevredigd was kon er weinig nieuws meer toegevoegd worden aan wat er „te zien" was. Maar bovendien hebben we na de eerste verbijstering en ontzet ting om wat er op het witte doek zichtbaar werd, de erva ring gehad dat het was als keken we naar leven van een andere planeet een ervaring die strijdig is met de innerlij ke notie dat we dikwijls meer dan ons lief is, bij dat verleden betrokken zijn en er deel aan gehad hebben. De filmcriticus James Agee vroeg zich af naar aanleiding van de in 1943 door de Rus Donskoi gemaakte speelfilm De regenboog, waarin de bes tialiteit van de Duitse bezet ters tegenover de bevolking van de Ukraine met een niet aflatende consistentie ge toond werd, of een filmer ge rechtigd was zo'n film aan het publiek voor te zetten, indien er niet tegelijk een poging in gedaan werd om die bestiali teit te duiden, te „verstaan". Zijn oordeel dient gezien te I worden in het licht van een tijd waarin de televisie nog niet alle ellende van de wereld in de huiskamer uitstortte en men dus volmaakt uit het lood geslagen reageerde op het tonen van die bestialitei Rainer Werner Fassbinder toont in zijn werk een sterke fascina tie voor het Duitsland van direct na de Tweede Wereldoorlog. Hij doet dat onder meer in Die Ehe der Maria Braun (links) waarin Hanna Schygulla en Isolde Barth spelen, in In einem Jahr mit dreizehn Monden (met Gottfried John en Volker Spengler) en in Die dritte Generation, opnieuw met Hannah Schygulla (midden). ten. Niettemin is het oordeel in diepste wezen juist. Nu wordt het „verstaan" in de bovengenoemde compilatie film vooral geleid door de be geleidende commentaar waarbij het beeld dan min of meer gereduceerd wordt tot „illustratie" en de emotionele uitwerking ervan in meer of minder sterke mate geneutra liseerd wordt. Wie wil „begrij pen" wat zich ooit aan ver schrikking heeft afgespeeld, heeft de innerlijke doorleving, de verbeelding nodig. Zo'n film was Alain Resnais' van 1955 daterende „Nuit et brouillard", waarin het heden opnamen in kleur van een nu verlaten en verstild con centratiekamp werd uitge speeld tegen documentaire zwart-wit-opnamen van de verschrikkingen die er zich adden afgespeeld onder meer uit opnamen door SS-ers ge maakte privé-fllmpjes). De heel persoonlijke „beleving" zat 'm vooral in de vormge ving van de film, waarin een indringende speurtocht naar de verhouding tussen heden en verleden gestalte kreeg, die in Resnais' kort daarop ver schijnende Hiroshima mon amour zo schokkend en revo lutionair zou worden voort gezet. Statiebezoek In Ettore Scola's Una gioma- ta particolare, die nu al maan den met groot succes in onze bioscopen draait, zien we een ander soort verbinding, nl. die van documentaire met de speelfilm (iets dat de filmers van de geallieerde propagan- dareeks Why we fight al tij dens de oorlog toepasten). Scola's film bestaat gedeelte lijk uit de documentaire beel den van Hitiers statiebezoek aan het Italië van Mussolini, en gedeeltelijk uit de geënscè- neerde werkelijkheid van de speelfilm: twee mensen die om heel verschillende redenen niet naar de parades gaan, maar in het verlaten huurka zernecomplex achterblijven en zichzelf, hoe verschillend ook, herkennen als dupe en slachtoffer van het fascisti sche systeem. Juist die film maakt heel dui delijk, hoe het massale en col lectieve lijden alleen „gevat" gevoeld, „verstaan" kan wor den via het lot van de enke ling, de individuele beleving. En dat stuwt de filmer duide lijk naar de speelfilm, tenzij hij een uiterst