él Koren: een tevreden boerin
Verhuizing
Ieder woelt hier
om verandring
SOCIAAL BERECHT!
IRDAG 19 APRIL 1980
TROUWKWARTET 17
werken, weinig waardering, veel verschillende taken,
einig vrije tijd kortom een leven met de nodige harde
aten. Zo kwam het bestaan van de Nederlandse boerin
gisteren in deze krant naar voren op grond van een onder- bestaan? Een interview met een van de 150.000 Nederlandse
zoek. Is het allemaal echt zo somber voor de vrouw op de boerinnen vertelt er meer over.
boerderij of zitten er ook wel vrolijke kanten aan haar
|oor Cisca Dresselhuys
)ortge(;
uitgj
febri
unctie
krijgb
aal 3
kers
ordt
>len in
r»
ren
erwijz»
di bi
ÏIEUWE NIEDORP Nel Koren
2) vindt het fijn om boerin te
Jjn. Ze is het al vanaf haar acht
ende, toen ze trouwde met een
oerenzoon, die later het bedrijf
an zijn vader zou overnemen,
ijzelf kwam ook van een boerde-
j, dus ze wist wel min of meer
•aaraan ze begon.
u ze er 24 jaar als boerin heeft opzitten,
ze nog steeds tevreden met haar be-
aan, hoewel er natuurlijk hier en daar
dingen zijn, die ze graag anders zou
en. „De belangrijkste reden, dat ik me
ettig voel als boerin is dat de verhou-
ng tussen mij en mijn man goed is. Je
^nkt misschien: wat heeft dat nu met het
rin-zijn te maken, maar dat is echt een
rste vereiste, omdat je dag in dag uit op
kaars lip zit en samen een bedrijf voert,
•t is fijn met elkaar een zaak te hebben,
:^aar dan moet de boer zijn vrouw wel in
iar waarde schatten en haar de ruimte
•ven. Bovendien moet hij haar werk
aarderen. Dat gebeurt, denk ik, lang niet
alle boerderijen, maar mijn man heeft
altijd gewaardeerd en bij alles betrok-
;n. Een stuk van de ruimte, die ik nu heb,
:b ik wel moeten bevechten, hoor. Want
n man is, als zoveel boeren, eigenlijk
:1 conservatief in veel opzichten. Hij zou
ït, denk ik, het fijnst vinden, als ik de
:1e dag als een gek zou werken. Maar dat
ie ik niet meer. Ik neem rustig de tijd
ior mezelf, als ik dat nodig vind. Ik voel
e niks schuldig, wanneer ik eens een
irtje ga fietsen of lekker lezen, terwijl hij
irkt. Een mens moet voor zichzelf opko-
en, een vrouw ook. Ze moet niet de slaaf
tn haar man of het bedrijf worden."
;1 Koren, moeder van twee grote kinde-
n (de oudste zoon studeert in Wagenin-
in en de dochter zit voor haar eindexa-
jirect^en athenaeum en wil daarna geschiede-
irecte s gaan studeren) vindt dat haar leven de
latste jaren gemakkelijker is geworden,
itereqk heb het minder druk dan vroeger; we
•bben de zaak hier voor een deel geauto-
atiseerd, de mest in de koeienstal wordt
itomatische verwijderd, we melken au-
Omatisch en de melk gaat vanzelf de
■eltank in. Dat scheelt natuurlijk veel
irk. Maar ik heb het ook makkelijker
fkregen, omdat ik me niet meer laat
|>jutten om altijd bezig te zijn. Je kunt op
m boerderij tenslotte wel elke minuut
stuur
aat C
reel'
werken, maar het is je eigen verantwoor
ding om ook eens niets te kunnen doen. Ik
ben nogal netjes aangelegd, maar als het
er bij mij voor het oog schoon uitziet, ga ik
niet elke dag het huis met bezemen keren.
Dan lees ik liever een uurtje of ga wat
schilderen of knippen. Ik ben nogal een
migrainemens, soms heb ik dagen dat ik
niet op of neer kan van de hoofdpijn.
Wanneer ik zoiets voel aankomen, doe ik
het rustig aan, ik ga eens een uurtje lig
gen. Het is namelijk opvallend, dat die
aanvallen vooral komen, wanneer ik me
heel erg druk heb gemaakt. Vroeger zou ik
misschien doorgepeesd hebben, totdat
het niet meer ging, maar dat doe ik nu
echt niet meer."
