él Koren: een tevreden boerin Verhuizing Ieder woelt hier om verandring SOCIAAL BERECHT! IRDAG 19 APRIL 1980 TROUWKWARTET 17 werken, weinig waardering, veel verschillende taken, einig vrije tijd kortom een leven met de nodige harde aten. Zo kwam het bestaan van de Nederlandse boerin gisteren in deze krant naar voren op grond van een onder- bestaan? Een interview met een van de 150.000 Nederlandse zoek. Is het allemaal echt zo somber voor de vrouw op de boerinnen vertelt er meer over. boerderij of zitten er ook wel vrolijke kanten aan haar |oor Cisca Dresselhuys )ortge(; uitgj febri unctie krijgb aal 3 kers ordt >len in r» ren erwijz» di bi ÏIEUWE NIEDORP Nel Koren 2) vindt het fijn om boerin te Jjn. Ze is het al vanaf haar acht ende, toen ze trouwde met een oerenzoon, die later het bedrijf an zijn vader zou overnemen, ijzelf kwam ook van een boerde- j, dus ze wist wel min of meer •aaraan ze begon. u ze er 24 jaar als boerin heeft opzitten, ze nog steeds tevreden met haar be- aan, hoewel er natuurlijk hier en daar dingen zijn, die ze graag anders zou en. „De belangrijkste reden, dat ik me ettig voel als boerin is dat de verhou- ng tussen mij en mijn man goed is. Je ^nkt misschien: wat heeft dat nu met het rin-zijn te maken, maar dat is echt een rste vereiste, omdat je dag in dag uit op kaars lip zit en samen een bedrijf voert, •t is fijn met elkaar een zaak te hebben, :^aar dan moet de boer zijn vrouw wel in iar waarde schatten en haar de ruimte •ven. Bovendien moet hij haar werk aarderen. Dat gebeurt, denk ik, lang niet alle boerderijen, maar mijn man heeft altijd gewaardeerd en bij alles betrok- ;n. Een stuk van de ruimte, die ik nu heb, :b ik wel moeten bevechten, hoor. Want n man is, als zoveel boeren, eigenlijk :1 conservatief in veel opzichten. Hij zou ït, denk ik, het fijnst vinden, als ik de :1e dag als een gek zou werken. Maar dat ie ik niet meer. Ik neem rustig de tijd ior mezelf, als ik dat nodig vind. Ik voel e niks schuldig, wanneer ik eens een irtje ga fietsen of lekker lezen, terwijl hij irkt. Een mens moet voor zichzelf opko- en, een vrouw ook. Ze moet niet de slaaf tn haar man of het bedrijf worden." ;1 Koren, moeder van twee grote kinde- n (de oudste zoon studeert in Wagenin- in en de dochter zit voor haar eindexa- jirect^en athenaeum en wil daarna geschiede- irecte s gaan studeren) vindt dat haar leven de latste jaren gemakkelijker is geworden, itereqk heb het minder druk dan vroeger; we •bben de zaak hier voor een deel geauto- atiseerd, de mest in de koeienstal wordt itomatische verwijderd, we melken au- Omatisch en de melk gaat vanzelf de ■eltank in. Dat scheelt natuurlijk veel irk. Maar ik heb het ook makkelijker fkregen, omdat ik me niet meer laat |>jutten om altijd bezig te zijn. Je kunt op m boerderij tenslotte wel elke minuut stuur aat C reel' werken, maar het is je eigen verantwoor ding om ook eens niets te kunnen doen. Ik ben nogal netjes aangelegd, maar als het er bij mij voor het oog schoon uitziet, ga ik niet elke dag het huis met bezemen keren. Dan lees ik liever een uurtje of ga wat schilderen of knippen. Ik ben nogal een migrainemens, soms heb ik dagen dat ik niet op of neer kan van de hoofdpijn. Wanneer ik zoiets voel aankomen, doe ik het rustig aan, ik ga eens een uurtje lig gen. Het is namelijk opvallend, dat die aanvallen vooral komen, wanneer ik me heel erg druk heb gemaakt. Vroeger zou ik misschien doorgepeesd hebben, totdat het niet meer ging, maar dat doe ik nu echt niet meer." Werkdagen' Toch liegen de werkdagen van Nel er niet om. Nels specifieke taken zijn de huishou ding, het verzorgen van het jongvee en de schapen, het doen van alle bevallingen bij de