De rails van Westerbork
||Z«TEI
•ZATERDAG 3 MEI 1980 TROUW/KWARTET 13
In het Drentse Westerbork herinnert weinig nog een stootblok eindigen en aan de andere kant de
aan de tijd van de oorlog, maar het lucht insteken.
'herdenkingsteken' dat er is opgericht is Een met herinneringen doortrokken verslag van
indrukwekkend eenvoudig en trefzeker: enige een tocht naar de plaats waar in de oorlogsjaren het
tientallen meters spoorrails die aan de ene kant bij beruchte doorgangskamp was.
De plaatselijke VW in het Drent
se Westerbork gaat met de tijd
mee, want het foldertje waarin te
lezen staat wat de gemeente alle
maal te bieden heeft heet Info. Er
staat iets in over de ligging van de
plaats, het natuurschoon, de be
zienswaardigheden en de evene
menten, zoals het schaapscheer-
dersfeest op de eerste zaterdag in
juli. We worden ingelicht over de
mogelijkheden van ontspanning
en vermaak en over de uitstapjes
die kunnen worden gemaakt, ook
in een huifkar. En iemand die in
Westerbork wil kamperen, loge-
ren, ter kerke gaan, een auto met
of zonder chauffeur huren en eten
in een goed restaurant dan wel
een eenvoudige cafetaria kan
eveneens in de folder terecht.
Op een koude zaterdagmorgen hebben wij
ons bij het VW-kantoor vervoegd, in de
Hoofdstraat midden in het dorp- Met de
trein uit Amsterdam gekomen hebben wij
bij het station in Beilen een fiets gehuurd.
De lucht is donker en dreigend en de
stallinghouder ziet ons dan ook met een
wat meewarige blik richting Westerbork
vertrekken, windkracht acht in de rug. Wij
zijn van plan een bezoek te brengen aan
de plaats waar vroeger, in de oorlog, het
Kamp Westerbork lag.
Merkwaardigerwijs zegt de ons ter be-
schikking gestelde folder er niets over. Bij
het horen van de naam Westerbork zal bij
veel mensen de eerste gedachte zijn:
„Westerbork? Heeft dat niet iets met de
oorlog te maken?" Heel precies zullen zij
het misschien niet meer weten en het zal
ook wel langzaam vervagen, maar dat de
naam een herinnering oproept aan de ja
ren 1940-1945 staat vast. De plaatselijke
j VW doet er echter het zwijgen toe. Wel
laat de organisatie ons in het drukwerkje
weten dat de gemeente in het hart van
Drente ligt en gemakkelijk te bereiken is.
Met het Noorden en het Oosten des lands
bestaan goede verbindingen. En ook:
„Even achter de horizon liggen de rand
stad Holland en het Ruhrgebied". Uit dat
laatste gebied kwamen „ze" in de meida
gen van 1940 ook zeer snel.
j Als de Duitsers komen ben ik zes jaar en
zit pas op de lagere school. Of die regeling
in Nederland algemeen was weet ik niet,
ij maar in het dorp waar ik woonde liep het
li schooljaar van één mei tot en met dertig
j| april. Kinderen die vóór de eerste april zes
Ij jaar werden, mochten per één mei naar de
U „grote" school.
In Bergen
Mijn vader is in die tijd niet thuis, die is
gemobiliseerd en ligt in het Noordholland
se Bergen, ver van huis. Daar is een vlieg
veld. dat door het Nederlandse leger tegen
eventuele aanvallen moet worden verde
digd. Met mijn moeder ben ik een keer
naar Bergen geweest, vóór het uitbreken
van de oorlog. Dat was mijn eerste grote
treinreis, van het stationnetje in Vries-
Zuidlaren over Amsterdam naar Alkmaar,
waar wij bij een tante van mijn moeder
logeerden. Uit Bergen heeft mijn vader
nog een keer een bord meegenomen waar
op staat: Hotel-café-restaurant De rusten
de jager. Mijn broers en ik maken wel eens
ruzie over wie van dat belangrijke bord
mag eten.
In de nacht van negen op tien mei 1940
wordt het vliegveld Bergen door Duitse
vliegtuigen beschoten en gebombardeerd.
Mijn vader vertelt ervan als hij na dagen
van gespannen en angstig wachten ineens
weer thuiskomt. En jaren later heb ik het
nagelezen in deel drie van L. de Jong's Het
Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog, dat over Mei '40 gaat.
In diezelfde maand komt bij ons een jon
getje in huis. Hij woont in Rotterdam,
waar een groot en vreselijk bombarde
ment geweest is en de hele stad in brand
staat. Jacob Boshuizen heet hij en hij is
ongeveer even oud als ik. Een poosje gaat
hij met mij naar school en dan vertrekt hij
j weer naar Rotterdam of omgeving. Ik heb
nooit meer iets van of over hem gehoord.