persoonlijke ly riek (of essayistiek) bedrijft als Resnais in Nuit et brouil lard of bijvoorbeeld Johan van der Keuken in zijn in 1970 in opdracht gemaakte herden kingsfilm De Snelheid: 40-70. De verbinding documentaire- speelfilm maakte Rossellini, de grote filmer van het Itali aanse neorealisme: onder de ogen van de Duitse bezetters filmde hij zijn aangrijpende „Rome open stad", waarin het collectieve lijden gecon centreerd werd in het lot en het leed van een klein aantal individuen. Zijn daaropvol gende „Palsa" werd gedraaid op trieste lokaties van ver woesting en ontluistering: het spoor dat de geallieerde legers bij hun opmars van zuid naar noord achterlieten. En zo draaide hij later zijn „Duits land jaar nul" op lokatie in de stadsruïnes van het naoorlog se Duitsland. Authenticiteit Pontecorvo's indrukwekken de film Kapo en de onvoltooid gebleven film De passagier van de zeer plotseling gesto ven Poolse filmer Alexander Munk beide daterend uit de jaren zestig waren fictieve reconstructies van het con centratiekamp, waarvan voor al de laatste een diep indrin gende peiling werd van de re latie „beul"-slachtoffer. En in Frankrijk maakte Bresson een weergaloze film van eer historisch feit: de ontsnap ping van een ter dood veroor deelde verzetsstrijder uit het gevangenis-fort MontLuc in Lyon: Un condamné a mort s'est echappé, de film had een adembenemende authentici teit, maar in wezen ging het Bresson om een heel ander, religieus thema, zoals blijkt uit de alternatieve titel van de film: „De wind waait waar heen hij wil Bij Jean-Pierre Melville zien we iets soortgelijks. Zijn films over het Franse verzet, L'ar- mée des ombres en Le cercle rouge ademden de authentie ke sfeer van de sombere een zaamheid, dezelfde individue le geïsoleerdheid in een glazig- lege bedreigende werkelijk heid als Le Doulos en Le sa- mourai films die niets met het oorlogsverleden te maken hadden. Distantie"—"— De aandacht in het boek en film voor het complex dat we aanduiden als Wereldoorlog II heeft in die afgelopen 35 Jaar verschillende golfbewegingen vertoond. Opvallend is de nieuwe aandacht van de laat ste jaren die, althans voor een belangrijk deel, te verklaren is uit de omstandigheid dat his torisch onderzoek en analyse heel nieuwe gegevens aan het licht gebracht hebben; de steeds groter wordende dis tantie van het gebeuren ver andert en verdiept de visie daarop en de verhouding daarmee. Met name in Italië en in Duitsland, waar men nog steeds met een brok on verwerkt verleden zit, doet zich dat verschijnsel voor. Wa ren De Sica's Twee vrouwen ;de tragische geschiedenis van een moeder en een doch ter tijdens de geallieerde op mars door Italië) en De tuin van de Finzl-Continis (over het lot van een joodse familie ander het fascistische regime) nog verbeeldingsreconstruc tie van het verleden als zoda nig, Visconti's The Damned benaderde het (Duitse) verle den op een heel andere, gesti leerde wijze in de analyse van een prominente Duitse fami lie la Krupp, waarin de wor tels van het nazisme en de decadentie op een schokken de manier werden blootge legd. Adembenemend daarin was de hallucinerende recon structie van de moord op Ernst Roehm en zijn S.A. De films van Bertolucci De strategie van de spin, II Con- formista en het brede fresco Novecento films van de ze ventiger jaren dringen diep door de oppervlaktelaag van het verleden heen en sonderen de menselijke motieven en driften daarachter in indivi duele gestalten die alles te maken hebben met de per