Spectrum Jaarboek1980
Speet ru m Jaarboek 1980
I SpectrumJaarboek1980
Spectrum Jaarboek 1980
De twee polen van
Wiesent hals jacht
Lezen is turen
naar de horizon
Ds. Dijk
14,90
Nu bij de boekhandel. Prijsvoordeel f 10,-.
Kalender, jaaroverzicht, perspectief, sport, almanak.
rS Tot 15 mei prijsvoordeel boekkado!
Tot 15 juli f 64,-. Daarna f 74,-.
Het begon in Jeruzalem
Joodse achtergronden in de bij
belboeken van Lukas. In de
tegenwoordige discussie over de
verhouding tussen Israël en de
kerk een uiterst actueel boek.
verkrijgbaar in uw boekhandel
uitgegeven door
Zomer Keuning - Ede
ADVERTENTIE
ADVERTENTIE
80 11 097/C INTRES intern reclamebureau spectrum
80 11 09 INTRES intern reclamebureau Spectrum
14J\
'UWKWARTET MAANDAG 14 APRIL 1980
HET BOEK EN DE VERANDERENDE SAMENLEVING
P 25/RH 27
I ADVERTENTIE
n
f vak
0',n9 80 11 097/© INTRES intern reclamebureau spectrum
ievr
473-i
ADVERTENTIE
80 11 097/C INTRES intern reclamebureau spectrum
door C. G. van Zweden
jlefon
ip u
r ten*
zig b»
Okke Jager
door C. G. van Zweden
Okke Jager is een vermaard lezer.
De literatuur is de helft van zijn
leven, zoals literatuur ook de
helft van zijn boekenkast uit-
J maakt. Althans, zo is het altijd bij
HAL"hem geweest. De laatste jaren
dag stelt zijn werk aan de theologi
sche hogeschool te Kampen der
mate hoge eisen, dat het gebied
van de literatuur wat moest wor
den Ingeperkt, maar hij vecht er
wnlvoor dat terrein zo groot mogelijk
'1jte houden.
zachiik ben bij dr. O. Jager terechtgekomen
1 4 omdat het de bedoeling was een gesprek
rbebamet een lezer te hebben. Lezers vind Je
r*an' natuurlijk op de hoek van de straat. Als Je
(een lezer wilt spreken lom je Je de moeite
besparen en bij de buren te biecht gaan.
Maar ik wilde een vermaarde lezer spre
ken, eentje die zijn hele leven zo bewust
met boeken in de weer is geweest, dat de
vruchten van die leesarbeid zichtbaar
zijn. Wat dat betreft was ik bij hem aan
het goede adres.
Behalve dat Jager immens veel heeft gele
zen. heeft hij ook veel geschreven. Ik
[maak daar een wat schuchtere opmerking
jover. „U hebt zelf een hele rij boeken
geschreven. Wel een stuk of twaalf, denk
ik, of misschien meer?"
„Nee", antwoord dr. Jager, het zijn er
meer. Als je alles meetelt kom ik op een
enveertig boeken.
Ik zat er met m'n taxatie dus wel een
eindje naast.
Hoeveel leest Okke Jager? Op die vraag
geeft hij liever geen rechtstreeks ant-
iwoord. Maar uit het gesprek blijkt dat zijn
,„leeswoede" indrukwekkend is. In zijn
J\/uhuls staan zesduizend boeken
(Aangezien hij theoloog van z'n vak is (hij
is wetenschappelijk hoofdmedewerker
aan de theologische hogeschool te Kam-
•en) had ik verwacht dat de theologische
erken zwaar oververtegenwoordigd zou-
len zijn, maar dat is niet zo. Er staan
leduizend theologische werken in zijn
amers. en drieduizend belletristische.
Fran(Van die laatste drieduizend zijn vijftien-
lules. honderd romans en vijftienhonderd boe-
te'0Vi%en van andere aard. Daaronder opval-
lend veel cultuurfilosofische werken.
Alle boeken die dr. Jager in zijn kast heeft
Jyystaan, heeft hij ook gelezen. Niet-gelezen
boeken hebben geen recht op een plaats in
de kasten. Op een blank-houten tafel in
I pijn studeerkamer liggen de boeken die
Onog geconsumeerd moeten worden. Bij
die nog niet gelezen boeken liggen drie
"^^theologische commentaren. Als ik daar
^en opmerking over maak, zegt hij:
^Theologische commentaren lees ik als
pen roman. Daar zijn collega's ook wel
pens verbaasd over. Vaak gebruiken theo
logen dat soort boeken als naslagwerk,
s Maar ik niet. Ik vind commentaren werke-
i" lijk boeiend; ik lees ze (om zo te zeggen) in
Één nik uit."
