Roep om specialist
in diergeneeskunde
Rund
Een heerlijk of
een heuglijk feest
[SOCIAAL BERECHT!
ZATERDAG 5 APRIL 1980
TROUW/KWARTET
15
i BINNENLAND!
egin<
Er is iets mis in de dierenartsenijWaar de theoretische opleiding aan de diergeneeskundige
faculteit in Utrecht tot de beste ter wereld behoort, is de praktijk de laatste maanden het doelwit
van vinnige kritiek. Dierenartsen beschuldigen elkaar over en weer van broodnijd, gerommel met
tarieven en onkunde aan de operatietafel. Veel van die kritiek is terug te voeren tot de nuchtere
constatering dat een beginnend dierenarts bij lange na niet in staat is om de diergeneeskunde
in zijn volle omvang uit te oefenen.
trijdin
ikeiijk
lur va
mstei
'33.
door Willem Sohrama
Onlangs nog joeg de
Zoetermeerse dieren
arts drs. G. J. A. Schuil
dé kat in de gordijnen
door in het blad „Bees
tenspul" het volgende
voor zijn rekening te ne
men. Een pas afgestu
deerde dierenarts, zo zei
hij, is op het gebied van
de kleine huisdieren
nog geen knip voor z'n
neus waard. Hij weet
nog niets van opereren
en evenzeer ontbreekt
het hem aan voldoende
kennis omtrent medicij
nen en bedrijfsvoering.
Op die manier, zo ver
volgde hij, zijn al heel
wat huisdieren op de
operatietafel gesneu
veld.
Ook heerst er volgens Schuil
een moordende concurrentie
onder dierenartsen. „Opera-
■tles die ze nog nooit hebben
yverricht geven ze niet uit han
den uit angst dat de klant dan
voorgoed bij die andere dok
ter blijft. Er wordt bij het le
ven gesjoemeld met prijzen
voor consulten en behande
ling. Soms worden operaties
rekening gebracht die nooit
j|Jn verricht. Weten de patiën-
é'n veel?". De Koninklijke
Haatschapplj der Diergenees-
kïmde, die hier de helpende
hand zou kunnen bieden, is in
de ogen van Schuil „een fut
loos en machteloos apparaat
waar de dierenartsen in de
praktijk niets aan hebben".
Voorwaar een hele mond vol.
Maar ook hier geldt: waar
rook is. is vuur. De kern van
Schuils kritiek Ls dat de prak
tijkopleiding van dierenart
sen nauwelijks aansluit op de
bestaande behoefte. Met het
toenemen van de welvaart is
de diergeneeskundige zorg in
de naoorlogse jaren sterk uit
gegroeid in de richting van
het kleine huisdier, terwijl de
Utrechtse faculteit nog steeds
in hoofdzaak „veeartsen" afle
vert. Tegenover twaalf weken
praktijk met vee staan slechts
vier weken met kleine huisdie
ren. En de kritiek daarop
wordt door menige vakbroe
der gedeeld.
Smalle basis
De zorg voor het vee mag dan
van oudsher een sterk econo
misch belang in zich dragen,
de aanwezigheid van ruim een
miljoen honden en nagenoeg
eenzelfde aantal katten in Ne
derland om nog maar te
zwijgen over vogels, cavia's,
marmotten, schildpadden en
wat dies meer zij vraagt
intussen minstens evenveel
aandacht en zeer zeker een
andere benadering. Al eerder
heeft zich onder de Utrechtse
studenten een stroming losge
weekt die moeite had met die
volstrekt tegenstrijdige toe
komstige taakopvatting:
enerzijds de economische be
langen dienen van de eiwit-
producerende boer en ander
zijds begrip opbrengen voor
de dame in de stad die haar
zieke hondje niet wil missen.
Dat zijn twee verschillende
gevoelswaarden die elk een ei
gen beroepsmentaliteit
vragen.
De praktijkopleiding voor
kleine huisdieren komt door
gaans neer op twee weken po
likliniek, een week stalverple-
ging en een week operatieka
mer (waarin dan maar afge
wacht moet worden of zich
interessante gevallen aandie
nen). Een smalle basis, die
overigens ook aan de faculteit
niet wordt betwist. Er liggen
nu plannen op tafel om de vier
weken praktijk uit te breiden
tot zes, maar dan nog blijft
het zeer de vraag of een begin
nend dierenarts in staat is om
zich van zijn veel omvattende
taak naar behoren te kwijten.
