Een tussenkleur grijs was er niet Leven met plutonium kan wel Wetenschap en techniek ZATERDAG 3 MEI 1980 TROUW/KWARTET «B'VNENLAND» Niet alleen de bezettingstijd is lang voorbij, ook de wonderlijke jaren die er onmiddellijk op volgden behoren al weer tot een ver verle den. In die tijd direct na de capitulatie waren veel wonden nog vers en schrijnend en veel herinneringen fel, soms bijna net zo schok kend als de werkelijkheid geweest was. In die jaren kon je in de stille tochten op de avc.:d van vier mei mannen en vrouwen zien me. j- pen die bijna zichtbaar gebogen gingen on der het verdriet. Het was de tijd waarin elke visite, elke verjaardagsavond een voorspel baar verloop had: na een poosje ging het gesprek alleen nog over „de oorlog", over spannende, angstige uren in schuilkelders, over wonderlijke ontsnappingen, over stoute stukjes onder het oog van de vijand verricht, over zwarte handelaren en hongertochten. De tijd heeft afstand geschapen, de directe persoonlijke betrokkenheid is ook bij velen die het intens meebeleefd hebben verminderd of vrijwel verdwenen. Maar hoe kijken de mensen die midden in het verzet gestaan hebben, na 35 jaar terug op „de oorlog"? Is er ook bij hen die afstand, is er bij hen mis schien ook wel eens twijfel aan de juistheid van wat ze gedaan hebben? Een gesprek met drie voormalige medewer kers aan het illegale „Trouw", het (volgens de Duitsers) „ophitsende geschrift", dat soms een oplage van 150.000 exemplaren bereikte en dat op het ogenblik van de bevrijding een lang dodenregister had op te maken: het telde 130 namen. door J. Q. A. Thijs Over een belangrijk fa cet van het verzet tegen de nazi's zijn de drie vroegere Trouw-illega- len met wie ik voor dit artikel spreek eenstem mig: je móest in die tijd de dingen wel zwarfr-wit zien, een tussenkleur grijs was er niet, iets kon alleen maar goed of fout zijn. Mr. P. van Dijke, commissaris van de koningin in Utrecht, in de oorlog onder de naam „Piet Utrecht" (later „Tom") leider van de Trouw-verspreiders in de stad Utrecht: „Natuurlijk maakte je in die tijd fouten, er was geen tijd voor normale bezinning, het kón er alleen maar zwart-wit toegaan." Mevrouw W. („Mien") Dijk stra-Bouwman, maatschappe lijk werkster bij de Stichting 40-45, in de Trouw-groep be kend als de vroegere verloofde van de in begin '45 gefusilleer de Trouw-voorman Wim Speelman: „Nu kijk je- er J uiteraard heel anders tegen- j aan dan toen, destijds kón je i niet anders dan in zwart-wit verhoudingen denken, anders had je niet kunnen werken." Dr. J. W. de Pous, voorzitter van de Sociaal Economische Raad, in de oorlog als „Paul" 1 belast met de geldzaken en de materiaalvoorziening voor de krant, vooral in Amsterdam: „Als het ging over de strijd tegen de bezetter werd er mis schien wel vrij ongenuanceerd gedacht, in termen van zwart wit, maar ook 35 tot 40 jaar later zie ik geen aanleiding hierin nuances aan te bren gen. Het ging om zodanig on menselijke en mens-onwaar dige systemen met theorieën die zo volkomen haaks ston den op wat het evangelie ons leert dat een algeheel verzet zonder enig compromis gebo den was." Het langst spreek ik met „Piet Utrecht". Van Dijke: „Begin 1943 begonnen de bezetters hun ware gezicht te tonen. Het was de tijd dat de vervol gingen heviger werden, men sen werden opgepakt, studen ten moesten de loyaliteitsver klaring tekenen. In die tijd hoorde je 's nachts het eento nige gedreun van de overvlie gende bommenwerpers en er was zo'n grote tegenstelling tussen die bevrijders in de lucht en de ellende om je heen. Ik ben opgegroeid