,f Intussen is die tweedeling in zijn boeken-
n bezit (de helft theologisch, de helft lite-
i- fair) typerend voor hem. Een theoloog die
1. de literatuur links laat liggen, kan hij zich
biet voorstellen. Want afgezien van het
k feit dat de bijbel (naast vele andere kwali-
n keiten) óók een literair standaardwerk is,
waarop literaire technieken moeten wor-
p den toegepast, is er ook nog het feit dat je
de huidige mensen, zoals ze werkelijk zijn,
bergens beter kunt leren kennen dan in de
literatuur. Die kennis heb je als pastor
hodig. Daar komt wat de literatuur betreft
kiog bij dat schrijvers niet alleen de reali
teit van het leven doorlichten, maar ze
koelen ook aan wat er komen gaat. Als je
fcnig Idee wilt hebben van de wereld van
aks, dan zul Je je tot de literatuur
toeten wenden.
)r. Jager is dan ook een gretig afnemer
tan allerlei bibliotheken (dat komt dus
tiovenop het aantal boeken dat in zijn
tifigkast staat).
mij heeft een periode in zijn leven gehad
dan#raarln zijn leeshonger zo moeilijk te stil-
opneJen was. dat hij zelfs op vakanties hele
aar zijjwffers vol boeken meenam. Maar achter
st is
jnds.
>on<£o
8151
J zegt hij dat dat niet zo erg gezond was.
u! Vakidioot
'uwens zijn huidige functie aan de ho-
-edtesch0°' doceert ethiek, evangellstiek
je n massa-communicatie) vergt een. aan-
edeni lenlijke Inzet, en dat betekent natutlrlijk
en beperking van de leestijd. Toch kan
Ad. ti ij de typische vakidioot niet begrijpen,
ten vakidioot is een man of een vrouw, die
Ivertei
Elsevier heeft een geheel
bijgewerkte herdruk van
Slmon Wiesenthals boek
„Moordenaars onder
ons" uitgebracht. In een
woord vooral bij deze
uitgave, herinnert Floris
B. Bakels aan de motie
ven die Wiesenthal tot
zijn vasthoudende jacht
aanleiding hebben gege
ven. Veel mensen den
ken dat hij door haat je
gens de nazi's wordt ge
dreven, maar niets is
minder waar.
Persoonlijke haatgevoelens
heeft Wiesenthal, die zelf gedu
rende vier Jaren de monster
achtigheid van de concentra
tiekampen ervoer, wel gekend,
maar die waren enkele jaren na
de oorlog geweken. Als hem
dan ook gevraagd wordt of het
hem niet mogelijk is te verge
ven, antwoordt hij: „Inderdaad
moet ik proberen te vergeven
wat men mfj heeft aangedaan.
Ik heb echter niet de bevoegd
heid te vergeven wat de miljoe
nen slachtoffers van de moord
op de joden, en de weinige
overlevenden is aangedaan.
Dat is niet aan mij". Bakels
citeert dit terecht. Dat is de
kern van de zaak, niet alleen
voor Wiesenthal.
Er is een tweede moment in dit
boek waarop even het licht
moet vallen. In een .naschrift"
herinnert Wiesenthal aan een
namiddag in september 1944,
toen hij als één van de weinige
overlevenden van het voor de
oprukkende Russen geliqui
deerde concentratiekamp Lvov
in gesprek was met de SS-kor-
poraal Merz, die een van de
weinige SS-bewakers was met
een menselijk optreden. Mere
zegt tegen Wiesenthal: „Veron
derstel eens dat u in Amerika
was. Wat zou u daar dan vertel
len?" Wiesenthal ontwijkt aan
vankelijk het antwoord. Hoe
zou hij, als joodse gevangene
van de iS in Amerika moeten
komen? Hij zegt: „Ik kon even
goed proberen op de maan te
komen." Maar Mere houdt aan
en antwoordt: Denk u alleen
maar in Wiesenthal. dat u in
New York aankwam, en de
mensen u vroegen: „Hoe was
het in die Duitse concentratie
kampen? Hoe hebben ze u daar
behandeld?"
Na enig aarzelen (want het ant
woord zou in verkeerde aarde
kunnen vallen) antwoordt Wie
senthal: „Ik denkik denk
dat ik de mensen de waarheid
zou vertellen. Herr Rotten-
führer."
Mere denkt over dat antwoord
na, en zegt dan: „U zou de
mensen in Amerika de waar
heid vertellen. Dat is goed.
Maar weet u wat er zou gebeu
ren, Wiesenthal? Ze zouden u
niet geloven. Ze zouden zeggen
dat u gek bent. U misschien
zelfs in een gekkenhuis opslui
ten. Hoe zou iemand al deze
verschrikkelijke dingen kun
nen geloven tenzij hij er mid
denin geleefd heeft?"