schapen en het schoonhouden van de ruimte, waar de koeltank voor de melk staat. Zij staat elke dag om zeven uur op, verzorgt de ontbijtboel en gaat daarna naar achter om de kalfjes te voeren, om acht uur wordt er ontbeten en vertrekt de dochter naar school, daarna gaat Nel de schapen voeren, die een paar weilanden van het huls verwijderd rondlopen, weer thuis gaat ze achter schoonmaken: de melktank afboenen, de leidingen schoon maken enz. Dan is het koffietijd, daarna gaat ze niet meer naar achter, maar gaat aan het werk in de huishouding: bedden maken, stofzuigen, het hele huis even door, dan is het inmiddels tijd geworden om een boterham te eten, daarna gaan Nel en haar man even een half uurtje languit, op de bank of op bed, soms wil dat half uurtje wel eens een uurtje worden, vooral wanneer ze 's nachts zijn op geweest bij de bevalling van een koe of een schaap. Daar na gaat Nel boodschappen doen, wat in de tuin werken of naaien, ook wel eens een eindje fietsen of bij iemand op visite, dan is het tijd om de kalfjes en de schapen weer te gaan voeren, eten koken, eten, afwassen en dan is er, als er geen koeien of schapen moeten bevallen, rust. 's Avonds doet Nel in normale gevallen niets meer op de boerderij. Geen vakantie Nels man heeft nogal wat functies in land bouworganisaties waardoor hij regelma- Nel Koren: een prima leventje tig weg is en Nel thuis moet blijven om op de zaak te passen. „Er moet altijd, iemand thuis zijn, we laten de boel nooit zomaar onbeheerd achter. Er kan immers altijd wat gebeuren met een van de dieren. Wan neer we een dagje uitgaan dat gebeurt best wel eens vragen we de buurman af en toe even te gaan kijken. Wanneer er zieke dieren zijn of wanneer Je in de kal- vertljd zit, gaan we nooit samen weg, dan blijft er altijd iemand thuis. Wat we tot nog toe nog nooit gedaan hebben, is echt met vakantie gaan. Niet vanwege finan ciële redenen, maar omdat mijn man daar nogal conservatief in is. Ik sta op dat punt niet achter hem. HIJ kan vreselijk moeilijk afstand doen van z'n werk; in wezen vindt hij dat niemand het allemaal zo goed doet als hijzelf. Ik ben daar wat luchtiger ln, we hebben notabene een zoon van 23, die zelf ook „in het vak" zit. Als die hier is, durf ik rustig weg te gaan. Ik wil proberen het er dit Jaar door te krijgen, dat we in juni een weekje weggaan. In eigen land om te beginnen. Je moet het niet direct te gek maken. Ik weet nu al, dat mijn man, als hij meegaat, regelmatig zal opbellen naar huls. Net alsof er zich onmiddellijk alle maal rampen zullen voltrekken, als hij de hielen gelicht heeft." Dat Nel het over het algemeen best naar haar zin heeft als boerin, komt natuurlijk ook, doordat het bedrijf niet met financië le zorgen te maken heeft. „We zijn een klein ééngezlns-bedrijf, een knecht zou den we beslist niet kunnen betalen. Ik ben eigenlijk de onbetaalde knecht. Op het ogenblik staan we er gunstig voor, we hebben onze melktank afbetaald en zitten nu alleen nog vast aan de afbetaling van onze stal, waarvoor we vijf jaar geleden een ton hebben geleend. We hebben eigen lijk nog nooit echt financieel getob gehad, zodat ik de ene dag niet wist, waarvan we de andere zouden moeten leven. Gelukkig niet. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat we het maar breed kunnen laten hangen. Je denkt over alle grotere uitgaven wel degelijk na en nu de kinderen studeren, komen bepaalde huishoudelijke uitgaven niet aan de orde. Ik zöu graag het voorhuls verbouwen, maar daar hebben we op het ogenblik het geld niet voor. Het is ook zo, dat „achter" altijd voor gaat. wat het geld betreft. Ik heb daar geen moeite mee. onze inkomsten komen tenslotte uit het be drijf, dus daar moet je ook ln investeren. WIJ leven van de opbrengst van de melk (51 cent per liter) en van de verkoop van kalveren (per jaar verkopen we zo'n zes tot acht vaarzen, waarvoor we twee- tot drie duizend gulden per stuk krijgen; de stier kalfjes verkopen we direct na de geboorte, die brengen zo'n drie en een half tot vier honderd gulden per stuk op). Vorig jaar hadden we een belastbaar inkomen van 20.000 gulden. Ik gebruik per week zo'n vijfhonderd gulden voor de dagelijkse za ken. eten en drinken, maar ik heb wel de mogelijkheid eens wat meer van de bank te halen als er extra dingen gedaan moe ten worden, zoals kleren kopen. Ik vind het fijn om er leuk uit te zien, daar heb ik wel wat voor over. Ik erger me altijd rot aan boeren die zich zo ouderwets kleden in van die pakken, die een uur ln de wind stinken naar kuil gr as. Dat is helemaal niet nodig, daarmee doe Je Jezelf echt te kort. Maar Ja, sommige boeren geven daar niets om. die kunnen iets heel zelfgenoeg zaams hebben, ze zijn goed zoals ze zijn, ze hebben genoeg aan zichzelf en zien zich zelf en hun leven als norm voor iedereen, ze hebben vaak niet erg veel sociaal ge voel; dat is een soort boeren, waarmee ik niet graag te maken heb." Prima leventje^— Hoe ziet de toekomst eruit voor Nel? „Misschien dat ik later nog weieens een parttime baan buitenshuls neem, graag een baan met veel contacten met mensen, opvang van moeilijke kinderen bijvoor beeld. Mijn man zal wel gek kijken, denk ik, wanneer ik echt buitenshuis zou gaan werken. Misschien ga ik ook Juist meer op de boerderij werken, als mijn man meer tijd gaat steken in bestuurlijke func ties, dat is ook een mogelijkheid. We zien het wel. Op het ogenblik heb ik een prima leventje, zo mag het best nog een tijdje blijven". lijke k ond door Huub Elzerman jrwijsj liet spijt me", zei de belastingconsulent, „maar dit )mschjrüet correct. U voert uw verhuizing op als een EA. (Jzondere last, maar ik vrees dat de f 057?lastinginspecteur daarmee niet akkoord zal dat fout?", vroeg de man verbaasd. „Ik dacht aan kt er voor invaliden, die op medische indicatie e. 0nahuizen een vergoeding voor verhuis- en Ichtingskosten bestond". ile regeling bestaat wel", gaf de itingconsulent toe, „maar niet bij de fiscus. ieer u op grond van een medische Indicatie int verhuisd, dan moet u zich tot de ifsvereniging wenden". blaas wist de man dat niet. Hij was een paar jaar larvoor wegens nerveuze klachten volledig tbeidsongeschikt verklaard en sinds die tijd ktving hij een WAO-uitkering. Aanvankelijk had b nog hardnekkig geprobeerd om een nieuwe baan B magazijnchef te vinden, maar toen dat niet (kte, besloot hij te verhuizen naar zijn lboorteplaats, waar ook al een kind van hem Donde. Een dag na het bezoek van de ilastingconsulent schreef de vroegere Iftgazijnchef eeh brief aan de bedrijfsvereniging, fcarin hij in het kader van de WAO (nu AAW) vroeg ti een vergoeding krachtens de verhuis- en jrinrichtingsregeiing. Dat was ruim een jaar na |n verhuizing. i kent de arbeidsongeschiktheidswet Inderdaad n verhuis- en herinrichtingsregeling, maar zo'n 'huizing moet medische achtergrond hebben. De Ijfsvereniging stuurde, zoals gebruikelijk, dan k prompt een sociale verzekeringsarts naar de -magazijnchef. Deze arts liet weten dat hij ook hteraf tot de conclusie kwam dat er, gezien 's ins nerveuze aard, een medische indicatie voor de rhuizing bestond en dat om die reden ook de late nvraag door de vingers kon worden gezien. De ychiater van de Gemeenschappelijke Medische enst bleek er minder soèpel over te denken. „Die late aanvraag berust niet op onvermogen of knacht, maar op louter onkunde", merkte hij op. »rf au