Werkdagen'
Toch liegen de werkdagen van Nel er niet
om. Nels specifieke taken zijn de huishou
ding, het verzorgen van het jongvee en de
schapen, het doen van alle bevallingen bij
de schapen en het schoonhouden van de
ruimte, waar de koeltank voor de melk
staat. Zij staat elke dag om zeven uur op,
verzorgt de ontbijtboel en gaat daarna
naar achter om de kalfjes te voeren, om
acht uur wordt er ontbeten en vertrekt de
dochter naar school, daarna gaat Nel de
schapen voeren, die een paar weilanden
van het huls verwijderd rondlopen, weer
thuis gaat ze achter schoonmaken: de
melktank afboenen, de leidingen schoon
maken enz. Dan is het koffietijd, daarna
gaat ze niet meer naar achter, maar gaat
aan het werk in de huishouding: bedden
maken, stofzuigen, het hele huis even
door, dan is het inmiddels tijd geworden
om een boterham te eten, daarna gaan Nel
en haar man even een half uurtje languit,
op de bank of op bed, soms wil dat half
uurtje wel eens een uurtje worden, vooral
wanneer ze 's nachts zijn op geweest bij de
bevalling van een koe of een schaap. Daar
na gaat Nel boodschappen doen, wat in de
tuin werken of naaien, ook wel eens een
eindje fietsen of bij iemand op visite, dan
is het tijd om de kalfjes en de schapen
weer te gaan voeren, eten koken, eten,
afwassen en dan is er, als er geen koeien of
schapen moeten bevallen, rust. 's Avonds
doet Nel in normale gevallen niets
meer op de boerderij.
Geen vakantie
Nels man heeft nogal wat functies in land
bouworganisaties waardoor hij regelma-
Nel Koren: een prima leventje
tig weg is en Nel thuis moet blijven om op
de zaak te passen. „Er moet altijd, iemand
thuis zijn, we laten de boel nooit zomaar
onbeheerd achter. Er kan immers altijd
wat gebeuren met een van de dieren. Wan
neer we een dagje uitgaan dat gebeurt
best wel eens vragen we de buurman af
en toe even te gaan kijken. Wanneer er
zieke dieren zijn of wanneer Je in de kal-
vertljd zit, gaan we nooit samen weg, dan
blijft er altijd iemand thuis. Wat we tot
nog toe nog nooit gedaan hebben, is echt
met vakantie gaan. Niet vanwege finan
ciële redenen, maar omdat mijn man daar
nogal conservatief in is. Ik sta op dat punt
niet achter hem. HIJ kan vreselijk moeilijk
afstand doen van z'n werk; in wezen vindt
hij dat niemand het allemaal zo goed doet
als hijzelf. Ik ben daar wat luchtiger ln, we
hebben notabene een zoon van 23, die zelf
ook „in het vak" zit. Als die hier is, durf ik
rustig weg te gaan. Ik wil proberen het er
dit Jaar door te krijgen, dat we in juni een
weekje weggaan. In eigen land om te
beginnen. Je moet het niet direct te gek
maken. Ik weet nu al, dat mijn man, als hij
meegaat, regelmatig zal opbellen naar
huls. Net alsof er zich onmiddellijk alle
maal rampen zullen voltrekken, als hij de
hielen gelicht heeft."
Dat Nel het over het algemeen best naar
haar zin heeft als boerin, komt natuurlijk
ook, doordat het bedrijf niet met financië
le zorgen te maken heeft. „We zijn een
klein ééngezlns-bedrijf, een knecht zou
den we beslist niet kunnen betalen. Ik ben
eigenlijk de onbetaalde knecht. Op het
ogenblik staan we er gunstig voor, we
hebben onze melktank afbetaald en zitten
nu alleen nog vast aan de afbetaling van
onze stal, waarvoor we vijf jaar geleden
een ton hebben geleend. We hebben eigen
lijk nog nooit echt financieel getob gehad,
zodat ik de ene dag niet wist, waarvan we
de andere zouden moeten leven. Gelukkig
niet. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
we het maar breed kunnen laten hangen.
Je denkt over alle grotere uitgaven wel
degelijk na en nu de kinderen studeren,
komen bepaalde huishoudelijke uitgaven
niet aan de orde. Ik zöu graag het voorhuls
verbouwen, maar daar hebben we op het
ogenblik het geld niet voor. Het is ook zo,
dat „achter" altijd voor gaat. wat het geld
betreft. Ik heb daar geen moeite mee. onze
inkomsten komen tenslotte uit het be
drijf, dus daar moet je ook ln investeren.