Dit antwoord van de SS-korpo
raal Mere laat aan duidelijk
heid niets te wensen over. En
na de oorlog is het precies zo
gegaan. De nazi's hebben het
zo gruwelijk gemaakt, dat het
niet te geloven is. De terreur en
de moordzucht gingen alle
denkbare proporties te buiten.
Het is daarom opvallend, dat
het boek van Wiesenthal tus
sen deze twee polen is geklemd,
enerzijds de wetenschap dat
Wiesenthal geen eigen gevoe
lens wreekt, maar stem pro
beert te zijn van de slachtof
fers. anderzijds de wetenschap
dat het allemaal te gruwelijk
was. Niet te geloven, afgezien
nog van het feit dat de getui
gen schaars zijn omdat er zo
weinig overlevenden waren.
Tussen deze twee boekdelen.
treft u Wiesenthals ongeloof
lijke verslag. Men moet dit le
zen, men moet er kennis van
nemen, al was het terwllle van
de slachtoffers, en terwllle van
de schaarse overlevenden, voor
wie het zo bitter machteloos is
dat hun verhalen niet te gelo
ven zijn. Dit verslag van 35 Jaar
jagen op oorlogsmisdaden, is
een verslag dat gehoord en ge
lezen moet worden
Slmon Wiesentha: „Moorde
naars onder ons" Bijgewerkte
herdruk van Elsevier. Geïllu
streerd. Omvang 344 pag. Prijs
ƒ29,50.
werkelijk alle beschikbare tijd in het ei
gen vak meent te moeten steken (om bij te
blijven) en die geen tijd overhoudt om
zich in andere dingen te verdiepen. Een
vakidioot weet dus nagenoeg alles van het
eigen vak, maar is op alle andere gebieden
vaak een onbenul. Okke Jager kan zich
een dergelijke levenshouding niet inden
ken. Hij zegt: Als Je iets werkelijk wilt,
dan vind je er de tijd voor. Altijd.
Okke Jager ervaart de literatuur en de
theologie niet als concurrerende terrei
nen, integendeel, die gebieden gaan vloei
end in elkaar over. „Theologen", zegt hij,
„moeten met taal omgaan. Fundamenteel
is daarbij dat je oog krijgt voor de eenheid
van vorm en inhoud. Theologen hebben er
een handje van die twee zaken te schei
den, als het kaf van het koren. Maar dat is
onmogelijk en leidt trouwens tot vermin
kingen van de tekst. Vorm en inhoud zijn
zo hecht met elkaar verweven, dat je elke
poging tot schelding kunt vergeten. Dat
laatste kun je (mede) van de literatuur
leren."
Als Okke Jager over lezen praat, dan
praat hij over het literaire boe.-c, en nauwe
lijks over de gangbare bestseller. Veel
bestsellers bevestigen het infantiele ge
voelsleven, zegt hij. En hij voegt er cy
nisch aan toe: Het is al erg genoeg als
politici dat doen.
Wat betekent de literatuur voor hem? Op
die vraag zijn natuurlijk veel antwoorden
denkbaar, maar hij zegt: „De literatuur
doorbreekt ons vanzelfsprekendheidsge-
voel. Natuurlijk zoekt een mens (ook) naar
een zekere ordening van zijn chaos, maar
toch wil Je dat Je eigen systeem van tijd
tot tijd door elkaar wordt gehusseld.
Literatuur ls voor mij in de eerste plaats
een venster, méér nog dan een spiegel", zo
zegt hij.
Uitzicht
Met dat venster bedoelt hij dat de litera
tuur een uitzicht biedt. Dat uitzicht hoeft
allerminst fraai te zijn, en Is ook meestal
niet zo fraai. Toch kunnen we de
inzichten (c.q. vergezichten) die de litera
tuur ons biedt alleen tot onze schade
naast ons leerleggen. Want het venster
van de literatuur laat ons geen plaatjes
zien, maar werkelijkheid, en heel reële
(toekomst)beelden.
„Lezen", zegt hij. „is turen naar de hori
zon. De mens heeft zijn plaats nog niet
gevonden."
Houdt dat in dat hij zijn plaats ooit zal
vinden?
Nee. zegt Jager, die garantie kan er bin
nen de literatuur niet zijn.
Schrijven is volgens dr. Jager ook iets
anders dan een verhaaltje vertellen.