soon van de filmer zelf. Ook de Duitse film heeft zijn aanvankelijke periode van on middellijke reactie en recon structie gehad. Dat geschied de vooral vanuit de Defa, de Oostduitse produktiemaat- schappij. Vanuit die oor sprong is het natuurlijk heel verklaarbaar dat die films meer de toon van de „aankla ger" dan van de bezinning hadden. Staudte maakte al in 1946 zijn film over de obscuur geworden vroegere beulen. Die Mörder sind unter uns. En in 1948 maakte Kurt Maet- zig z'n sombere en aangrijpen de Ehe im Schatten over de auteur Joachim Gottschalk, die met een joodse vrouw ge trouwd was en samen met haar zelfmoord pleegde toen de pressie van de nazi's om zich van haar los te maken ondraaglijk was geworden. Aan Westduitse kant ver scheen in 1947 K3utners In jenen Tagen. Het zijn stuk voor stuk werk tijdgebonden films, in die zin dat ze nu duidelijk zélf „historie" zijn geworden en de onmiddellijk actualiteit waaraan ze hun succes dankten, verloren heb ben. Waarschijnlijk geldt dat toch ook voor de nog in de zestiger jaren gemaakte aan grijpende film van Bemhard Wicki Die Brücke: een recon structie van de laatste oor- logsweken waarin een verblin dende en verdwaasde Hitler- jugend werd opgeofferd voor een laatste wanhopige tegen stand tegen de oprukkende geallieerden. Rehabilitatie i Tijden lang is, zoals bekend is. de Duitse film ondergegaan in Heimatfilms en Tiroler-seks. Eerst een nieuwe generatie van filmers heeft de Duitse film gerehabiliteerd en op een belangrijk niveau gebracht, en daarbij zich op een heel nieuwe manier met het verle den beziggehouden. Fassbin- ders Die Ehe der Maria Braun en Schöndorffs Die Blech- trommel bezien dat verleden van een hele nieuwe optiek uit. Hoe nauwgezet de recon structie van het Duitsland van vlak na de oorlog ook is, men merkt voortdurend dat zij als het ware telkens net even n&3st de werkelijkheid loopt. De aanvangssequentie van de voltrekking van het huwelijk van Maria Braun heeft al iets van een .genre film". een soort van slapstick achtig karakter, zij het van morbide aard. Zo ook de slots cène waarin Maria bewust of onbewust zichzelf en de man met wie ze getrouwd maar nooit verenigd is, laat exploderen door midden van een niet tijdig uitgedraaid gasfornuis. Fassbinder ging uit van het historische gege ven van al die Duitse vrouwen die na de oorlog vergeefs op de stations bleven uitkijken naar echtgenoten die nooit meer zouden terugkomen, on getwijfeld. Maar tegelijk schilderde hij in Maria Braun de geschiedenis van het na oorlogse Duitsland met Wirt- schaftswunder en al. Net niet een allegorie, maar met juist de dosis overaccentuering die ons verhindert de film mis te verstaan als louter recon structie. En zoals Fassbinder zich vooral richt op wat de oorlog teweeg heeft gebracht, zo richt Die Blechtrommel zich op de tijd daarvoor (en in veel mindere mate op die daarna, in afwijking van Grass' roman). Ook daar een nauwgezette reconstructie, maar een wel zeer bijzondere optiek: we zien alles met de ogen van de dwerg Oskar, die „niet meer groeien wil" en juist door dat kind-zijn zo scherp heel de kleinburger lijkheid waarneemt, die het nazisme met oorlog en al heeft mogelijk gemaakt Kampcommandant Bezinning, beschouwing, ook in Kotulla's Aus einem deut- schen Leben, dat kortgeleden voor de KRO-televisie is ver toond: de analyse van Rudolf Höss, kampcommandant van Auschwitz, die na de oorlog in zijn gevangenis een dagboek schreef een geschrift waar uit een man naar voren komt die met