'Juffrouw Hofmans' en de
^conferenties op Het Oude Loo
Lood ligt zwaar op de maag
s jfe:
Het tijdperk
van Juliana (2)
Wetenschap en techniek
*TERDAG 5 APRIL 1980
TROUW/KWARTET
BINNENLAND!
De pacifistisch getinte toespraken die koningin Juliana in april 1952
tijdens haar officieel bezoek in Amerika houdt en kort er na haar
bemoeienis bij de gratieverlening aan de ter dood veroordeelde oorlogsmis
dadiger Willy Lages brengen de naam van een zekere juffrouw Greet
Hofmans in de openbaarheid. Deze eenvoudige Amsterdamse vrouw, die de
.gave heeft wonderbaarlijke gevallen van genezing te kunnen bewerkstelli-
in door mensen op te dragen in het gebed is door koningin Juliana te hulp
geroepen voor haar dochter prinses Christina, die een ernstige oogafwij
king heeft. Juliana raakt hecht bevriend met de „gebedsgenezeres". In
dezelfde tijd gaat zij op kasteel Het Oude Loo conferenties beleggen met de
gang van zaken in de eerste Christengemeente als ideaal voor ogen. Enige
duizenden mensen zijn bij die samenkomsten betrokken. Daarover dit
tweede hoofdstuk uit Juliana's regeringsperiode.
door Fred Lammers
In april 1952 brengt koningin Juli-
fcna in gezelschap van prins Bern-
hard een drieweeks officieel be
zoek aan de Verenigde Staten. De
dag na haar aankomst spreekt zij
in het Capitool het Amerikaanse
Congres toe. De koningin heeft
•het in die rede over de wenselijk
heid te komen „tot één menselijk
Igeslacht, onder leiding en liefde
Ivan één God". Zij laat erop vol-
ijjen: „Onze menselijke wetgevin-
:en zoeken van verre de goddelij-
;e leiding en wet te volgen. Wij
;3even in de dageraad van een tijd,
Owaarin wij zullen moeten trach
ten dit te doen als één mensheid".
£en paar weken later zegt Juliana tegen
Jiet stadsbestuur van San Pranclsco: „wij
«ouden een krijgsplan moeten ontwerpen
'om de vrede te vereekeren. Een stem ge
boord hebbende in de woestijn van een
.troosteloze wereld, zijt gij geroepen tot
deze uw speciale opdracht". Door alle
toespraken die de koningin tijdens haar
^verblijf in Amerika houdt, loopt als een
;jode draad de oproep te strijden tegen
Öorlog en geweld en vóór de vrede.
dat
lluffi
de i
Die pacifistische uitlatingen trekken
sterk de aandacht. Het is in dat verband
dat de naam opduikt van een zekere „me
juffrouw Greet Hofmans", een dame met
reputatie van door gebed te kunnen
nezen. Juliana zou sterk onder invloed
deze op dat ogenblik 58-jarige vrouw
gekomen.
Mkrgaretha Hofmans komt opnieuw ter
sprake als koningin Juliana op 24 septem
ber 1952 gratie verleent aan de in de zomer
van 1950 ter dood veroordeelde oorlogs-
.misdadiger Willy Lages. Het is een beslis
sing die in het land grote beroering veroor
zaakt. Uit de gegevens die nu beschikbaar
•Zijn valt op te maken dat die gratieverle
ning destijds een heet hangijzer is geweest
;èn uiteindelijk wordt gegeven omdat ko
ningin Juliana vastbesloten weigert de
verantwoordelijkheid voor de voltrekking
het doodvonnis op-zich te nemen door
het met haar handtekening te bekrachti
gen. Is haar onverzettelijke houding in
deze zaak te verklaren uit haar contacten
met Greet Hofmans?
Feit is dat er in het voorjaar van 1948 een
persoonlijke relatie ontstaat met deze
vrouw. Juliana en Bernhard hebben haar
Tiulp ingeroepen in de hoop dat ze iets zal
kunnen doen aan het slechte zien van
prinses Christina.