Een onmogelijke zaak, vindt
drs. K. van Muiswinkel, direc
teur van de Stichting Dieren
kliniek Emmeloord. Van
Muiswinkel zaagt hethout
graag wat dunner dan Schuil,
maar de kern van diens ver
haal onderschrijft hij volledig.
Hij behoort tot de weinigen in
Nederland die de noodzaak
van gespecialiseerde dierge
neeskunde dagelijks in de
praktijk ziet aangetoond. In
de Emmeloordse kliniek wer
ken vijf specialisten die zich
met behulp van zeer kostbare
en geavanceerde apparatuur
bezighouden met chirurgie,
gynaecologie en röntgendiag-
nostiek bij recreatiepaarden
en kleine huisdieren.
In de kliniek van Van Muis
winkel is die schelding al lang
gemaakt, al vraagt dat wel
zijn tol. De stichting sloot vo
rig Jaar de boeken af met een
aanzienlijk nadelig saldo
voornamelijk veroorzaakt
door het feit dat een tweede
lijns diergeneeskundige zorg
op dit niveau nog niet erkend
is. Ook de kliniek in Emme
loord door zijn specialisti
sche opzet uniek in Nederland
moet zich staande houden
in de wirwar van tarieven die
her en der in deze branche
worden berekend.
■Tanhi-w»!
Van Muiswinkel spreekt van
een janboel. „De tariefsop-
bouw deugt niet, en dat is
historisch zo gegroeid. Ze zijn
veelal gebaseerd op medicij
nen, waar dik aan wordt ver
diend. ook al door de malafide
handel in antibiotica. Ze zou
den eigenlijk gebaseerd moe
ten zijn op verrichtingen.
Maar dan kom je op het punt
dat niet wordt ingezien dat
kleine huisdiergeneeskunde
veel arbeidsintensiever is. Een
keizerssnede bij een koe kost
zo'n driehonderd gulden,
maar daar krijg Je tenslotte
een kalf voor terug. Bij een
hond is die ingreep veel moei
lijker. Die zou dus minimaal
hetzelfde moeten kosten,
maar het tarief is lager. Daar
wringt de schoen: voor een
praktiserende veéarts was het
kleine huisdier vroeger altijd
een sigarencent, maar nu is
het een wezenlijk onderdeel
van het vak geworden. Maar
Hond met drievoudige bekkenbreuk in de Dierenkliniek Emmeloord: tweedelijns diergeneeskunde,
maar niet erkend.
intussen is de zaak zo scheef
gegroeid dat voor een entstof,
die inkoop pakweg een tientje
kost, in bepaalde gevallen grif
zestig gulden wordt berekend
terwijl de verrichtingen juist
zwaar onderbetaald zijn".
Verzekering;
Vandaar dat Van Muiswinkel
voorop loopt in de groeiende
schare van collegae, die een
goed functionerende tweede
lijns diergeneeskunde en
daarmee een geheel andere or
ganisatie van het vak nu
maar eens geïnstitutionali
seerd willen zien. Een eerste
vereiste daartoe is een splitr
sing ook in studierichting
tussen nuts- en recreatie-
dieren.
Zijn pleidooi beoogt vervol
gens in wezen een gelijkscha
keling met de menselijke ge
zondheidszorg. Daar vinden
we vanouds de huisarts bezig
in de eerste lijn, met zijn eigen
deskundigheid en routinehan
delingen (lees: de gebruikelij
ke dierenartsenpraktijk). In
de tweede lijn vinden we ver
volgens de specialisten, veelal
werkzaam in regionale en al
gemene ziekenhuizen (lees: er
kende dierenklinieken met er
kende specialisten). Tot nu
toe ls er alleen „Utrecht", dat
weliswaar als een academisch
ziekenhuis fungeert, maar
lang niet voor iedereen. Zeker
voor acute gevallen zijn de
wachttijden er doorgaans veel
te lang, en sinds kort zijn de
normen voor toelating nog
sterker gericht op behoefte
aan onderzoek.
De ongetwijfeld hogere kos
ten, die deze opzet met zich
brengt, zouden moeten wor
den gedekt door een ziekte
kostenverzekering (de plan
nen daartoe zijn al eerder in
deze krant beschreven).
