Zo waarlijk helpe
mij God Almachtig'
'Leve het
vaderland'
September 1948:
3DAG 26 APRIL 1980
TROUW/KWARTET
I BINNENLAND!
>or de zesde keer in 166 jaar maakt Nederland zich
een Oranje in te huldigen als regerend vorst. Drie
iningen en twee koninginnen zijn Beatrix
orgegaan. Allen hebben zij de gang naar de
euwe Kerk gemaakt, de een met meer uiterlijk
rtoon dan de ander. Willem de Eerste hield het
nvoudig; onze tweede koning maakte er een show
n; Willem de Derde zorgde ook voor de nodige
tourage. Dan komen de net achttien jaar
geworden Wilhelmina en vijftig jaar later haar
dochter Juliana. Bij de inhuldiging van Beatrix zijn
de omstandigheden weer totaal anders. De strenge
veiligheidsmaatregelen die nodig zijn zullen een
stempel drukken op de dertigste april 1980. Het zal
echter voor het eerst zijn dat het hele volk de
inhuldiging via de televisie kan meebeleven. Op deze
pagina een terugblik op de inhuldigingen die aan
die van koningin Beatrix vooraf zijn gegaan.
tor Fred Lammere
Voor onze verslaggever
Jan Roelfs is de morgen
van de eerste septem
ber, zaterdag, van 1948
onvergetelijk: als 31-ja-
rige was hij er op de
Dam te Amsterdam ge
tuige van dat koningin
Wilhelmina ten over
staan van een duizend
koppige menigte op for
se toon melding maakte
van het feit dat zij zo
juist afstand gedaan
had van de troon. In
hoog tempo tikte Roelfs
daarna zijn verslag voor
onze krant, die destijds
in het westen des lands
nog met een middagedi
tie verscheen. Zijn ver
slag was gesteld in de
gedragen stijl, die in de
kranten van die tijd niet
ongebruikelijk was:
„Een straffe wind waait over
de lage landen. Vrijuit wappe
ren de dundoeken boven stad
en land. Het is zaterdag, de
vierde september van het jaar
Onzes Heren negentienhon
derd en acht en veertig. Het ls
een dag van zonlicht en wind
kracht. van wisselende luch
ten boven akkers en meren,
boven bossen en rivieren. Het
is een recht Nederlandse dag.
waarop het uur zal slaan, dat
een nieuwe periode inluidt in
Nederland en in de geschiede
nis van het Huis van Oranje.
Gans het volk heeft den blik
gericht op Kroningsstad, op
den Dam, die eeuwen zag ko
men en gaan, tijdperken van
voorspoed en tegenspoed, van
overheersing en van vrede.
„Buiten op de Dam, waar het
hart van Nederland, waar het
hart van het Koninkrijk
klopt, wacht het volk. Het mu
ziekkorps van de Nederlandse
luchtstrijdkrachten stelt zich
op. Een stem voor een micro
foon verzoekt allen, die op de
Dam zijn, volstrekte rust in
acht te nemen, wanneer ko
ningin Juliana, prinses Wilhel
mina en de Prins der Neder
landen op het balkon verschij
nen. Tientallen toeschouwers
heffen hun periscopen om
straks niets van het zeldzame
schouwspel te missen. De ca
meramensen krijgen bevel zo
geruisloos mogelijk te werk te
gaan.
„In grote stilte gaan de slagen
van de paleisklok over den
Dam. En ieder telt mee. De
middendeuren van het balkon
gaan open. Er liggen nu nog
seconden tussen dit ogenblik
en de komst der Oranjes. Als
de twaalfde slag heeft weer
klonken betreedt prinses Wil
helmina het balkon. Er gaat
een ritseling door de menigte.
De stilte is plechtig en bijna
hoorbaar.
Daar is Koningin Juliana in
het grijs gekleed. Het is een
wondere stilte, deze ont
vangst. Voor het eerst wuift
de samengepakte menigte op
den Dam niet. voor het eerst is
er een vreemde, wijdingsvolle
stilte. Het grote uur heeft ge
slagen."