met het woord van Kuyper dat er geen duimbreed is waarvan Christus niet zegt „het is mijn"; ik was gevormd door de christelijke school, door de JV, door SSR maar tóen was er haast geen duimbreed waarnaar de nazi's hun vin gers niet uitstrekten, het werd benauwend. Ik kwam toen in contact met de bekende R. Hagoort van het CNV en die bracht mij bij de hier net op gerichte Trouw-groep. Als mijn opdracht zag ik: de men sen wakker schudden, de noodklok luiden. Het klikte wonderlijk bij Trouw, de be-; kende principiële leuze werd nu wat omgebogen: tegen het nazisme het evangelie!" „We hebben," aldus Van Dij ke, „hier een omvangrijk ap paraat kunnen opbouwen; op den duur verspreidden we hier zo'n vijftien- tot twintigdui zend kranten. Op het eind van de oorlog, toen de verbindin gen met Amsterdam uitgeval len waren, heeft onze versprei- dersgroep vanuit de genoem de geestelijke achtergrond zelf redacteuren moeten zoe ken. Dat werden de bekende professor L. W. O. Scholten en Ad Kuiper. Beiden kende ik goed, Kuiper was een van mijn leraren geweest. Zij schreven dus in die laatste tijd artikelen in het Utrechtse Trouw. De maanden vóór de bevrijding gaven we ook een dagelijks bulletin uit, de Trouw-flitsen. We hadden contact met het onderdui kers- en knokploegenwerk, met de raad van verzet, Je raakte er steeds meer in be trokken. Tweemaal ben ik ge arresteerd. Éénmaal eigenlijk bij toeval, tijdens een razzia. Toen ik met de andere opge- pakten in een lang 'lint' naar het station liep is mijn ver loofde naast me komen fiet sen en op een gegeven mo ment hebben we er zo vandoor kunnen gaan. De tweede maal was het ernstiger; ik werd toen door de landwacht gear resteerd. Als door een wonder ben ik toen vrij gekomen: ik heb ze ervan kunnen overtui gen dat ze de verkeerde gegre pen hadden, 's Nachts om vier uur zeiden ze tegen me: Je verhaal klinkt aannemelijk, je kunt gaan. Maar ik moest tot het eind van de 'spertijd' wachten, en dat was 's mor gens zeven uur. Nooit heb ik de minuten zo geteld als toen. Ik was nog maar net weg of ze ontdekten wie ze hadden la ten gaan Van Dijke heeft de bezettings tijd ervaren als een periode waarin je leerde wat Je aan de mensen had. Hij heeft frap pante gevallen meegemaakt van mensen die him leven voor anderen wilden inzetten en dat noemt hij een hele belevenis. Wim Speelman heeft hij een paar maal ont moet, hij noemt hem „een ge dreven man, een groot organi sator". Ook met redacteur Ed van Ruller heeft hij veel con tact gehad; dat was iemand die „de weg scherp voor zich zag en er geen millimeter van af zou wijken. Een principiële man, maar met bewogenheid, felheid en humor en vaak met een daverende lach. Een fijne vent." Koeriersters^^— Bijzonder veel bewondering heeft Van Dijke voor de koe riersters; voor wat zij gedaan hebben is, vindt hij, eigenlijk veel te weinig aandacht ge weest. Van Dijke (zelf met een oud-koerierster getrouwd, zij droeg de naam „Poes", van daar zijn tweede verzetsnaam „Tom"): „Als verpleegsters verkleed moesten die koerier sters het zware zetsel voor de krant uit alle delen van het land halen en het vervoeren, per trein maar ook per fiets. Zelfs is het voorgekomen dat zij in gehuurde invalldenwa- gens naar het westen gereden zijn en terug. Onderweg zijn ze door de Duitsers aangehou den en lastiggevallen, maar gelukkig keek geen van de he ren naar wat er onderin die wagens zat! „Ach, het was niet zozeer het hebben van moed, het was meer een moeten, een niet- anders-kunnen. In toenemen de mate groeide er de al ge noemde zwart-wit-situatie. We legden natuurlijk