Greet Hofmans, dochter van een Amster
damse sportleraar, is een wat zonderlinge
figuur. Een verlamde moeder en een zieke
zuster hebben vele Jaren haar aandacht
opgeëist. In de Jaren dertig werkt zij bij
een Amsterdams bedrijf als looninschrijf-
ster. Degenen die in die tijd met haar te
maken krijgen herinneren zich Juffrouw
Hofmans" als een enigszins zielige vrouw
met weinig contacten, die sterk is geïnte
resseerd in theosofie.
In de oorlogsjaren komt haar geloofsleven
in een crisis, nadat ze op een dag van
dichtbij meemaakt hoe de Duitse bezet
ters haar Joodse landgenoten behandelen.
Maar in maart 1946 krijgt ze in haar etage
woning aan de Amsterdamse Vijzelgracht
een visioen. Ze hoort een stem, waarin
haar opdracht wordt gegeven zieken en
mensen die in nood verkeren aan God op
te dragen. In eerste instantie verzet Greet
zich, maar als het visioen zich in de daar
op volgende dagen herhaalt geeft ze zich
gewonnen.
De tweede acte speelt zich kort erop af in
Hattem op het landgoed Molecaten, als de
daar wonende douarière, baronesse E. W.
van Heeckeren van Molecaten, een brief
krijgt van de haar onbekende Margaretha
Hofmans, waarin deze verwijst naar een
helderziende man, die vroeger in een huis
je op het landgoed heeft gewoond. Daar
zij opdracht heeft gekregen in zijn voet
sporen te treden, wil ze graag een onder
houd met de baronesse hebben. Nadat er
in de familiekring over is gepraat, gaat de
zoon van de douairière, baron W. J. van
Heeckeren van Molecaten, op een dag
naar Amsterdam om met Juffrouw Hof
mans kennis te maken.
De eerste indruk die de baron van Greet
krijgt is niet gunstig. Met haar lange ha
ren. puntige neus en ronduit lelijke, door
dringende ogen doet ze hem aan een to
verkol denken. Maar al gauw moet hij
toegeven dat ze hem toch wat doet. Is het
de uitstraling waarover Greet Hofmans
het later zo vaak zal hebben met mensen
die op haar weg komen?
Hoe dan ook, niet lang erna verschijnt
juffrouw Hofmans op Molecaten. Bij een
rondgang over het landgoed kiest zij het
meest afgelegen plekje uit om er een op
trekje neer te zetten. Het is een prachtig
stukje natuur, waar bijna nooit mensen
komen, op de oude baronesse na die er
„Juffrouw Hofmans"
...kind aan huis op Soestdijk
graag tijdens een wandeling een sigaretje
komt roken, ver van het aardse gewoel. De
familie Van Heeckeren probeert haar nog
tot andere gedachten te brengen, maar
Greet blijft bij haar besluit: op de plaats
die zij heeft aangewezen en nergens an
ders is het krachtencentrum, waar ze in
spiratie krijgt.
En zo gebeurt het. Greet Hofmans tegen
spreken is heel moeilijk, zo niet onmoge
lijk. In dezelfde periode huurt juffrouw
Hofmans een zaaltje af in de dorpskroeg
in Hattem. Daar gaat ze zitting houden.
De mensen stromen toe, zelfs uit Duits-
Juliana met prinses Christina. Het is
om haar dat Greet Hofmans aan het
hof wordt binnengehaald.
land komen na verloop van tijd de belang
stellenden met bussen vol aangereden. Er
zijn dagen dat Juffrouw Hofmans vijfhon
derd mensen aan zich voorbij ziet trekken.