burgerlijke waarden als „gehoorzaamheid" en „be leefdheid" is grootgebracht en die naar zijn eigen idee die waarden tot het einde toe heeft hooggehouden. Zijn „ontwikkeling" naar zijn uit eindelijke macabere „beroep" is inzet van deze zeer rustig en afstandelijk gemaakte film, waarin documentaire beelden ontbreken en waarin de ver nietiging nergens zichtbaar wordt omdat Höss zelf nooit daadwerkelijk aan het „hand werk" deelnam. Zelfs zonder nog in te gaan op Syberbergs controversiële film: Hitler, eine Karrière, is het duidelijk dat de Duitse film na lange jaren bezig is het verleden te verwerken. Daar zijn, nu de Duitse film artis tiek zo overtuigend is „terug gekomen". nog heel boeiende dingen van te verwachten. door C. G. van Zweden In de nog steeds aanhoudende stroom literatuur over de tweede wereldoorlog, nemen de getuige nissen over de concentratiekam pen en de vernietigingskampen een opvallende plaats in. De lezer die iets wil begrijpen van die krankzinnige gebeurtenissen, waarbij miljoenen mensen fa brieksmatig werden vernietigd, kan zich van twee zijden op de hoogte stellen. Er zijn talrijke ge tuigenissen van slachtoffers, maar er zijn ook voldoende moge lijkheden de beulen te leren kennen. In de eerste plaats mag wel het opvallende boek „Anus Mundi" van de Pool Wieslaw Kielar genoemd worden. Kielar overleefde vijf jaar Auschwitz. Hij heeft in de kam pen baantjes weten te bemachtigen (als gevangene van het eerste uur), maar naar het schijnt heeft hij daarvan tegenover zijn medegevangenen geen misbruik ge maakt. Integendeel zelfs. Kielar beschrijft hoe hij samen met twee medegevangenen* een keer in de gelegenheid is om heimelijk een massale vergassing te bekijken. Hij schrijft: „Overdekt met het koude zweet keek ik naar die dantaske scenes en kneep dan hard in de vochtige hand van Edek of Waldek, die in dat ogenblik evenals ik dachten dat er geen God bestond. Ten minste hier niet, op dit kleine stukje van de aarde, dat zich klaarblijkelijk aan zijn controle onttrokken had". Elders be schrijft hij een episode waarin hij als lijkendrager functioneerde op een fusilla deplaats. Als gekken moesten die lijken dragers werken, omdat de SS aan de lo pende band mensen tegen de muur zette. Tenslotte hadden ze een wagen vol bloe dende lijken. Onder 'slagen, geschreeuw en gebrul' van de SS moest die wagen in looppas worden afgevoerd. Kielar schrijft: 'Het lossen duurde niet lang. Het schemer de al toen we in het kamp terugkeerden. Van ver weg, vanuit de stad, klonken gelijkmatig en welluidend de slagen van de kerkklok. Het Angelus.' Dit soort pas sages brengt de lezer scherp het bewust zijn bij dat blijkbaar zelfs het godsdiensti ge leven van de mensen kalm zijn gang ging, ruggelings tegen het concentratie kamp aan. Kielars omvangrijke boek ver dient de aandacht, niet alleen omdat hij goed vertelt, maar vooral ook omdat hij met distantie schrijft Trompettist Een tweede boek dat kwalitatief op zeer hoog peil staat, is het nieuwe werkje van Dick Walda, 'Trompettist in Auschwitz' Net zoals Walda eerder het levensverhaal van Rita Koopman beschreef, heeft hij nu de kampbelevenissen van de trompettist Lex van Weren beschreven. En opnieuw met een zo grote kiesheid en in een zo sobere, doeltreffende taal, dat dit boekje artistiek niveau heeft. Lex van Weren heeft zelfs als jood Auschwitz overleefd. Hij dankt dat curieuze feit aan zijn virtuo ze instrumentbeheersing. Dat trompet spel heeft de SS uitgebuit, op de bekende cynische manier. Van Weren