twas voor de ma^aziJnchef een hele vervelende merking, want de psychiater attendeerde de drijfs vereniging met die uitlating op het feit dat bekendheid met de wet voor de beroepsrechter :t als een excuus voor een verzuim wordt nvaard. „Onmacht" of „onvermogen" zou arschijnlljk wèl als een verontschuldiging zijn Iffivaard, maar nu moest de aanvraag op Mttechnische gronden" worden afgewezen, jthans dat vond de psychiater. Jlgauw bleek dat ook de bedrijfsvereniging dat een «te redenering vond. De volgende brief ging naar agazijnchef: „U komt niet in aanmerking voor tl verhuls- en herinrichtingsvergoeding. Zowel de \0 als de AAW geven de bedrijfsvereniging de [Voegdheid om u in aanmerking te brengen voor zieningen tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid, maar zowel het bestuur van de bedrijfsvereniging als de Gemeenschappelijke Medische Dienst staat op het standpunt dat vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten slechts kan worden verleend, indien de periode tussen de datum van verhuizing en de datum van aanvrage bij de bedrijfsvereniging niet langer dan een Jaar is". „Ik wist dat toch niet", mopperde de man, en hij legde zijn zaak voor aan de Raad van Beroep. Bij de beroepsrechter vond hij geen willig oor. Er was inmiddels een tweede psychiater ingeschakeld en ook deze arts liet in het midden of de verhuizing nu wel of geen medische noodzaak had. Nee, hij beperkte zich tot de opmerking dat er medisch gezien geen reden was om de te late aanvraag te verontschuldigen. „Ik vind het niet onredelijk dat er ln dit soort gevallen een termijn van een Jaar ln acht wordt genomen", schreef de arts. „Mooie boel", sneerde de magazijnchef. „Ik mis die vergoeding omdat ik niet precies wist bij wie ik moest zijn, maar als ik volgens de heren psychiaters maar gek genoeg zou zijn geweest, dan had ik die vergoeding wèl gekregen". De man nam het niet en hij stapte naar de Centrale Raad van Beroep. Daar werd allereerst de afwijzingsgrond van de bedrijfsvereniging nog eens bestudeerd. De bedrijfsvereniging meende dat de vergoeding „slechts kon worden verleend Indien de periode tussen de datum van verhuizing en de datum van de aanvrage niet langer dan een Jaar is". Nu staat die zinsnede niet in de wet, maar de sociale verzekeringsmannen grepen terug naar het wetsartikel, waarin staat dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet vroeger kan Ingaan dan een Jaar vóór de dag, waarop de aanvraag werd ingediend. De bedrijfsvereniging kan daarvan in bijzondere gevallen afwijken. „Waarom", zo redeneerden de sociale verzekeringsmannen, „zou voor een voorziening niet dezelfde termijn gelden als voor de uitkering zelf? Het gaat in belde gevallen om één en dezelfde wet". „We hebben al eens eerder gezegd", verzuchtte de centrale raad, „dat het de bedrijfsvereniging vrij staat om in dit soort gevallen een termijn te stellen. Na afloop van die termijn behoeft de bedrijfsvereniging behoudens bijzondere omstandigheden niet meer in te gaan op een verzoek om toekenning van een éénmalige voorziening". De centrale raad liet vervolgens in het midden hoe groot die termijn dient te zijn. „Van geval tot geval zal de rechter aan de hand van de omstandigheden een oordeel moeten vellen over de vraag of de afwijzing in overeenstemming is met de redelijkheid". Voor de centrale raad stond vast dat die afwijzing ln dit geval onredelijk was. Het college verwees daarbij niet alleen naar de Juridische argumenten, die in het geding waren gebruikt, maar er kwamen zowaar ook nog nieuwe feiten boven water. „Om te beginnen", zei de raad, „blijkt dat de magazijnchef niet op de hoogte was met de richtlijnen die de