De consulten duren maar kort. Het is ook
niet nodig dat Greet Hofmans de patiën
ten zelf ziet. ook een familielid kan bemid-
len. De ietwat gebogen, meestal in het
donker geklede vrouw, geeft aan de lopen
de band door hetgeen haar wordt geopen
baard.
Er doen zich tal van spontane genezingen
voor. Greet Hofmans blijft er eenvoudig
onder. Zij is slechts een instrument. Zij
geneest niet, ze draagt alleen maar op.
Daarom weigert ze ook voor haar bemid
deling geld te accepteren. Aan aardse be
zittingen hecht ze niet. Integendeel. Op
het moment dat ze aan haar grote op
dracht begint geeft ze alles wat ze in huis
heeft weg, ook haar plano, waarop ze erg is
gesteld, want muzikaal is ze ook.
Haar aanhang groeit, ook onder de Neder
landse adel. Het is generaal Koot. de ouc -
bevelhebber van de Binnenlandse Strijd
krachten. die in het voorjaar van 1948
prins Bernhard over Juffrouw Hofmans
vertelt. De prins, op zijn beurt, praat er
met Juliana over. Geïnteresseerd als zij is
in occulte zaken duurt het niet lang of bij
wederzijdse vrienden in Baarn wordt een
ontmoeting gearrangeerd. Greet Hofmans
krijgt ook voor Christina een boodschap
door en wel deze dat het prinsesje als ze
tien Jaar is „ziende zal worden".
Hoe dat precies moet worden vertaald
laat ze in het midden. Het kan letterlijk
zijn bedoeld, maar net zo goed figuurlijk.
Juliana gelooft heilig in hetgeen Greet
Hofmans vertelt. Het zint professor Weve,
die Christina behandelt, helemaal niet,
maar hij durft zich niet tegen de inmid
dels koningin geworden Juliana te verzet
ten. Greet Hofmans wordt kind aan huis
op Soestdijk. Vaak blijft ze er zelfs loge
ren. De opdragingen van Christina halen
niets aanwijsbaars uit, maar het klikt hoe
dan ook tussen de koningin en de vrouw
die nauwelijks een lagere schoolopleiding
heeft, doch in haar manleren een dame is,
al heeft ze lak aan rangen en standen.
Vooral dat laatste vindt Juliana, voor wie
het aan het hof niet eenvoudig genoeg kan
toegaan, prachtig. Het is in die tijd, dat de
zeer religieuze Juliana met het plan rond
loopt ergens een plekje te creëren waar de
vredesgedachte intens kan worden be
leefd, een soort paradijsje op aarde, met
de gang van zaken in de eerste Christenge
meente als grote voorbeeld. Greet Hof
mans moedigt die voornemens aan. In
1951 wordt besloten in het kasteeltje Het
Oude Loo in de bossen bij Apeldoorn
regelmatig bijeenkomsten te gaan houden
„onafhankelijk van elke kerkelijke of poli
tieke richting en van welke geestelijke of
wereldlijke instelling dan ook". Motto van
de bijeenkomsten, die drie dagen dufen en
op vrijdagochtend beginnen is „God
grondlegger der wereld en daarom onover
winlijk".
Prominenten uit binnen- en buitenland
zoals Martin Buber, rabbijn Soetendorp
en de latere minister Udlnk, om slechts
een paar namen te noemen, houden er
korte inleidingen. Daar er voor elke bij
eenkomst zo'n 180 mensen uitgenodigd
worden, zijn er gesprekspartners genoeg.
Een select groepje is het beslist niet In
Apeldoorn.
Omdat er in principe elke keer nieuwe
mensen worden gevraagd, loopt het aan
tal bezoekers aan die Oude Loo-conferen-
ties in de loop der Jaren op tot enige
duizenden. Het zijn vogels van allerlei
pluimage. Mensen met klinkende namen
als Philips-dlrecteur Frits Philips. Krlsh-
namurti en de Amerikaanse presidentswe
duwe Eleanor Roosevelt zitten er naast
hervormde en gereformeerde predikan
ten, artsen en hulsmoeders. Mevrouw
Roosevelt is overigens niet zo geestdriftig
over haar belevenissen in Apeldoorn. Zij
vindt dat er in die wat schemerige ruimten
van Het Oude Loo een eng sfeertje heerst.
