Gezondheidscentrum in opmars Een summier verhaal van Hermans >osl RDAG 26 APRIL 1980 (BINNENLAND TROUW/KWARTET 31 ^gezondheidscentra in Nederland zijn in opkomst en vergelijking met het eind van de jaren zestig, toen eerste van de grond kwamen, is er op dit ogenblik rake van een explosieve groei. Telde het Nederlands lisartsen Instituut er in 1975 nog 34, nu is dit aantal Stegen tot ongeveer 85 en verwacht wordt dat eind BI het honderdste centrum een feit zal zijn. es wijst erop, dat veel met name jonge artsen nog maar weinig voor voelen in hun eentje te "opereren". Ze geven de voorkeur aan een groepsprak tijk met één of meer collega's of ze slaan deze tussenfa se (sommige groepspraktijken worden alsnog omgezet in een centrum) over en kiezen direct voor het werken al dan niet in loondienst in een gezondheidscen trum. Die keuze hangt nauw samen met hun vi9ie op de gezondheidszorg en hoe deze in de eerste lijn dient te functioneren, want er wordt gekozen voor samenwer king. Niet alleen met andere artsen, wijkverpleegkun dige en maatschappelijk werker, maar in nogal wat gevallen ook met een fysiotherapeut, verloskundige, tandarts en apotheker. Een samenwerking die als het goed is tot doel heeft een patiënt/cliënt beter en sneller te kunnen helpen en moet bijdragen tot het overzichtelijker en "gezonder" maken van deze zorg. Ervaren de mensen die op een dergelijk centrum zijn aangewezen dat ook zo en zouden ze niet anders meer willen, of gaat het hier om een weliswaar idealistische hobby van een toenemend aantal gedreven hulpverleners? Is de eerstelijnsge zondheidszorg inderdaad gebaat met deze centra of kun je cynisch stellen, dat hoewel samenwerking in de centra niet duidelijk leidt tot een betere kwaliteit van de hulpverlening en/of tot geringe kosten, het tegen deel evenmin is gebleken? Op deze pagina een poging tot doorlichting. 00 or Kees de Leeuw je e gezondheidszorg is de laatste yen sterk aan veranderingen on- Irhevlg, want de huisarts, die lorheen een centrale plaats in !t geheel innam, is meer en meer t de ontdekking gekomen, dat j die taak niet alleen aankan. In enemende mate wordt hij ge- i Schonfronteerd met allerlei klach- iaaman waaronder veel lichamelij- j die hun oorsprong vinden in lychosociale problemen. In de jjze van leven van de mensen, in manier van met elkaar om- er ureitan en in de maatschappelijke nstandigheden, zoals huisves- lg en werk. lamaast krijgt hij als arts veel meer dan leger te maken met chronische zieken ziekten, die weliswaar niet echt te liezen zijn, maar die wel om begeleiding Igen. Om aan deze veranderende hulp- lag te voldoen, werd en wordt gezocht ar samenwerking met collega's en ande hulpverleners (maatschappelijk wer- /ertuigfs en wijkverpleegkundigen). De ge le nchfcdheidszorg is een geïntegreerde huip aan Mlenlng geworden, waarvan het curatie- i wordt (helende) element niet meer alleenza- makend is, want ook preventie en de tipak van psychosociale problemen vor- •■n essentiële onderdelen van deze zorg. e zorg houdt immers niet op bij het tond maken van de patiënt en het op- ffen van de klacht; hij moet ook gezond nnen blijven en dient daarvoor in eerste Itantie zelf verantwoordelijk te zijn. ze vorm van hulpverlening, waarbij sa- fnwerking met andere hulpverleners en mondigheid van de patiënt voorop- lan, heeft het duidelijkst gestalte gekre- d in het gezondheidscentrum. ern 6 UI kern van zo'n centrum wordt meestal vormd door huisartsen, wijkverpleeg- 6uindigen. fysiotherapeuten en maat- happelijk werkers. Zij werken in en van- 20 ut één gebouw, zijn