De oorlog is al wat langer aan de gang als
wij een nieuw huisgenootje krijgen, een
nichtje, zoals ons wordt verteld, van het
Rotterdamse jongetje. Elly Boshuizen
heet zij en ze heeft lang, blond haar. Aan
allerlei dingen merk ik dat het helemaal
geen nichtje van mijn Rotterdamse
vriendje is. Het is een joods meisje. Soms
logeert haar moeder ook bij ons. Ze ko
men niet uit Rotterdam, maar uit de Gro
ningse veenkoloniën, uit Musselkanaal.
Wat er met de joden gebeurt weet ik niet
precies, maar het moet heel ernstig zijn, te
oordelen naar de gesprekken die erover
gevoerd worden, vaak in een geheimzinni
ge sfeer. Ze hebben het soms over Wester
bork, waar een bekende naar toe gebracht
is. De joden die bij ons in het dorp woon
den zijn daar ook. Elly Boshuizen, die
naderhand gewoon Elly Levitus blijkt te
heten, is daar niet terecht gekomen.
Uitgestorven
Met de harde wind schuin tegen fietsen
wij via Elp naar de bossen die volgens de
het blad dat gedateerd is op één oktober
1943 opent/ met een beschouwing over de
„terroristen" die Nederland onveilig ma
ken en waartegen zo weinig te doen is
zolang ..een groot deel van het volk niet
medehelpt de misdadigers te vinden". De
verzetsstrijder, in het NSB-jargon „terro
rist" genoemd, wordt als volgt getypeerd:
„Zijn wapen is de hinderlaag, het verach
telijke sohot in den rug, de verraderlijke
overval na een kameraadschappelijk ge
baar, het pistoolschot aan den deur op een
stikdonkeren avond. Balthasar Gerards is
zijn schutspatroon, de geest van Willem
van Oranje doet hem huiveren".
Twee kranten, die op hetzelfde ogenblik
verschijnen, maar dezelfde gebeurtenis
sen geheel tegengesteld belichten. Voor
Trouw zijn de gefusilleerden helden, die
hun plichtsbesef tegenover het vaderland
helaas met de dood hebben moeten beko
pen. terwijl diezelfde mannen voor Volk
en Vaderland misdadige en terroristische
elementen zijn, die hun gerechte straf, de
kogel, gelukkig niet zijn ontlopen. Het
NSB-blad werpt zich daarbij terloops nog
op als de ware vertolker van de vaderland
se geschiedenis. Verzetsstrijders zijn laag-
en lafhartige wezens die worden vergele
ken met Balthasar Gerards. die in 1584
onder valse voorwendsels bij Willem van
Oranje binnendrong en de Vader des Va
derlands toen om het leven bracht.
NSB'ers
In de zomer van 1943 ben ik negen jaar.
Zoveel als mogelijk is gaan wij naar
school. De grote kazerne, even buiten het
dorp, zit vol met Duitsers. Later wordt
onze school gevorderd en krijgen wij les in
andere gebouwen. In het dorp wonen ook
NSB'ers, zoals de burgemeester, die Jan
Zondag heet. Vlakbij het Noorder Sanato
rium staat een groot, wit huis waar een
NSB'er woont die heel vnendelijk lijkt.
Maar er is ook één waarvoor je moet
oppassen, dat is Reilingh, die wat meer
naar het dorp toe woont. Wij zien hem
vaak op zijn fiets. Op een dag gaat het
verhaal dat hij doodgeschoten is, in de
bosjes tussen Mid- en Zuidlaren. Daar
wordt veel over gepraat, wat zal er gaan
gebeuren?
Wij wonen aan de rand van de uitgestrek
te gebieden die tot de psychiatrische in
richting Dennenoord behoren. Wij spelen
daar altijd buiten, op onze vliegende hol-
lander of met een bal op de weg. Niemand
mag daar komen die er niets te zoeken
heeft. Op Dennenoord is een terreinwach
ter, die ervoor moet zorgen dat niemand
het „Verboden toegang. Artikel 461 Wet
boek van strafrecht" overtreedt, dat over
al op bordjes te lezen valt. En hij moet
natuurlijk ook zien te voorkomen dat wij
ruiten ingooien of ander kattekwaad uit-
halen. Wij zijn niet echt bang voor hem,
hij komt bij ons thuis wel eens een praatje
maken en trapt met ons ook wel tegen een
bal Hij heeft een mager, ingevallen ge
zicht. Op een dag is hij er ineens niet meer
en wordt verteld dat hij door de Duitsers
opgepakt is. Enige tijd later is dat zeker.