Greet Hofmans is er altijd voelbaar aan
wezig. Koningin Juliana en prinses Wilhel-
mina zitten eveneens temidden van de
conferentiegangers.
De onderwerpen die op Het Oude Loo
worden behandeld gaan altijd over religi
euze zaken, zoals de eenwording met God;
de betekenis van het geloof in het dage
lijks leven; de relatie van de mens ten
opzichte van God en de verhouding tus
sen de diverse godsdiensten. Het is alle
maal goed bedoeld, alleen verliest men de
realiteit wel eens uit het oog. Een voor
beeld daarvan is wat de heer J. W. Kalser,
die zijn baan als directiesecretaris bij de
Maatschappij Nederland heeft opgegeven
om Greet Hofmans terzijde te staan, op
27 mei 1956 op Het Oude Loo zegt: „Alle
plotselinge bekeringen, waarin mensen
ineens veranderen in het tegendeel van
wat zij waren, zijn geen ware ontwakingen
uit een waandroom. maar slechts om
zwaaiingen, omtulmelingen van de ene
droom in een andere".
Op zich zijn die bijeenkomsten echter
onschuldig. Wat wel te denken geeft is dat
koningin Juliana zich steeds meer gaat
omringen met figuren die trouwe aanhan
gers zijn van Greet Hofmans en mensen
die niet met haar nieuwe vrienden kunnen
opschieten laat vallen. Zo wordt baron
Van Heeckeren van Molecaten haar secre
taris en zijn moeder haar grootmeesteres.
Ook Rita Penning, de verzorgster van de
prinsessen, is een Hofmans supportster.
Zo niet prins Bernhard. Hij betreurt al
heel gauw dat hij „juffrouw Hofmans"
heeft geïntroduceerd en ziet haar liever
vandaag dan morgen voor goed vertrek
ken. Stof genoeg dus voor allerlei conflic
ten. Die blijven dan ook niet uit.
door Rob Foppema
Jn het algemeen weten we wel hoe laat het is als iemand iets ongerijmds beweert en
Wat schril roept: „Ik heb gelijk en de hele rest van de wereld zit fout." Een al dan
niet ongevaarlijke vorm van gekte. Wij hebben een tamelijk samenhangend beeld
van de werkelijkheid om ons heen, en we laten dat niet door de eerste de beste
overhoop halen. En dan roept er een keer iemand iets ongerijmds dat gewoon
keihard waar lijkt te zijn. Het verhaal van een onverwerkte kater.
/r Sta
Volgens Dorothy Settle en
Glair Patterson zijn er in
Amerika welgeteld drie la
boratoria die het loodge-
halte in zeewater, tonijn en
andere biologische mon
sters kunnen bepalen. Wat
de rest aan cijfers produ
ceert is onzin. Gevaarlijke
■onzin. Tot die drie behoort
iuiteraard hun eigen labo-
Tatorium op het California
institute of Technology
(Caltech). Tot die rest be
hoort onder andere Ameri-
National Bureau of
Standards, dat een wereld
reputatie te verliezen
ibeeft. Tot die rest behoort
ook de Nationale Dienst
Zeevisserij, die loodgehal-
ten meet in opdracht van
de gezondheidsautori
teiten.
In verse tonijn zonder
graat en vel, aldus Settle
en Patterson, zit per gram
0,3 nanogram lood. (Een
nanogram is een miljard
ste gram, een miljoenste
milligram dus afkorten:
i ng.) Maar als de Dienst
Zeevisserij een verse to
nijn pakt en daar een mon
ster uit snijdt, verontreini
gen ze dat en passant met
lood uit de omgeving. Een
nanogram is ontzettend
weinig en een ongeluk zit
in een klein hoekje. Tegen
de tijd dat het monster in
een potje zit, is het loodge-
halte met een factor twin
tig opgelopen: er zit niet
meer 0,3 ng/g in, maar iets
in de buurt van 6 ng/g.