Misleidend
Zo en niet anders stelt
Van Muiswinkel zich de toe
komstige beroepsstructuur
voor, wil die aan de sterk ver
anderde situatie blijven be
antwoorden. Nu dragen die
renklinieken meestal een mis
leidende naam, vindt hij. Ach
ter de soms fraaie gevels
wordt veelal niet geleverd wat
het publiek ervan verwacht.
„Neem alleen maar de rönt-
gendiagnostiek. Met minder
volwaardige apparatuur en
kennis is een volwaardige di
agnose niet mogelijk. Om nog
maar te zwijgen over de geva
ren die het ondeskundig om
gaan met röntgenapparatuur
met zich meebrengt".
De ideeën van Van Muiswin
kel beginnen geleidelijk ter
rein te winnen. BIJ de facul
teit, maar langzaam maar ze
ker ook bij de Koninklijke
Maatschappij der Diergenees
kunde. Van Muiswinkel dicht
dit apparaat laksheid toe en
het komt volgens hem door
gebrek aan durf dat de KNMD
nog steeds geen raad voor de
specialisatie in het leven heeft
geroepen, die te zijner tijd die
tweede lijn moet gaan er
kennen.
„Maar het is natuurlijk ook
een taak van de overheid, die
mogelijkheden moet geven
om de diergeneeskunde in zijn
totale breedte naar een hoger
niveau te tillen. We hebben
klinieken van wereldniveau in
Utrecht, waar ze binnenshuis
hun specialisten al klaar heb
ben. Maar die kunnen hun vak
alleen aan de faculteit zelf be
oefenen. Daarbuiten moeten
ze weer terugvallen op de die
renartsenpraktijk. Vaak een
teleurstelling voor de persoon
in kwestie, om nog maar niet
te spreken van verspilling van
geld en energie die de gemeen
schap aan hem heeft besteed
tijdens zijn specialistische op
leiding".
Rrnnrinijri
En de broodnijd, hoe zit het
daarmee? Van Muiswinkel:
„Dat zal allemaal best wel
meevallen als de artsen in de
eerste lijn maar zeker weten
dat hun patiënt weer uit die
tweede lijn terugkomt. Die en
tingen. castraties en consul
ten. dat verdient best leuk.
Die garanderen een goed in
komen waar iedereen geluk
kig mee is. Die broodnijd zal
verdwijnen als er erkende
tweedelijns Instituten komen
met daarin erkende specialis
ten. Zo werkt het Immers ook
in de menselijke gezondheids
zorg, en daar is dat al lang
geen punt van discussie
meer".
door Huub Elzerman
ling
imes)|jl
.De kastelein keek zijn vrouw boos aan. „Gezakt!"
-riep hij. „Ben je weer gezakt? Je weet toch hoe we er
♦voorstaan. Straks gooit de gemeente het café dicht.
'En wat moeten we dan?" De vrouw hapte woedend
naar adem. „Rund," krijste ze. „Wil jij mij verwijten
dat ik ben gezakt? Hoe haal je het in je hoofd. Ik
ben naar dat examen gegaan, omdat je zelf al twee
keer bent gezakt. Als jij niet zo stom was. dan zou ik
niet."Zij maakte haar zin niet af en stoof de
Jltamer uit. De deursloeg ze met een daverende klap
Sachterzich dicht.
'>pe kastelein bleef wat hulpeloos achter. Hij was nu
echt nijdig. Niet alleen op zijn vrouw, maar ook op
zichzelf. Achteraf begreep hij best dat het niet slim
was om tegen zijn echtgenote een verongelijkt
toontje aan te slaan, omdat ze gezakt van het
examen thuiskwam. In het dorp. waar hij woonde,
exploiteerde de kastelein samen met zijn vrouw een
dat hen een redelijk belegde boterham
feverde. Een probleem was echter dat noch hij,
noch zijn vrouw beschikte over een horeca-dlploma,
het zogeheten diploma „café en aanverwant" en
zonder zo'n diploma krijg je nu eenmaal geen
vergunning om een café te exploiteren. De kastelein
wist dat overigens heel goed. want hij had van het
gemeentebestuur al menige aanschrijving
ontvangen, waarin hem werd gewezen op de
verplichting om de Drankwet na te leven. Of hij er
maar voor wilde zorgen dat hij in het bezit kwam
fan het vereiste diploma.