veelal met dezelfde ensen bezig, er kan meteen met elkaar 6 Uirden overlegd en het is mogelijk direct or te verwijzen. Dat alles moet de kwali- 9 Uit van de hulpverlening en dat is één it Zij f1 de belangrijkste doelstellingen van wj|ip gezondheidscentrum alleen maar I goede komen. motieven om gezondheidscentra op te V-hten lijken al met al erg overtuigend, neer,ar wie als hulpverlener ervoor kiest in n centrum te gaan werken, dient stevig zijn schoenen te staan. In de praktijk |kt namelijk, dat het verwezenlijken i een dergelijk samenwerkingsverband |t zo gemakkelijk is en er moeten in het [emeen vele weerstanden en vooroorde- i overwonnen worden. Die belemmerin- ChO ziJn vinden bestaande structu- (i, bij de hulpverleners zelf en hun orga- ,ties en soms ook bij de patiënten. cht samenwerken is niet eenvoudig en 'anderen kan pijn doen," aldus dr. Har- Crebolder, sinds mei 1972 als huisarts 'bonden aan het gezondheidscentrum t Withuis in Venlo. „Je bent er niet voor geleid en het samenwerken is toch veel nplexer dan ik aanvankelijk had ge- i 20 ueht t is een mening die gedeeld wordt door "fcotherapeut Hans de Wilde, die vanaf oprichting in juli 1973 betrokken is bij gezondheidscentrum Boomstede in ;)ereid|arssenbroek. Hij zegt en dat geldt te Dr alle 23 leden van het team „We ik n allemaal opgeleid om niet samen te rken en zijn "solistisch" opgevoed. We bben deskundigen van huitenaf aange kken om ons te helpen, want samen- chooOfken is een proces dat je moet leren en 0 prtoe elke hulpverlener bereid dient te n. want ook in één gebouw kun je ver- |den elkaar niet tegen te komen, als Je t wilt." oondienst or beide hulpverleners is het overigens Havo) principiële keus geweest in een ge- idheidscentrum te gaan werken en wel loondienst, daarmee het "vrije beroep" zodanig opgevend. „Het hangt samen it de basisfilosofie van waaruit ik wil rken," aldus Hans de Wilde. „Dat is ïmpelverlagend, leren van de andere Ipverleners, verder kijken dan Je eigen uren traPie, de patiënt zelf verantwoordelijk en zijn voor lichaam en geest en daarbij prt naar mijn mening ook een democra- tring van de salarissen." Harry Crebolder formuleert het als me Igt: „Een keuze uit idealisme noem ik gede^ P"001 woord, maar het hangt wel sa- >n met een maatschappelijke visie. Ik b in een ziekenhuis (in Tanzania) ge- rkt en als arts waargenomen in loon- f"e' TOstverband. maar ik zie het werken in o» gezondheidscentrum als de beste rm om gezondheidszorg te bedrijven, t spreekt voor mij vanzelf, dat er een ctor. bepaalde grens aan het salaris dient te zijn. Het is in feite een voorrecht van artsen en specialisten om veel te verdie nen, maar na enige tijd blijkt het geen voorrecht meer te zijn, maar een recht, terwijl dit vak juist ook in de immateriële sfeer veel voldoening geeft." Hoewel met enige overdrijving ge steld kan worden dat niet twee gezond heidscentra hetzelfde zijn, hetgeen ver band houdt met de wijze waarop een centrum tot stand is gekomen, met de plaats van vestiging (nieuwbouwwijk of binnenstad), met de samenstelling van het team en de manier van werken, zijn er wel degelijk overeenkomsten. Dat zijn de uitgangspunten, gebaseerd op de visie van de hulpverleners op de gezondheids zorg in de eerste lijn, waarbij het verbete ren van de kwaliteit van deze zorg zo goed als altijd vooropstaat. Lappendeken „Die zorg is nog veel te veel een lappende ken en in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ziekenhuizen als organisatie moeilijk te benaderen, omdat iedereen van zijn eigen (deel-)belangen uitgaat," aldus