Hij is niet alleen opgepakt, maar ook
doodgeschoten, in Witten bij Assen. Geert
Por heette hij.
Telescopen
De bomen rondom het verzetsmonument
worden door de harde wind tot het voort
brengen van klagelijke geluiden aangezet.
Het is weer dat bij deze omgeving past.
Met verkleumde vingers probeer ik de
namen van het marmer in mijn boekje
over te schrijven. Rechtsboven staat
Geert Por.
Op het terrein van het voormalige Kamp
Westerbork staat nu een serie radioteles
copen. Met een auto of bromfiets mag je in
de omgeving niet komen, omdat moto
risch verkeer de ontvangst van de zeer
zwakke signalen zou verstoren. Op een in
het gras geplaatst bordje lees ik: „Het is
een boeiende gedachte dat wij dank zij de
moderne techniek onze onderzoekingen
kunnen richten op de verste uithoeken
van het heelal en tot het verste verleden
ervan".
's Avonds laat, als ik weer thuis ben en
naar een plaat luister van een Chanoeka-
dienst, het joodse feest dat blijkens de
foto in het mededelingenkastje ook in het
kamp gevierd werd, weet ik niet of ik er
wel behoefte aan heb het verste verleden
van de verste uithoeken van het heelal te
leren kennen. Ik zou meer willen weten
over het nabije verleden van veertig jaar
geleden, over die 93 transporten met de
trein naar Polen, over het leven in het
kamp, over de vraag waarom Reilingh een
NSB'er was. over Geert Por en waarom hij
door de ene krant een held en door de
andere een misdadiger genoemd werd.
Telescopen of andere instrumenten die de
geschiedenis van de mensen weer tot le
ven kunnen brengen bestaan niet. We
hebben boeken, kranten en documenten.
De mondelinge overlevering kan ons iets
vertellen. Monumenten, zoals die in Wes
terbork, kunnen vorm geven aan de herin
neringen aan vroeger dagen Het verleden
zelf is ongrijpbaar als de wind.
kaart onder de Boswachterij Grolloo res
sorteren. Over een onooglijk stroompje,
dat het Amerdiep heet, komen wij bij de
plaats waar het Kamp Westerbork lag. De
plek is uitgestorven. In de drie uren dat
wij daar rondlopen zien wij zeven mensen.
Weinig herinnert nog aan de tijd van de
oorlog. In een vitrine, vlakbij het huis
waar de commandant woonde en waar
volgens de verhalen woeste feesten gehou
den werden, staat een maquette van de
plattegrond van het kamp naar de toe
stand in augustus 1944. Op de maquette is
te zien waar zich de barakken voor vrou
wen en mannen, de industriebarakken, de
strafbarakken, het weeshuis, de gevange
nis en de uitkijktorens bevonden.
Dat is nu allemaal verdwenen, er is alleen
nog een monument, een „herdenkingste
ken", zoals het op de kaart van Midden- en
Zuidoost Drente genoemd wordt. Het mo
nument bestaat uit enige tientallen me
ters spoorrails, die aan de ene kant eindi
gen bij een stootblok en aan de andere
kant ongeveer een meter boven de grond
de lucht insteken, alsof de ijzeren staven
in vertwijfeling om zich heen grijpen. Een
monument van indrukwekkende eenvoud
en trefzekerheid.
De essentie van Westerbork, dat het een
doorgangskamp was, dat de mensen met
de trein weggevoerd werden, had niet be
ter dan in rails en biels vastgelegd kunnen
worden. Naast het stootblok is in het
Nederlands en het Hebreeuws de volgende
tekst in steen gebeiteld:
Zij belaagden ons bij elke schrede
zodat wij over onze pleinen
niet gaan konden
ons einde was nabij
onze dagen waren vervuld
ja ons einde was gekomen
Klaagliederen 4:18
Het monument ligt langs een heuveltje,
waarin zich de kelder bevindt die voor
heen de voedselvoorraden herbergde en
die nu in gebruik is bij Staatsbosbeheer.
Gedurende de winter vinden in die kelder
luchtdicht in plastic verpakte twee- en
driejarige douglasboompjes een beschut
te plaats, zodat zij in het voorjaar vol
levenskansen in de grond kunnen worden
gezet.
Mededelingenbord
Voor de mensen die veertig jaar geleden in
het kamp verblijf hielden waren die le
venskansen niet of nauwelijks aanwezig.