„De zon klimt hoger langs de
wijzerplaat van de Nieuwe
Kerk. Lichtstrepen vallen op
de witte pergola. Klokken-
klanken gewagen van het uur
van één. Juliana is Koningin
der Nederlanden. Juicht dan
op dezen dag. gij volk van
Nederland."
Daarna volgt de weergave van
de toespraak van Wilhelmina:
„God behoede koningin Julia
na" („De rechterarm van de
afgetreden vorsting ging reso
luut omhoog: Leve de Konin
gin"). Dan komt Juliana voor
de microfoon. Zij eindigt haar
toespraak met „Leve het va
derland". Langdurige toejui
chingen volgden. De mensen
verspreidden zich met in het
hoofd de echo van deze
woorden:
„Ik stel er prijs op u zelf mede
te delen, dat ik zojuist mijn
troonsafstand heb getekend,
ten behoeve van mijn dochter,
koningin Juliana. Ik dank U
voor al het vertrouwen, dat gij
mij vijftig jaar lang hebt gege
ven. Met vertrouwen zie ik uw
toekomst tegemoet, onder de
zorgende leiding van mijn in
nig geliefd kind.
God zij met U en de Koningin.
Hem de Tweede legt de eed op de grondwet af:
november 1840
Onze derde koning tijdens zijn eedsaflegging in de Nieuwe Kerk (12 mei 1849)
j wilt het, Nederlanders, dat ik
aeer zijn zal dan ik u zonder
ne afwezigheid zoude geweest
Uw vertrouwen, uwe liefde,
de souvereiniteit in mijne
iden, en van alle zijden dringt
i op de aanneming daarvan,
de nood van het vaderland,
de toestand van Europa dit
dert. Welaan dan, ik zal mijne
enkingen aan uwe wenschen
'fferen; ik aanvaarde wat Ne
land mij aanbiedt, maar ik
vaarde het ook alleen onder
irborging eener wijze constitu-
welke uwe vrijheid tegen vol
de mogelijke misbruiken ver-
ert, ik aanvaarde het in het
e gevoel der verpligting, wei-
mij deze aanneming oplegt".
is op 2 december 1813 het antwoord
de zoon van stadhouder Willem de
le op de proclamatie, waarin hij tot
erein vorst van Nederland wordt uit-
epen. Achter de schermen heeft de
J daar zelf op aangestuurd. Hij voelt
einlg voor als stadhouder Willem de
Ie te gaan optreden. Hij heeft zijn
nen al zo ver uitgewerkt dat hij 6
mber 1813 in voorzichtige bewoordin-
te kennen geeft zijn nieuwe waardig-
met een inhuldiging te willen laten
onen.
t eerst dient er een grondwet te ko-
Gljsbert Karei van Hogendorp heeft
ïn schets voor zo'n grondwet gereed,
aken worden fiks aangepakt, zodat op
8e maart 1814 naar een volgens de
ippen van die tijd vrij ver gaande
raak het ontwerp van de nieuwe
dwet aan het staatshoofd kan worden
handigd. Nog dezelfde dag wordt de
we grondwet tijdens een bijeenkomst
474 notabelen, die geacht worden het
irlandse volk te vertegenwoordigen,
grote meerderheid van stemmen (er
maar 26 tegenstemmers) aanvaard.
I staat dan de inhuldiging van Willem
r in de weg.
gebeurt al de volgende dag in de
we Kerk in Amsterdam. Die is her
pen in „een indrukwekkende troon-
versierd met vlaggen en groen". On-
ten imposante troonhemel ls een zetel
de hoofdpersoon neergezet. Zijn twee
Willem en Frederik, zitten aan
akanten van de soeverein vorst. Zo'n
mensen wonen de plechtigheid bij,
om half elf 's morgens begint. Als
!m de eed op de grondwet aflegt, gaat
llgens een beschrijving van het gebeu-
»een siddering van aandoening door
Iwijgende schare". De plechtigheid
wordt afgerond met „eene godsdienstige
redevoering van den Amsterdamschen
predikant Petrus Haack, die God's zegen
over het gesloten verbond van vorst en
volk inroept".