De kastelein beschikte helaas niet over een
studiehoofd. Hij deed twee keer een poging om het
boreca-diploma te halen en hij was twee keer
gezakt. Omdat het wel duidelijk was dat hij er op
lcorte temijn niet in zou slagen om de benodigde
wets- en warenkennis in zijn hoofd te stampen,
besloot de kastelein een beroep te doen op de
studiezin van zijn vrouw. Het ging er immers om
dat er iemand in de zaak moest komen, die over de
benodigde papieren beschikte en wanneer zijn
vrouw het diploma zou halen dan was hij uit de
problemen. Dat liep dus fout af. Ook voor de vrouw
van de kastelein was het horeca-diplbma te hoog
gegrepen zij zakte. De toestand werd nijpend. De
gemeente stuurde een brief, waarin de kastelein
vfcrd aangezegd dat hij nog één kans zou krijgen.
Indien hij of zijn vrouw opnieuw zou zakken, dan
zou hem definitief geen vergunning worden
verleend. De kastelein besefte dat hij meteen
nieuwe inschrijving voorde horeca-cursus groot
risico liep en in paniek klampte hij zijn kennissen
en bekenden aan. Wie kon hem helpen aan een
Werknemer, die over de vereiste papieren
beschikte?
Hij had geluk. In het dorp woonde een vrouw het
was zowaar een kasteleinsdochter die enige jarer
na haar huwelijk was begonnen aan de cursus voor
i£t diploma „café en aanverwant". Een directe
1 oeling had ze er niet mee. ze wilde van het
üploma gebruik maken wanneer dat van pas
wam.
hpt.
bedi
yW'Pl
„Dat komt uitstekend van pas," sprak de kastelein
enthousiast, toen hij haar had opgespoord. „Ik bied
u een redelijk loon en een arbeidscontract voor
onbepaalde tijd aan." „Akkoord." antwoordde de
kasteleinsdochter, tot zijn opluchting.
Zeven maanden lang tapte de kasteleinsdochter
het ene glaasje bier na het andere. Toen gebeurde ei
iets waarop de kastelein niet meer op had durven
hopen. Zijn vrouw slaagde voor het
horeca-vakdiploma. Hoewel de feestvreugde ietwat
werd getemperd door het besef dat hiermee
definitief was bewezen dat hij intellectueel boven
zijn stand was getrouwd, kwam dit bericht voorde
kastelein net op tijd. Hij had zijn hulp weliswaar
met veel enthousiasme binnengehaald, maar
achteraf was gebleken dat het aantrekken van een
werkkracht voor hele dagen tamelijk duur was. té
duur eigenlijk. En met een zucht van verlichting
knikkerde hij haar pardoes op straat. Het was
ondankbaar, harteloos zelfs, maar de kastelein was
in een benarde financiële situatie geraakt en hij
wilde koste wat kost voorkomen dat zijn zaak te
gronde zou gaan.
De kasteleinsdochter, die uiteraard wist hoe de
zaak er financieel voorstond, kon voor de
hardvochtige houding van haar werkgever dan ook
begrip opbrengen. Ze verzette zich niet tegen het
ontslag. Nu moet daar direct aan worden
toegevoegd, dat ze als pleister op de wonde een
WW-uitkering kreeg Dus zo héél erg was het nu ook
weer niet. Dat veranderde toen na een half jaar de
WW-uitkering. zoals gebruikelijk, werd stopgezet.
Ze was uitgetrokken voor de WW. zoals dat heet. Ze
stapte naar de gemeentelijke sociale dienst.
„Heb ik nu recht op een uitkering krachtens de Wet
Werkloosheidsvoorziening?" vroeg ze. „Dat hangt
er vanaf," antwoordde de ambtenaar. „Een
gehuwde vrouw, die na zes maanden nog werkloos
is, komt niet in aanmerking voor een
WWV-uitkering, tenzij zij kostwinster is. U wordt
dan als kostwinster beschouwd als uw man niet
meer dan één en een kwart maal het minimumloon
verdient en als uw loon 25 procent of meer bedraagt
van zijn inkomen. Ligt zijn inkomen wat hoger dan
moet u minstens de helft verdienen en wanneer uw
man anderhalf keer het minimumloon verdient dan
moet uw inkomens ten minste 75 procent van dat
van hem zijn."