bedrijfsvereniging hanteert, maar dat betekent geenszins dat er sprake was van een mogelijk niet te verontschuldigen onbekendheid met de wet. Die richtlijnen hoefde de man niet te kennen, zodat zijn onwetendheid op dat punt in beginsel niet van belang is". Een belangrijk punt vond de raad dat bij de magazijnchef steeds de gedachte had geleefd, dat voor de verhuizing medische gronden doorslaggevend waren. Illustratief ln dit verband was een brief van zijn internist, die opmerkte dat er voor de verhuizing een medische noodzaak bestond en dat de kosten van die verhuizing fiscaal aftrekbaar zouden zijn. Op grond van dit advies verhuisde de magazijnchef. Pas toen hij hoorde dat hij bij de belastingdienst aan het verkeerde adres was, wendde hij zich terstond tot de bedrijfsvereniging. „Op dat moment", oordeelde de raad, „was er nog niet een zodanige periode verstreken dat de bedrijfsvereniging alleen al om die reden de aanvraag naast zich neer kon leggen. Daarvoor was te minder reden wanneer er óók op de labiele gezondheidstoestand van de man was gelet". Zo kreeg de magazijnchef ln laatste instantie toch nog zijn verhuiskosten van in totaal 1100 gulden. Dat hij dat geld pas kreeg na Jaren procederen „dankte" hij merkwaardigerwijs aan drie artsen. De eerste kende kennelijk het verschil niet tussen de belastingdienst en de bedrijfsvereniging. De twee psychiaters riepen dat „iedere Nederlander geacht moet worden de wet te kennen", toen er ln het geheel geen sprake was van een wettelijk voorschrift, maar van een Interne richtlijn. Wanneer zij zich hadden beperkt tot hun vakgebied het lichamelijke en geestelijke welzijn van de magazijnchef en Juridische problemen zouden hebben overgelaten aan daarvoor gekwalificeerde juristen, dan was hun patiënt ln leder geval een Jarenlange procedure bespaard gebleven. Waar de mensen het, weer of geen weer, het ln dit kleine land zo druk mee hebben? Juist, met invullen! Het viel me deze week weer eens op toen de D'66er drs. M. B. Engwirda in een radio- uitzending van zijn partij aan het woord was. Dat in die tien minuten „dat" en „wat" door el kaar gehusseld werden („...be leid, wat zich richt op...", ,,.:.on- derzoek, wat verricht ls...") en dat het „afbouwen" van Iets ter sprake kwam (fout, want het ging niet over het voltooien maar om het doen verdwijnen ervan) laat ik hier verder maar rusten. Het gaat me nu om die „invullerlj". Het begrip selectie ve economische groei is, zei het Kamerlid, nog niet „ingevuld" en met een andere zaak is het net zo. Mijn aandacht werd er extra door getrokken omdat ik kort tevoren, luisterende naar wat de heer Wiegel ons volk te zeggen had, verbaasd vaststelde dat hij niet alleen sprak over het zoeken naar oplossingen maar ook over het „Invullen" daarvan. Om streeks dezelfde tijd had lk een andere spraakmaker, Wlm Kok van de FNV (o, welke duistere macht wil mij toch steeds „het" FNV doen schrijven, een federa tie ls toch niet onzijdig?) horen zeggen dat we, behalve over het doen van keuzen ook moeten praten over alweer het „In vullen" ervan. Wat valt er. vroeg lk me wat geprikkeld af, nog voor belangrijks te ondernemen als de oplossing gevonden of de keus gedaan ls? Ja natuurlijk, meestal zal de gedachte moeten worden omgezet in een daad maar wie om die aan te dulden het woord ..invullen" van stal haalt maakt zich lk kan het niet anders zien schuldig aan overbodige gewichtigdoenerij of modieuze prietpraat. Of zou er toch wat meer, lets „diepers" aan de hand zijn dan ik hiervoor liet blijken? Zitten we soms midden in het proces van een van die langzaam terrein winnende betekenis-veranderin gen die op een goeie of een kwaaie dag „erkend" worden door