Een jaar later meet Willem zichzelf de titel
van koning aan, zonder de „volksverte
genwoordigers" in die beslissing te ken
nen. Maar stampij durven zij er niet over
te maken.
Spektakel
Nederland moet ruim een kwart eeuw
wachten op de volgende inhuldiging. Op
28 november 1840 is het zover, als Willem
II in de voetsporen van zijn kort ervoor
afgetreden vader treedt. Deze koning, ge
trouwd met de op pracht en praal gestelde
tsarendochter Anna Paulowna, maakt er
een heel spektakel van. Anna heeft een
sierlijke troonzetel laten vervaardigen
van mahoniehout, overtrokken met schar
lakenrood fluweel. Maar voordat de ko
ning daarop plaatsneemt doet hij eerst
zijn feestelijke intocht in de hoofdstad.
Op de Haarlemmerdijk zingen rijk met
oranjestrtkken opgetuigde kinderen van
het weeshuis der herstelde Lutherse ge
meente het koninklijk paar toe: „Welkom!
Welkom! Hart en ader Zet uw komst van
vreugde in brand Zoon van Willem. Neêr-
lands Vader Zelf nu Vader van dit Land
Held der Helden! Koning! Heer! Welkom,
welkom!, zegen, eer, Zende de Almagt op
u neer Zegen volg* uw eed Behoeder Die
ons. weezen, niet versmaadt God spaar u
en Neérlands Moeder Lang tot heil van
Volk en Staat Tweede Willem! uw gebied
Brei zich uit en wankle niet Amen! de
Almagt hoor ons lied!"
Anna Paulowna is zo door getroffen door
„dit blijk van kinderlijke liefde", dat zij
haar tevredenheid kenbaar maakt.
De volgende middag om klokslag twaalf
uur is alle belangstelling op de Dam ge
richt als Willem te voet van het paleis naar
de Nieuwe Kerk gaat. Hij is gehuld in een
rood-purperen kroningsmantel, die hij
speciaal heeft laten ontwerpen voor deze
grote dag. Op de mantel zijn gouden leeu
wen geborduurd en de voering en rand ls
van kostbaar hermelijn. Onder dat ge
waad draagt Willem een donkerblauw flu
welen wapenrok, kwistig met goud ver
sierd en op zijn hoofd heeft hij een baret
met wuivende veren. Anna Paulowna is
niet minder opvallend gekleed.
Goudstof
Zij draagt een „blinkend zilverlakens
kleed" versierd met een hermelijnen rand,
erover een mantel van goudstof en daar
over nog eens een mantille van het fijnste
hermelijn. Haar gordel is van purper flu
weel. bezet met diamanten en op het
hoofd heeft zij een diadeem van briljan
ten. Pages dragen haar lange sleep. In de
stoet waarin de koning kerkwaarts loopt,
worden een kroon met gouden hoofdband
en voorzien van Juwelen; een wereldbol
met kruisaangeduid als een rijksappel)
en een scepter meegedragen. Het zijn at
tributen die de koning heeft besteld bij
een paar Nederlandse goud- en zilversme
den. Ze worden tijdens de inhuldigings
plechtigheid op een tafel voor de troon
uitgestald samen met het rijkszwaard en
een sierlijk gebonden exemplaar van de
grondwet.
Al die opschik trekt de nodige aandacht.
Velen zien er een ongunstig voorteken
in. Het lijkt alsof de nieuwe koning de
klok wil terugdraaien. Alvorens de eed af
te leggen houdt de nieuwe koning een
toespraak die hij als volgt besluit: „Moge
deze verhevene plegtigheid eenen duurza-
men indruk achterlaten en moge deze dag
onder Gods zegen de voorbode zijn van
een tijdvak, waarin vrede en voorspoed op
den geliefden geboortegrond heerschen,
en de uitstekende hoedanigheden van het
Nederlandsch karakter zich meer en meer
krachtvol ontwikkelen". Dan verschijnt
de oudste hervormde predikant van de
hoofdstad, ds. J. L. Wolterbeek, ten tonele
om een preek te houden. Het is één grote
ode aan het nieuwe vorstenpaar. Ook dat
zet kwaad bloed.
Willem de Tweede regeert slechts negen
jaar.