Maar het kan nog erger.
Voordat het loodgehalte
kan worden gemeten, moet
het monster mechanisch
en met chemicaliën be
werkt worden. Ook dat
zijn geen brandschone
operaties. Tegen de tijd dat
de dienst klaar is, blijkt het
loodgehalte nog een keer
een factor vijftig op te lo
pen: men rapporteert 400
ng/g. Dat zit er dus een
slordige factor duizend
naast.
Dit wanhopig vertekende
beeld heeft bovendien een
indirecte maar diepgaande
betekenis voor de volksge
zondheid. Het „natuurlij
ke" lot van een gevangen
tonijn in onze samenle
ving, is te worden inge
blikt. In het algemeen zijn
de naden van dat blikje
met loodsoldeer dichtge
maakt. Daaruit lost gelei
delijk lood op, en aange
zien dat in principe niet
gezond is, zijn de autoritei
ten eigenlijk vooral geïnte
resseerd in het loodgehalte
van tonijn-in-blik. Ver
schillende degelijke rap
porten geven daarvoor ge
middelde waarden aan zo
tussen 500 en 700 ng/g.
En dan gaat die verteke
ning,werken. Met de getal
len van de Dienst Zeevisse
rij in het achterhoofd,
denk je dan: „inderdaad
wat meer dan de 400 ng/g
die er van nature al in to
nijn zit, maar niet zo gek
veel meer". De onderzoe
kers van Caltech daarente
gen, vestigen er de aan
dacht op. dat tonijn-in-blik
dus 'tweeduizend maal zo
veel lood bevat als het ver
se produkt. En die 0,3 ng/g
in verse tonijn kan nog niet
eens worden beschouwd
als het natuurlijke gehalte.
Voordat wij begonnen,
lood op grote schaal de we
reld in te dampen, moeten
de tonijnen rondgezwom
men hebben met 0,03 ng/g
in hun spierweefsel. Twin
tigduizend keer zoveel lood
in ons blikvoedsel dus als
he» echte natuurlijke ni
veau. Misschien toch een
tikje zorgwekkend.
Dat is de ongerijmde bood
schap van Dorothy Settle
en Clair Patterson. Ze zijn
al een jaar of zes aan de
weg aan het timmeren,
maar het verhaal valt zo
ver buiten het gevestigde
wereldbeeld van deze en
gene, dat ze letterlijk geen
gehoor krijgen. Niet bij het
federale Bureau Voedings-
en Geneesmiddelen, maar
evenmin bij de actiegroep
gezondheid van consumen
tenadvocaat Ralph Nader.
„Zij kunnen deze kennis
niet plaatsen binnen hun
huidige doelstellingen en
verplichtingen", conclude-"
ren Settle en Patterson.
Wie is er nu gek? Zij of de
rest van de wereld? In een
uitgebreid artikel in een
degelijk tijdschrift hebben
ze de zaak nu in een breder
verband geplaatst. Ze dra
gen als het ware een alter
natief wereldbeeld aan, om
de schok wat verteerbaar-
der te maken. Maar laten
we eerst de hoofdvraag be
zien. Is het denkbaar, of
zelfs waarschijnlijk, dat de
loodbepalingen van Cal
tech deugen en de loodbe
palingen van de „rest van
de wereld" niet?
Denkbaar, zeker; waar
schijnlijk, jawel. Het me
ten van minieme sporen
metaal is een moeilijk en
grillig specialisme. Twee
gevaren bedreigen de on
derzoeker. Je kunt van het
bijna niets dat je meten
wilt, tijdens de procedure
ongewild de helft of het
merendeel kwijtraken.