dr. Harry Crebolder. „Het gezondheidscentrum moet het cement zijn in de eerste lijn, een belangrijk element in het geheel, met een gebouw en met mensen die als zodanig aanspreekbaar zijn. Wij proberen in sa menwerking met het Huisartsen Instituut van de Nijmeegse universiteit tot een be leid te komen, dat patiënten zo min moge lijk afhankelijk maakt. Het is een kunst die je moeilijk eigen is te maken, maar die gericht is op het terugdringen van de macht van de medische wereld. Dan gaat het om zaken als: wat heeft die patiënt, wat betekent het en wat zijn de gevolgen. Niet alleen voor hemzelf, maar ook voor zijn omgeving. De hele ontwikkeling van de huisartsengeneeskunde zou daarop ge richt moeten zijn." Crebolder: „Ik weet, het klinkt mooi en ik ben de laatste om te beweren dat het in Het Withuis allemaal lukt, maar daar moeten we wel naar toe. Hoe ga je als arts met een klacht om en hoe vertaal Je die naar bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, dat binnen het centrum erg belang rijk is? Ik vind dat je als arts moet probe ren zo tijdig mogelijk emotionele en licha melijke problemen te herkennen. Anders loop Je de kans dat juist problemen in de emotionele sfeer blijven liggen, maar zich wel lichamelijk manifesteren." Het is een manier van werken, die aansluit bij de doelstellingen die in Maarssenbroek worden gehanteerd. Ook daar wordt de eerste lijn gezien als het eerste en meest belangrijke station in dc gezondheidszorg met als centraal punt de hulsarts, wijkver pleegkundige en maatschappelijk werker, maar men is van mening dat veel met name psychosociale problemen tot uiting komen in stoornissen van de motoriek. De fysiotherapeut ls er om die stoornissen op te heffen en de daarachter liggende klach ten te signaleren. Bovendien vindt men de fysiotherapie samen met de andere vor men van hulpverlening een onmisbaar ele ment in de preventie. Het werken in een gezondheidscentrum blijkt nogal wat voordelen te bieden aan de hulpverlener, want zijn isolement wordt doorbroken en hij kan nu dagelijks overleggen met en advies vragen aan an dere hulpverleners. Hij raakt op de hoogte van de wijze van werken van andere disci plines en ook kan hij het niveau van zijn eigen functioneren verbeteren door sa menwerking met collega's. Bovendien kan de eerstelijns-gezondheidszorg door wer kers met een gemeenschappelijk arbeids terrein bij elkaar te plaatsen een eigen herkenbaar gezicht krijgen. Maar er is meer en dan wordt gewezen op een betere patiëntenvoorlichting, weinig verwijzingen naar specialisten, een korte re ligduur in ziekenhuizen en een lager medicijnverbrulk dan elders, hetgeen alle maal besparingen zou opleveren voor de gezondheidszorg in haar geheel. Dat is illustratie Mare Terstroet echter één kant van de medaille, want tegenstanders van deze vorm van hulpver lening vinden het gezondheidscentrum te duur en noemen het wel een geldverslin dend instituut, dat voortdurend kampt met financiële tekorten. Ze leggen dan de exploitatie van het cen trum naast die van een zelfstandig wer kende arts of fysiotherapeut, maar verge ten dat zo'n centrum nu eenmaal meer kosten heeft in de vorm van een admini stratie apparaat, de samenwerklngstijd waardoor minder cliënten kunnen worden geholpen en niet te vergeten het gebouw zelf, dat vaak een paar miljoen kost. Binds mei 1978 is er een financiële regeling getroffen in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), waardoor ook op langere termijn tekorten worden gedekt. Het gaat daarbij om te korten, veroorzaakt door de hogere