Voor de derde keer
Op 12 mei 1849 is de Nieuwe Kerk voor de
derde keer decor voor een inhuldiging.
Hoe het die dag toegaat is ook in de
archieven bewaard: „Het is één uur gesla
gen. Het geschut wordt losgebrand en de
klokken luiden: het klokkenspel van het
paleis speelt het Wilhelmus, het trompet
geschal der dragonders schettert door de
lucht en de muzljk der schutterij en grena
diers verkondigt dat de koning het palels
verlaat om zich naar de kerk te begeven.
Hij is gekleed als admiraal der vloot. Een
luisterrijke stoet volgt zijne schreden. De
koningen en herauten van wapenen met
hunne trompetters, de groot-officieren
van het Huis des Konings, het rijks
zwaard, de standert van het koninkrijk en
de vaandels blinken in het licht der zon.
Het gejuich van dulzende stemmen ver
vult de lucht". Ook Willem m draagt de
kroningsmantel, die in 1840 zo de aan
dacht heeft getrokken. Anna Paulowna
doet eveneens een duit in het zakje. ZIJ
schenkt haar zoon de met goud gebor
duurde op gebeeldhouwde leeuwepoten
rustende zetel, die haar man liet maken
voor zijn inhuldiging. Om de gang van
zaken voor het nageslacht vast te leggen
heeft Anna achterop de zetel in goud
draad laten borduren: „Stoel van Koning
Willem n. gegeven door Koningin Anna
Paulowna aan Koning Willem Hl".
Zwakheden:
De Inhuldigingsrede van Willem III is per
soonlijker dan die van zijn beide voorgan
gers. „Thans is het oogenbllk daar, dat ik
voor het oog van de Almachtige, die het
lot van koningen en volken in handen
heeft, mij aan mijn edel, trouw en ordelie
vend volk zal verbinden. Hoog ls de be
trekking waarin ik geplaatst ben, zwaar
zijn de pligten die op mij rusten. Ook den
Tijdens de inhuldiging van Wilhelmina (6 september 1898)
koningen kleven menschelljke zwakheden
aan en daarom behoeven zij instellingen
en zelfstandige voorlichting, op dat de
kroon een brandpunt blljve, dat weldadi-
gen gloed verspreidt. Dit volk heeft ook
thans weder naar de behoefte des tijds,
zijne instellingen herzien en bevestigd.
Koning en volk. Oranje en Nederland,
hebben met kalmte dit gewlgtige werk
volbragt en de onberekenbare voorregten
van rust en vrede zijn het deel van den
dierbaren Nederlandschen grond geble
ven. Indien wij het oog slaan op de beroe
ringen die een groot deel van Europa
teisteren, op de vernietiging der bronnen
van bestaan en welvaart, die zulke treffen
de iessen geven, laat ons dan Gode dank
baar zijn, die het dierbaar vaderland heeft
behoed".
De koning doelt daarmee op de in 1848 tot
stand gekomen nieuwe grondwet, lang
door zijn vader tegengehouden en door
Willem III evenmin met gejuich begroet.
Maar op deze 12e mei 1849 is alle verschil
van mening daarover kennelijk vergeten
en roept de nieuwe koning uit: „Ik verbind
mij aan een volk, groter in deugden dan in
het bezit van een uitgestrekt grondgebied,
krachtiger door eensgezindheid dan door
zielental: het is een grootsche roeping
koning van zulk een volk te zijn!
Alexandre Dumas
De Nieuwe Kerk is afgeladen vol. Vierdui
zend mensen hebben er een zit- of staan
plaats gekregen. Onder de aanwezigen
bevindt zich ook de beroemde Franse ro
manschrijver Alexandre Dumas, die de
plechtigheid komt verslaan voor de Revue
de Paris. Hij doet dat zoals in die tijd
gebruikelijk bijzonder uitgebreid. Zo ver
telt hij over de entourage in de Nieuwe
Kerk: „Van het gewelf hingen vlaggen met
het Nederlandse wapen en de zinspreuk Je
Maintiendral. een zinspreuk, die ik wel
wenste dat de onze was. Overal waren
langs de wanden bloemen en draperiên
aangebracht, die aan de pilaren waren
bevestigd en in boeketten afhingen. Er
waren trapsgewijze oplopende banken op
gericht. die met mensen waren over
stroomd.