veel te strenge normen aan, nu heb ben we veel meer afstand, we relativeren meer. Het was goed dat je toen alleen maar goed en kwaad zag, maar het is ook goed dat Je nu relati veert, dat je de nuances en de tussenkleuren ziet. Het is ook goed niet de staf te breken over hen die een beoordelings fout gemaakt hebben. Ik be doel hiermee niet de mensen die bewust fout geweest zijn en verkeerd gekozen hebben, voor hén is er geen kleur grijs. We moeten ook niet zeggen dat de jongens die naar het Oostfront gegaan zijn zo Jong waren en niet wisten wat ze deden. Als Je dat zegt werp Je een smet op de jongelui die even oud waren en die anders gekozen hebben." Nog steeds bliji— „Er zijn," aldus Van Dijke ver der, „natuurlijk wel dingen waarvan Je je nu afvraagt: hoe heeft het toch gekund? Bij voorbeeld dat Indiënummer dat Trouw in de bezettingsja ren uitgaf, waarin zo de na druk lag op de economische waarde van Indië. Maar je moet dat allemaal zien in de oorlogstoestand van toen. Ik heb beslist geen behoefte om achteraf te gaan relativeren. Aan dat relativeren heb je in oorlogstijd geen lor. Nee, ik ben nog steeds blij met het principiële verzet van Trouw." Zou Van Dijke durven zeggen dat de bezettingstijd ook waardevolle elementen gehad heeft? „Zij was in zoverre waardevol dat je zag wat men sen mensen kunnen aandoen. Als we 's nachts de bommen werpers hoorden overvliegen wilden we niet denken: daar worden Duitsers doodge gooid! Nee, het ging erom dat mensen aan andere mensen ellende aandeden. En dergelij ke dingen gebeuren nu over de hele wereld, het komt voort uit het menselijk hart. Mis schien is een van de dingen die ik uit het verzet heb over gehouden het begrip voor be vrijdingsbewegingen, het be grip voor het feit dat er om standigheden zijn waarin alle stoppen kunnen doorslaan. Ik heb ook geen haat gevoeld tegenover de Duitsers, ik was een van de eersten uit het verzet die na de oorlog weer in Duitsland ging werken (Van Dijke heeft enige tijd een functie vervuld bij de Neder landse Kamer van Koophan del v^r Duitsland district Hamburg - th). De mensen vroegen toen wel aan me: hoe kun je dat toch?" Heeft Van Dijke nu in per soonlijke zin afstand geno- men van de bezettingsjaren? „Ach, ze zeggen wel eens dat verdriet door de jaren slijt maar toch niet zo héél erg, zou ik zeggen. Bovendien slaat mij soms de schrik om het hart als ik dezelfde soort ver schijnselen zie als destijds: dat de mensen niet meer ge ïnteresseerd zijn in de drijven de krachten in de maatschap pij, dat ze alleen maar aan zichzelf denken. Dat ze de werkloosheid verschrikkelijk vinden maar de houding aan nemen van: als ik er zelf maar geen biertje minder door hoef te drinken! Natuurlijk is het goed dat er onvrede is met allerlei verkeerde dingen in de maatschappij, maar men rea liseert zich vaak niet dat men bezig is de poten weg te zagen onder een van de meest waar devolle dingen van deze tijd: de democratische rechtsstaat. En die poten zlógt men weg als men niet langer het parle ment of de wet het laatste woord geeft. De ervaring in de bezettingstijd heeft geleerd waartoe die gedesinteres seerdheid kan leiden: dat er een vreemd staatsbestel over je komt dat in wezen een an dere godsdienst is. Laten we toch liever proberen aan de staatsvorm te sleutelen en de situatie dat de mensen zich niet meer vertegenwoordigd voelen verhelpen, zodat de mensen zich er wél in her kennen." 