huis vestingskosten en door de extra tijd, die in samenwerking wordt gestoken, waar door minder patiënten kunnen worden geholpen. Bijna alle gezondheidscentra krijgen nu dan ook subsidie. Om subsidie te krijgen moeten er jaarre keningen kunnen worden overlegd en dien je eigenlijk de beschikking te hebben over een financiële man. maar geld om zo ie mand aan te trekken ontbreekt veelal, zo dat bestuurs- en teamleden zelf dat mate riaal moeten verzamelen. Het gevolg is dat de subsidies met behoorlijke vertra ging worden aangevraagd en pas zeer veel later worden uitbetaald, zodat nogal wat centra toch in de financiële problemen zitten. Dr. Harry Crebolder: „Het ligt voor ieder centrum weer verschillend en ik vind dat Je die financiële tekorten binnen het ge heel van de gezondheidszorg moet bekij ken en dat je de besparingen daar niet bij moet vergeten." En Hans de Wilde: „Je moet voorzichtig en bescheiden zijn met cijfers, maar de besparingen door deze manier van werken liggen ook elders in de tweede lijn. Een simpel voorbeeld is dat door nauwe samenwerking tussen arts en fysiotherapeut ien^nd sneller gehol pen wordt en daardoor sneller kan terug keren in het arbeidsproces. Bovendien zijn er dingen, die niet direct in geld zijn uit te drukken. "Hij is er vast van over tuigd dat de gezondheidscentra zich op den duur zelf zullen bewijzen en dat pa tiënt en hulpverlener er wel bij zullen varen. Dat laatste lijkt mede gelet op het zeer geringe verloop onder de mensen die in een centrum werken boven alle twijfel verheven, maar hoe zit het met de patiënt zelf en hoe ervaart hij het gezond heidscentrum? Naar zijn ervaringen is nauwelijks onderzoek gedaan. In Maarssenbroek is een paar jaar geleden op Initiatief van enkele hulpverleners de werkgroep gezondheidszorg Maarssen broek opgericht, die zich bezighoudt met allerlei activiteiten op dit gebied. Er wer den de afgelopen periode thema-avonden gehouden en gespreksbijeenkomsten met artsen, wijkverpleegkundigen, fysiothera peuten en maatschappelijk werkers. Doel hiervan was op informele wijze te praten over en meer begrip te kweken voor el- kaars wensen en verlangens en zo te ko men tot een beter contact over en weer. Voordelen Uit een gesprek met enkele leden van de werkgroep, die niet alleen is opgezet voor het gezondheidscentrum, maar ook voor de patiënten, die een solo-arts hebben, blijkt overigens dat men over het alge meen zeer ingenomen is met het gezond heidscentrum. „Hoe meer je met verschil lende disciplines te maken krijgt, hoe meer Je de voordelen van het centrum ontdekt" en belangrijk is ook, dat als de éne Je eigen arts er niet is, er altijd wel een andere is waar Je bij terecht kunt. Toch is het voor veel mensen die kiezen voor een gezondheidscentrum in het begin wel even wennen, want het betekent kie zen voor een nieuwe, vreemde vorm van hulpverlening. Vaak wordt er vanuit ge gaan, dat je geen eigen dokter hebt, alles maar onpersoonlijk is en dat in patiënten besprekingen door het team Je hele „heb ben en houen" op tafel komt en er van een beroepsgeheim geen sprake zou zijn. Kortom, er bestaan nogal wat vooroorde len en misverstanden, die echter in de praktijk vaak op niets gebaseerd blijken. In Venlo kwam in maart 1973 Het Withuis tot stand door samenvoeging van twee grote huisartsenpraktijken (samen onge veer tienduizend zielen). De vraag „wat vinden de cliënten van de overgang van de traditionele solopraktijk naar een gezond heidscentrum?" werd onderzocht door dr. Harry Crebolder (hij is de eerste die in Nederland op dit onderwerp