zegt het zelf aldus: 'En toen moest er afleiding komen. Als de gruwel eenmaal goed was georgani seerd, kwam het amusement op de prop pen. Herren Musiker, austreten!' Lex van Weren werd lid van het kamporkest en maakte een absurde kampcarrière als en tertainer van de SS. Hij was een van de meest onvervangbare figuren, aangezien trompettisten (en zeker goeie) schaars wa ren. In tegenstelling tot b.v. pianisten, die er genoeg waren. Maar daar hadden de moffen minder belangstelling voor, want zij hadden behoefte aan hoempa en schla ger. Gespeeld moest er worden, zelfs bij executies, of op kerstmis, nadat eerst <le doden van de dag onder de kerstboom waren gelegd. De absurditeit kon de SS nooit groot genoeg zijn. Die absurditeit is het bevattingsvermogen van Van Weren te boven gegaan. Vandaar dat hij na de oorlog op zoek ging naar de sleutel tot begrip, zonder die nochtans te vinden. Hij was bij herhaling in Duitsland, hij bekeek bierdrinkende Duitsers. Hij heeft alle kampen bezocht en is herhaaldelijk in Auschwitz teruggeweest om de gangen van het duistere verleden als het ware opnieuw af te tasten, De meest schrijnen de woorden van het boekje zegt Van We ren misschien nadat hij in Auschwitz af drukken en documenten heeft meegekre gen die op zijn eigen kamptijd betrekking hebben. „Als bewijs dat ik er werkelijk geweest ben", zegt hij dan. Alsof hij voor zichzelf moet bevestigen dat het echt waar is geweest. Bijzonder goed, maar door de aanpak wat minder toegankelijk is een boekje van de Poolse journaliste Hanna Kr all, dat In vertaling de titel meekreeg „God voor zijn". Hanna Krall ontdekte in Lodz een Joodse hartchirurg, die de enige thans nog in leven zijnde man was, die lid was ge weest van het commando dat de opstand van het getto van Warschau leidde. Die man is dr. Marek Edelman. Het boek is de kernachtige neerslag van de gesprekken die Hann Krall met dr. Edelman had. Daarbij pendelt het gesprek heen en weer tussen het gruwelijke verleden en het he den. Men proeft dat Edelman, die over zijn verleden maar één keer in zijn leven kan en wil spreken, een geteisterd mens is. Het boekje bevat teksten die diep snijden en voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Er is een tweede recent verschenen boek over het getto van Warschau, eveneens uit het Pools vertaald. Dat is het werk „Strijd en ondergang van het getto in Warschau" van pref. Bernard Mark, directeur van het Joods Historisch Instituut te Warschau. In dit omvangrijke en zorgvuldig gedocu menteerde werk wordt de strijd in het getto om zo te zeggen van dag tot dag gevolgd. Daarbij wordt ook aandacht be steed aan de verbindingen met het overige Poolse verzet. Een historisch boek, dat heel nauwkeurig de feiten op een rij zet en waaruit een aangrijpend beeld oprijst De beulen: De oorlogsliteratuur biedt kansen te over om zich te verdiepen in het lot van de slachtoffers van de SS. Maar wie waren die SS'ers zelf? Over dat onderwerp be staan heel indringende boeken, waarbij opvalt dat die SS-beulen heel gewone mensen waren. In dit verband wil ik nog even herinneren aan een jaren geleden (bij Manteau) verschenen boek over Franz Stangl, kampcommandant van de vernie tigingskampen Trebllnka en Soblbor. Die man is kort voor zijn dood geïnterviewd door Gitta Sereny. Stangl is nooit echt tot inzicht gekomen. Hij was een keurige, goed-katholleke meneer met een uitste kend verstand. Een man, die midden in de oorlog met verlof naar huis gaat, en, ter wijl zijn gaskamers dag in dag uit op