Het duurde even voordat zij dat had verwerkt, maar
toen klaarde haar gezicht op. „Dat is dan geregeld
wij voldoen aan die voorwaarden."
Dat klopte, maar het betekende niet dat zij een
WWV-uitkering kreeg. Wat was er misgegaan? De
ambtenaar vroeg zich af of iemand die pas zeven
maanden heeft gewerkt als kostwinster kan worden
aangeduid en hij sloeg er de voorschriften eens op
na. In die voorschriften werd gesproken over de
kostwinster, die een arbeidsinkomen „pleegt te
verdienen" dat tenminste 25 procent van het
inkomen van de man bedraagt. Wat betekende in
dit verband „pleegt te verdienen" vroeg de
ambtenaar zich af en hij puzzelde verder. Toen hij
de oplossing had gevonden, ging het volgende
briefje de deur uit:
„U kunt niet als kostwinster worden aangemerkt,
omdat u niet voldoet aan het begrip „plegen te
verdienen." Dat begrip houdt in, dat het inkomen,
dat u verdiende in het jaar dat aan uw werkloosheid
vooraf ging wordt vergeleken met het inkomen van
uw man. Een zekere continuïteit in het verrichten
van werkzaamheden is dus nodig. Nu u slechts
zeven maanden hebt gewerkt is van de vereiste
continuïteit (een jaar) geen sprake."
De kasteleinsdochter ging verontwaardigd in
beroep. „Dat is spijkers zoeken op laag water
zoeken." riep ze kwaad. Maar het mocht
niet baten. Noch de Raad van Beroep, noch de
Centrale Raad van Beroep wilde haar gelijk geven.
De centrale raad wilde wel erkennen dat de
continuïteit, die uit het bergrip .plegen te
verdienen' spreekt, ook wel in zeven maanden ls te
bereiken „Maar," zo oordeelde de centrale raad,
„dan moet uit de verdere omstandigheden wèl af te
leiden zijn dat er sprake is van een duurzame
deelneming aan het arbeidsproces." Tot grote
schrik van de kasteleinsdochter concludeerde de
raad vervolgens dat er van die duurzame
deelneming aan het arbeidsproces geen sprake was.
Zij was immers pas gaan werken na grote aandrang
van de kastelein en pas anderhalf jaar na haar
ontslag accepteerde ze weer een part-time baantje.
Zo verloor de kasteleinsdochter op het nippertje
toch nog haar recht op een WWV-uitkering
Woorden künnen muurvast in je
geheugen zitten; Indien ik daar
van al niet overtuigd geweest
was zou ik beslist tot beter in
zicht gekomen zijn nadat ik twee
weken geleden over een oud 'kro
ningslied' schreef. De eerste
twee regels en de wijs kende ik
nog, de rest was voor mij wat
mistig geworden. Voor heel wat
lezers blijkt mijn opmerking het
startsein geweest te zijn voor een
grondig onderzoek van hun ge
heugen, hun boekenkast of hun
oude paperassen. Sommigen die
er niet uit kwamen belden een
familielid of een kennis en dat
alles resulteerde in meer dan
vijftig brieven waarin de tekst
van het lied geheel of gedeelte
lijk (zover de herinnering het
toelietwerd opgenomen.
Het lied bleek eenvoudiger te
achterhalen dan ik meende: heel
wat lezers diepten het op uit
verschillende drukken van de
bekende bundel 'Kun je nog zin
gen, zing dan mee'. Bij nauwkeu
rige lezing van wat ik toegezon
den kreeg bleek me al spoedig
een vreemd verschil: sommigen
schreven in de derde regel van
het eerste couplet: ons
heuglijk Feestanderen hiel
den het bij ons heerlijk
FeestRa ra. hoe kan dat?
Een onderzoek voerde me naar
wat ik de oertekst zou willen
noemen: die in de in 1898 uitge
geven bundel 'Liederen voor het
Kroningsfeest'. In die bundel
werd het door de 'Vereeniging
tot Verbetering van den Volks
zang' bekroonde lied opgenomen
als nummer één. nota bene vóór
het Wilhelmus (dat toen nog veel
minder 'in' was dan nu!). En zie:
die oudste uitgave vermeldt in
de derde regel heerlijk
Feesten die woorden vind Je
ook in de uitgaven van 1903 en
1906 van het bekende 'Neder-
landsche Volksliederenboek' en
in het officiële gedenkboek dat
in 1898 uitkwam Ik heb de in
druk dat het spoedig daarna ver
keerd gegaan is: in verschillende
drukken van 'Kun Je nog zin
gen (ook In speciale Oranje
uitgaven van die bundel) kwam
heuglijk Feestte staan.