WIJ leven van de opbrengst van de melk
(51 cent per liter) en van de verkoop van
kalveren (per jaar verkopen we zo'n zes tot
acht vaarzen, waarvoor we twee- tot drie
duizend gulden per stuk krijgen; de stier
kalfjes verkopen we direct na de geboorte,
die brengen zo'n drie en een half tot vier
honderd gulden per stuk op). Vorig jaar
hadden we een belastbaar inkomen van
20.000 gulden. Ik gebruik per week zo'n
vijfhonderd gulden voor de dagelijkse za
ken. eten en drinken, maar ik heb wel de
mogelijkheid eens wat meer van de bank
te halen als er extra dingen gedaan moe
ten worden, zoals kleren kopen. Ik vind
het fijn om er leuk uit te zien, daar heb ik
wel wat voor over. Ik erger me altijd rot
aan boeren die zich zo ouderwets kleden
in van die pakken, die een uur ln de wind
stinken naar kuil gr as. Dat is helemaal
niet nodig, daarmee doe Je Jezelf echt te
kort. Maar Ja, sommige boeren geven daar
niets om. die kunnen iets heel zelfgenoeg
zaams hebben, ze zijn goed zoals ze zijn, ze
hebben genoeg aan zichzelf en zien zich
zelf en hun leven als norm voor iedereen,
ze hebben vaak niet erg veel sociaal ge
voel; dat is een soort boeren, waarmee ik
niet graag te maken heb."
Prima leventje^—
Hoe ziet de toekomst eruit voor Nel?
„Misschien dat ik later nog weieens een
parttime baan buitenshuls neem, graag
een baan met veel contacten met mensen,
opvang van moeilijke kinderen bijvoor
beeld. Mijn man zal wel gek kijken, denk
ik, wanneer ik echt buitenshuis zou gaan
werken. Misschien ga ik ook Juist meer op
de boerderij werken, als mijn man
meer tijd gaat steken in bestuurlijke func
ties, dat is ook een mogelijkheid. We zien
het wel. Op het ogenblik heb ik een prima
leventje, zo mag het best nog een tijdje
blijven".
lijke
k ond
door Huub Elzerman
jrwijsj
liet spijt me", zei de belastingconsulent, „maar dit
)mschjrüet correct. U voert uw verhuizing op als een
EA. (Jzondere last, maar ik vrees dat de
f 057?lastinginspecteur daarmee niet akkoord zal
dat fout?", vroeg de man verbaasd. „Ik dacht
aan kt er voor invaliden, die op medische indicatie
e. 0nahuizen een vergoeding voor verhuis- en
Ichtingskosten bestond".
ile regeling bestaat wel", gaf de
itingconsulent toe, „maar niet bij de fiscus.
ieer u op grond van een medische Indicatie
int verhuisd, dan moet u zich tot de
ifsvereniging wenden".
blaas wist de man dat niet. Hij was een paar jaar
larvoor wegens nerveuze klachten volledig
tbeidsongeschikt verklaard en sinds die tijd
ktving hij een WAO-uitkering. Aanvankelijk had
b nog hardnekkig geprobeerd om een nieuwe baan
B magazijnchef te vinden, maar toen dat niet
(kte, besloot hij te verhuizen naar zijn
lboorteplaats, waar ook al een kind van hem
Donde. Een dag na het bezoek van de
ilastingconsulent schreef de vroegere
Iftgazijnchef eeh brief aan de bedrijfsvereniging,
fcarin hij in het kader van de WAO (nu AAW) vroeg
ti een vergoeding krachtens de verhuis- en
jrinrichtingsregeiing. Dat was ruim een jaar na
|n verhuizing.
i kent de arbeidsongeschiktheidswet Inderdaad
n verhuis- en herinrichtingsregeling, maar zo'n
'huizing moet medische achtergrond hebben. De
Ijfsvereniging stuurde, zoals gebruikelijk, dan
k prompt een sociale verzekeringsarts naar de
-magazijnchef. Deze arts liet weten dat hij ook
hteraf tot de conclusie kwam dat er, gezien 's
ins nerveuze aard, een medische indicatie voor de
rhuizing bestond en dat om die reden ook de late
nvraag door de vingers kon worden gezien. De
ychiater van de Gemeenschappelijke Medische
enst bleek er minder soèpel over te denken. „Die
late aanvraag berust niet op onvermogen of
knacht, maar op louter onkunde", merkte hij op.