Maar er zijn vrij eenvoudi
ge procedures om dat op
tijd in de gaten te krijgen.
Het omgekeerde probleem
is lastiger. Je kunt aan het
bijna niets dat je meten
wilt, tijdens de procedure
ongewild heel wat toevoe
gen. Er zat een spoortje
lood in de chemicaliën die
je gebruikt, er lost een
spoortje lood op uit de
wand van het potje waar je
in werkt. Je daartegen te
wapenen, kan moeilijker
zijn. De onderzoeker die la
gere gehaltes meet, en kan
aantonen dat er onderweg
niets zoekgeraakt is, ver
dient daarom tenminste se
rieuze aandacht, en waar
schijnlijk respect.
Maar hoe komt dan al dat
extra lood terecht in de
metingen van de Dienst
Zeevisserij? Om daar een
idee van te geven, ontwik
kelden Settle en Patterson
hun alternatieve wereld
beeld, samenhangend en
gedetailleerd. Uit natuur
lijke bronnen komt per
jaar in de wereld zo'n dik
ke tweeduizend ton lood in
de lucht Menselijke activi
teiten voegen daar zeker
een honderdvoudige hoe
veelheid aan toe. Alleen al
het alkyllood dat via uit
laatpijpen van auto's wil
lens en wetens de lucht in
gaat, staat voor 280.000 ton
op het lijstje. Merendeels
in de vorm van stofdeeltjes
die dagen tot weken blij
ven zweven. Ons lood zit
overal. Ook aan het mes
waarmee je een tonijn
opensnijdt. Daarom doen
ze dat bij Caltech in een
„ultra-schoon" laboratori
um. En dat bleek dus een
factor twintig te schelen,
bij voorbeeld.
Tot zover is het een aardi
ge academische kwestie,
maar er komt nog iets bij
dat de zaak een vervelen
der kant geeft. De hoeveel
heid lood in eten en drink
water, die wij tot nog toe
normaal en aanvaardbaar
vonden, ligt erg dicht bij de
hoeveelheid die duidelijke
vergiftigingsverschijnse
len veroorzaakt. Daar zit
een factor vijf tussen, on
geveer, en dat is niet veel.
Tot nog toe kon je denken
dat dat een speling der na
tuur was: niet elegant,
maar we leven op dit punt
van nature kennelijk dicht
bij een risicogrens.
Maar als we met Settle
en Patterson moeten
aannemen dat het „norma
le en aanvaardbare" lood
gehalte in ons voedselpak
ket al ruim honderd maal
zo hoog is als het natuurlij
ke gehalte, dan ziet het er
heel anders uit. Dan heb
ben we onszelf al aardig
tegen die risicogrens aan.
gemanipuleerd, en wordt
het tijd voor een beweging
in omgekeerde richting.
Voor chemici, bestuurders
en consumentenadvocaten
die niet graag hun bestaan
de wereldbeeld zien wan
kelen, hebben de Californi-
sche onderzoekers daartoe
een glasheldere bood
schap: „Dit artikel plaatst
hun verantwoordelijkhe
den in een nieuw verband,
en vereist dat zij hun doel
stellingen wijzigen." Ze
hebben ook wel een paar
praktische suggesties.
Waarschijnlijk is de helft
van het lood in het Ameri
kaanse voedselpakket di
rect afkomstig uit de sol-
deernaden van de blikjes
waar het voor eên deel in
zat. Er zijn ook andere
technieken om blikjes
dicht te krijgen.
Merkwaardig is dat Settle
en Patterson in dit stadium
van hun betoog het lood in
autobenzine kennelijk uit
het oog verloren zijn. Maar
ja, je kunt ook niet aan
alles tegelijk denken.
D. M. Settic en C. C Paltrmon.
Lead in albarore: Guide to lead
pollution in Americana, Science,
207. 1IS7-II7S II9*0i