'Zinvol' Ook De Pous („Paul") heeft achteraf weinig twijfel als het gaat over het waarderen van het verzet. „Ik geloof dat het beslist zinvol is geweest. Het droeg ertoe bij de geest in ons volk levendig te houden daar waar defaitisme en moede loosheid de kop opstaken. Zo stimuleerde het actieve verzet ook het lijdelijke verzet, dat beslist niet van minder belang was." De Pous vindt wel dat ons volk in de bezettingsjaren en ook daarvóór al actiever had moeten en ook had kunnen zijn. „Naast onwetendheid was er ook traagheid bij het reageren op wat binnen en buiten onze grenzen gebeur de. En het ligt nu in de lijn en het is ook consequent dat we ons nu de vraag stellen of we wel actief genoeg reageren op situaties waarin medemensen weer in onmenselijke en mensonwaardige omstandig heden verkeren en door hon ger en onvrijheid worden be dreigd. Misschien moet je de bezettingsjaren bewust heb ben meegemaakt om je geheel te realiseren wannéér met de ondergang van de democrati sche rechtsstaat de menselij ke vrijheid verloren gegaan is." De Pous vindt de vijfde mei 1980 een goed ogenblik om „heel bijzonder te beseffen hoe bevoorrecht we zijn in zo'n rechtsstaat te mogen le ven". De doorwerking en de handhaving van een democra tische rechtsorde vereist, zegt hij, ons aller inspanning en daarbij gaat het ook om door werking van een stuk gerech tigheid op staatkundig en maatschappelijk terrein. verwoestend—" Ten slotte „Mien" Dijkstra- Bouwman. Na zoveel jaren heb Je natuurlijk afstand, zegt zij, „maar ik geloof niet dat mijn gevoel er buiten staat. Dat komt misschien ook door dat ik nu onder mensen werk die buitengewoon pensioen hebben, mensen die er zó bij betrokken zijn dat ze er invali de van worden of geworden zijn. Eigenlijk zit ik nog steeds midden in de oorlogs jaren." Mevrouw Dijkstra noemt het „eigenlijk opvallend" hoe goed de mensen van de Trouw-groep die de bevrijding haalden er daarna doorheen gekomen zijn. Het is gewoon onvoorstelbaar hoe levensver woestend het bij velen is. Denk vooral aan de vrouwen, die in de oorlogsjaren achter hun mannen gestaan hebben (de verhalen over pistolen in kinderbedjes zijn bekend!) en die het nu vaak wéér zo moei lijk hebben, nu hun mannen de gevolgen ondervinden. Voor die vrouwen zouden we wel eens een monument mo gen oprichten! Ik heb er lang over nagedacht vóórdat ik deze baan aannam. Ik heb het ten slotte toch gedaan, ik ge loof dat ik het zelf voldoende kwijt ben. Jarenlang heb ik er niet over kunnen praten, maar nu kan ik dat wel." Mevrouw Dijkstra droomt nooit van de oorlog. „Het eni ge is: ik kan geen namen en adressen onthouden. Toen ik Bastiaans onlangs hoorde ver tellen dat dat een symptoom is dacht ik: dat heb ik er vast en zeker van overgehouden. En dan is er nog iets: ik kan erg boos worden als ik die berichten hoor over het optre den van de Mobiele Eenheid zoals onlangs in Amsterdam. Ik vind het onbegrijpelijk dat er mensen zijn die daarover enthousiast kunnen worden. Die reactie van mij zal wel te maken hebben met wat ik in de Duitse tijd meegemaakt heb.". (Om misverstand te vermijden: dit laatste werd twee weken geleden gezegd). door Rob Foppema Je moet er maar tegen kunnen. Een kleine twintig jaar ben je bezig geweest met een omvangrijk onderzoek. En dan ben je klaar: je kunt het eindresultaat rapporteren. Het draait eigenlijk om één grafiek, het wordt toch nog een artikel van vier pagina's, gelukkig wel in een tijdschrift waarin het zal opvallen. Maar daar staat het dan, gewoon in het rijtje, tussen de artikelen over korte-baanwerk van andere onderzoe kers. Je kunt wat anders gaan doen. Je moet er maar tegen kunnen. Het onderzoek aan de uni versiteit van Californië was niet alleen ongewoon langdurig en