»rf au twas voor de ma^aziJnchef een hele vervelende
merking, want de psychiater attendeerde de
drijfs vereniging met die uitlating op het feit dat
bekendheid met de wet voor de beroepsrechter
:t als een excuus voor een verzuim wordt
nvaard. „Onmacht" of „onvermogen" zou
arschijnlljk wèl als een verontschuldiging zijn
Iffivaard, maar nu moest de aanvraag op
Mttechnische gronden" worden afgewezen,
jthans dat vond de psychiater.
Jlgauw bleek dat ook de bedrijfsvereniging dat een
«te redenering vond. De volgende brief ging naar
agazijnchef: „U komt niet in aanmerking voor
tl verhuls- en herinrichtingsvergoeding. Zowel de
\0 als de AAW geven de bedrijfsvereniging de
[Voegdheid om u in aanmerking te brengen voor
zieningen tot behoud, herstel of bevordering
van de arbeidsgeschiktheid, maar zowel het
bestuur van de bedrijfsvereniging als de
Gemeenschappelijke Medische Dienst staat op het
standpunt dat vergoeding van verhuis- en
herinrichtingskosten slechts kan worden verleend,
indien de periode tussen de datum van verhuizing
en de datum van aanvrage bij de bedrijfsvereniging
niet langer dan een Jaar is".
„Ik wist dat toch niet", mopperde de man, en hij
legde zijn zaak voor aan de Raad van Beroep. Bij de
beroepsrechter vond hij geen willig oor. Er was
inmiddels een tweede psychiater ingeschakeld en
ook deze arts liet in het midden of de verhuizing nu
wel of geen medische noodzaak had. Nee, hij
beperkte zich tot de opmerking dat er medisch
gezien geen reden was om de te late aanvraag te
verontschuldigen. „Ik vind het niet onredelijk dat
er ln dit soort gevallen een termijn van een Jaar ln
acht wordt genomen", schreef de arts.
„Mooie boel", sneerde de magazijnchef. „Ik mis die
vergoeding omdat ik niet precies wist bij wie ik
moest zijn, maar als ik volgens de heren psychiaters
maar gek genoeg zou zijn geweest, dan had ik die
vergoeding wèl gekregen". De man nam het niet en
hij stapte naar de Centrale Raad van Beroep. Daar
werd allereerst de afwijzingsgrond van de
bedrijfsvereniging nog eens bestudeerd. De
bedrijfsvereniging meende dat de vergoeding
„slechts kon worden verleend Indien de periode
tussen de datum van verhuizing en de datum van
de aanvrage niet langer dan een Jaar is". Nu staat
die zinsnede niet in de wet, maar de sociale
verzekeringsmannen grepen terug naar het
wetsartikel, waarin staat dat de
arbeidsongeschiktheidsuitkering niet vroeger kan
Ingaan dan een Jaar vóór de dag, waarop de
aanvraag werd ingediend. De bedrijfsvereniging
kan daarvan in bijzondere gevallen afwijken.
„Waarom", zo redeneerden de sociale
verzekeringsmannen, „zou voor een voorziening
niet dezelfde termijn gelden als voor de uitkering
zelf? Het gaat in belde gevallen om één en dezelfde
wet".
„We hebben al eens eerder gezegd", verzuchtte de
centrale raad, „dat het de bedrijfsvereniging vrij
staat om in dit soort gevallen een termijn te stellen.
Na afloop van die termijn behoeft de
bedrijfsvereniging behoudens bijzondere
omstandigheden niet meer in te gaan op een
verzoek om toekenning van een éénmalige
voorziening".
De centrale raad liet vervolgens in het midden hoe
groot die termijn dient te zijn. „Van geval tot geval
zal de rechter aan de hand van de omstandigheden
een oordeel moeten vellen over de vraag of de
afwijzing in overeenstemming is met de
redelijkheid". Voor de centrale raad stond vast dat
die afwijzing ln dit geval onredelijk was. Het college
verwees daarbij niet alleen naar de Juridische
argumenten, die in het geding waren gebruikt,
maar er kwamen zowaar ook nog nieuwe feiten
boven water.