Een treffend voorbeeld hoe de
tijd aan een tekst kan
knagen
No. 1. Kroningslied.
Bekroond door de Verccnujing lol Verbetering i'ün Jen Vnlkunng.
Woorüen ran F. J. Haverkamp. Mtuii-k van J. A 8ciioi.tr.
Opgewekt.
s
5 *5 M *2 3 4
3 1*1
15
-N4-
1H
1. Wees be - gruet mot Ju - l»cl - to - non, Weea ge -
2. 'tVast ver-bond la thans go - slo ton, Tus-achen
3. Voor Uw* schop-ter tal van ja - ren. Too-ver-
7 1 4 '3
0 5-511-2 34
Zo begon de enig-juiste tekst in de bundel van 1898.
Zoals gezegd: heel wat lezers zijn
er intens mee bezig geweest. Een
paar citaten uit brieven: 'Ik had
net moeizaam twee coupletten
uit m'n herinnering opgediept
toen ik de volledige tekst vond'
'Toen ik klein was-zong mijn
moeder het vaak Eerst wist
ik maar één couplet, maar van
nacht schoot me ineens ook het
tweede te binnen' 'Als 88-jari-
ge kan ik het nog opdreunen'
'Laat ik nu toch mijn versjes
schrift gevonden hebben van
toen ik elf was. dat is nu 57 jaar
geleden' Toen ik het ging zin
gen kwam het geheel In mijn
herinnering terug' 'Je blijft er
dan toch over doordenken en in
de keuken een potje roerend,
wist ik het tóch opeens' 'Na
het lezen schoot het mij onmid
dellijk te binnen. Ik heb het mijn
moeder, die vier jaar ouder ls
dan koningin Juliana, wel eens
horen zingen.' In veel gevallen
voerde de herinnering terug naar
de schooltijd, naar de grote
Oranjefeesten uit 1923, 1933 en
1938 en dat vooral naar het
zingen vroeger in het ouderlijk
huis.
Lang niet iedereen is enthousi
ast over het lied: iemand noemt
het (terecht, vind ik) 'gezwollen',
een ander meldt dat hij dan wel
niet over Jubeltenen maar wel
over 'gruweltonen' zong. weer
een ander kan zich niet voorstel
len dat kinderen nu zoiets 'Jube
len' en een vierde raadt me aan
het lied maar snel te vergeten. Er
is zelfs iemand die er iets 'fascis
tisch' in vindt, 'met dat Heil en
die gestrekte handen'. Waaraan
ik nog toevoeg dat Wilhelmina
helemaal niet 'op der Nassau's
troon' zat, dat is gewoon onzin!
Tot slot volgt hier de 'oertekst',
zoals die in de bundel van 1898
opgenomen is:
Wees begroet met jubeltonen,/
Wees gezegend, groote dag,/
Komt ons heerlijk Feest nu kro-
nenyOeurend loover, zonnelach!/
Orooten, kleinen. grijsheid.
JeugdyAUen gloeit de borst van
vreugd.'Juichend strekken wij
de handen :/Heil U! ruischt door
Hollands tuin/Heil U! jublen
strand en duin!/Koningin. Ko
ningin der Nederlanden!
't Vast verbond is thans geslo-
ten/Tusschen Volk en Konin-
gin./Laat ons stil het hoofd ont-
blooten. Kind'ren van één huis-
gezln!/Wilhelmina siert de
kroongouden jonkheid stijgt
ten troonyVastgeknoopt zijn
deeélste banden /Heil U! wat be
zwijken zal —/Hell U! onze trouw
staat pal!/Koningin, koningin
der Nederlanden!
Voer uw schepter tal van Jaren./
Tooverstaf. die allen trekt/Rust
gebiedt in 't woén der bareny
Frisscher leven, vreugde wekt!/
Oroen'deolijftak van de vreé,/
Welvaart deel' haar schatten
meé/VriJheid wone aan deze
stranden. Heil U op der Nassau's
troon! Heil U' zeegnc Ood Uw
krooni/Konlngin. Koningin der
Nederlanden'