moest dat ook zijn. Het was boven dien naargeestig. Onder jachthonden behoren bea gles tot de meer eigenzin nige soorten. Ze begonnen aan de veterinaire faculteit in Davis, zo'n twintig jaar geleden, met ruim driehon derd jonge beagles. Op de peildatum 30 juni 1978 was tweederde van de beesten doodgegaan. Hun sterfdata en doods oorzaken zijn essentieel materiaal voor die ene gra fiek waarin het onderzoek resultaat zich laat samen vatten. Onder die doods oorzaken overheerst bot- kanker, en dat was ook precies de bedoeling. De meeste honden hadden, voordat ze anderhalf jaar werden, injecties gekregen met verschillende hoeveel heden radium-226, een van de ongezondste radioactie ve stoffen die bekend zijn. Radium dat een dier of mens eenmaal in het bloed krijgt, verzamelt zich namelijk in de botten en wordt daar praktisch voorgoed vastgelegd. Het blijft daar in lengte van jaren stralingsschade toe brengen, in tegenstelling tot veel andere radioactie ve stoffen, die na verloop van tijd weer door het li chaam worden uitge scheiden. Dat mensen door radium- besmetting inderdaad kan ker kunnen krijgen, is be kend uit bittere ervaring, vooral uit een vrij ver ver leden toen dat gevaar nog niet werd ingezien. Er zijn tijden geweest, voor ons nu ongelooflijk, waarin wij zers van horloges lichtge vend werden gemaakt met radiumhoudende verf, en waarin de meisjes die die verf aanbrachten aan hun penseel tussen hun lippen een fijn puntje draalden. Velen van hen werden klas sieke en gedocumenteerde slachtoffers van de toen malige onwetendheid. Zij staan wat dat betreft op één tragische lijn met de overlevenden van Hiroshi ma en Nagasaki, aan wie de schade door directe be straling enigszins kon wor den nagegaan. Deze gege vens hebben een grote rol gespeeld bij het vaststellen van normen om veilig te werken met straling en straling afgevende stoffen. Maar daarbij deed zich een moeilijkheid voor, die de meningsvorming tot nu toe ernstig parten heeft ge speeld. „Harde" gegevens waren alleen bekend over mensen die zo ernstig be smet of bestraald waren dat ze overleden of net 'niet. Dat verschafte weinig of geen informatie over „veilige" hoeveelheden, die weinig of geen invloed op de gezondheid zouden mo gen hebben. Om daarover iets verstan digs te zeggen, moest dus een theoretisch verhaal worden opgesteld, en het vervelende was dat er drie theorieën in de omloop wa ren. Er bestaat een opti mistisch verhaal dat stra ling beneden een bepaalde „drempel-dosis" geen en kele invloed heeft. De offi cieel aanvaarde visie gaat er veiligheidshalve toch maar van uit dat de schade evenredig is met de hoe veelheid straling, dat dus ook de kleinste hoeveel heid nog enig effect heeft. En er is een pessimistische theorie, die volhoudt dat kleine hoeveelheden stra ling juist een onevenredig grote schade aanrichten. Volgens die laatste theorie zouden de geldende veilig heidsnormen dus onver antwoord soepel zijn. Maar echt harde gegevens had ,niemand, zodat de discus sie een vrij uitzichtloos ka rakter kon aannemen. Zul ke harde gegevens ver schaft het Californische onderzoek aan de honden uit Davis wel, en daarom is het van historische bete kenis. Wat er met de honden uit Davis gebeurde, laat na melijk niet alleen zien hoe vlug een beest aan kanker bezwijkt bij een bepaalde hoeveelheid radium. Het laat ook zien met welke hoeveelheid radium een hond rustig door kan leven tot hij of zij aan natuurlij ke oorzaken overlijdt. Het bestaan van een drempel- dosis waar beneden radio actieve besmetting geen meetbaar effect meer heeft, is overtuigend