„Om te beginnen", zei de raad, „blijkt dat de
magazijnchef niet op de hoogte was met de
richtlijnen die de bedrijfsvereniging hanteert, maar
dat betekent geenszins dat er sprake was van een
mogelijk niet te verontschuldigen onbekendheid
met de wet. Die richtlijnen hoefde de man niet te
kennen, zodat zijn onwetendheid op dat punt in
beginsel niet van belang is".
Een belangrijk punt vond de raad dat bij de
magazijnchef steeds de gedachte had geleefd, dat
voor de verhuizing medische gronden
doorslaggevend waren. Illustratief ln dit verband
was een brief van zijn internist, die opmerkte dat er
voor de verhuizing een medische noodzaak bestond
en dat de kosten van die verhuizing fiscaal
aftrekbaar zouden zijn. Op grond van dit advies
verhuisde de magazijnchef. Pas toen hij hoorde dat
hij bij de belastingdienst aan het verkeerde adres
was, wendde hij zich terstond tot de
bedrijfsvereniging.
„Op dat moment", oordeelde de raad, „was er nog
niet een zodanige periode verstreken dat de
bedrijfsvereniging alleen al om die reden de
aanvraag naast zich neer kon leggen. Daarvoor was
te minder reden wanneer er óók op de labiele
gezondheidstoestand van de man was gelet".
Zo kreeg de magazijnchef ln laatste instantie toch
nog zijn verhuiskosten van in totaal 1100 gulden.
Dat hij dat geld pas kreeg na Jaren procederen
„dankte" hij merkwaardigerwijs aan drie artsen. De
eerste kende kennelijk het verschil niet tussen de
belastingdienst en de bedrijfsvereniging. De twee
psychiaters riepen dat „iedere Nederlander geacht
moet worden de wet te kennen", toen er ln het
geheel geen sprake was van een wettelijk
voorschrift, maar van een Interne richtlijn.
Wanneer zij zich hadden beperkt tot hun vakgebied
het lichamelijke en geestelijke welzijn van de
magazijnchef en Juridische problemen zouden
hebben overgelaten aan daarvoor gekwalificeerde
juristen, dan was hun patiënt ln leder geval een
Jarenlange procedure bespaard gebleven.
Waar de mensen het, weer of
geen weer, het ln dit kleine land
zo druk mee hebben? Juist, met
invullen! Het viel me deze week
weer eens op toen de D'66er drs.
M. B. Engwirda in een radio-
uitzending van zijn partij aan
het woord was. Dat in die tien
minuten „dat" en „wat" door el
kaar gehusseld werden („...be
leid, wat zich richt op...", ,,.:.on-
derzoek, wat verricht ls...") en
dat het „afbouwen" van Iets ter
sprake kwam (fout, want het
ging niet over het voltooien
maar om het doen verdwijnen
ervan) laat ik hier verder maar
rusten. Het gaat me nu om die
„invullerlj". Het begrip selectie
ve economische groei is, zei het
Kamerlid, nog niet „ingevuld"
en met een andere zaak is het net
zo. Mijn aandacht werd er extra
door getrokken omdat ik kort
tevoren, luisterende naar wat de
heer Wiegel ons volk te zeggen
had, verbaasd vaststelde dat hij
niet alleen sprak over het zoeken
naar oplossingen maar ook over
het „Invullen" daarvan. Om
streeks dezelfde tijd had lk een
andere spraakmaker, Wlm Kok
van de FNV (o, welke duistere
macht wil mij toch steeds „het"
FNV doen schrijven, een federa
tie ls toch niet onzijdig?) horen
zeggen dat we, behalve over het
doen van keuzen ook moeten
praten over alweer het „In
vullen" ervan. Wat valt er. vroeg
lk me wat geprikkeld af, nog
voor belangrijks te ondernemen
als de oplossing gevonden of de
keus gedaan ls? Ja natuurlijk,
meestal zal de gedachte moeten
worden omgezet in een daad
maar wie om die aan te dulden
het woord ..invullen" van stal
haalt maakt zich lk kan het
niet anders zien schuldig aan
overbodige gewichtigdoenerij of
modieuze prietpraat.