promoveer de) in 1972,1974 en 1976: een Jaar voor, een jaar na en drie jaar na de opening. Beter geholpen Uit dat onderzoek kwam naar voren, dat veruit de meeste patiënten vonden dat zij na de oprichting van Het Withuis beter werden geholpen dan voorheen. De relatie huisarts - patiënt had er niet onder gele den en de eigen hulsarts bleef even goed bereikbaar als in een gewone praktijk. Bovendien oordeelde men over het alge meen zeer gunstig over het werk van de maatschappelijk werkers, die aan het cen trum verbonden zijn. Vooral als hulpverle ner bij levensproblemen werden zij door de cliënten hoog aangeslagen. Crebolder trok uit dit onderzoek de con clusie dat schaalvergroting binnen de eer stelijns-gezondheidszorg en formalisering van de samenwerking daarbinnen beslist niet hoeft te leiden tot verschraling van de dienstverlening. „De hele uitdaging bij dit alles is: hoe kom Je tot zinvolle schaalver groting en handhaaf je toch de persoonlij ke zorg. Het spreekt eigenlijk van zelf. dat de mensen echt niet roepen: ha, gezond heidscentrum. maar dit onderzoek heeft wel uitgewezen dat zo'n overgang alles zins meevalt en in de praktijk erg veel voordelen biedt". Dat overigens niet iedereen zo maar het „oude vertrouwde" doktershuis wil inrui len en met name ouderen soms wantrou wend aankijken tegen dit „moderne ge doe" moge blijken uit onderstaande brief. ..Beste dokter, ik heb er toeken over ge tobd om dokter M. als huisarts te nemen, maar heb hiertoe toch besloten. Eerstens omdat u toch al een overdrukke praktijk heeft en ten tweede omdat ik het griezelig vind, dat ik straks in uw nieuwe praktijk van verschillende artsen afhankelijk zal zijn. Onderhand behoor ik bij de oudjes (66 jaar), ofschoon uiterlijk nog een vitaal vrouwtje, 't Oaat hier niet om u persoon lijk dokter, dat weet u zeer goed, loant ik ben en blijf u ontzaglijk dankbaar, maar het zal een geruststelling zijn mijn huis arts zo dicht in de buurt te hebben, waar ik zonodig even terechtkan. Ik ben ervan overtuigd, dat u mij begrijpt. Met een recht hartelijke groet uan, Mej. R. E. Na jaren is er weer verhalend proza versohenen van Willem Frederik Hermans. Het geeft opnieuw een literaire samenvatting van zijn wereldbeschouwing, nu wel bijzonder zakelijk en toegespitst. door T. van Deel Ter gelegenheid van de Boekenweek heeft De Bezige Bij, als verras sing, een kort verhaal van Willem Frederik Hermans uitgebracht'. „Filip's sonatine". Te gelijkertijd plaatste Nieuwsnet een tweede verhaal: „Hoest". „Filip's sonatine" is, voor wie het werk van Hermans kent, nauwelijks opmerkelijk te noemen. Het ls weer de ge schiedenis van een „wonder kind" dat een „total loss" wordt. Eerlijk gezegd is Filip zelf nooit een wonderkind ge weest, maar ls hij er aldoor alleen maar voor aangezien. Het centrale gegeven waarop deze visie steunt is het mu ziekstuk dat hij op zijn negen de jaar componeerde: een so natine, die hij één keer vlek keloos ten uitvoer bracht. Op de een na laatste bladzij van zijn verhaal zorgt Hermans voor de ergste ontnuchtering die ln dit verband denkbaar is. HIJ laat Filip, die Intussen in Amerika garagehouder is geworden, zeggen dat deze z'n sonatine in het geheel niet zelf heeft geschreven, maar geko pieerd. Dat deelt hij mee aan zijn bejaarde „daddy", de ex- pianist Hondijk, die in het verleden enige tijd de geliefde en de begeleider was van zijn moeder de zangeres Astrid Stroll maar tenslotte het veld moest ruimen voor de violist Klim. de natuurlijke vader van Filip. De onthulling dat Klim in feite de compo nist van de sonatine