topcapaciteit werken, de eucharistie viert, althans gast is in de pastorie. Er is niets bijzonders aan die meneer, met dien ver stande dat hij een heilige eerbied had voor het gezag en er niet over peinsde de over heid ongehoorzaam te zijn. Zeer recent heeft Elsevier een herdruk uitgebracht van een andere kampcom mandant, namelijk Rudolf Höss, die van '40-"43 commandant was van Auschwltz- Blrkenau, en onder wiens supervisie hon derdduizenden joden zijn vergast (Niet te verwarren met Rudolf Hess. plaatsvervan ger van Hitler, die naar Engeland vloog). Höss had weliswaar een veroordeling ach ter de rug voor medeplichtigheid aan een politieke veemmoord ten behoeve van de toen (in de jaren twintig) nog ondergronds wroetende nazi's, maar hij was oppervlak kig beschouwd een keurige huisvader, die in zijn zelfportret („Commandant van Auschwitz"), geschreven kort voordat hij in '47 in Polen werd opgehangen, uitslui tend moralistisch in de weer is. Ook Höss had een maatschappelijk goed aangepast verstand; hij was om de donder niet krankzinnig. Hij zou in veel maatschappe lijke functies uitstekend zijn geslaagd. Maar hij was, ofschoon katholiek opge voed en aanvankelijk voor het priester schap bestemd, een gelovige fanaat op het gebied van de nazi-ideologie. Een man wiens taal (typerend voor de echte nazi) in de diepte was vervalst. Dat laatste maakt zijn weerzinwekkende geschrift op zich zelf interessant, al is het denkbaar dat veel mensen erin trappen. Men kan, wat de beulen betreft, verder denken aan Eichmann. Die stief aan de strop, niet geplaagd door de schimmen van zijn miljoenen slachtoffers, maar als een verongelijkt mens, wiens plichtsbe trachting was miskend. Een misschien nog bultensporiger voor beeld biedt Gustav Wagner, de ondercom mandant van Franz Stangl. Want Wagner delegeerde het beulswerk niet, zoals zijn nette baas, maar nam het zélf ter hand. Een lugubere sadist, zouden wij zeggen, maar na de oorlog een vriendelijke man op wie men aankon, een vriend van kinde ren een man die rust uitstraalde en niet geplaagd werd door nachtmerries. Toen zijn beestachtigheden aan het licht kwa men, kon zijn dochter, ja zeus ae vrouw met wie hij het bed had gedeeld, zich niet voorstellen dat het waar was wat over hem werd verteld. Kortom, heel gewone mensen veranderen in demonen, als de overheid maar gebiedt. Wie zich in de psychologie van de beul wil verdiepen, kan maar één bedreigende con clusie trekken: Bij een wandeling door de' Kalverstraat komen we binnen een kwar tier dertig van zulke mannen tegen (om van een nog bedreigender conclusie te zwijgen). De geest van het nazisme is geen uitheem se extremiteit (zoals men het veiligheids halve gewoonlijk ziet), maar een heel her kenbaar element van onze eigen samenle ving. Die geest kan belichaamd zijn in keurige, moralistische, oppassende en sentimentele burgers, nog te netjes om een verkeersovertreding te begaan, met diepe, religieuze eerbied voor het „gezag". Wieslaw Kielar „Anus Mundi". Ultf. Sijthoff. 424 paf. Prijs 29,50 Dick Walda: „Trompettist In Auschwita" (Her inneringen van Lex van Weren). Ultf. Elsevier/ De Boekerij. Omv. 110 pag. Prijs 17,90 Hanna Krall: „God voor lijn". L'itg. In den Toren (Anthos-boek). Omvang 120 pag. Prijs 18^0 Prof. Bernard Mark: „Strijd en ondergang van het getto in Warschau", l'itg. Westfriesland. Omvang 310 pag. Prijs 35.— Höss. „Commandant van Auscbwitx". Ui tg. Elsevier. Omvang 254 pag. Prijs 27,50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 21