Of zou er toch wat meer, lets
„diepers" aan de hand zijn dan
ik hiervoor liet blijken? Zitten
we soms midden in het proces
van een van die langzaam terrein
winnende betekenis-veranderin
gen die op een goeie of een
kwaaie dag „erkend" worden
door vermelding ln een woorden
boek? Met een paar van die ge
vallen had ik Juist dezer dagen te
maken. De ontvangst van een
PLO-functlonaris op het minis
terie van buitenlandse zaken
lokte een protest uit van hon
derd geestelijken, meldde deze
krant. Onder die geestelijken
waren ook nlet-roomsen en on
der onze redacteuren - als im
mer trachtende de zaken goed te
onderschelden ontstond een
twistgesprek over de vraag of Je
de heren dan wel „geestelijken"
kunt noemen. Moet dat woord
niet gereserveerd worden voor
de roomsen? Van Dale voelt vee)
voor het laatste". „Inzonderheid
r.k.", tekent het woordenboek
aan en ln de daarop volgende
omschrijving vind Je weinig van
de protestantse pastor terug en
veel van de roomse: „Iemand die
door de kerkelijke wijding de
macht heeft te leren, te consa
creren en te besturen". Ter re
dactie kwamen we echter tot de
slotsom dat Van Dale ook op dit
punt een tikje behoudend is: het
woord „geestelijke" ls bezig de
bijzondere band met Rome te
verbreken, een .reformatorisch
geestelijke" ls al lang niet onbe
staanbaar of afschrikwekkend
meer!
Dan was er een vraag uit de
lezerskring: hoe zit het toch met
dat woord „akefletje"? De vraag
prikkelde mijn nieuwsgierigheid
en ik ben op een kleine onder-
zoeksreis gegaan. Maar ach, het
bleek 41 onzekerheid, zo ver mijn
oog reikte. In de eerste plaats
was er de spelling: De Vries en
Te Winkel namen ln de vorige
eeuw in hun befaamde woorden
lijst .akefletje" op, maar een
blik ln de woordenboeken-van-
nu- leert dat daaraan zeker drie
spellingen toegevoegd zijn: ak
kefietje, akkevietje en akevletje.
Van Dale heeft kennelijk voor
keur voor „akkevietje"; Koenen/
Endepols. dat in een van zijn
zeer oude drukken „Ak(k)efiet-
Je" vermeldt, kiest nu gewoon
voor „akkefietje". Vrijheid blij
heid, zullen we maar denken, ge
woon schjijveifr wat Je 't leukste
vindt!
Tergend onzekerheid ook over
de afkomst van het woord. De
samenstellers van het tweede
deel van het grote „woorden
boek der Nederlandse taal, ver
schenen ln het „kronlngs-Jaar"
1808, achtten het waarschijnlijk
dat „akefletje" een verbastering
is van „aqu vita", levenswater,
oftewel: brandewijn. Een aqua-
vitje of akefletje zou dan „een
drankje, een slokje" zijn en de
volksmond zou „een lelijk ake
fletje" (die combinatie kwam het
meest voor) zijn gaan gebruiken
voor een lastig, onaangenaam
karweitje.
(Zoals het grote woordenboek
niet onaardig vaststelt: „een
overdracht, zeker niet bevreem
dend ln de taal onzer volksklas
se, die nooit afkerig geweest ls
van een slokje...") In een ln 1956
verschenen supplement van het
grote woordenboek wordt deze
fraaie verklaring echter ..zeer qn-
zeker" genoemd.
En dan de betekenis: die is flink
verruimd. In de vorige eeuw
werd een „akefletje" uitsluitend
„ongaarne en met weerzin" ver
richt. Dat kan nog steeds zo zijn,
maar dat vervelende karakter ls
niet wezenlijk meer. het kan nu
ook „een karweitje in het alge
meen" zijn, zonder enige bijge
dachte aan iets onprettigs. Bo
vendien ls er de betekenis „een
gevalletje, een zaakje" bijgeko
men. Verandering volop dus. le
der woelt erom, zou je met de
dichter van een uit 1784 date
rend gezang, Pieter Leonard van
de Kasteele, kunnen zeggen.
Tenslotte: hiervoor had lk het
over de „erkenning" door ver
melding ln een woordenboek. Er
ls. zoals de omroepglds van de
NCRV onthult, tenminste één
predikant aan wie die „eer" te
beurt is gevallen: ln de 27ste
druk van Koenen/Endepols
wordt da. A. C. D. van den Bosch
uit Glnneken genoemd onder
„dagsluiter": „..bekend als dags
luiter van de televisie". En dan
te bedenken dat „dagsluiter" ln
Van Dale ontbreekt. Foei toch!
-