gede monstreerd. De wetenschappelijke iro nie wil dat de onderzoekers uit Davis niet alleen de op timistische theorie hebben bevestigd (de drempel-do sis), maar in principe ook de pessimistische. Wel ze ker, melden zij, bij geringe re besmetting is het effect naar verhouding ernstiger. En dat scheelt wel een fac tor tien; dat is een gegeven waar de theorie-bouwers nog hard over zullen moe ten nadenken. Maar de overwegende be tekenis van het Davis-on- derzoek ligt naar mijn ge voel in het meten van de drempel-dosis, want die blijkt voor de Californi sche beagles knap hoog te liggen. In de woorden van de onderzoekers zelf: „Geen sterfgevallen kon den worden toegeschreven aan blootstelling van het skelet aan gemiddelde do seringssnelheden beneden 0,05 rad per dag, overeen komend met 0,5 REM per dag ongeveer duizend maal zo veel als het achter grond-niveau." Het achtergrond-niveau is de hoeveelheid straling waaraan alle honden, en de Californische onderzoe kers en wij ook, blootge steld zijn omdat er nu een maal van nature radioac tieve straling komt uit de hemel boven ons, de aarde onder ons, en sommige be standdelen van die aarde in ons. Als die hoeveelheid in de botten van een beagle levenslang meer dan dui zendmaal wordt vergroot door besmetting met radi um, dan loopt het beest dus kans om voortijdig aan kanker te sterven. Hoe gro ter de hoeveelheid, hoe eer der het dier bezwijkt, blijkt uit de grafiek. Maar heeft de besmetting een geringer effect dan die factor dui zend, dan zie je het norma le sterfte-patroon optre den, omtrent de leeftijd waarop beagles gewoon van ouderdom doodgaan de dikke horizontale lijn in de grafiek. Met die hoe veelheden radium valt let terlijk te leven. De betekenis van de Davis- studie gaat nog verder dan het aantonen van een drempel-dosis en een ver rassende overgevoeligheid voor kleine doseringen. De Californische grafiek blijkt te rijmen met soortgelijke onderzoekgegevens over muizen. (Maar omdat mui zen al na twee jaar van ouderdom doodgaan, kon niemand daaruit tot nog toe iets verstandigs opma ken voor de gevolgen van radium op lange termijn.) En de grafiek blijkt ook te rijmen met de tragische ge gevens over 34 historisch met radium besmette mensen. Daarmee verleent het Cali fornische onderzoek een nieuwe geloofwaardigheid aan de veiligheidsnormen die sindsdien zijn gesteld voor het werken met of blootstaan aan radioactie ve stoffen. Die normen hebben direct betrekking op de aanvaardbaarheid van sporen plutonium in het milieu, en dus op de discussie over het opber gen van radioactief afval. Niet onbelangrijk dus. C O O) CB •o t r i mi1m •-Ali.» •-D«»d Ben» tumor •-D«id Pathologie bon» fractures *-0»»4 - Malignant lymphoma -Daad Tumor adiaernt to bon» -Daad Squamous cell carcinoma gingiva •-Dead Mammary carcinoma •-Dead - Other tumor types •-Dead Osteodystrophy -Dead - Radiation nephritis -Oth«r -JI I I II III -I1 1 I I 1111 _lI I I I I tit Stralingsdosis voor bot (rad/dag) S. G. Raabe, 8. A. Book en N. J. Parka, Bone cancer from radium: eamlne dose response explains data for mice and humans, Science. Z08, 61-S4 (1980) In de grafiek van het Da- vis-onderzoek is de gemid delde bestraling van het door radium (horizontaal) afgezet tegen de overle- vingsduur sinds de injec ties (verticaal). Elke zwar te stip stelt een gestorven beagle voor, de open krin getjes staan voor de dieren die op de peildatum nog leefden. Links boven de controlegroep die geen ra dium kreeg toegediend. Beide schaalverdelingen zijn logaritmisch.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 19