is ge weest maakt het „sadistisch universum" voor Hondijk compleet. „Filip's sonatine" is, zoals al les wat Hermans schrijft, de uitdrukking van een wereld beeld. Ordeloosheid, misver stand. onwetendheid, bedrog dat zijn de premissen van elk Hermans-verhaal. Het le venslange geloof ln Filip's so natine wordt op het eind haast luchtig omgebracht. „Niemand hoeft zich te ver wijten dat hij ln den blinde leeft", schrijft Hermans ln de roman „Nooit meer slapen". Dat ls een van de vele samen vattingen van zijn wereldbe schouwing die er in zijn oeu vre staan. Hét is bekend hoe sluitend hij die uitbeeldt. De chaos moet kloppen, dus een roman of een verhaal moet zo hecht mogelijk in elkaar zitr ten. Niets is toevallig, alles ondersteunt het ene doel: de uitdrukking van een als sadis tisch ervaren universum. In „Filip's sonatine" laat Her mans het iemand zo zeggen: WIJ dienen de mens mis schien wel te vergelijken met een muziekstuk Hetzelfde muziekstuk, onophoudelijk gespeeld, da capo, da capo. Maar men weet niet door wie het gespeeld wordt en de gro te Geheimzinnige speelt het in de loop der jaren telkens een beetje anders. Bij iedere nieuwe uitvoering worden er een paar maten overgeslagen, tot Hij hele gedeelten steeds gebrekkiger spelen gaat 't Is als een onzichtbare onder houdsdienst. die z'n werk voortdurend slordiger doet. En naar onze klachten luistert men niet..." Het verhaal Illustreert deze vi sie. op een kalme, haast ijzige manier. Zelden heeft Her mans zijn filosofie zo strak en karig gebracht: het is vel over been, een synopsis. Zo'n rechttoe rechtaan „bewijs" van zijn opvattingen ls zeker knap en bewonderenswaar dig. maar blijft als verhaal toch ook bijzonder schema tisch. Het Roald Dahl-effect, van de frappe op de laatste bladzij, is niet alleen ln „Fi lip's sonatine" maar ook ln „Hoest" nadrukkelijk aanwe zig. Daar neemt een Nederlan der in Bulgarije „toevallig" een Nederlands meisje mee, dat hij redt uit een zojuist verongelukte Rolls Royce, waarvan de bestuurder op slag werd gedood. Deze lift wordt zijn eigen „total loss", want het einde van het ver haal rijmt op het begin: hij slipt, verongelukt en het meis je wordt door een Rolls Royce opgepikt. Een surreële clrku- lariteit die behalve uitdruk king van het „sadistisch uni versum" ook een bijna triviale kunstgreep ls, op het randje van kitsch, of er al overheen. Beide verhalen geven de In druk dat de moedwillige ver eenvoudiging, waarvan Her mans tegenwoordig vaak blijk geeft ln zijn journalistiek pro za, destijds onder het pseudo niem Age Bijkaart, zich door zet ln zijn creatief proza. Wie al dikwijls omstandig zijn kijk op het leven heeft uiteenge zet. voelt tenslotte misschien de noodzaak van een summie re, bijna schematische voor stelling van zaken. Opstellen van Frans A. Janssen over Hermans' werk zijn onlangs verzameld onder de titel „Be driegers en bedrogenen". Daarin onder meer een analy se van het lastige verhaal „De blinde fotograaf" en een be schouwing over de varianten in de verschillende drukken van „De donkere kamer van Damocles". Uit dit laatste op stel wordt goed duidelijk hoe Hermans er altijd op uit ls zo samenhangend mogelijk ln literatuur de onsamenhan gendheid uit te drukken van de werkelijkheid. Dat thema is ln zijn twee laatste verhalen alleen wel bijster strak aange snoerd. Willem Frederik Hermans. Filip's sonatine. Amsterdam, De Bezige Bij, 1980. 56 bis. gebonden, 14.50j Frans A. Janssen] Bedriegers en bedrogenen. Dl Bezige Bij, 1980. 132 biz. 21J50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 31