Schrijven, zegt hij, is het verkennen van
zichzelf, zij het dat een schrijver dat
meestal op een verhulde of ingeklede ma
nier doet. Vandaar dat je als lezer méér
moet doen dan de gang van een verhaal
volgen. Van belang is dat je ziet dat de
thema's van een schrijver vaak op meer
dan één niveau functioneren. En daar zie
Je opnieuw een relatie met de theologie,
want theologen moeten de mensen laten
zien dat ook de bijbel „gelaagd" is, en dat
ook de bijbelse thema's op meer dan één
niveau functioneren. Trouwens, de litera
tuur is in de theologische opleiding (uiter
aard) geen vreemdeling. Tot 1854 was het
zelfs voorschrift dat in de colleges ook
de romanliteratuur werd bestu
deerd. In dat jaar liet men die eis vallen,
maar dr. Jager kan het niet nalaten zijn
colleges evangellstiek opnieuw te kruiden
met de romanliteratuur (Hij is trouwens
niet de enige theologische docent die de
literatuur ter sprake brengt in zijn col
leges).
Dr. Jager meent dat de theologie te veel
en te lang met (geïsoleerde) begrippen
heeft gewerkt. Het is hoog nodig, zegt hij,
dat we onze theologische begrippen terug
vertalen in de oorspronkelijke krachtige
beelden, en dat we die eenheid van vorm
en inhoud weer leren zien. Bij het vertalen
van de bijbel zou je schilders, beeldhou
wers, televisie-regisseurs moeten betrek
ken. zo laat hij zich ontvallen. En alweer
wordt duidelijk, dat het gevoel voor dit
soort zaken mede door het lezen van lite
raire werken kan worden aangescherpt.
Maar, zo laat hij zich ineens ontvallen, het
lezen vanuit snobistische motieven kun je
wel vergeten. Lezen om gelezen te willen
hebben (om oppervlakkig te kunnen
meepraten), dat is geen lezen, zegt hij. Het
zit hem nooit in de hoeveelheid, maar
altijd in de kwaliteit van het lezen.
In dit verband heeft hij ook zijn bedenkin
gen bij het literatuuronderricht op de
middelbare scholen „Wat bedoelt de
schrijver metetc., men kent dat Zo
napluizend en analyserend kom je al gauw
tot die befaamde scheiding tussen vorm
en inhoud, terwijl het er juist om gaat de
eenheid te blijven zien. Volgens dr. Jager
zou men op de middelbare school heel
nadrukkelijk met de hedendaagse litera
tuur moeten beginnen, want dan zit Je
midden in de actuele politieke en maat
schappelijke vragen, midden in het he
dendaagse levensgevoel, in de religieuze
problematiek, en noem maar op. En als
dat platform stevig is gelegd, wordt het
interessant om af te dalen naar de vroege
re literaire stromingen. Dan kun je ook de
verbindingslijnen naar de eigen tijd laten
zien, en Je kunt aanwijzen hoe het ge
groeid is. Daar komt bij dat het schoolse
„moeten" veel aanvankelijke belangstel
ling heeft vernietigd.
Overdrijving
Even nog komt ook het onbegrip jegens
de moderne literatuur ter sprake. Het be
kende verschijnsel van de overdrijving in
de literatuur, is voor veel mensen een
struikelblok. Ze kunnen die bij gepompte
en vergrote beeldwerking niet bijster
waarderen. Je hoort de lezers dan zeggen:
Zo is het in de werkelijkheid toch niet. Dat
is overdreven. Misprijzend leggen ze dan
het boek, alsof het onbetrouwbaar zou
zijn, terzijde. Maar dr Jager honoreert de
overdrijving ten volle, vooral ook omdat
alles ervan afhangt hoe de schrijver zelf de
dingen heeft ervaren. Sommige dingen
kunnen in het leven een geweldige nadrak
krijgen, of beklemming oproepen, terwijl
diezelfde kwesties voor een ander van zeer
voorbijgaande, of voorlopige aard zijn.
Nee, zegt hij, wat wij als „overdreven"
ervaren, heeft juist als beeld doorgaans
centrale betekenis. Op plaatsen waar
schrijvers lijken te overdrijven, wordt het
dikwijls interessant. De literator heeft een
volstrekt unieke relatie tot de werkelijk
heid.
Nog een enkele opmerking maakt hij
over de huidige situatie in Nederland. Hij
zegt: „Ik weet niet of er in Nederland
zoveel wordt gelezen als de verkoopcijfers
suggereren. De omzetten van de boekhan
del zeggen mij niets. Ik denk dat veel
gekochte boeke$ vrijwel ongelezen of on
begrepen in de kast worden gezet." Dr
Jager meent dat er een verschuiving aan
de gang is. Een verschuiving van het lezen
naar het kijken. (Kijkboeken hebben op
merkelijk succes). Maar hij kan daar zon
der onderzoek natuurlijk geen nadere uit
spraken over doen.
ADVERTENTIE