Vooral van koningin Sophie is Alexandre
Dumas onder de indruk: „Zij was bleek,
bleker nog dan gewoonlijk. Men zou kun
nen zeggen, dat zij een figuur uit de vijf
tiende eeuw was, een schone dame uit de
een of andere legende, die uit een schilde
rij was gestapt en zich toevallig onder
mensen vertoonde". Wie het verslag van
Dumas leest moet wel tot de conclusie
komen dat de schrijver bijna de hele
plechtigheid naar 8ophie heeft zitten kij
ken. Op een gegeven moment merkt hij
op: „Het ls vernederend zich aan een ko
ning te onderwerpen, het valt zacht en
licht een koningin te gehoorzamen". Als
de leden van de volksvertegenwoordiging
de eed van trouw aan de nieuwe koning
komen afleggen neemt Dumas de tijd om
Willem zelf eens goed op te nemen. Zijn
conclusies zijn dat hij „nog een jong man
is, meer gezet dan schraal, met een rosse
baard, een scherpe blik, die In al zijn
trekken de lijnen van een vaste wil, zelfs
van stijfhoofdigheid vertoont".
Aan gelegenheidsgedichten dit keer ook
geen gebrek. Een zekere R. H. van Some
ren zegt in zijn „Inhuldigingszang": „Het
feest is voleindigd. Klinkt schelle cimba
len Dreunt monden van koper met don-
drende stem' Trompetten, bazuinen, wilt
allen 't herhalen: Vorst Willem is koning,
de scepter ls hem".
Een meisje nog...=
Bijna een halve eeuw later, op 6 septem
ber 1898, is het de net achttien Jaar gewor
den Wilhelmina, die het koningschap op
zich neemt. Een vrouw aan het hoofd van
de staat ls iets totaal nieuws, waar velen
wel even aan moeten wennen, al is er het
voorbeeld van Engeland, waar Victoria al
61 Jaar aan het bewind is. Talrijk zijn de
beschrijvingen van die historische 6e sep
tember 1898. Een er van is deze notitie van
het moment waarop Wilhelmina de Nieu
we Kerk binnengaat. „Met diepen ernst op
het Jong gelaat, treedt Hare Majesteit de
breede vleugeldeuren binnen. En allen die
het zien, die haar naturen, als zij in de
schaduw van de diepe gang verdwijnt,
voelen zich ontroerd bij de gedachte aan
deze jonge vrouw, een meisje nog en reeds
groepen tot een taak zoo ernstig en zoo
zwaar".
Even later zegt Wilhelmina zelf: „Hoog is
mijne roeping, schoon de taak, die God op
mijne schouders gelegd heeft. Ik ben ge
lukkig en dankbaar het volk van Neder
land te mogen regeren, een volk klein in
zielental, doch groot in deugden, krachtig
door aard en karakter".
Amsterdam maakt van Wilhelmina's in
huldiging een groots feest. In het officieel
gedenkboek, dat vijfhonderd bladzijden
dik aan de inhuldiging van 1898 ls gewijd,
treft de volgende alinea: „Nooit zal een
geschiedvorser kunnen zeggen wanneer in
deze dagen het eene feest eindigde en het
andere begon. Men dacht aan uur noch
tijd, de nacht werd tot een dag. Het was
een luidruchtige feestviering, want dui
zenden bewogen zich zingend en Joelend
door de straten. Maar welk een heerlijke
blijde stemming, te midden van al dat
rumoer. Nergens ongebondenheid, maar
hartelijke vrolijkheid overal".
De omstandigheden zijn sindsdien wel
veranderd. Juliana's Inhuldiging, drie Jaar
na de oorlog, was nog een Oranjefeest in
oude stijl. De inhuldiging van Beatrix
volgende week woensdag zal op eigentijd
se wijze plaatsvinden, zonder dat daarbij
de tradities overboord worden gezet, maar
wel soberder Ook dat kan echter zijn
bekoring hebben.