vermelding ln een woorden boek? Met een paar van die ge vallen had ik Juist dezer dagen te maken. De ontvangst van een PLO-functlonaris op het minis terie van buitenlandse zaken lokte een protest uit van hon derd geestelijken, meldde deze krant. Onder die geestelijken waren ook nlet-roomsen en on der onze redacteuren - als im mer trachtende de zaken goed te onderschelden ontstond een twistgesprek over de vraag of Je de heren dan wel „geestelijken" kunt noemen. Moet dat woord niet gereserveerd worden voor de roomsen? Van Dale voelt vee) voor het laatste". „Inzonderheid r.k.", tekent het woordenboek aan en ln de daarop volgende omschrijving vind Je weinig van de protestantse pastor terug en veel van de roomse: „Iemand die door de kerkelijke wijding de macht heeft te leren, te consa creren en te besturen". Ter re dactie kwamen we echter tot de slotsom dat Van Dale ook op dit punt een tikje behoudend is: het woord „geestelijke" ls bezig de bijzondere band met Rome te verbreken, een .reformatorisch geestelijke" ls al lang niet onbe staanbaar of afschrikwekkend meer! Dan was er een vraag uit de lezerskring: hoe zit het toch met dat woord „akefletje"? De vraag prikkelde mijn nieuwsgierigheid en ik ben op een kleine onder- zoeksreis gegaan. Maar ach, het bleek 41 onzekerheid, zo ver mijn oog reikte. In de eerste plaats was er de spelling: De Vries en Te Winkel namen ln de vorige eeuw in hun befaamde woorden lijst .akefletje" op, maar een blik ln de woordenboeken-van- nu- leert dat daaraan zeker drie spellingen toegevoegd zijn: ak kefietje, akkevietje en akevletje. Van Dale heeft kennelijk voor keur voor „akkevietje"; Koenen/ Endepols. dat in een van zijn zeer oude drukken „Ak(k)efiet- Je" vermeldt, kiest nu gewoon voor „akkefietje". Vrijheid blij heid, zullen we maar denken, ge woon schjijveifr wat Je 't leukste vindt! Tergend onzekerheid ook over de afkomst van het woord. De samenstellers van het tweede deel van het grote „woorden boek der Nederlandse taal, ver schenen ln het „kronlngs-Jaar" 1808, achtten het waarschijnlijk dat „akefletje" een verbastering is van „aqu vita", levenswater, oftewel: brandewijn. Een aqua- vitje of akefletje zou dan „een drankje, een slokje" zijn en de volksmond zou „een lelijk ake fletje" (die combinatie kwam het meest voor) zijn gaan gebruiken voor een lastig, onaangenaam karweitje. (Zoals het grote woordenboek niet onaardig vaststelt: „een overdracht, zeker niet bevreem dend ln de taal onzer volksklas se, die nooit afkerig geweest ls van een slokje...") In een ln 1956 verschenen supplement van het grote woordenboek wordt deze fraaie verklaring echter ..zeer qn- zeker" genoemd. En dan de betekenis: die is flink verruimd. In de vorige eeuw werd een „akefletje" uitsluitend „ongaarne en met weerzin" ver richt. Dat kan nog steeds zo zijn, maar dat vervelende karakter ls niet wezenlijk meer. het kan nu ook „een karweitje in het alge meen" zijn, zonder enige bijge dachte aan iets onprettigs. Bo vendien ls er de betekenis „een gevalletje, een zaakje" bijgeko men. Verandering volop dus. le der woelt erom, zou je met de dichter van een uit 1784 date rend gezang, Pieter Leonard van de Kasteele, kunnen zeggen. Tenslotte: hiervoor had lk het over de „erkenning" door ver melding ln een woordenboek. Er ls. zoals de omroepglds van de NCRV onthult, tenminste één predikant aan wie die „eer" te beurt is gevallen: ln de 27ste druk van Koenen/Endepols wordt da. A. C. D. van den Bosch uit Glnneken genoemd onder „dagsluiter": „..bekend als dags luiter van de televisie". En dan te bedenken dat „dagsluiter" ln Van Dale ontbreekt. Foei toch! -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17