Voor één van, de ingangen van de kelder
staat een mededelingenkast, waarin iets
te lezen valt over de geschiedenis: „KAMP
WESTERBORK. Is opgericht in 1939 als
centraal vluchtelingenkamp. 9 Oktober
1939 arriveerden de eerste 750 Duitse
joodse vluchtelingen. 1 Juli 1942 zijn zij
overgenomen door de Duitse bezetters als
polizeiliches durchgangslager. Op 15 juli
1942 is het eerste transport met 800 men
sen aangekomen. Sinds het eerste trans
port vertrokken van hier in 2 jaar tijd 93
treinen naar Polen met ca. 100.000 men
sen. Slechts 5450 mensen hebben dit over
leefd, waarvan 918 mensen die aan het
einde van de oorlog niet werden bevrijd".
Velmeld bevrijd".
Vermeld wordt ook dat het monument
door de joodse jeugd van Nederland opge
richt is, „heden 5 mei 1974/13 Ijar 5734".
Van de werkelijkheid achter deze data en
cijfers is ter plekke niets meer te achter
halen. In het kastje hangen drie foto's, één
van de Hollandse Schouwburg in Amster
dam, één van een groep mensen op trans
oktober 1943 van de gebeurtenis melding
gemaakt: „In de afgeloopen maand heb
ben weer tal van executies plaatsgehad,
die ten doel hadden de Nederlandsche
bevolking schrik en angst aan te jagen.
Een tiental kranige kerels zijn op 20 sep
tember te Assen neergeknald, negentien
moedige makkers zijn op den eersten Oc
tober in den dood gevolgd".
Verderop in het artikel dat EERESA-
LUUT heet lezen we: „Elke kring onzer
bevolking heeft thans deel aan het bloedig
offer dat de in het nauw gedreven vijand
opeischt. Maar het is vreeselijk, te beden
ken, dat deze offers het Judasloon zijn van
de verraders van ons volk. Zonder het
verraad in eigen boezem zouden de Duit-
schers heel moeilijk in onze linie kunnen
doordringen. Dat maakt het leed om eigen
verlies zoo wrang en de strijd zoo verbit
terd".
Verzetsdaden
De daden van verzet van de tien mannen,
van wie de namen alfabetisch op de steen
onder de bomen staan, zijn vele. Sommige
worden ervan verdacht betrokken te zijn
geweest bij het in brand steken van het
gemeentehuis in Odoorn en een ander zou
een berucht NSB'er hebben neergescho
ten, de in Zuidlaren woonachtige W Rei
lingh. Op een dag in de zomer van 1943
werd deze doodgeschoten op het fietspad
tussen Midlaren en Zuidlaren, toen hij de
dichte bosschages van het akkermaals
hout passeerde.
In het nationaal-socialistische weekblad
Volk en Vaderland komt zijn naam voor in
„een opsomming van de ernstigste politie
ke moordaanslagen, welke in dit jaar tot
heden toe hebben plaatsgevonden": op 30
juli 1943 is hij gedood. Het nummer van
door
Koos van Weringh
De oven
Op het terrein van het voormalige kamp is
nog iets dat aan de oorlog herinnert. Aan
de rand van het gebied waar nu enige
gebouwtjes staan van wat in de VW-
folder omschreven wordt als „de grootste
Radio Synthese Telescoop ter wereld" be
vond zich in de oorlog de verbrandingso
ven, waar de in het kamp overleden ge
vangenen gecremeerd werden. Nu staat
daar een verzetsmonument, een kruisvor
mig stuk marmer, waarop de namen van
tien mannen staan. Links die van Jans
Diemer, Andries Diepenbrug, Wessel Jan
Knot, Pieter van Laarhoven en Rendert
de Poel en rechts die van Geert Por, Anne
Rutgers, Jan Toet, Roelof Tuin en Johan
nes Vis. Allen opgepakt voor het plegen
van actief verzet tegen de Duitsers zijn zij
op 20 september 1943 in Witten bij Assen
gefusilleerd, waarna de stoffelijke over
schotten naar Westerbork gebracht zijn
om daar te worden gecremeerd.
Op de voorpagina van Trouw wordt in
port en één van een in het kamp gevierd
Chanoekafeest, waarop een groepje men
sen zich om de Chanoekalamp geschaard
heeft. Deze afbeeldingen geven echter
slechts een vage aanduiding van de ge
beurtenissen van toen. Schokkender vond
ik het bord Westerbork-Auschwitz, dat
aan de trein gehangen werd en dat te zien
is op de tentoonstelling „Vervolging", in
de Amsterdamse Zuiderkerk. Over enige
tijd zal die tentoonstelling een vaste
plaats vinden in het Poolse Staatsmu-
seum in Auschwitz, waar een Nederlands
paviljoen komt. De informatie over de
geschiedenis in Westerbork zelf, het be
ginpunt van de reis naar het einde, zou
best wat uitvoeriger mogen zijn.